Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Peters over het bericht 'Onderwijsminister dwingt universiteiten tot monsterplan diversiteit, anders geen subsidie'
Vragen van het lid Peters (CDA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Onderwijsminister dwingt universiteiten tot monsterplan diversiteit, anders geen subsidie» (ingezonden 15 juli 2021).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
17 augustus 2021).
Vraag 1
Wat is de reden dat u op 1 september 2020 een nationaal actieplan voor meer diversiteit
en inclusie in het hoger onderwijs en onderzoek naar de Kamer stuurt en dat u daarin
met geen woord rept over het voornemen van de Europese Commissie om met ingang van
2022 elke publieke juridische entiteit moet beschikken over een gendergelijkheidsplan
(gender equality plan – GEP) om in aanmerking te komen voor onderzoeksfinanciering
vanuit Horizon Europe, terwijl u in het vroege voorjaar van 2020 al van dit voornemen
afwist?1
Antwoord: 1
Ik heb op 1 september 2020 een nationaal actieplan voor meer diversiteit in onderwijs
en onderzoek gelanceerd omdat onderwijs en onderzoek worden verrijkt door de aanwezigheid
van diversiteit in perspectieven, en een diverse en inclusieve werk- en leeromgeving
zorgt ervoor dat talent optimaal kan worden benut. Ik heb uw Kamer in september 2020
via het actieplan geïnformeerd over het voornemen van de Europese Commissie. Op pagina
13 van het actieplan staat onder de vierde ambitie: «De Europese Commissie overweegt
om institutionele genderplannen verplicht te stellen voor financiering uit Horizon
Europe, het nieuwe Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie.» In november 2020 heb
ik u hier nogmaals over geïnformeerd in de beantwoording van uw schriftelijke vragen
over het nationale actieplan: «De Europese Commissie zet ambitieuze stappen op het
gebied van genderdiversiteit. Zo worden diversiteitsplannen vanaf 2022 verplicht gesteld
voor alle universiteiten die financiering uit Horizon Europe willen verkrijgen. Met
dit actieplan positioneren we onze instellingen om hier op tijd klaar voor te zijn.»2 Om de instellingen goed voor te bereiden heb ik de nationale adviescommissie gevraagd
om een handreiking op te stellen. De stakeholders zijn daarin zorgvuldig meegenomen.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat nu, na de tekorten op de begroting
ondanks de 8,5 miljard euro van het Nationaal Programma Onderwijs, voor de tweede
keer in korte termijn blijkt dat u de Kamer onvolledig informeert? Hoe duidt u dit
in relatie tot de urgente opgave om de rol van de Kamer als tegenmacht tegenover de
regering te versterken?
Antwoord: 2
Zie het antwoord op vraag 1.
Vraag 3
Wat heeft u gedaan naar aanleiding van het verzoek van de commissie OCW van 11 juni
2020 om de Kamer te informeren over het verloop van de discussies over de gendergelijkheidsstrategie
en eventuele nieuwe wetsvoorstellen en beleidsvoorstellen die voortkomen uit deze
strategie?3
Antwoord: 3
Het kabinet heeft haar positie over de gendergelijkheidsstrategie 2020–2025 bekendgemaakt
middels het betreffende BNC-fiche dat uw Kamer ontving op 14 april 2020 (Kamerstuk
22 112, nr. 2861). Op 3 december 2020 vond een informele Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid
en Consumentenzaken (WSBVC) plaats, waar een beleidsdebat over de implementatie van
de gendergelijkheidsstrategie 2020–2025 stond geagendeerd. Middels de geannoteerde
agenda is de inzet van Nederland (in lijn met de BNC-fiche) voor het beleidsdebat
aan de Kamer gecommuniceerd. Het verslag van de informele Raad WSBVC van 3 december
2020, met onder andere een terugkoppeling van het beleidsdebat over de gendergelijkheidsstrategie,
is op 15 december met uw Kamer gedeeld.
Vraag 4
Wanneer zijn de relevante stakeholders, zoals de universiteiten, op de hoogte gesteld
van deze voorwaarde?
