Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Eppink over twijfels over verdere samenwerking van Nederland met Iran na de beëdiging van president Ebrahim Raisi
Vragen van het lid Eppink (JA21) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over twijfels over verdere samenwerking van Nederland met Iran na de beëdiging van president Ebrahim Raisi (ingezonden 5 augustus 2021).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 24 augustus 2021).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de beëdiging van Ebrahim Raisi tot president van Iran?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het u bekend dat de heer Raisi wordt beschuldigd van directe betrokkenheid bij
massa-executies in 1988 als lid van de groep openbare aanklagers? En dat, in een rapport
van 2018, Amnesty International het aantal slachtoffers op ruim 5.000 heeft geschat?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Bent u op de hoogte van het verzoek van Javaid Rehman, Speciale Rapporteur van de
Verenigde Naties ten aanzien van de mensenrechten in Iran, die in die hoedanigheid
getuigenissen en bewijzen heeft verzameld over de executies van 1988, en derhalve
een onafhankelijk onderzoek eist?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Steunt u het verzoek van Javaid Rehman tot een onafhankelijk onderzoek?
Antwoord 4
Verantwoording afleggen (accountability) en het bestrijden van straffeloosheid voor
internationale misdrijven zijn belangrijke onderdelen van de internationale rechtsorde
en een prioriteit in het Nederlandse mensenrechtenbeleid.
Vraag 5
Gezien het feit dat u op 21 februari 2018 de Iraanse president Rouhani bezocht in
Teheran, bent u voornemens ook diens opvolger, Raisi, te bezoeken? Zo ja, waarom?
Antwoord 5
Er zijn op het moment geen voornemens Iran te bezoeken.
Vraag 6
Bent u van mening dat president-elect Raisi «persona non grata» behoort te zijn in
Nederland?
Antwoord 6
Dit is niet aan de orde.
Vraag 7
Heeft u begrip voor de protesten van vooral de jongere generatie in Iran tegen de
komst van Raisi als president? Hoe beoordeelt u het optreden van de Iraanse overheid
tegen de betogers?
Antwoord 7
Gezien de vele sociale en economische problemen in Iran heb ik begrip voor de onvrede
die leeft onder de bevolking van het land. Iedereen heeft het recht om zijn ongenoegen
op een vreedzame manier te uiten. Het gebrek aan o.a. de vrijheid van meningsuiting
en vrijheid van vereniging in Iran baart mij zorgen. Ik stel deze zaken, alsmede de
bredere zorgen over de schrijnende mensenrechtensituatie Iran geregeld aan de orde,
zowel in bilaterale contacten als middels internationale en multilaterale fora.
Vraag 8
Deelt u de mening dat de besprekingen in het kader van het Joint Comprehensive Plan
of Action (JCPOA) – ook wel het atoomakkoord genoemd – op losse schroeven komt te
staan met het aantreden van Raisi?
Antwoord 8
Het is nog te vroeg om in te schatten wat het aantreden van Raisi betekent voor de
besprekingen in het kader van het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA). In het Iraanse systeem beslist de Opperste Leider uiteindelijk over dergelijke
zaken en niet de president. Nederland blijft de inzet van bondgenoten om spoedig terug
te keren naar volledige implementatie van het JCPOA steunen, aangezien het duurzaam
voorkomen dat Iran een kernwapen ontwikkelt van groot belang blijft voor de Europese
en Nederlandse veiligheid.
Vraag 9
Bent u van mening dat een politieke strategie van verdere sancties tegen Iran moet
worden voorbereid en uitgevoerd als Iran op de huidige weg doorgaat?
Antwoord 9
Nederland kiest een strategie ten aanzien van Iran van kritisch engagement. Deze benadering
omvat politieke druk (met name via een veelvoud aan VN- en EU-sancties) en kritische
dialoog gericht op het duurzaam adresseren van de vele problemen met Iran. Hiervoor
zet Nederland zich bilateraal en multilateraal in.
Nederland schroomt niet additionele sancties in te stellen waar dit op zijn plaats
is, zoals het uitbreiden van het EU-mensenrechtensanctieregime tegen Iran in reactie
op het gewelddadig neerslaan van de 2019 protesten in april jl. onderstreept.
Vraag 10
Bent u bekend met het feit dat de Europese Unie sinds 2016 76 miljoen euro subsidie
heeft verstrekt aan Iran, waaronder 15 miljoen euro in 2021?1 Bent u van mening dat in 2022 alle Nederlandse subsidies naar Iran, al dan niet indirect
via de EU, een halt moeten worden toegeroepen?
Antwoord 10
De gelden waaraan in de vraag gerefereerd wordt, betreffen humanitaire hulp voor de
meest kwetsbaren in Iran, met name Afghaanse vluchtelingen. Daarnaast is die EU-steun
ten goede gekomen aan het bestrijden van de COVID-19 pandemie en burgerbevolking getroffen
door overstromingen in Iran in 2019 en 2020. Deze steun van de EU in Iran verloopt
via internationale niet-gouvernementele organisaties, het Internationaal Comité van
het Rode Kruis, de Internationale Federatie van Rode Kruis- en Rode Halve Maanverenigingen
en VN-agentschappen.
Vraag 11
Bent u van mening dat de deelname van Nederland aan het in 2019 in het leven geroepen
Instrument in Support of Trade Exchanges (INSTEX) om buiten Amerikaanse sancties toch
met Iran te kunnen handelen, moet worden herzien door de huidige weg die Iran inslaat?
Antwoord 11
Voor het kabinet staat het behoud van het JCPOA voorop. Nederland draagt dan ook bij
aan het voortbestaan ervan, onder meer door in te zetten op behoud van de economische
voordelen voor Iran die onderdeel zijn van de afspraken van het JCPOA. Deelname aan
INSTEX is daarbinnen een belangrijk te bewandelen spoor; de intentie is dat INSTEX
kan bijdragen aan het faciliteren van controleerbare betalingen met Iran nu commerciële
banken daarin nagenoeg niet meer voorzien, wat Iran beter in staat moet stellen de
economisch vruchten van de nucleaire deal te plukken. Het functioneren van INSTEX
hangt momenteel samen met de onderhandelingen over de terugkeer naar het JCPOA en
mogelijke opheffing van een aantal VS sancties. Vooralsnog is het aantal transacties
zeer beperkt.
Zie tevens het antwoord op vraag 9.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.