Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Maatoug over "pensioen voor zelfstandigen"
Vragen van het lid Maatoug (GroenLinks) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over pensioen voor zelfstandigen (ingezonden 9 juli 2021).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 24 augustus
2021).
Vraag 1
Klopt het dat pensioenfondsen die zouden gaan experimenteren met pensioenen voor zelfstandigen
flinke vertraging oplopen of zelfs zijn gestopt?1
Antwoord 1
De wettelijke bepaling die het pensioenuitvoerders mogelijk maakt om te experimenteren
met pensioen voor zelfstandigen in de tweede pijler maakt deel uit van het wetsvoorstel
toekomst pensioenen. In mijn brief over de stand van zaken uitwerking Pensioenakkoord2 heb ik aangegeven dat ik inwerkingtreding van het wetsvoorstel uiterlijk per 1 januari
2023 realistisch acht. De voorziene inwerkingtreding is later dan aanvankelijk met
1 januari 2022 werd verwacht. Zoals ik in mijn brief over de stand van zaken uitwerking
Pensioenakkoord3 heb aangegeven past dit echter bij een gedegen proces van een van de grootste stelselveranderingen
van de afgelopen decennia.
In de beantwoording4 van schriftelijke vragen van uw Kamer naar aanleiding van mijn brief over de stand
van zaken uitwerking Pensioenakkoord5 heb ik aangegeven dat een eerdere inwerkingtredingsdatum dan 1 januari 2023 bij de
experimenteerwetgeving voor pensioenopbouw voor zelfstandigen niet werkbaar is. Onder
meer omdat het hier tijdelijke afwijkende wetgeving betreft van (nieuwe) fiscale wetgeving
per 1 januari 2023. Eerder afwijken dan de inwerkingtredingsdatum is op dit onderdeel
fiscaal niet mogelijk.
De pensioenuitvoerders die willen experimenteren met pensioenen voor zelfstandigen,
kunnen de experimenten uitvoeren vanaf het moment dat het wettelijk kader hiervoor
in werking is getreden. Tegelijkertijd acht ik het van belang dat zo snel mogelijk
aan alle betrokkenen duidelijkheid wordt gegeven over de inhoud van het kader van
de experimentwetgeving. Pensioenuitvoerders zijn op dit moment nog in afwachting van
de definitieve kaders voor de experimenten. Deze worden ook deels in de lagere regelgeving
neergelegd. Door zo snel mogelijk aan alle betrokkenen duidelijkheid te geven over
de inhoud van de kaders kunnen zij reeds voor 1 januari 2023 aan de slag met het inrichten
van een experiment en gelijk in 2023 starten met de uitvoering ervan, want er zullen
pensioenuitvoerders zijn die op basis van de definitieve kaders van de experimenten
pas kunnen bepalen of zij mee willen doen aan de experimenten, en zo ja op welke manier
zij de experimenten vorm willen geven. Met de pensioenuitvoerders die mee willen doen
aan de experimenten ben ik daarom in gesprek.
Vraag 2, 3 en 4
Kunt u inhoudelijk uiteenzetten wat hier de reden voor is? Wat zijn precies de struikelblokken
op fiscaal gebied en op het gebied van privacy? Om welke wetten gaat het? Door middel
van welke amendementen kan dit probleem worden opgelost?
Herinnert u zich de aangenomen (Kamerstuk 35 555, nr. 12)6 waarin de regering wordt verzocht om experimenten met pensioen voor zelfstandigen
zo goed mogelijk te faciliteren en eventuele drempels op het gebied van wetgeving
en gegevensuitwisseling zo veel mogelijk weg te nemen? Zo ja, waarom wordt deze motie
niet volledig uitgevoerd?
Op welke manier zouden pensioenfondsen meer speelruimte willen en wat is precies de
reden dat u hier niet in meegaat (ondanks de aangenomen motie)?
Antwoord 2, 3 en 4
De experimenteerbepaling maakt deel uit van het wetsvoorstel toekomst pensioenen.
Dit wetsvoorstel ligt op het moment voor bij een aantal adviesorganen en bij de toezichthouders
en zal daarna worden voorgelegd aan de Raad van State. Omdat het parlementaire proces
pas start bij het indienen van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer, kan ik niet vooruitlopen
op de precieze inhoud van het wetsvoorstel. Wel kan ik u melden dat ik met de uitwerking
van de experimenteerbepaling invulling geef aan de motie waar u aan refereert.
