Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Paulusma over zwaargewonde slachtoffers die niet in het juiste ziekenhuis terecht komen
Vragen van het lid Paulusma (D66) aan de Minister voor Medische Zorg over zwaargewonde slachtoffers die niet in het juiste ziekenhuis terecht komen (ingezonden 15 juli 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
3 september 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3675.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel in het AD en het onderzoek dat zij zelf gedaan hebben
met de conclusie «Een op de drie mensen die bij een ongeluk zwaargewond raakt, komt
niet in het juiste ziekenhuis terecht»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de zorgen die in het artikel genoemd worden als het gaat om de selectie die
plaatsvindt waardoor veel zwaargewonde patiënten niet op de juiste plek terecht komen
– te weten een level 3 traumacentrum?
Antwoord 2
Uit de praktijk en literatuuronderzoek is gebleken dat het herstel en de overleving
van patiënten uit de (kleine) groep van multi-traumapatiënten beter is, als deze worden
opgevangen in speciaal hiervoor ingerichte ziekenhuizen. Dit is destijds mede de reden
geweest voor het inrichten van de elf traumacentra in Nederland. Deze centra hebben
de opdracht gekregen op de traumazorg te leveren, coördineren en verbeteren. Het kabinet
vindt het belangrijk dat de traumazorg op de juiste plek wordt verleend.
Vraag 3
Hoe wordt er geborgd dat Juiste Zorg op de Juiste plek ook bij specialistische spoedzorg
van toepassing is?
Antwoord 3
Op tal van fronten wordt gewerkt aan verbetering van de traumazorg. In de (acute)
zorg wordt gewerkt met triage protocollen. Op traumapatiënten is onder andere het
Landelijk Protocol Ambulancezorg van toepassing. Dit protocol vormt een leidraad vormt
voor de beoordeling van de patiënt. Met behulp van dit protocol beoordelen de centralisten
de situatie van patiënten zo goed mogelijk. Helaas is er geen garantie dat de patiënt
direct op de juiste plaats terecht komt. De ernst van het letsel kan vaak pas in een
later stadium worden bepaald. De instabiliteit van de patiënt, de afstand en de rijtijd
naar een traumacentrum of de capaciteit van het traumacentrum of de ambulancedienst
bij grootschalige incidenten kunnen een rol spelen bij de keuze om de patiënt naar
een bepaald ziekenhuis te brengen. Dit is een probleem dat wereldwijd gezien wordt
en niet uniek is voor Nederland. Sinds enkele jaren is er veel onderzoek gedaan om
te achterhalen waar de knelpunten zitten en hoe de zorg verbeterd kan worden.
In tal van onderzoeken wordt gekeken naar de specifieke kenmerken die aanwijzingen
zouden kunnen bevatten voor verborgen ernstig letsel. Er wordt veel gedaan aan scholing,
zo wordt in alle trauma regio’s op zogenaamde keten avonden structureel onderwijs
gegeven aan betrokken zorgverleners over tal van onderwerpen waaronder optimalisering
van de triage.
Daarnaast is er een app in ontwikkeling die het proces van triage ter plaatse van
het ongeval moet ondersteunen. Inmiddels wordt, ondersteund door een ZonMW subsidie,
deze app in een aantal ambulanceregio’s geëvalueerd en worden de resultaten op korte
termijn verwacht.
In het Kwaliteitskader Ambulancezorg is een nog verder te ontwikkelen signaal opgenomen
«multitraumapatiënten naar de juiste zorgplek». Meten, evalueren en verbeteren staat
hierbij centraal. Informatie uitwisseling tussen ketenpartners is hiervoor van belang,
bijvoorbeeld inzicht in actueel beschikbare capaciteit, maar ook terugkoppeling vanuit
het ziekenhuis naar de ambulancedienst. Voor dit laatste biedt de Wet ambulancezorgvoorzieningen
een wettelijke basis. In het kader van het programma «Met spoed beschikbaar» wordt
gewerkt aan de uitwisseling van gegevens binnen de spoedeisende zorg. Ook wordt de
registratie van tijdsgerelateerde aandoeningen (waaronder multi-trauma) verbeterd.
Over deze en andere acties uit het Actieplan Ambulancezorg zult u in het najaar worden
geïnformeerd.
Vraag 4
Is het extra zorgelijk dat met name vrouwen van deze onjuiste selectie schade ondervinden?
Zo ja, wat is daarvoor de verklaring?
