Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Segers over het bericht dat het ministerie van Buitenlandse Zaken actief naar argumenten voor het ontkennen van de Armeense genocide zocht
Vragen van het lid Segers (ChristenUnie) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het bericht dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken actief naar argumenten voor het ontkennen van de Armeense genocide zocht (ingezonden 19 juli 2021).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 31 augustus 2021).
Vraag 1
Klopt het dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken contact heeft opgenomen met de
Nederlandse ambassade in Turkije met de vraag naar wetenschappelijke argumenten die
de Armeense genocide tegenspreken?1
Antwoord 1
Vanuit het kerndepartement in Den Haag is op 7 februari 2018 contact geweest met de
Nederlandse ambassade in Ankara over mogelijke wetenschappelijke publicaties die zouden
concluderen dat de grootschalige moordpartij van 1915 niet voldoet aan de juridische
term «genocide». Dit betrof een verzoek om informatie en vond plaats in het kader
van de reguliere werkprocessen binnen het ministerie.
Vraag 2
Heeft het Ministerie niet zelf kunnen nagaan dat er wetenschappelijke consensus bestaat
over het feit dat de massamoord op Armeniërs, ruim honderd jaar geleden, aangemerkt
dient te worden als een genocide?
Antwoord 2
Het postennet is een integraal onderdeel van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het is goed gebruik dat medewerkers in Den Haag zich laten informeren door de ambassades.
Deze nauwe samenwerking is een voorwaarde voor goed geïnformeerd buitenlands beleid.
Vraag 3
Wat is de bedoeling geweest van deze vraag aan de ambassade daar? Had u reden om te
twijfelen aan de reeds beschikbare wetenschappelijke feiten over de Armeense genocide?
Antwoord 3
Eén van de voorwaarden in het regeerakkoord ten aanzien van de erkenning van genocides
betreft «eenduidige wetenschappelijke conclusies». Vanuit dat oogpunt is het vanzelfsprekend
dat het kabinet diverse wetenschappelijke bronnen raadpleegt. Er was reeds goed zicht
op studies die pleiten voor erkenning. Het was van belang om ook kennis te nemen van
wetenschappelijke studies die tot een andere conclusie komen. In voorbereiding op
het debat dat uiteindelijk plaatsvond op 22 februari 2018, is daarom ook informatie
ingewonnen over dergelijke wetenschappelijke publicaties.
Vraag 4
Waarom wordt het commentaar vanuit Turkije op Nederlandse acties zo nauwlettend gevolgd?
Waarom hecht Nederland zoveel waarde aan de opvattingen van Turkije?
Antwoord 4
Het kabinet is bekend met de gevoeligheden en de verschillende standpunten in zowel
Turkije als Armenië over deze gebeurtenissen. Het is in algemene zin gebruikelijk
om goed op de hoogte te zijn van de standpunten van andere landen ten aanzien van
diverse dossiers. Nederland komt daarbij uiteraard eigenstandig tot een inhoudelijke
positiebepaling.
Vraag 5
Waarom stelt het kabinet drie voorwaarden aan de erkenning van genocide waaraan in
het geval van de Armeense genocide nooit voldaan kan worden?
Antwoord 5
Deze drie voorwaarden volgen de afspraken uit het Regeerakkoord van 2017, te weten:
voor het erkennen van genocides zijn uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven,
eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek en vaststellingen door
de Verenigde Naties (VN Veiligheidsraad bijvoorbeeld) leidend.
Begin maart 2017 ontving het kabinet het gezamenlijk advies van de Commissie van advies
inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV) en de Extern Volkenrechtelijk Adviseur
(EVA) over het gebruik door politici van de term «genocide». Het Kabinet had om dit
advies gevraagd ter uitvoering van de motie Voordewind c.s. (Kamerstuk 34 550 V, nr. 32, aangenomen op 29 november 2016. In deze motie werd het kabinet opgeroepen om de
CAVV en de EVA te vragen een gemeenschappelijk rapport voor te bereiden met als doel
duidelijkheid te scheppen rondom de wenselijkheid, mogelijkheden en betekenis van
het gebruik van de term «genocide» door politici, zowel in algemene zin als ten aanzien
van wreedheden begaan door IS.
De CAVV en EVA lieten, in hun advies, historische kwesties nadrukkelijk buiten hun
advisering: zij beperkten zich tot lopende situaties. Volgens de CAVV en EVA zijn
bij historische situaties vooral vragen over genoegdoening en excuses aan de orde,
hetgeen voor het kabinet primair een zaak is tussen de betrokken partijen.
Vraag 6
Bent u het eens met het advies en de inschatting van hoogleraar Ugur Üngör dat Nederland
beter door de zure appel heen kan bijten en dan «hooguit een paar maanden ruzie met
Turkije [krijgt], maar daarna [...] de diplomatieke banden en handelsrelaties gewoon
weer verder [gaan]?»2 Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Het kabinet is in beraad over de uitvoering van de motie Voordewind (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2277).
Vraag 7
Deelt u de mening dat erkenning van de genocide juist kan bijdragen tot een evenwichtiger
en duurzamer toekomstige relatie met Turkije en zal bijdragen aan oprechte verzoening
tussen Turkije en Armenië en tussen Turken en Armeniërs wereldwijd? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Antwoord 7
Zoals hierboven vermeld is het kabinet bekend met de gevoeligheden en verschillende
standpunten in Turkije en Armenië ten aanzien van deze vreselijke gebeurtenissen.
Van belang is de noodzakelijke acceptatie en verwerking van het verleden door beide
landen. Nederland hoopt dan ook dat Turkije en Armenië met elkaar hierover het gesprek
voeren, met het oog op een duurzame verzoening.
Vraag 8
Hoe beoordeelt u de stap van president Biden die namens de Verenigde Staten de Armeense
Genocide nu officieel heeft erkend?
Antwoord 8
Ik heb kennisgenomen van het besluit van de VS. Het Nederlandse kabinet neemt hierover
een eigenstandige beslissing. Zie verder het antwoord op vraag 6.
Vraag 9
Bent u bereid om in Europees verband te overleggen – met bijvoorbeeld een land als
Duitsland – om gezamenlijk met andere EU-lidstaten en in navolging van de Verenigde
Staten te komen tot een officiële erkenning van de Armeense Genocide?
Antwoord 9
Zie het antwoord op vraag 6 en vraag 8. Het Nederlandse kabinet neemt hierover een
eigenstandige beslissing.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.