Schriftelijke vragen : Het ontslag van de minister en staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen-Wijbenga en S. van Veldhoven.
Vragen van de leden De Hoop en Arib (beiden PvdA) aan de Minister-President over het ontslag van de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen-Wijbenga en S. van Veldhoven (ingezonden 1 september 2021).
Vraag 1
Kunt u uitleggen waarom beide bewindspersonen op het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat vroegtijdig ontslag hebben genomen als bewindspersoon uit dit demissionaire
kabinet?1 2
Vraag 2
Hoe oordeelt u hierover?
Vraag 3
Wat betekent het voor het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat dat beide bewindspersonen
van het demissionaire kabinet Rutte III ontslag hebben genomen?
Vraag 4
Bent u op de hoogte van het feit dat de werkzaamheden van C. Van Nieuwenhuizen en
S. Van Veldhoven beide vallen onder lobbywerkzaamheden op hun oude departement?
Vraag 5
Klopt het dat de nieuwe werkgever van voormalig S. van Veldhoven het World Resources
Institute jaarlijks vele miljoenen ontvangt vanuit verschillende ministeries waaronder
het Ministerie van Infrastructuur & Waterstaat?
Vraag 6
Is het waar dat de voormalig Minister C. van Nieuwenhuizen als lobbyist voor haar
nieuwe werkgever Vereniging Energie-Nederland afhankelijk is van besluitvorming op
verschillende ministeries, waaronder het Ministerie van Infrastructuur & Waterstaat?
Vraag 7
Kent u het voorstel uit de ministerraad Rutte II van toenmalig Minister van Binnenlandse
Zaken, Ronald Plasterk, voor een afkoelperiode van 2 jaar voor bewindspersonen op
hun oude departement?
Vraag 8
Geldt het principe van een afkoelperiode ook voor het huidige demissionaire kabinet?
Vraag 9
Kan de Kamer er vanuit gaan dat alle andere bewindspersonen in het huidige demissionaire
kabinet hun termijn uitdienen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Habtamu de Hoop, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
K. Arib, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.