Antwoord 4
Het is voor elke patiënt van even groot belang dat zij of hij de juiste zorg op de
juiste plaats krijgt. Ouderen, en met name oudere vrouwen, hebben brozere botten en
bijkomende ziekten, die andere klachten kunnen maskeren. Daarbij geldt dat vrouwen
in de oudere leeftijd categorie oververtegenwoordigd zijn en derhalve ook een grote
groep vormen onder zwaargewonden.
Uit het artikel in Injury2, waar het artikel in het AD mede op gebaseerd is, blijkt dat de ondertriage inwendig
borst- en buikletsel betreft en daarmee ook inderdaad oudere vrouwen.
Vraag 5
Deelt u de oproep van specialisten dat met name bij oudere vrouwen de inschatting
van de ernst van verwondingen beter moet? Zo ja, welke acties gaat u hierop ondernemen?
Antwoord 5
Het kabinet is van mening dat alle ernstig gewonde multi-trauma patiënten zo snel
mogelijk de juiste zorg moeten krijgen. In het antwoord op vraag 3 staat aangegeven
wat er al gebeurt. VWS zal met het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ, dit netwerk
coördineert landelijk de traumazorg), de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ),
Ambulancezorg Nederland (AZN) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) bespreken welke verdere
verbeteringen zij gaan aanbrengen in de zorg voor ernstig verwonde patiënten.
Vraag 6
Bent u bekend met het besluit van wijlen van Minister Els Borst die al in 1999 besloot
dat ernstige ongevalspatienten naar traumacentra zouden moeten in plaats van regionale
ziekenhuizen?
Antwoord 6
Ja, bij dit besluit van 1999 heeft VWS de regionale traumacentra aangewezen om te
voorzien in de trauma opvang van de ernstig gewonde multi-trauma patiënten.
Deze centra hebben daarbij de opdracht gekregen om trauma opvang te organiseren en
te verbeteren.
Vraag 7
Wat vindt u van de opmerking van de voorzitter van het Landelijk Netwerk Acute Zorg
(LNAZ) dat dit nog steeds niet van de grond komt en dat het echt te zot voor woorden
is dat we, 22 jaar na de oprichting van de traumacentra, nog steeds niet in staat
zijn om 90 procent van de patiënten naar een ziekenhuis te brengen waar ze toegerust
zijn op de ernst van hun verwondingen?
Antwoord 7
Het is aan de traumacentra om goede traumazorg te leveren en in de regio afspraken
te maken over zorg aan ongevalspatiënten. Het is ernstig dat de norm van 90% nog niet
wordt gerealiseerd. VWS gaat dan ook met het LNAZ, de NVZ, AZN en ZN daarover in gesprek.
Vraag 8
Wat gaat u doen met deze oproep, ook in het licht dat zes centra de norm van 240 zwaargewonde
patiënten per jaar niet halen?
Antwoord 8
In 2019 voldeden 6 traumacentra aan de norm van minimaal 240 traumapatiënten3. Het beleid is erop gericht om 90% van de zwaargewonde patiënten te behandelen in
een traumacentrum. Als deze 90% wordt gehaald, kan ook de behandelnorm van 240 patiënten
per traumacentrum gehaald worden. VWS zal met LNAZ, NVZ, AZN en ZN bespreken wat zij
gaan doen om deze norm te realiseren, zowel op landelijk niveau als regionaal.
Vraag 9
Welke stappen gaat u zetten naar aanleiding van het voorstel van het Universitair
Medisch Centrum Utrecht (UMCU) en de spoedeisende hulpartsen om de traumazorg in Nederland nog meer te concentreren omdat uit onderzoek
is gebleken dat er dan betere resultaten worden behaald?
Antwoord 9
Besluitvorming over de inrichting van het acute zorglandschap is aan een volgend Kabinet.
Vraag 10
Wat is volgens u het termijn waarop dit kan worden gerealiseerd?
Antwoord 10
Er is op dit moment geen zicht op op welke termijn de norm van 90% kan worden gerealiseerd,
dit wordt besproken met de genoemde partijen.
Vraag 11
Welke acties verwacht u van zorgverzekeraars omdat zij verantwoordelijk zijn om kwalitatief
goede zorg in te kopen voor patiënten?
Antwoord 11
Van de zorgverzekeraars wordt verwacht dat zij bij hun zorginkoop ook de juiste zorg
op de juiste plek voor de zwaargewonde patiënten betrekken. Dit wordt ook met hen
besproken.
Vraag 12
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 12
Ja.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van Haga (Groep
Van Haga), ingezonden 14 juli 2021 (vraagnummer 2021Z13696).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.