Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bisschop over het bericht 'Onderwijsminister dwingt universiteiten tot monsterplan diversiteit, anders geen subsidie'
Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over emancipatie (ingezonden 15 juli 2021).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
17 augustus 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Onderwijsminister dwingt universiteiten tot monsterplan
diversiteit, anders geen subsidie»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe kan het integreren van de genderdimensie in het onderwijs en onderzoek slechts
als aanbeveling geformuleerd worden indien het zo zou zijn dat het inhoudelijke oordeel
hierover onderdeel vormt van de erkenningscriteria?2 Bent u bereid de Europese Commissie om opheldering te vragen?
Antwoord 2
De Europese Commissie geeft in voorlichting over de eisen aan dat het gendergelijkheidsplan
niet inhoudelijk wordt beoordeeld.3 Ze geven aan dat ze instellingen vragen om een zelfverklaring of een gendergelijkheidsplan
aanwezig is, en ze voeren gedurende Horizon Europe willekeurige steekproeven uit om
te zien of aan de eisen voldaan wordt. Er zijn vier minimale eisen van de Europese
Commissie (publiek document, budget, data en training). Deze eisen zijn in de «Handreiking
voor het opstellen van een gendergelijkheidsplan»4 op pagina vier beschreven. Alles buiten deze minimum eisen is niet verplicht. Daarnaast
doet de Europese Commissie enkele aanbevelingen aan instellingen, zoals het besteden
van aandacht aan sociale veiligheid. Het integreren van de genderdimensie in onderwijs
en onderzoek valt in deze categorie en is dus niet verplicht.
Vraag 3
Wat is uw mening over de situatie dat de Europese Commissie de inhoudelijke criteria
voor projecten en onderzoeken binnen Horizon Europe wil koppelen aan het voldoen aan
specifieke gendercomponenten? Deelt u de mening dat het bijzonder risicovol is wanneer
de kansen voor wetenschappelijk onderzoek vertroebeld gaan worden door bemoeienis
op grond van politieke ambities? Gaat u bezwaar maken in Brussel over deze aantasting
van de vrijheid van onderzoek en de vrije competitie?
Antwoord 3
Ik deel de mening dat kwaliteit voorop moet staan bij het toewijzen van onderzoeksbudgetten.
Het kabinet heeft zich er in de onderhandelingen over Horizon Europe hard voor gemaakt
dat excellentie en impact leidende criteria zijn bij het beoordelen van onderzoeksvoorstellen.
Deze uitgangspunten worden niet aangetast door de nieuwe eisen van de Europese Commissie.
Het gendergelijkheidsplan is een zogenoemd «eligibility criterium» en dient aanwezig te zijn op het moment van aanvragen, maar de inhoud van plan wordt
niet beoordeeld door de Europese Commissie.5 Zie ook het antwoord op vraag 1. Het toewijzen van onderzoeksbudgetten staat dus
los van de inhoud van een gendergelijkheidsplan, excellentie en impact blijven leidend
bij de beoordeling van een onderzoeksvoorstel.
Vraag 4
Beseft u dat de Europese Commissie zich met haar gendergelijkheidsstrategie 2020–2025
specifiek richt op de gelijkwaardige positie van mannen en vrouwen? Hoe waarborgt
u dat de Nederlandse vertaling van het beleid niet verder gaat dan uit de Europese
plannen volgt?
Antwoord 4
Ja dat besef ik mij. Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven stelt de Europese
Commissie vier minimumeisen (publiek document, budget, data en training). Deze zien
alleen toe op de gelijkwaardige positie van mannen en vrouwen. Het nationale actieplan
voor meer diversiteit en inclusie in onderwijs en onderzoek hanteert echter bewust
een definitie6 van diversiteit en inclusie die breder is dan alleen de man-vrouwverhouding, met
als doel om obstakels die gelijke kansen in de weg staan voor zo veel mogelijk mensen
aan te pakken of weg te nemen. De nationale adviescommissie heeft er op basis van
het actieplan voor gekozen om deze breedte ook mee te nemen in de handreiking, zodat
universiteiten handvatten krijgen om een gendergelijkheidsplan op te stellen dat bij
hun context, ambitie en ontwikkelingen aansluit. Daarmee is het aan de instellingen
zelf om de Europese plannen te vertalen op hun eigen manier, met inachtneming van
de eerdergenoemde minimale eisen.
Vraag 5
Waarom doet de handreiking genderneutrale aanbevelingen, terwijl dat voor het bevorderen
van gelijke kansen van mannen en vrouwen niet nodig is? Hoe past dit bij uw opvatting
dat het gebruik van het woord genderneutraal onwenselijk is omdat het een verkeerde
uitstraling heeft?
Antwoord 5
In de Emancipatienota staat dat het kabinet de voorkeur geeft aan de term genderdiversiteit
in plaats van de term genderneutraliteit; het doel is niet eenvormigheid, maar juist
ruimte voor meer keuzes.7 Ook de handreiking gaat voor het grootste deel uit van die brede diversiteit en ruimte
voor keuze. Er wordt in de handreiking wel gerefereerd aan genderneutrale vacatures
en -aanbevelingen bij benoemingen. In die gevallen is een genderneutrale benadering
wenselijk, omdat een onderscheid ongelijkheid in de hand kan werken. Juist door genderneutrale
formuleringen te gebruiken, wordt ruimte geboden aan diversiteit: mannen, vrouwen,
en non-binaire personen.
Vraag 6
Kunt u begrijpen dat mensen in het hoger onderwijs zich op goede gronden onprettig
kunnen voelen bij het feit dat de handreiking zelfs controle wil over de fysieke omgeving,
onder meer door kunst, namen en foto’s? Houdt u het voor mogelijk dat er voldoende
verstandige mensen in de instellingen werken die ook zonder deze betutteling goede
keuzes kunnen maken over dit soort punten?
Antwoord 6
De handreiking van de adviescommissie is bedoeld om instellingen handvatten te geven
waarmee zij zelf een genderdiversiteitsplan kunnen opstellen. Van controle is dus
geen sprake. Het reflecteren op de fysieke omgeving, bijvoorbeeld waar het gaat om
zaken als toegankelijkheid, bewegwijzering en zichtbaarheid van rolmodellen, is iets
waar de instellingen zelf over gaan. De handreiking biedt op dat gebied slechts enkele
inspirerende voorbeelden om deze reflectie te faciliteren en schrijft niets voor.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van der Woude
(VVD), ingezonden 15 juli 2021 (vraagnummer 2021Z13768).8
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.