Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Beckerman en Koerhuis over de fatale brand in Arnhem en lessen voor brandveiligheid
Vragen van de leden Beckerman (SP) en Koerhuis (VVD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de fatale brand in Arnhem en lessen voor brandveiligheid (ingezonden 16 juli 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 19 augustus
2021).
Vraag 1
Bent u geschrokken van het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) «Fatale
flatbrand in Arnhem – Lessen voor brandveiligheid»?1
Antwoord 1
Een fatale brand zoals in Arnhem is zeer verdrietig en herhaling van een dergelijke
situatie dient uiteraard zo goed als mogelijk in de toekomst voorkomen te worden.
Ik vind de brandveiligheid van woongebouwen een belangrijk onderwerp en heb daarom
in de afgelopen jaren al verschillende maatregelen ter verbetering genomen. Ik heb
daarom ook met grote belangstelling en waardering kennisgenomen van het rapport van
de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV). Verder loopt er momenteel in opdracht van
mij een onderzoek van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) naar de brand- en vluchtveiligheid
van bestaande woongebouwen, waarbij gemeenten en brandweer zijn betrokken. Ik heb
uw Kamer eerder over dit onderzoek geïnformeerd in mijn brief van 26 oktober 2020
(TK 28 325, nr. 215). Dit onderzoek zal in oktober klaar zijn. Ik zal de aanbevelingen van de OvV goed
bestuderen in samenhang met dit IFV-onderzoek.
Ingevolge artikel 73 Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid, zal ik binnen zes maanden
een reactie geven aan de Onderzoeksraad op de aan mij gerichte aanbevelingen. Dit
geldt ook voor de Minister voor Medische Zorg en Sport waaraan een aanbeveling is
gedaan ten aanzien van de brandveiligheid van zitmeubels en matrassen. Ik zal uw Kamer
eveneens deze reactie doen toekomen. Een eerste reactie op het rapport is hieronder
gegeven in de beantwoording van uw overige vragen.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het toezicht op de brandveiligheid van gebouwen in Nederland
verbeterd moet worden? Bent u ook van mening dat we al te lang wachten en de aandacht
telkens verslapt?
Antwoord 2
Ik onderstreep het belang van een goede naleving van de brandveiligheidsvoorschriften.
De brandveiligheid van gebouwen is primair de verantwoordelijkheid van gebouweigenaren
en de bewoners/gebruikers. Het publiekrechtelijke toezicht hierop is belegd bij de
gemeenten die beleidsvrijheid hebben hoe dit uit te voeren. De Onderzoeksraad spreekt
van verbetering van het toezicht op de brandveiligheid van woongebouwen in de gebruiksfase
door zowel gebouweigenaren (intern toezicht) als gemeenten. Ik ga in gesprek met gemeenten
en gebouweigenaren over dit toezicht. In de kabinetsreactie zal ik vervolgens ingaan
op de betreffende aanbeveling van de Onderzoeksraad en mogelijke acties ter verbetering.
Vraag 3
Deelt u de conclusie dat de situatie in deze flat in Arnhem géén uitzondering is?
Erkent u dat Nederland veel galerijflats kent met maar één vluchtroute en dat daar
veel beter toezicht op moet worden gehouden?
Antwoord 3
Bij het hiervoor genoemde IFV-onderzoek wordt de vlucht- en brandveiligheid beoordeeld
van zo’n 30 bestaande woongebouwen/flats, deels met een enkele vluchtroute. Dit IFV-onderzoek
zal een breder beeld opleveren van de vlucht- en brandveiligheid van deze gebouwen.
In de kabinetsreactie zal ik de resultaten van dit IFV-onderzoek betrekken en ook
nader in gaan op woongebouwen met een enkele vluchtroute.
Vraag 4
Deelt u de conclusie dat bij veel woningcorporaties – en andere gebouweigenaren –
het brandveiligheidsbewustzijn verder kan verbeteren?
Antwoord 4
Over dit onderwerp ga ik in gesprek met gebouweigenaren. Ik bezie daarbij dan ook
de resultaten van het hiervoor genoemde IFV-onderzoek. In de kabinetsreactie zal ik
vervolgens een nadere reactie geven.
Vraag 5, 6 en 7
Bent u het eens met de constatering dat gemeenten in het algemeen ook geen actief
toezicht houden op de naleving van de brandveiligheidseisen in de gebruiksfase, waardoor
minder brandveilige situaties – zoals op de vluchtroute van de flat in Arnhem – lang
onopgemerkt blijven?
Bent u bereid te zorgen voor verbetering van het toezicht op de brandveiligheid in
de gebruiksfase van woongebouwen? Wat wilt u doen om het intern toezicht door gebouweigenaren
te verbeteren? Wat wilt u doen om extern toezicht door gemeenten te verbeteren?
Is aanpassing van de geldende wet- en regelgeving nodig voor het verbeteren van het
toezicht in de gebruiksfase van gebouwen?
