Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van leden Kathmann en Kuiken over het schietincident bij de ggz-locatie Parnassia
Vragen van de leden Kathmann en Kuiken (beiden PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het schietincident bij de ggz-locatie Parnassia (ingezonden 20 juli 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 3 september 2021). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3693.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Neergeschoten beveiliger Martin (53) van Parnassia
is overleden, dader raakte eerder wapenvergunning kwijt?» Kent u de advertentie van
De Nederlandse ggz over dit geweldsincident?1
,
2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het waar dat eerder de vuurwapenvergunning van de verdachte was ingetrokken? Zo
ja, waarom was de vergunning ingetrokken?
Antwoord 2
Het verlof (de wapenvergunning) van de dader werd in januari 2021 direct ingetrokken
toen hij misbruik maakte van zijn vuurwapen. De politie heeft omwille van de veiligheid
het vuurwapen en de wapenvergunning ingenomen ter bescherming van de veiligheid van
de samenleving en het individu.
Vraag 3
Deelt u de mening dat mensen waarvan de vuurwapenvergunning is ingetrokken extra gemonitord
dienen te worden op het in bezit hebben van een vuurwapen? Zo ja, waarom en gebeurt
dit in de praktijk ook? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
De monitoring van personen wier wapenvergunning is ingetrokken noch de registratie
van het intrekken van een vergunning zijn specifiek in de Wet wapens en munitie geregeld.
Zodra een vergunning is ingetrokken, komt de betrokkene in dezelfde rechtspositie
als elke andere Nederlandse burger. Wel kan bij een aanvraag van een vergunning worden
gekeken of de aanvrager eerder gedwongen zorg heeft ontvangen op grond van de Wet
verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische
en verstandelijk gehandicapte cliënten. Bij een nieuwe aanvraag voor een wapenvergunning,
zullen gegevens over een eerdere titel voor gedwongen zorg mee wegen in de beoordeling
van de aanvraag.
Vraag 4
Kunt u een overzicht geven van het aantal geweldsincidenten tegen ggz-medewerkers
in de afgelopen twee jaar en daarbij aangeven wat de aard van deze incidenten was?
Antwoord 4
Geweld tegen hulpverleners is niet meldingsplichtig en wordt niet op een eenduidige
manier vastgelegd in de politiesystemen. Het is dan ook onmogelijk om op een eenduidige,
betrouwbare manier een overzicht te geven van het aantal geweldsincidenten tegen GGZ-medewerkers.
Wel is het goed om te melden dat de Nederlandse ggz heeft aangegeven na gebeurtenissen
zoals deze met haar leden het gesprek aan te gaan over geweld en veiligheid.
Vraag 5 en 6
Wat gaat u doen om ggz-instellingen te helpen bij het verbeteren van de veiligheid
van hun personeel?
Hoe gaat u in woord en daad reageren op de oproep in de genoemde advertentie om op
te staan tegen geweld in welke vorm dan ook richting hulpverleners in de ggz?
Antwoord 5 en 6
Elke vorm van agressie en geweld tegen hulpverleners is onacceptabel. Zij moeten hun
werk veilig kunnen doen zonder te worden uitgescholden, belaagd of aangevallen. Werkgevers
hebben een verantwoordelijkheid voor een veilige werkomgeving van hun medewerkers
en zij hebben een verantwoordelijkheid in het goed informeren over de mogelijkheden
van de medewerkers om hiermee zo goed mogelijk om te gaan en aangifte te doen.
VWS ondersteunt werkgevers en werknemers in de GGZ en andere werkgevers en werknemers
in zorg en welzijn bij het (verder) ontwikkelen en implementeren van een aanpak van
agressie en ongewenst gedrag. De Minister voor MZS heeft de Kamer eind vorig jaar
over deze aanpak geïnformeerd in de vierde voortgangsrapportage van het actieprogramma
Werken in de zorg.3
De eerste stap was een grootschalig onderzoek om een scherper beeld te krijgen waar
agressie en ongewenst gedrag voorkomen en welke ondersteuningsbehoeften medewerkers
in zorg en welzijn hebben op dit gebied. De resultaten hiervan zijn in april jl. gedeeld
met de Kamer.4 Het is nu aan vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers om met behulp van dit
onderzoek gericht aan de slag te gaan om een branchegerichte aanpak (verder) te ontwikkelen.
Zij hebben de mogelijkheid om hiervoor subsidie aan te vragen.
Het probleem van verbaal of fysiek geweld speelt niet alleen bij GGZ-instellingen,
maar in de hele samenleving en dus hebben ook alle hulpverleners ermee te maken. Hierbij
wil ik wel uitdrukkelijk de boodschap van de Nederlandse GGZ onderschrijven dat een
heel groot deel van de GGZ-cliënten geen geweldpleger is.
Tot slot heb ik op 19 december 2019 de Kamer geïnformeerd over de Handreiking voor
de samenwerking van politie en GGZ.5 Dit betreft een aanvulling op een reeds bestaand convenant en richt zich op de invulling
van de samenwerking politie en GGZ bij geweldsincidenten bij behandelsituaties. In
de handreiking zijn afspraken tussen politie en de GGZ opgenomen over informatiedeling
en de inzet van politie in noodsituaties of bij een vermoeden van een strafbaar feit
in GGZ-instellingen en ambulante behandelsituaties. Het uitgangspunt hierbij is dat
de GGZ een inspanningsverplichting heeft om eerst zelf een acute noodsituatie beheersbaar
te maken. De GGZ-instelling kan een beroep op de politie doen indien zij daar zelf
niet in slaagt. De politie komt dan onmiddellijk.
Samen met de Staatssecretaris VWS zoek ik de samenwerking met de sector, politie,
OM als het gaat om het verhogen van de meldings- en aangiftebereidheid. De boodschap
is en blijft om altijd melding te doen van agressie en geweld tegen zorgverleners.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.