Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Michon-Derkzen en Peter de Groot over het bericht ‘Verdachte chauffeur dodelijk ongeval Waalhaven reed eerder motoragent en fietsster aan’
Vragen van de leden Michon-Derkzen en Peter de Groot (VVD) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Verdachte chauffeur dodelijk ongeval Waalhaven reed eerder motoragent en fietsster aan» (ingezonden 9 juli 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 27 augustus
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3670.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Verdachte chauffeur dodelijk ongeval Waalhaven reed
eerder motoragent en fietsster aan»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 t/m 11
Klopt het dat de verdachte chauffeur eerder betrokken was bij het aanrijden van een
motoragent in 2015?
Is deze zaak destijds door de officier van justitie aan de strafrechter voorgelegd?
Zo ja, was er sprake van een misdrijf?
Viel het door de verdachte vertoonde rijgedrag onder de in 2020 in de Wegenverkeerswet
beschreven roekeloosheid?
Is de verdachte voor deze aanrijding veroordeeld? Zo ja, wat was de strafmaat? Is
de verdachte een rijontzegging gegeven?
Is er door de rechter beoordeeld of er sprake was van opzet bij het aanrijden van
de motoragent, zoals door het slachtoffer is beweerd?
Klopt het dat de verdachte chauffeur vorig jaar nog een ongeluk veroorzaakte, waarbij
een 79-jarige vrouw om het leven kwam?
Is deze zaak destijds door de officier van justitie aan de strafrechter voorgelegd?
Was hier sprake van een misdrijf?
Is de verdachte voor deze aanrijding veroordeeld? Zo ja, wat was de strafmaat?
Is de verdachte als recidivist aangemerkt, waarbij het in de tweede zaak mee weegt
dat hij al eerder een ernstig ongeluk heeft veroorzaakt?
Was er in een van de drie gevallen sprake van drank- en/of drugsgebruik door de verdachte?
Antwoord 2 t/m 11
Zoals ook in mijn brief van 19 juli jl. aan uw Kamer aangegeven heb ik met ontsteltenis
kennisgenomen van deze gebeurtenis2. Deze gebeurtenis heeft een enorme impact op de nabestaanden en directe collega’s
bij de eenheid Rotterdam maar ook breder binnen de politieorganisatie. Tijdens mijn
bezoek aan de eenheid Rotterdam heb ik met het team van het slachtoffer gesproken
waar veel verdriet is vanwege het verlies van deze dierbare collega. Ik vind het heel
belangrijk dat zij de zorg en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben en indien
nodig wordt hen professionele hulp aangeboden.
Op dit moment loopt het strafrechtelijk onderzoek en kan ik geen nadere mededelingen
doen over deze zaak. Het OM heeft op 22 juli jl. wel laten weten dat een groot onderzoeksteam
op dit moment alle beschikbare camerabeelden en de in beslag genomen goederen onderzoekt
en ooggetuigen hoort. Daarnaast wordt er door forensisch verkeersspecialisten uitgebreid
technisch onderzoek verricht. Het onderzoeksteam heeft sterke aanwijzingen dat de
verdachte met opzet de motoragent heeft aangereden.
Daarnaast heeft het OM laten weten dat verdachte betrokken is geweest bij twee eerdere
ongevallen, in 2015 en 2020. Bij het eerste incident, waarbij ook een politieagent
betrokken was, is verdachte veroordeeld door de rechtbank Rotterdam voor een overtreding
van de Wegenverkeerswet3. Vorig jaar is verdachte betrokken geweest bij een ongeluk waarbij een vrouw overleed.
Uit uitgebreid onderzoek is gebleken dat verdachte geen schuld heeft gehad aan de
dood van de vrouw. De zaak is destijds geseponeerd4.
Vraag 12 en 13
Indien er in het meest recente geval sprake was van het opzettelijk aanrijden van
het slachtoffer, valt dat dan nog onder artikel 6 van de Wegenverkeerswet?
Weegt het bij een eventuele vervolging mee dat de verdachte al tweemaal eerder een
ongeluk heeft veroorzaakt?
Antwoord 12 en 13
Aangezien er sprake is van een lopend strafrechtelijk onderzoek, kan ik over deze
kwestie in het bijzonder geen nadere mededelingen doen.
