Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Aukje de Vries en Van den Berg over de uitvoering van de motie jaarverantwoordingsplicht (Kamerstuk 35 830 XVI, nr. 14)
Vragen van de leden Aukje de Vries (VVD) en Van den Berg (CDA) aan de Minister voor Medische Zorg over de uitvoering van de motie jaarverantwoordingsplicht (Kamerstuk 35 830 XVI, nr. 14) (ingezonden 19 juli 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
31 augustus 2021).
Vraag 1, 2 en 3
Kunt u aangeven wanneer het aangekondigde overleg in de brief d.d. 7 juli 2021 met
de Eerstelijnscoalitie zal plaatsvinden?1 Bent u bereid om dit gesprek open in te gaan? Zo nee, waarom niet?
Waarom bent u niet bereid om, indien er goede alternatieve oplossingen uit het overleg
zouden komen om hetzelfde doel te bereiken, alsnog de regeling aan te passen, want
dit was wel de intentie van de motie?2
Aan welke mogelijkheden denkt u, als wordt aangegeven dat wordt bezien of en hoe het
in de uitvoering nog gemakkelijker kan worden gemaakt?
Antwoord 1, 2 en 3
Naar aanleiding van de reacties op de internetconsultatieversie van de concept-Regeling
openbare jaarverantwoording WMG (hierna: de Regeling) is in het voorjaar van 2021
veelvuldig overleg geweest met de Eerstelijnscoalitie en ook met de toezichthouders
IGJ en NZa en met het CBS. Op basis van deze overleggen is er een compromisvoorstel
tot stand gekomen dat met de brief van 7 juni jl. aan u is voorgelegd. Naar aanleiding
van uw motie3 om nog een keer in overleg te gaan met de Eerstelijnscoalitie is in de brief van
7 juli jl.4 toegelicht dat dit compromisvoorstel een minimumvariant van een jaarverantwoording
is, passend bij het doel van de wet en het unaniem aangenomen amendement Ellemeet5. SIRA heeft berekend dat een kleine zorgaanbieder maximaal 2 uur per jaar kwijt is
aan deze minimumvariant. Daarbij is in de brief van 7 juli jl. aangegeven nogmaals
in gesprek te gaan met de Eerstelijnscoalitie om te bezien of en hoe we de uitvoering
van de Regeling verder kunnen vereenvoudigen. Daarbij wordt gedacht aan het faciliteren
van de voorlichting en communicatie over de openbare jaarverantwoording en het inrichten
van een klantvriendelijk elektronisch aanleverportaal.
Gelet op uw verzoek is op 18 augustus jl. nogmaals een gesprek met de Eerstelijnscoalitie
geweest over eventuele alternatieve oplossingen die hetzelfde doel bereiken. De Eerstelijnscoalitie
heeft in dit overleg twee alternatieve oplossingen benoemd. Het eerste alternatief
betreft een uitzondering van alle eerstelijnszorgaanbieders van de jaarverantwoordingsplicht
onder een bepaalde omzetgrens. Het tweede alternatief betreft een inventarisatie onder
alle eerstelijnszorgaanbieders naar de gegevens die zij nu al aanleveren aan derden
en of en hoe met deze gegevens invulling gegeven kan worden aan de openbare jaarverantwoording.
Op 30 augustus jl. heeft de Eerstelijnscoalitie een brief gestuurd met daarin een
uiteenzetting van hun opvattingen en bezwaren bij de regeling.Ook verzocht de Eerstelijnscoalitie
om nogmaals hierover in gesprek te gaan. Ik lees in de brief echter geen nieuwe argumenten.
Zoals ook op 8 juli jl.6 aan de Eerstelijnscoalitie geschreven, is het begrijpelijk dat de openbare jaarverantwoordingsplicht,
voor de sectoren van zorgaanbieders waarvoor deze verplichting nieuw is, weerstand
oproept. Het is een extra verplichting en geeft regeldruk, terwijl zorgaanbieders
hun tijd zoveel mogelijk willen besteden aan het verlenen van goede zorg. Echter voor
het verlenen van goede zorg is het ook van belang om de bedrijfsvoering goed op orde
te hebben. Gezien de grote hoeveelheid van zorgaanbieders en tegen de achtergrond
van het beperken van de toezichtslast voor aanbieders is het onwenselijk en ondoenlijk
dat externe toezichthouders iedere aanbieder afzonderlijk controleren. Anderzijds
geeft het uitsluitend afgaan op signalen voor het toezicht onvoldoende basis. De jaarlijkse
openbare jaarverantwoording geeft een basisset voor het risicogericht toezicht. Daarbij
hebben ook andere betrokkenen belang bij deze basisset, zoals zorginkopers, interne
toezichthouders, cliëntenraden, onderzoekers, journalisten, etc. Hierbij geldt het
adagium van «eenmalige aanlevering, meervoudig gebruik».
Het eerste alternatief van een uitzondering van alle eerstelijnszorgaanbieders van
de jaarverantwoordingsplicht onder een bepaalde omzetgrens past m.i. niet bij het
doel van de wet, namelijk een maatschappelijke verantwoording door in beginsel alle
zorgaanbieders. Het past ook niet bij het unaniem aangenomen amendement Ellemeet c.s.
dat juist een toereikende financiële verantwoording door kleine zorgaanbieders beoogt.