U vraagt mij voorts in te gaan op de speelruimte die pensioenfondsen wensen en mijn
afwegingen hierin, en specifiek mijn afwegingen op fiscaal gebied en op het gebied
van privacy. Ik kan om voornoemde reden niet te veel vooruitlopen op de precieze inhoud
van het wetsvoorstel. Wel kan ik benoemen dat verschillende pensioenfondsen hebben
gereageerd op de consultatieversie van het wetsvoorstel. De door hun gewenste speelruimte
blijkt onder meer uit hun reactie. In de internetconsultatie van het wetsvoorstel
is onder meer gevraagd om persoonsgegevens te kunnen uitwisselen en verwerken in het
kader van de uitvoering van de experimenten. Ook is voorgesteld de fiscale facilitering
van de premie-inleg door zelfstandigen in het kader van de experimenten te baseren
op een forfaitair vrijgesteld bedrag, ongeacht het gerealiseerde inkomen. Vooruitlopend
op het parlementaire proces kan ik hierover zeggen dat voor de bepalingen ten aanzien
van gegevensbescherming enerzijds gestreefd zal worden naar kaders waarmee de experimenten
zo goed mogelijk gefaciliteerd kunnen worden. Daarbij wordt ook de uitvoerbaarheid
van experimenten door pensioenuitvoerders betrokken. Anderzijds moeten ook de gerechtvaardigde
belangen van zelfstandigen – in al hun diversiteit – in de afwegingen worden betrokken
en de uitgangspunten van de Algemene Verordening Gegevensverwerking en de daarop gebaseerde
Uitvoeringswet AVG, in acht worden genomen. Dit leidt ertoe dat niet alle denkbare
en gewenste uitvoeringsmodaliteiten mogelijk zijn of kunnen worden gemaakt. Er moet
immers een wettelijke grondslag voor het gegevensgebruik kunnen worden gecreëerd met
een dragende motivering waarbij ingegaan wordt op de doeleinden van genoemde gegevensverwerkingen,
de noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit daarvan en de bijbehorende
risico’s. Ten aanzien van het voorstel de fiscale facilitering van de premie-inleg
door zelfstandigen te baseren op een forfaitair vrijgesteld bedrag, kan ik in algemene
zin zeggen dat pensioenopbouw zonder koppeling aan het loon haaks staat op hoe pensioenopbouw
momenteel fiscaal wordt gefaciliteerd.
Vraag 5
Herinnert u zich ook dat de Kamer in bovengenoemde motie heeft verzocht om ervoor
te zorgen dat de benodigde wetgeving voor experimenten met pensioen zo snel mogelijk
maar uiterlijk 1 januari ingaat? Ligt u nog op schema en zo niet, waarom niet? Met
hoeveel maanden verwacht u deze deadline te overschrijden?
Antwoord 5
In de motie7
waar u naar verwijst verzoekt uw Kamer de regering de benodigde wetgeving voor de
experimenten zo snel mogelijk, maar uiterlijk 1 januari 2022 in werking te laten treden.
Vanwege de nauwe samenhang met de stelselherziening in het wetsvoorstel toekomst pensioenen
heb ik voorgesteld om de experimenteerwetgeving mee te nemen in dat wetsvoorstel.
Ik heb in mijn brief van 10 mei jl. aangegeven dat ik er naar streef het wetsvoorstel
uiterlijk per 1 januari 2023 in werking te laten treden. Kamerstuk
32 043, nr. 559
.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven, is eerdere inwerkingtreding van
de experimenteerwetgeving niet mogelijk.
Vraag 6
Speelt de langere tijd die nodig is voor uitwerking van het pensioenakkoord een rol
bij het staken van de experimenten? Klopt het dat het technisch gezien mogelijk is
de experimentwetgeving eerder in de Kamer te behandelen dan de wetgeving voor een
nieuw pensioencontract zodat pensioenfondsen voldoende tijd hebben om de experimenten
uit te voeren?
Antwoord 6
Voor wat betreft uw vraag over de planning van het wetsvoorstel en de experimenteerwetgeving
verwijs ik u graag naar het antwoord op vraag 1 en 5. Voor de volledigheid merk ik
op dat de duur van de experimenten niet is ingekort, maar alleen de voorziene startdatum
van de experimenten met één jaar is opgeschoven naar 1 januari 2023.
Vraag 7
Klopt het dat het Pensioenakkoord een totaalpakket is waarin alle afspraken nagekomen
dienen te worden, inclusief de afspraak dat meer zelfstandigen (en werknemers) pensioen
op zouden gaan bouwen?
Antwoord 7
In het Pensioenakkoord8 zijn verschillende afspraken gemaakt die verband houden met de pensioenopbouw van
zelfstandigen. Aan alle afspraken hierover is of wordt uitwerking gegeven. Allereerst
is – in lijn met het SER-advies9– afgesproken om over te stappen op een neutrale en daarmee toekomstbestendige vorm
van pensioenopbouw. Daarbij is een leeftijdsonafhankelijke premie het uitgangspunt
en krijgen deelnemers een opbouw die past bij de betaalde premie. De doorsneesystematiek
wordt hiermee afgeschaft. Deze nieuwe manier van pensioenopbouw past beter bij de
veranderende arbeidsmarkt. Werkenden ondervinden niet langer onbedoelde effecten als
zij overstappen naar een werkgever met een andersoortige pensioenregeling of naar
zelfstandig ondernemerschap. Ook is in het wetsvoorstel toekomst pensioenen10, waarin de stelselherziening is uitgewerkt, voorgesteld om het verschil in fiscale
premieruimte tussen de tweede en de derde pijler weg te nemen ten aanzien van oudedagsvoorzieningen.