Antwoord: 4
Zie ook het antwoord op vraag 1. De stakeholders waren tijdens het schrijven van het
nationale actieplan voor meer diversiteit en inclusie op de hoogte van het voornemen
van de Europese Commissie om institutionele genderplannen verplicht te stellen voor
financiering uit Horizon Europe. Vervolgens zijn de koepelorganisaties tijdens reguliere
overleggen met het ministerie meegenomen in de ontwikkelingen. Tot slot heeft het
ministerie in mei 2021 na de definitieve vaststelling van de eisen in Horizon Europe
een informatiesessie georganiseerd voor betrokkenen van universiteiten, hogescholen
en andere publieke kennisinstellingen om de eisen en de handreiking toe te lichten.
Verder zijn de nationale contactpersonen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
voor de verschillende programma’s onder Horizon Europe op de hoogte, zodat zij aanvragers
kunnen ondersteunen met de juiste informatie.
Vraag 5
Wat zijn precies de vereisten vanuit de Europese Commissie en wat zijn daadwerkelijk
vereisten en wat zijn wensen?
Antwoord: 5
Er zijn drie categorieën te onderscheiden: verplichte elementen door de Europese Commissie,
aanbevelingen van de Europese Commissie en suggesties van de nationale adviescommissie.
Ten eerste zijn er zoals u zelf aangeeft in vraag 3, vier minimale eisen van de Europese
Commissie (publiek document, budget, data en training). Deze eisen zijn in de «Handreiking
voor het opstellen van een gendergelijkheidsplan»4 op pagina vier beschreven. Verderop in de handreiking zijn de zaken die betrekking
hebben op een van deze verplichte elementen met een asterisk (*) aangegeven. Alles
buiten deze minimum eisen is niet verplicht. Ten tweede doet de Europese Commissie
enkele aanbevelingen aan instellingen, zoals het besteden van aandacht aan sociale
veiligheid. Deze aanbevelingen zijn in de handreiking van de nationale adviescommissie
aangegeven met een dubbele asterisk (**). Tot slot zijn alle elementen zonder asterisk
suggesties van de nationale adviescommissie op basis van wetenschappelijke literatuur
en goede voorbeelden uit het veld. Ook deze zijn niet verplicht. De Europese Commissie
geeft in voorlichting over deze eisen aan dat het gendergelijkheidsplan niet inhoudelijk
wordt beoordeeld. 5 Ze geven aan dat ze instellingen vragen om een zelfverklaring of een gendergelijkheidsplan
aanwezig is, en ze voeren gedurende Horizon Europe willekeurige steekproeven uit om
te zien of aan de eisen voldaan wordt.
Vraag 6
Hoe gaat u ervoor zorgen dat ondanks de verplichtingen vanuit Horizon toch voldaan
wordt aan de motie van het lid Wiersma c.s. die de regering verzoekt om geen cijfers
bij te houden met betrekking tot de etnische of migratieachtergrond van studenten
en medewerkers?6
Antwoord: 6
De Europese Commissie vraagt om het bijhouden van cijfers over de man-vrouwverhouding
van verschillende functiecategorieën. Deze cijfers worden nu reeds door alle instellingen
bijgehouden. De motie van het lid Wiersma cs. vraagt om geen cijfers bij te houden
met betrekking tot etnische of migratieachtergrond. Dit soort cijfers zijn geen onderdeel
van de eisen van de Europese Commissie inzake het gendergelijkheidsplan.
Vraag 7
Welke rol heeft u in relatie tot de beoordelingscriteria die de Nederlandse Organisatie
voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) opstelt? Aan welke wettelijke kaders moet de
NWO zich houden met betrekking tot het opstellen van beoordelingscriteria?
Antwoord: 7
Onderdeel van de wettelijke taak van NWO is het toewijzen van middelen voor wetenschappelijk
onderzoek. Die taak is vastgelegd in de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk
onderzoek. Verder dienen alle (zelfstandige) bestuursorganen zich bij het verstrekken
van subsidie te houden aan de Algemene wet bestuursrecht. De wijze waarop NWO het
beoordelen van voorstellen invult, valt binnen de vrijheid van NWO als zelfstandig
bestuursorgaan. Ik heb dus geen directe rol in relatie tot de beoordelingscriteria
die NWO opstelt.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van der Woude
(VVD), ingezonden 15 juli 2021 (vraagnummer 2021Z13768) Detail 2021D29376 | Tweede Kamer der Staten-Generaal en van het lid Bisschop (SGP), ingezonden 15 juli 2021 (vraagnummer 2021Z13770) Emancipatie | Tweede Kamer der Staten-Generaal
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.