Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Nispen en Sneller over het bericht dat een man uit zijn woning werd gezet nadat daar één wietplant was aangetroffen
Vragen van de leden Van Nispen (SP) en Sneller (D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht dat een man uit zijn woning werd gezet nadat daar één wietplant was aangetroffen (ingezonden 18 juni 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 12 augustus
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3617.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de burgemeester van Bergeijk een man uit
zijn woning heeft gezet om één wietplant?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3 en 4
Vindt u dat burgemeesters de zogenaamde Wet Damocles nog wel inzetten op de manier
zoals die oorspronkelijk bedoeld was, namelijk om de loop uit drugspanden te halen?
Heeft u enig zicht op de aantallen uithuiszettingen op basis van de Wet Damocles?
In hoeveel van die gevallen denkt u dat de Wet Damocles daadwerkelijk is ingezet waar
hij voor bedoeld is?
Is het de bedoeling van de Wet Damocles dat door het op straat zetten van iemand,
diegene ook zijn baan verliest en psychisch in de knel komt? Zo nee, wordt op dit
moment wel voldoende rekening gehouden met deze toch zeer reëele gevolgen, zoals deze
casus ook weer laat zien, wanneer wordt overgegaan tot het sluiten van een pand? Op
welke manier blijkt dat dan?
Wordt gemonitord hoeveel schade een uithuiszetting aanricht in iemand zijn leven,
bijvoorbeeld door het verlies van een baan, een scheiding, niet meer aan een huurhuis
kunnen komen, psychische problemen, etc.? Worden mensen, die uit huis geplaatst worden
op basis van de Wet Damocles door de gemeente of instanties dusdanig begeleid dat
zij hun leven weer op de rails kunnen krijgen, of worden zij spreekwoordelijke aan
hun lot overgelaten? Kunt u uiteenzetten hoe de nazorg er precies uitziet, of verschilt
dit ook nog per gemeente?
Antwoord 2, 3 en 4
Wanneer er vanuit woningen drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel
daartoe aanwezig zijn, of wanneer voorwerpen of stoffen worden aangetroffen die bestemd
zijn voor het bereiden of telen van drugs kan een burgemeester op grond van artikel
13b Opiumwet besluiten een woning te sluiten. Het doel van een woningsluiting op basis
van artikel 13b Opiumwet is het stoppen van de overtreding van drugswetgeving daar
ter plaatse en het voorkomen van verdere overtreding. Sluiting neemt de bekendheid
van het pand als drugspand weg en haalt de «loop» uit het pand. Daarmee wordt het
pand onttrokken aan het drugscircuit. Doorgaans hanteren burgemeesters een stappenplan
bij het gebruik van hun bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet. Bij de toepassing
daarvan dient de burgemeester de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit in
acht te nemen. Een woningsluiting is immers een ingrijpend besluit voor betrokkenen.
Gelet op de vereiste evenredigheid van de sluiting dient de burgemeester te informeren
naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting. De gevolgen van een woningsluiting
kunnen zwaar zijn als de betrokkene na de sluiting niet kan terugkeren in de woning,
bijvoorbeeld omdat als gevolg van de sluiting door een verhurende partij het huurcontract
wordt ontbonden. Per geval moet beoordeeld worden of een tijdelijke sluiting van de
woning evenredig is ten opzichte van de belangen van de belanghebbende. In een aantal
gemeenten wordt bemiddeld bij het vinden van vervangende woonruimte (ECLI:NL:RVS:2019:4008).
Over het aantal uithuiszettingen naar aanleiding van sluiting van woningen op basis
van artikel 13b Opiumwet bestaat geen overzicht. In de motie Buitenweg-Van Nispen
wordt verzocht om de toepassing van de bevoegdheid in artikel 13b Opiumwet te monitoren
en uitspraken van de rechter hierover te analyseren, en de Kamer daarover driejaarlijks
te informeren. Op dit moment vindt een evaluatie van artikel 13b Opiumwet plaats,
waarmee uitvoering wordt gegeven aan de motie. In de evaluatie worden de gevolgen
van een woningsluiting voor betrokkenen meegenomen. Tevens heeft de Raad van State
recent gekeken naar haar eigen rol in gevallen waarbij artikel 13b Opiumwet is gehanteerd.
Zoals toegezegd in het Commissiedebat Drugsbeleid van 2 juni jl. zal ik uw Kamer de
evaluatie toesturen, evenals een beleidsreactie daarop.
Vraag 5
Hoe kan het dat meerdere instanties aan de bel hebben getrokken, maar de burgemeester
in dit geval toch besloten heeft tot sluiting van de woning? Hebben burgemeesters
in deze gevallen niet te veel eigenstandige bevoegdheden? Kunt u hier eens uitgebreid
op reflecteren?
Antwoord 5
Ik kan niet ingaan op een specifieke casus. Zoals ik stel in de beantwoording op de
vragen 2, 3 en 4 is het doel van een woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet
het stoppen van de overtreding van drugswetgeving daar ter plaatse en het voorkomen
van verdere overtreding. Sluiting neemt de bekendheid van het pand als drugspand weg
en haalt de «loop» uit het pand. Daarmee wordt het pand onttrokken aan het drugscircuit.
Doorgaans hanteren burgemeesters een stappenplan bij het gebruik van artikel 13b Opiumwet.
Bij de toepassing is het belangrijk dat een burgemeester de eisen van proportionaliteit
en subsidiariteit in acht neemt. Bovendien moet de burgemeester over de toepassing
van artikel 13b Opiumwet verantwoording afleggen aan de gemeenteraad. In geval van
een woningsluiting kunnen belanghebbenden rechtsmiddelen aanwenden. Zo kan een bezwaarprocedure
worden gestart en kan de voorzieningenrechter worden verzocht om het besluit te schorsen.
Daarmee zijn er waarborgen voor belanghebbenden en wordt de burgemeester gecontroleerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.