Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Romke de Jong en Aartsen over "het rapport van de Nationale Ombudsman over ondernemers die in de knel komen als gevolg van corona"
Vragen van de leden Romke de Jong (D66) en Aartsen (VVD) aan de Ministers voor Economische Zaken en Klimaat en van van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het rapport van de Nationale ombudsman over ondernemers die in de knel komen als gevolg van corona (ingezonden 12 juli 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Wiersma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
2 september 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport van de Nationale ombudsman over ondernemers die in de
knel komen als gevolg van corona?1
Antwoord 1
Ja, daarmee ben ik bekend
Vraag 2
Herkent u de geconstateerde knelpunten van de Nationale ombudsman?
Antwoord 2
Ik ben me ervan bewust dat voor sommige ondernemers rondom de coronasteungelden knelpunten
zijn ontstaan. De Minister van EZK en ik spannen ons in om deze knelpunten te verhelpen.
Vraag 3
Welke acties onderneemt u op de vier knelpunten naar aanleiding van deze bevindingen?
Antwoord 3
Voor de knelpunten die de Nationale ombudsman schetst, is al geruime tijd veel aandacht.
Hieronder schets ik wat er gedaan is om deze knelpunten zoveel mogelijk weg te nemen.
Zelfstandig ondernemers met hoge vaste lasten die door de partnertoets in Tozo II
t/m IV in financiële problemen komen kunnen gebruik maken van de TONK. De TONK is
geïntroduceerd, omdat er dringend behoefte was om huishoudens, waaronder die van zzp’ers,
te ondersteunen die ten gevolge van de coronamaatregelen met een inkomensterugval
te maken hebben en daardoor niet meer aan de noodzakelijke (woon)kosten kunnen voldoen,
waarvoor andere regelingen geen of onvoldoende steun bieden. De TONK voorziet, wanneer
aan de voorwaarden wordt voldaan, in een tegemoetkoming in deze noodzakelijke kosten.
Met het tweede knelpunt kaart de Ombudsman aan dat de TONK-voorwaarden als te streng
zijn ervaren. Gemeenten zijn met de implementatie van de TONK aan de slag gegaan onder
aanzienlijke onzekerheid over het aantal te verwachten aanvragen en de benodigde vergoeding
per aanvrager. Door deze onzekerheid bestonden bij veel gemeenten zorgen over of het
door het kabinet beschikbaar gestelde budget € 130 miljoen wel toereikend zou zijn.
Dat leidde bij gemeenten, die hun TONK-beleid mede moesten baseren op het beschikbare
budget, tot terughoudendheid in toekenning van de TONK.
De zorgen van gemeenten over een mogelijk te laag budget en de daaruit volgende terughoudendheid
in het ruim toekennen van de TONK, alsmede de wens van uw Kamer tot ruimhartigheid,
zijn voor het kabinet aanleiding geweest om het budget voor de TONK te verdubbelen
tot € 260 miljoen. Gemeenten hebben hierdoor meer ruimte gekregen om de TONK ruimhartig
uit te voeren. Daarop hebben veel gemeenten inmiddels hun TONK-regeling verruimd.
Wat betreft het derde knelpunt, het niet kunnen verkrijgen van compensatie door «foute»
SBI-codes, is op verschillende wijzen actie ondernomen. Allereerst is bij de TOGS
de mogelijkheid geboden om toch in aanmerking te komen door middel van een formulier
met een melding «niet aansluitende SBI (NASBI)». Dit formulier was voor ondernemers
wiens SBI-code niet aansloot, maar de activiteitomschrijving in het handelsregister
wel. Het totaal aan meldingen dat gedaan werd lag grofweg op 25.000. Meldingen die
tot coulance leidden zijn vervolgens meegenomen in de TVL1 2020 (Q3) en verder.
In de TVL1 is vervolgens de mogelijkheid geboden aan RVO om, indien een ondernemer
stond ingeschreven met een SBI-hoofdcode of nevencode die geen recht gaf op TVL, maar
de ondernemer aan kon tonen dat een andere activiteit die terug te voeren was op de
bedrijfsomschrijving in het handelsregister, zijn/haar hoofdactiviteit was, laatstgenoemde
activiteit te gebruiken bij de beoordeling van de TVL. Op basis hiervan zijn 2000
mutaties gedaan. Aanpassingen zijn vervolgens meegenomen in de TVL Q4 en verder.
In TVL Q4 gaven alle SBI-codes vervolgens een mogelijkheid tot berekening van de TVL,
met uitzondering van financiële instellingen. De hoofdactiviteit was daarmee in TVLQ4
enkel van belang voor het bepalen van het vastelastenpercentage, niet voor het wel
of niet in aanmerking komen voor TVL.