Het tweede alternatief (het inventariseren onder alle eerstelijnszorgaanbieders van
de gegevens die zij nu al aanleveren aan derden en of en hoe hiermee invulling gegeven
kan worden aan de openbare jaarverantwoording) past ook niet bij het doel van de wet.
De informatie die eerstelijnszorgaanbieders aan derden leveren is geen openbare informatie.
Bovendien verschilt die informatiestroom aan derden. Naast een verscheidenheid aan
eerstelijnszorgaanbieders en een verscheidenheid aan derden, is er ook sprake van
ongecontracteerde zorg. De openbare jaarverantwoording is juist bedoeld opdat allerlei
partijen, ook zorgverzekeraars, hiervan gebruik kunnen maken. Bij de jaarverantwoording
geldt het adagium van «eenmalige aanlevering, meervoudig gebruik». Wel steun ik de
oproep om dubbele uitvragen te voorkomen. Zoals ook in de brief van 7 juli jl. is
aangegeven, is de NZa gevraagd met verzekeraars het gesprek aan te gaan om te bezien
hoe gegevens uit de jaarverantwoording benut kunnen worden voor hun informatiebehoefte
en niet alsnog uitgevraagd hoeven te worden in de contractering.
De door de Eerstelijnscoalitie genoemde alternatieven zijn ook voorgelegd aan de toezichthouders
IGJ, NZa en aan het CBS. De toezichthouders en CBS delen de opvatting dat deze twee
alternatieven geen alternatieven zijn die overeenstemmen met het doel van de wettelijke
openbaarmakingsplicht. Met het eerder aan u voorgelegde compromisvoorstel is echt
gekomen tot een minimale regeldruk passend bij het doel van de wet. De Minister voor
Medische Zaken en Sport zal de Regeling hierom uiterlijk op 21 september voor publicatie
in de Staatscourant aanbieden. Dit is noodzakelijk om tijdig duidelijkheid te bieden
aan alle zorgaanbieders over «wat» wordt verwacht bij de openbare jaarverantwoording
over het verslagjaar 2022 en voor zorgaanbieders om zich in te stellen op de nieuwe
Regeling.
Vraag 4
Kunnen de Kamer en de Eerstelijnscoalitie de beschikking krijgen over het rapport
van SIRA met de doorrekening, aangezien u aangeeft dat u de aangepaste regeling opnieuw
heeft laten doorrekenen door SIRA? Zo nee waarom niet? Waarop zijn de gepresenteerde
cijfers gebaseerd?
Antwoord 4
Bij het antwoord op deze Kamervragen is het rapport met de doorrekening van de aangepaste
Regeling toegevoegd.
De gepresenteerde cijfers zijn gebaseerd op de cijfers in het vorige rapport7 en de voorschriften voor het berekenen van de regeldruk uit het rijksbrede «Handboek
Meting Regeldrukkosten». De Eerstelijnscoalitie ontvangt het rapport ook.
Vraag 5
U geeft in uw brief aan dat voor kleine zorgaanbieders er een regeldrukvermindering
is van 90% ten opzichte van de eerdere regeldrukberekening bij de internetconsultatieversie
van de ontwerpRegeling, bent u het ermee eens dat dit relatief is en dat dit dus nog
niets zegt over de proportionaliteit? Zo nee, waarom niet? Waar is de uitspraak met
betrekking tot 90% regeldrukvermindering op gebaseerd en kan een onderbouwing gegeven
worden van de 90%?
Antwoord 5
Uit de herberekening van de regeldruk door SIRA Consulting bv blijkt dat de structurele
regeldruk van de openbare jaarverantwoording voor kleine zorgaanbieders 91% lager
uitvalt ten opzichte van de initiële regeldruk van de versie uit de internetconsultatieversie.
In tijdsbesteding kost de openbare jaarverantwoording kleine zorgaanbieders in totaal
minder dan twee uur per jaar. Deze tijdsbesteding ziet de Minister van Medische Zorg
en Sport als proportioneel voor een maatschappelijke verantwoording. Voor nadere informatie
over de herberekening verwijs ik u naar bijgevoegd SIRA rapport8.
Vraag 6 en 7
In de motie werd gevraagd om het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) nogmaals te
laten kijken naar specifiek de proportionaliteit van de regeling, waarom wordt hieraan
niet tegemoet gekomen?9
Constaterende dat het ATR eerder van oordeel was dat nut en noodzaak van de verschillende
controle- en verantwoordingseisen onvoldoende zijn aangetoond, kunt u dit alsnog per
ommegaande per controle- en verantwoordingseis doen, voor publicatie van de desbetreffende
regeling? Zo nee, waarom niet? Kunnen de Kamer en de Eerstelijnscoalitie de aanvullende
zienswijze van de ATR d.d. 1 juli 2021 ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6 en 7
Bij het advies van 6 augustus 2020 over een eerder concept van de Regeling heeft het
ATR geadviseerd om ten aanzien van de vragen over de bedrijfsvoering (de «vragenlijst»)
te verduidelijken wat het nut en de noodzaak zijn van de gevraagde informatie. Daarbij
heeft het ATR geadviseerd voor het onderdeel bedrijfsvoering te starten met een beperkte
basisset. Ook adviseerde het ATR tot invoering van een digitale beslisboom.