Hierdoor wordt het percentage van het pensioengevend inkomen dat fiscaal gefaciliteerd
kan worden ingelegd in de derde pijler verhoogd naar het niveau dat zal gelden in
de tweede pijler. Ook andere verschillen tussen de tweede en derde pijler worden met
het werstvoorstel gelijkgetrokken, waarmee er een meer arbeidsvormneutraal pensioenkader
gerealiseerd wordt.
Naar aanleiding van de afspraken uit het Pensioenakkoord heb ik in juni 2020 de Stichting
van de Arbeid («de Stichting») gevraagd onderzoek te doen naar de pensioenopbouw door
zelfstandigen. Eind december 2020 heb ik de uitkomsten van het onderzoek van de Stichting
ontvangen.11 Het onderzoek brengt de bestaande mogelijkheden voor zelfstandigen om binnen de tweede
en derde pijler pensioen op te bouwen in kaart. Ook gaat de Stichting op hoofdlijnen
in op de knelpunten die pensioensparen door zelfstandigen in de weg staan. De Stichting
heeft aangegeven voornemens te zijn een vervolg te geven aan het onderzoek. Zij wil
een inventarisatie maken van aanvullende mogelijkheden om zelfstandigen meer toegang
te verlenen tot de tweede pijler en vooral hoe die aanvullende mogelijkheden vormgegeven
zouden kunnen worden in het nieuwe pensioenstelsel. Ik heb de Stichting laten weten
graag bereid te zijn om daaraan mee te werken.
In het Pensioenakkoord is tevens afgesproken dat het kabinet zal bezien hoe zelfstandigen
vrijwillig kunnen aansluiten bij de pensioenregeling in de sector of de onderneming
waar zij werken, ook als zij voordien niet als werknemer hebben deelgenomen. Voor
zelfstandigen die in verschillende sectoren werken, zal het kabinet verschillende
uitvoeringsmodaliteiten bezien. In de voortgangsrapportage in december 201912 heb ik uw Kamer op de hoogte gebracht van de uitkomsten van dit onderzoek. Uit de
analyse van beide vormen van vrijwillige aansluiting komen belemmeringen naar voren,
waaronder het risico voor een pensioenfonds van de averechtse selectie die uitgaat
van vrijwillige aansluiting door zelfstandigen aan een pensioenregeling bij een pensioenfonds.
Met het wetsvoorstel toekomst pensioenen wordt door de voorgestelde afschaffing van
de doorsneesystematiek een oplossing geboden voor het risico van averechtse effecten.
Parallel aan de afspraken uit het Pensioenakkoord is in verschillende sectoren door
sociale partners en pensioenuitvoerders nagedacht over experimenten waarin zelfstandigen
kunnen meedoen in de tweede pijler. In de voortgangsrapportage in december 2019 heb
ik uw Kamer laten weten te bekijken op welke manier ik die experimenten kan faciliteren
via experimentwetgeving. In het wetsvoorstel toekomst pensioenen doe ik daar een voorstel
voor. Over de vormgeving van de experimenteerwetgeving ben ik in gesprek met de betrokken
partijen. Ook bij de vormgeving van de lagere regelgeving zal ik in gesprek gaan met
de betrokken partijen. De experimenteerwetgeving loopt – vanwege de nauwe samenhang
met de stelselherziening en de afspraken uit het Pensioenakkoord – mee in het wetsvoorstel
toekomst pensioenen en volgt daarmee ook de planning van dit wetsvoorstel zoals ik
in mijn antwoorden op vragen 1 en 5 heb toegelicht.
Vraag 8
Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze belangrijke afspraak uit het Pensioenakkoord alsnog
wordt nagekomen?
Antwoord 8
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 7.
Vraag 9
Bent u in het uiterste geval bereid om een pensioenplicht voor alle werkenden in te
voeren?
Antwoord 9
In het Pensioenakkoord13 zijn afspraken gemaakt over mogelijke oplossingsrichtingen die beogen dat meer zelfstandigen
pensioen zullen gaan opbouwen. Hierbij is de vrijwilligheid van pensioensparen door
zelfstandigen de uitgangspositie. De bepalingen in het wetsvoorstel toekomst pensioenen
met betrekking tot experimenteren met pensioen voor zelfstandigen zien daarom toe
op experimenten op basis van vrijwillige deelname en niet op een algemene pensioenplicht
voor alle werkenden.
Vraag 10
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Antwoord 10
De vragen 2 tot en met 4 zijn gezamenlijk beantwoord, de rest is één voor één beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.