Vervolgens is, naar aanleiding van een uitspraak van het College van Beroep voor het
bedrijfsleven (CBb), bepaald dat TVL toegekend wordt aan een andere hoofdactiviteit
dan vermeld in het handelsregister, indien ondernemers met bewijsstukken kunnen aantonen
dat een nevenactiviteit feitelijk zijn/haar hoofdactiviteit was, of dat de hoofdactiviteit
al stond verwoord in de bedrijfsomschrijving in het handelsregister, maar nog niet
was gekoppeld aan een SBI-code. Naar aanleiding van de uitspraak zijn alle lopende
en reeds afgehandelde bezwaren tegen het licht van de uitspraak gehouden en beoordeeld.
Hierover is de Tweede Kamer op 22 maart middels een voortgangsrapportage TVL geïnformeerd.2 Nieuwe bezwaren worden direct in lijn van de uitspraak beoordeeld. Ondernemers die,
om uiteenlopende redenen, geen bezwaar hebben ingediend in Q4 2020, konden tussen
24 juni en 5 augustus alsnog om een herziening van hun SBI-code vragen. In totaal
zijn er 560 verzoeken tot herziening ingediend.
Verder is op 10 maart met uw kamer gedeeld dat er twee hardheidsclausules in de TVL
worden opgenomen3, die het mogelijk maken dat een ondernemer in aanmerking komt voor TVL op basis van
zijn werkelijke hoofdactiviteit, dan wel een hogere subsidie krijgt op basis van zijn
werkelijke hoofdactiviteit, ook indien deze afwijken van de beschrijving van de activiteiten
in het handelsregister op 15 maart 2020.
Ook voor het vierde knelpunt, het niet verkrijgen van TVL door weinig of geen omzet
in de referentieperiode, is een oplossing gevonden. Dit door, met ingang van het tweede
kwartaal van 2021, in de TVL een keuze aan te bieden wat betreft de te gebruiken referentieperiode.
Ondernemers die geen of beperkte omzet hadden in de eerste referentieperiode (Q2 2019),
kunnen voor TVL voor het tweede kwartaal van 2021 kiezen voor een tweede referentieperiode
(Q3 2020). Ondernemers die voor 30 juni 2020 met hun onderneming zijn gestart kunnen
hier eveneens gebruik van maken.
Vraag 4 en 5
Komt het beeld dat ontstaat uit de klachten over de Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke
Kosten (TONK) overeen met uw eigen bevindingen? Wanneer wordt de toegezegde brief
over de TONK met de Kamer gedeeld en is dit aanleiding voor u om nogmaals een aantal
gemeenten aan te spreken over de uitvoering van de TONK?
Wordt de TONK naar uw mening op dit moment met voldoende maatwerk en coulance uitgevoerd?
Antwoord 4 en 5
Ik herken de kritiekpunten op de TONK uit het rapport van de Nationale ombudsman.
In de brief4 over TONK die 12 juli aan de Tweede Kamer is gestuurd ben ik ingegaan op deze knelpunten
en de stappen die gezet zijn om een ruimhartige toepassing van TONK te bevorderen.
Zichtbaar is dat veel gemeenten tussentijds hun TONK-regeling hebben verruimd waardoor
meer mensen in aanmerking komen voor TONK en vaak ook een ruimere vergoeding kunnen
ontvangen. De verlenging van de TONK-regeling maakt het mogelijk om de ondersteuning
langer voort te zetten.
In de gesprekken met gemeenten ervaar ik grote betrokkenheid om getroffen inwoners
zo goed mogelijk te ondersteunen. Mijn beeld is dat gemeenten ondanks de onzekerheden
bij de start op een goede wijze invulling geven aan de uitvoering van de TONK en dat
met de verschillende aanpassingen de verschillen tussen gemeenten kleiner zijn geworden.
Vraag 6
Kunt u toezeggen zich in te spannen voor een goed-toegankelijke schuldhulpverlening
voor alle zzp’ers en ondernemers? En kunt u toelichten hoe u zich hier voor gaat inspannen?
En wordt hierbij ook rekening gehouden met de motie-Romke de Jong/Aartsen (Kamerstuk
35 420, nr. 287)?
Antwoord 6
Ik kan dit zeker toezeggen. Het kabinet heeft zich vanuit de Brede Schuldenaanpak
ingezet voor een brede toegankelijkheid van de schuldhulpverlening en blijft dit doen.
In het antwoord op vragen van het lid Kat (D66) ben ik eerder ingegaan op de vele
acties die hierop gericht zijn.5 U kunt hierbij denken aan de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
(Wgs)6 die op 1 januari 2021 is ingegaan. Deze wetswijziging verduidelijkt dat zzp’ers ook
vallen onder de Wgs en niet geweigerd mogen worden om het feit dat ze zelfstandig
ondernemer zijn. Dit betekent dat gemeenten goede ondersteuning moeten kunnen bieden
en daarbij alle beschikbare instrumenten kunnen inzetten. Over mogelijke nieuwe instrumenten
bijvoorbeeld naar aanleiding van de motie-Romke de Jong/Aartsen zullen wij gemeenten
te zijner tijd informeren. Over hoe het kabinet omgaat met de motie-Romke de Jong/Aartsen
is de Tweede Kamer in de Kamerbrief steun- en herstelpakket vanaf het 4e kwartaal
van 20217 op 30 augustus geïnformeerd.