In het algemeen geldt dat bij een vermoeden van opzettelijk aanrijden, doodslag of
moord ten laste kan worden gelegd. Indien opzet niet bewezen kan worden, zou artikel
6 WVW een mogelijkheid kunnen zijn. In een dergelijk geval is het van belang te bewijzen
of de verdachte schuld heeft aan het veroorzaken van het verkeersongeval. Wat er ten
laste gelegd zou kunnen worden, hangt echter af van de specifieke omstandigheden van
het geval en het is aan het OM om dit te bepalen. Recidive speelt een rol bij de afdoeningsbeslissing
door de officier van justitie.
Vraag 14
Hoe vaak heeft er in de afgelopen tien jaar een ongeval plaatsgevonden, waar een motoragent
bij betrokken was? Is er een bepaalde trend te zien in het aantal ongevallen?
Antwoord 14
Het is niet mogelijk uit de politiesystemen cijfers te genereren van het aantal ongevallen
waarbij een motoragent betrokken is. Overigens zou zo’n getal op zichzelf niet te
interpreteren zijn. Zulke ongevallen moeten worden afgezet tegen de taakstelling,
het aantal voertuigkilometers en in relatie tot de inzet (bijvoorbeeld wel of niet
rijden met optische en geluidssignalen).
Vraag 15
Is de verkeersveiligheid van motoragenten voldoende geborgd?
Antwoord 15
Politiemotorrijders krijgen een specialistische rijopleiding die door de Politieacademie
wordt verzorgd. Deze is intensief, gedegen en optimaal gericht op de verkeersveiligheid
van zowel de politiemotorrijder als het overige wegverkeer. Daarnaast volgt elke motorijder
periodiek een rijvaardigheidstraining van de Politieacademie waarin zijn vaardigheden
worden getoetst en bijgeschaafd. De motorkleding van de politiemotorrijder komt in
nauwe samenspraak met de motorrijders zelf tot stand. Zo wordt voorzien in optimale
persoonlijke bescherming van de motorrijder en zichtbaarheid bij de uitvoering van
zijn taken.
Vraag 16
Wordt de werkwijze van/voor motoragenten regelmatig geëvalueerd? Indien dit niet het
geval is, of de laatste evaluatie al een lange tijd geleden is, is er door dit ongeval
de noodzaak ontstaan dit op korte termijn te doen om zo een verkeersveilige deelname
aan het verkeer te versterken? Zo niet, waarom niet?
Antwoord 16
De werkwijze van motoragenten wordt doorlopend geëvalueerd. Binnen het eigen team
gebeurt dit nagenoeg altijd na gecoördineerde en/of bijzondere inzetten en in het
algemeen binnen de lijnverantwoordelijkheid en de professionele collegiale feedback
binnen het eigen team. Daarnaast vindt periodiek een rijvaardigheidstraining van de
Politieacademie plaats (zie ook het antwoord bij vraag 15). Elk ongeval zal op zichzelf
worden onderzocht en eventuele daaruit voortkomende leerpunten worden waar nodig landelijk
breed gedeeld. In dit specifieke geval wordt onderzoek gedaan door een externe commissie
waarbij ook de voorgeschiedenis wordt meegenomen5. Verder is er binnen het team aandacht voor de mogelijke schadelijke mentale gevolgen
bij andere collega’s.
Helaas hebben motoragenten, ondanks de specialistische opleidingen, evaluaties en
rijvaardigheid ook te maken met externe factoren, zoals onvoorspelbaar of gevaarlijk
rijgedrag van derden en is dan kwetsbaarder dan een agent in de auto. Hoewel politiemotorrijders
ook op dat aspect opgeleid en getraind worden komt het helaas voor dat motoragenten
het slachtoffer worden van gevaarlijk rijgedrag van andere deelnemers op de weg. Zoals
ik in mijn brief6 van 19 juli jl. aan uw Kamer heb gemeld, staat agressie richting agenten en andere
hulpverleners hoog op de agenda in mijn gesprekken met de Korpschef. Tijdens mijn
bezoek met de korpschef aan de eenheid Rotterdam op 14 juli jl. is er uitvoerig gesproken
over de risico’s van het werk en de agressie die agenten daar soms bij tegenkomen.
De korpschef en ik nemen dat zeer serieus en zetten ons in voor een veilig werkklimaat.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.