Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Grinwis en Bikker over de verplichte acceptatie van een coffeeshop door ABN AMRO als klant
Vragen van de leden Grinwis en Bikker (beiden ChristenUnie) aan de Ministers van Financiën en van Justitie en Veiligheid over de verplichte acceptatie van een coffeeshop door ABN AMRO als klant (ingezonden 2 juli 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens Minister van
Financiën (ontvangen 26 augustus 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2020–2021, nr. 3492.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van rechtbank Amsterdam d.d. 26 april inzake
de verplichte acceptatie van een coffeeshop door ABN AMRO als klant?1
Antwoord 1
Ja, daar hebben we kennis van genomen.
Vraag 2
Hoe kijkt u aan tegen de stelling dat een coffeeshop – nu deze als koper van wiet
in contanten – waarschijnlijk onder de werking van artikel 1 a lid 4 sub d onder i
van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) valt,
waarvan de definitie luidt: «natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen
die beroeps of bedrijfsmatig handelen als koper of verkoper van goederen, voor zover
betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van € 10.000,–
of meer, ongeacht of de transactie plaatsvindt in een handeling of door middel van
meer handelingen waartussen een verband bestaat»?
Antwoord 2
De Wwft is onder meer van toepassing op transacties boven € 10.000,– of meer die contant
worden betaald aan beroeps- of bedrijfsmatig handelaren van goederen. Een coffeeshop
valt, indien aan de grens van € 10.000,– euro wordt voldaan, onder de reikwijdte van
de Wwft. In dat geval moet cliëntenonderzoek worden verricht en geldt de verplichting
ongebruikelijke transacties te melden bij de FIU-Nederland. Hierbij merken wij evenwel
op dat er een intrinsieke spanning bestaat tussen enerzijds de verplichtingen die
voorvloeien uit de Wwft en anderzijds de uitgangspunten van het gedoogbeleid voor
coffeeshops, zoals neergelegd in de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie
(OM).2 Zoals algemeen bekend brengt dit gedoogbeleid met zich dat de inkoop van softdrugs
door een coffeeshop vaak niet transparant is. Het enkele gegeven van niet-transparantie
geeft echter geen aanleiding tot het melden van een ongebruikelijke transactie bij
de FIU-Nederland door een coffeeshop.
Vraag 3
Indien u van mening bent dat een coffeeshop als zodanig kan worden gekwalificeerd,
kunt u dan ook aangeven hoeveel Financial Intelligence Unit-meldingen er de afgelopen
jaren door coffeeshops zijn gedaan en op welke wijze deze hun Wwft-verplichtingen
invullen?
Antwoord 3
Uit de openbare jaaroverzichten van de FIU-Nederland3 blijkt dat door de meldersgroep overige handelaren in 2018 167, in 2019 356 en in
2020 477 ongebruikelijke transacties zijn gemeld. Verdere navraag bij de FIU-Nederland
leverde op dat geen meldingen daarvan afkomstig zijn van coffeeshops.
Vraag 4
Kunt u ook aangeven hoeveel vervolgingen er door het OM in gang zijn gezet, omdat
er twijfel was over de nakoming van Wwft-verplichtingen door coffeeshops en hun leidinggevend
personeel?
Antwoord 4
Het OM heeft laten weten dat in de OM-systemen niet wordt geregistreerd welke werkzaamheden
door een natuurlijk persoon of een rechtspersoon worden uitgevoerd, dus ook niet of
sprake is van een coffeeshop of leidinggevend personeel van een coffeeshop. Er zijn
dan ook geen cijfers bekend over eventuele vervolgingen van coffeeshops of leidinggevend
personeel wegens het niet-nakomen van verplichtingen op grond van de Wwft.
Vraag 5
Indien uit uw antwoord is af te leiden dat dit een blinde vlek is in de toepassing
van de wet, kunt u dan uitleggen waarom er wel gehandhaafd en vervolgd wordt bij andere
Wwft-instellingen terwijl coffeeshops in het kader van hun verplichtingen in het kader
van de Wwft vrij spel hebben?
Antwoord 5
Zoals is aangegeven in het antwoord op vraag 2, is het verschil met andere beroeps-
en bedrijfsmatig handelaren in goederen te verklaren vanuit het gegeven dat er een
intrinsieke spanning bestaat tussen enerzijds de verplichtingen die voorvloeien uit
de Wwft en anderzijds de uitgangspunten van het gedoogbeleid voor coffeeshops.
Het Bureau Toezicht Wwft van de Belastingdienst houdt toezicht op de naleving van
de Wwft door onder andere beroeps- of bedrijfsmatig handelaren van goederen. Het Wwft-toezicht
op coffeeshops wordt in lijn met het gedoogbeleid uitgeoefend. Dit betekent dat de
coffeeshophouder ten aanzien van diens inkoop van softdrugs niet aan een Wwft-controle
wordt onderworpen. Hierbij zij opgemerkt dat in de geest van het arrest van de Hoge
Raad uit 2002 van een exploitant van het gedoogbeleid in redelijkheid niet kan worden
verwacht dat hij ter zake van de inkoop van softdrugs over facturen van de leverancier
beschikt.4 Dit brengt met zich mee dat een dergelijke Wwft-controle niet alleen in zou indruisen
tegen de uitgangspunten van het gedoogbeleid met betrekking tot de verkoop van softdrugs
door coffeeshops, maar gelet hierop ook niet goed mogelijk is.
Gelet op de intrinsieke spanning die het gedoogbeleid kenmerkt, heeft dit kabinet
afgesproken om een kleinschalig experiment uit te voeren om te kijken of en hoe telers
op kwaliteit gecontroleerde hennep of hasjiesj gedecriminaliseerd aan coffeeshops
kunnen leveren. Het experiment moet duidelijk maken of het mogelijk is om coffeeshops
gereguleerd te voorzien van op kwaliteit gecontroleerde hennep in een gesloten coffeeshopketen.
Overigens merken wij op dat het OM strafrechtelijk en een gemeente bestuursrechtelijk
handhavend kan optreden tegen een coffeeshop, indien een coffeeshop zich niet houdt
aan de criteria zoals neergelegd in het gedoogbeleid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.