Schriftelijke vragen : Het bericht 'Nederlandse' robotarm gaat na 35 jaar toch nog de ruimte in'
Vragen van het lid Amhaouch (CDA) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Nederlandse robotarm gaat na 35 jaar toch nog de ruimte in» (ingezonden 20 augustus 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Nederlandse robotarm gaat na 35 jaar toch nog de ruimte
in»?1
Vraag 2
Deelt u de mening dat de ruimtevaartsector voor Nederland van zowel strategisch, economisch
als maatschappelijk belang is? Hoe duidt u de Nederlandse ruimtevaartpositie op dit
moment in vergelijking met andere Europese landen?
Vraag 3
Hoe kijkt u terug op het proces tot aan de lancering van de robotarm ERA? Welke lessen
kunnen hieruit worden getrokken voor het ruimtevaartbeleid en toekomstige ruimtevaartprojecten?
Vraag 4
Verwacht u in de nabije toekomst nog meer ruimtevaartprojecten van deze omvang waarbij
Nederland een (hoofd)rol kan spelen? Voor welke regio’s/regionale ecosystemen zou
dit kansen kunnen bieden?
Vraag 5
Wat zijn hiervoor de juiste randvoorwaarden? Welk beleid, welke agenda, is nodig om
te kunnen investeren in de groeimarkten van de toekomst, waar ruimtevaart (als sleuteltechnologie)
er een van is?
Vraag 6
Op welke grote projecten zou Nederland zich in de toekomst kunnen richten, gezien
de kennis en kunde die in de Nederlandse ruimtevaartsector aanwezig is, zoals op het
gebied van monitoring van emissies en luchtkwaliteit of de nieuwe technologieën op
het gebied van lasercommunicatie, in combinatie met de grote maatschappelijke uitdagingen
waar Nederland momenteel voor staat? Hoe kijkt u aan tegen de economische meerwaarde
die dat potentieel biedt?
Vraag 7
Kunt u een reflectie geven op strategische toegang tot de ruimte? Hoe is dit geborgd,
zowel in nationaal als Europees verband? Vindt u ook dat toegang tot de ruimte van
strategisch belang is voor niet alleen onze maatschappelijke uitdagingen, maar ook
voor toegang tot bijvoorbeeld (satelliet)data?
Vraag 8
Op welke wijze, met welke aanpak, visie en ambitieniveau, zou het beste invulling
kunnen worden gegeven aan de volgende passage uit de kabinetsbrief «Visie op de toekomst
van de industrie in Nederland»: «De komende jaren komen er volop groeikansen voor
deze wereldwijde groeisector, die als een enabling technology voor een moderne overheid
en een concurrerende marktsector kan worden gezien» (Kamerstuk nr. 29 826, nr. 124, pag. 28)?
Vraag 9
Op welke wijze, met welke aanpak, visie en ambitieniveau, zouden de knelpunten uit
de verkenning die Dialogic heeft gedaan naar aanleiding van de motie-Amhaouch c.s.
over scenario's om de Nederlandse ruimtevaartambities beter vorm te geven (Kamerstuk
nr. 24 446, nr. 67), zoals onvoldoende ondersteuning vanuit de overheid, het huidige investeringsklimaat,
een gebrek aan mogelijkheden om mee te doen in (inter)nationale programma’s en de
beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel, waarvan u in het verslag van het schriftelijk
overleg Ruimtevaart en Innovatie schrijft dat deze «herkenbaar» zijn (Kamerstuk nr.
24 446, nr. 73, pag. 8), kunnen worden opgelost? Welke kansen loopt Nederland nu mis?
Vraag 10
Wat is tot dusver gedaan met deze Brede verkenning toegevoegde waarde ruimtevaart
voor Nederland? Hoe is of wordt deze verkenning gebruikt of toegepast?
Vraag 11
(H)erkent u dat ruimtevaart nog altijd een versnipperd beleidsterrein is, zoals blijkt
uit diverse ruimtevaartpublicaties die recent zijn verschenen of nog zullen verschijnen,
waaronder de Inventarisatie Ruimteonderzoek in Nederland (OCW), de Introductie ruimteveiligheidsbeleid
(BuZa) en de Defensie Ruimte Agenda (DEF)? Vindt u ook dat er behoefte is aan een
meer integrale aanpak? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Vraag 12
In hoeverre zou een langjarig Nationaal Ruimtevaart Programma hiervoor, en voor de
onder 6, 7, 8 en 9 geschetste vragen, een oplossing kunnen zijn? Ziet u de meerwaarde
van een Nationaal Ruimtevaart Programma, waarvoor de ruimtevaartsector pleit, als
opvolger van de Nota Ruimtevaartbeleid 2019 die in 2022 afloopt? Zo nee, waarom niet?
Wat maakt een andere aanpak beter?
Vraag 13
Klopt het dat Nederland in het verleden een Nationaal Ruimtevaart Programma heeft
gehad, gericht op optimale aansluiting op de subsidieregeling Prekwalificatie ESA-Programma’s
(PEP) en op specifieke nationale ambities (de nationale vlaggenschipprojecten, zoals
OMI en Tropomi)? Waarom is hier destijds mee gestopt?
Vraag 14
Welke landen in de EU kennen een Nationaal Ruimtevaart Programma? Bent u op de hoogte,
bijvoorbeeld via de Raad voor Concurrentievermogen, wat hun ervaringen hiermee zijn?
Vraag 15
Bent u bekend met wat Dialogic in het rapport Het Nederlandse investeringsklimaat
(Kamerstuk nr. 26 485, nr. 369) concludeert, namelijk dat «gemiddeld het Europese aandeel R&D bijna een factor twee
hoger ligt dan het Nederlandse aandeel» (pag. 50) en dat de «ontwikkeling van een
lange termijn ruimtevaartstrategie gecombineerd met duidelijkheid omtrent budgetten
voor ruimtevaart» wordt aanbevolen (pag. 54)? Kunt u een overzicht geven van de Nederlandse
investeringstrend in ruimtevaart over de afgelopen tien jaar, afgezet tegen andere
Europese landen?
Vraag 16
Wat vindt u van de conclusies genoemd onder 15? Zou u een dergelijke lange termijn
ruimtevaartstrategie aan een volgend kabinet aanbevelen?
Vraag 17
Hoeveel kennis en kunde op het gebied van ruimtevaart, uitgedrukt in fte, is er binnen
het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat aanwezig?
Vraag 18
Wilt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Indieners
-
Gericht aan
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat -
Indiener
M. Amhaouch, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.