De werkwijzer8 van het programma Schouders Eronder biedt nu al zowel handvatten voor gemeenten die
nog geen schuldhulp aan ondernemers verlenen en willen weten hoe ze dit het beste
kunnen opzetten, als voor gemeenten die hun dienstverlening voor ondernemers met schulden
willen verbeteren. Ook heeft de voormalig Staatssecretaris van SZW9 aan wethouders een brief gestuurd over de wettelijke verplichting om zzp’ers adequate
schuldhulpverlening te bieden en de ondersteuning die gemeenten daarbij krijgen. Zoals
het ook door SZW gesubsidieerde project van VNG Realisatie10 dat gemeenten ondersteunt op het gebied van communicatie, informatievoorziening en
bewustwording in relatie tot het bieden van schuldhulp aan ondernemers. Tot slot wil
ik de nationale communicatiecampagne noemen die speciaal gericht is op ondernemers.
De campagne ging in februari van start en zal ook in het najaar weer zichtbaar zijn.11 Via deze campagne worden (zelfstandig) ondernemers onder andere naar Geldfit Zakelijk
(onderdeel van de Nederlandse Schuldhulp Route) geleid. SZW en EZK subsidiëren Geldfit
Zakelijk om te zorgen dat het bestaand hulpaanbod voor ondernemers goed wordt ontsloten.
Al deze activiteiten richten zich op het eerder vinden van zelfstandig ondernemers
met financiële problemen en zorgen dat zij goede hulp krijgen.
Vraag 7
Kunt u toelichten of en hoe coulance wordt betracht in de terugbetalingsregelingen
van de verschillende steunmaatregelen?
Antwoord 7
Verschillende steunmaatregelen lopen via verschillende instanties. De NOW via het
UWV, de Tozo en de TONK via de eigen gemeente en de TVL via het RVO. Alle instanties
zetten zich op hun eigen manier in om ondernemers tegemoet te komen, die door de coronacrisis
kampen met financiële problemen.
Doordat in de systematiek van de Tozo ondernemers vooraf een inschatting maken van
hun inkomen komt het voor dat een correctie achteraf nodig blijkt. In 2020 zijn ca.
46.000 correcties doorgevoerd door gemeenten. Gemeenten bieden betalingsregelingen
aan als mensen de Tozo-uitkering niet (meteen) kunnen terugbetalen. Voor de Tozo lening
bedrijfskapitaal is de terugbetaaltermijn van de lening verlengd naar vijf jaar en
de startdatum van de terugbetalingen verplaatst naar 1 januari 2022. Gemeenten krijgen
hiermee ruimte om aan te sluiten op de individuele situatie van de ondernemer.
UWV stelt zich bij een terugbetaling van NOW coulant op. De ondernemer kiest in goed
overleg zelf welke terugbetalingstermijn het beste bij zijn omstandigheden past. Voor
werkgevers voor wie de terugbetaling een probleem is, biedt UWV ruime mogelijkheden
tot een betalingsregeling. Werkgevers kunnen zo’n regeling zelf online regelen tot
een periode van 36 maanden. Wie meer tijd nodig heeft of later wil beginnen met terugbetalen,
kan daarvoor telefonisch contact opnemen met UWV.
Bij de TVL blijkt tot dusver dat 21% van de ondernemers een gedeelte van het ontvangen
voorschot, of het geheel, moet terugbetalen. Het merendeel van de ondernemers, 79%
die een definitieve vaststelling van een TVL-subsidie ontvangt, kan juist een nabetaling
tegemoetzien. Een terugbetaling is nodig als het daadwerkelijke omzetverlies van de
ondernemer is meegevallen of zo laag was dat de ondernemer toch niet in aanmerking
bleek te komen voor de TVL-steun. Om te voorkomen dat ondernemers in problemen raken,
hanteert RVO ruimhartige betaaltermijnen en biedt waar nodig maatwerk aan. Bij een
hoog bedrag belt RVO persoonlijk met de ondernemer om de verschillende mogelijkheden
te bespreken. RVO evalueert dit type maatwerk en terugbetaalschema’s regelmatig met
de ondernemer, om wijzigingen in de omstandigheden mee te kunnen nemen.
Vraag 8
Kunt u toezeggen de ombudsman bij te staan in zijn onderzoek wat de gemeenten hebben
gedaan met de aanbeveling uit 2018 om de toegang tot schuldhulpverlening voor zzp’ers
en ondernemers breder en laagdrempeliger te maken?
Antwoord 8
Ik ben altijd bereid om de Nationale ombudsman op zijn verzoek bij te staan in zijn
onderzoek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.