Antwoord 5, 6 en 7
Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 2. Ik ga in gesprek met gemeenten en
gebouweigenaren over dit toezicht. In de kabinetsreactie zal ik vervolgens ingaan
op de mogelijke acties ter verbetering van het toezicht en daarbij ook de wet- en
regelgeving beschouwen.
Vraag 8
Wat gaat u doen om specifiek de brandveiligheid in gebouwen met slechts één vluchtroute
te verbeteren? Welke strengere eisen kunnen worden gesteld? Kan bijvoorbeeld een brandalarm
verplicht worden gesteld? Bent u bereid wet- en regelgeving op het gebied van brandveiligheid
op dit punt te herzien?
Antwoord 8
Gebouwen met een enkele vluchtroute zijn in Nederland toegestaan als voldaan wordt
aan bepaalde eisen die beogen dat deze enkele vluchtroute gedurende een bepaalde tijd
is gevrijwaard van brand en rook. Recent heb ik mede daartoe de eisen voor brand-
en rookwerendheid in het Bouwbesluit aangescherpt2.
De Onderzoeksraad doet in zijn rapport de aanbeveling om de uitgangspunten bij deze
enkele vluchtroute te herijken. Ik ga over deze aanbeveling nog in gesprek met het
Instituut Fysieke Veiligheid. In de kabinetsreactie zal ik vervolgens een nadere reactie
geven.
Vraag 9
Herkent u dat meubels en matrassen vaak zijn gevuld met kunststofschuim (PUR) dat
gemakkelijk vlam vat en veel giftige rook veroorzaakt? Herkent u dat in Nederland
jaarlijks circa tien doden vallen en honderd mensen gewond raken bij woningbranden
als gevolg van brandgevaarlijk meubilair?
Antwoord 9
Zitmeubelen en matrassen zijn veelvuldig gevuld met poly-urethaanschuim (PUR). Dit
polymeer wordt gebruikt omdat het makkelijk te verwerken, zacht, licht en goedkoop
is. Het schuim is inderdaad brandbaar en kan bij brand giftige gassen vrijgeven. De
aantallen doden en gewonden zijn bekend.
Vraag 10
Waarom zijn er in Nederland in tegenstelling tot de Scandinavische landen en het Verenigd
Koninkrijk geen wettelijke eisen aan de brandveiligheid van zitmeubels en matrassen?
Antwoord 10
Hier zijn verschillende redenen voor. Genoemde landen stellen in veel gevallen wel
eisen aan de brandveiligheid, maar specificeren verder niet hoe deze brandvertraging
bereikt moet worden. Dit leidt ertoe dat fabrikanten in veel gevallen kiezen voor
de goedkoopste optie en de meubels behandelen met brandvertragende chemicaliën. De
langetermijngevolgen voor de volksgezondheid van deze praktijk zijn niet of beperkt
onderzocht. Zorgelijk gevolg is dat de volledige bevolking wordt blootgesteld aan
deze chemicaliën. Alternatief is dat er andere methoden van brandvertraging gebruikt
worden die duurder zijn, terwijl vaak nog niet bekend is hoe effectief zij zijn.
De afgelopen jaren zijn er door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
verschillende initiatieven gestart om tot branche-brede afspraken of aanvullende regelgeving
te komen, maar deze acties verliepen onbevredigend, vooral omdat onvoldoende duidelijk
is hoe effectief de verschillende maatregelen zijn en hoe dit zich eventueel verhoudt
tot andere negatieve effecten op de volksgezondheid. Omdat de fabricage en handel
in meubelen grensoverschrijdend is zou het de voorkeur van Nederland genieten om deze
problematiek Europees aan te pakken. Tot nu toe is hier echter Europees geen draagvlak
voor.
Vraag 11
Hoe kijkt u aan tegen de aanbeveling van de OVV wet- en regelgeving in te voeren om
zitmeubels en matrassen brandveiliger te maken?
Antwoord 11
Dit is een belangrijke aanbeveling. Er zal dan ook wederom onderzocht worden of aanvullende
regelgeving mogelijk en effectief is. Hierbij blijft echter een vereiste dat de gekozen
oplossingsrichting geen bron is van andere risico’s, ook op langere termijn. In de
kabinetsreactie zal hier nader op worden ingegaan.
Vraag 12
Wat gaat u doen voor bewoners van gebouwen met slechts één vluchtroute? Hoe gaat u
zorgen dat mensen weten wat ze moeten doen als er brand is uitgebroken? Wat gaat u
doen specifiek voor mindervaliden en ouderen? Hoe kunt u zorgen dat de eigenaar de
voorlichting/communicatie afstemt op de sociaal-maatschappelijke kenmerken van de
bewoners?
Antwoord 12
Ik wacht de resultaten van het hiervoor genoemde IFV-onderzoek af en bezie dan, in
samenhang met de bevindingen van de Onderzoeksraad, de mogelijke acties om bewoners
beter te informeren over het vluchten bij brand. Hierover ga ik ook in gesprek met
gebouweigenaren. In de kabinetsreactie zal hier nader op worden ingegaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.