Na dit advies is de concept-Regeling aangepast waarbij onder meer de uitvraag over
de bedrijfsvoering is beperkt tot een basisset en per vraag wordt uitgelegd om welke
reden de vraag wordt gesteld. Ten opzichte van de regeling zoals die bij de internetconsultatie
is voorgelegd is de vragenlijst vrijwel gehalveerd. Het aantal vragen dat een zorgaanbieder
maximaal moet beantwoorden is teruggebracht van 119 naar 65 vragen. Ook is besloten
tot een digitale beslisboom. De wijzigingen die zijn aangebracht na het overleg dit
voorjaar met de Eerstelijnscoalitie leidden tot een aanmerkelijke daling van de regeldruk.
Daarom heeft het ATR op 1 juli een zienswijze als aanvulling op het eerdere advies
gegeven. Een afschrift daarvan is bijgevoegd10.
In de aanvullende zienswijze constateert het ATR dat de Minister naar aanleiding van
het eerdere ATR-advies nut en noodzaak van de jaarlijks te verantwoorden gegevens
nader heeft onderzocht, hetgeen ertoe heeft geleid dat gegevens waarvan niet aantoonbaar
was waarom ze zouden moeten worden uitgevraagd, zijn geschrapt.
Ook stelt het ATR vast dat door het integreren van een digitale beslisboom in het
verantwoordingsmodel van DigiMV voor zorgaanbieders een minder belastende uitvoering
mogelijk is.
ATR geeft aan niet te verwachten dat individuele burgers op basis van de jaarverantwoording
in staat zullen zijn om zorgaanbieders aan te spreken op hun rechtmatigheid, professionaliteit
en integriteit. Anders dan ATR stelt, richt de doelstelling van de openbare jaarverantwoording
zich niet specifiek op individuele burgers. De openbare jaarverantwoording betreft
een maatschappelijke verantwoording over de besteding van collectieve middelen. Onder
andere zorginkopers, interne toezichthouders, cliëntenraden, onderzoekers en journalisten
hebben een belang bij deze jaarverantwoording.
Verder constateert ATR dat er een aanvulling in de toelichting nodig is, als het gaat
om de omvang van de regeldruk ten opzichte van de regeldruk die er nu al is als gevolg
van de jaarverantwoordingsplicht onder de Wet toelating zorginstellingen (WTZi). Dit
is in de toelichting aangevuld. Samengevat hoeft de categorie van kleine zorgaanbieders
in tegenstelling tot de WTZi jaarlijks geen beoordelingsverklaring meer openbaar te
maken. Daarnaast is voor alle zorgaanbieders nu zoveel mogelijk aangesloten bij de
al bestaande verplichtingen op grond van het Burgerlijk Wetboek en wordt de vragenlijst
tot een minimum beperkt. Daarmee neemt dus de totale regeldruk voor de huidige verantwoordingsplichtigen
af. De regeldruk voor de doelgroep van zorgaanbieders waarvoor de jaarverantwoording
nieuw is neemt toe. Dit vloeit echter voort uit het feit dat zij onder de wettelijke
openbaarmakingsplicht komen te vallen en niet uit de inhoud van de Regeling.
ATR stelt in de aanvullende zienswijze geen andere vragen over het nut en noodzaak
van de concept-regeling. Wel uit het ATR in de aanvullende visie twijfel over de nut
en noodzaak van de stapeling van de verschillende controle- en verantwoordingsverplichtingen
in het kader van de Wtza en de AWtza. Deze opmerking gaat over de verschillende wettelijke
instrumenten. Het gaat daarbij om de meldplicht, de vergunningplicht, de eisen voor
de bestuursstructuur en de verantwoordingsplicht. Naar aanleiding van deze opmerking
van het ATR wordt opgemerkt dat dit afzonderlijke wettelijke verplichtingen betreft
met ieder een eigen doelstelling en doelgroep. De verschillende verplichtingen zijn
gelet op de doelstellingen complementair aan elkaar en in de Wtza en de AWtza afzonderlijk
geregeld.
Vraag 8
Constaterende dat verantwoording ook voor u belangrijk is, maar dat dit wel proportioneel
moet zijn, kunt u aangeven wat nut en noodzaak zijn van de aanvullende informatie
en de vragenlijst die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vraagt van de zorgaanbieders
voor de uitvoering van de wet? Waar is deze informatie voor nodig?
Antwoord 8
Ten behoeve van het maken van statistieken en doen van onderzoek, kan het CBS op grond
van diens eigen wettelijke bevoegdheden, gebaseerd op de Wet op het Centraal bureau
voor de statistiek, aanvullende niet-openbare informatie bij zorgaanbieders uitvragen.
De niet-openbare vragenlijst maakt geen onderdeel uit van de openbare jaarverantwoording,
bedoeld in de Wmg.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.