Schriftelijke vragen : Het bericht ‘Chemelot mag 14.000 kilo microplastics per jaar in de maas lozen’
Vragen van de leden De Groot en Hagen (beiden D66) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Chemelot mag 14.000 kilo microplastics per jaar in de Maas lozen» (ingezonden 29 juli 2021).
Vraag 1
Klopt het dat Chemelot het afgelopen jaar een vergunning heeft gekregen om de komende
zeven jaar elk jaar 14.040 kg per jaar microplastics te lozen in de Maas, waarvoor
pas in januari 2024 een tussenrapportage moet worden opgeleverd waarin de effecten
op het milieu en de gezondheid zijn onderzocht?1
Vraag 2
Bent u het eens met de stelling dat microplastics niet alleen onwenselijk zijn in
het milieu vanwege de effecten op het milieu en de gezondheid van omwonenden en dat
het beleid daarom moet zijn ingesteld om de dumping ervan in het milieu zoveel mogelijk
te voorkomen?
Vraag 3
Kunt u uiteenzetten of en zo ja op wat voor manier de huidige normen voor microplastics
in het oppervlaktewater voldoende bescherming bieden tegen deze onwenselijke effecten?
Vraag 4
Klopt het dat de vergunning ook toestaat dat tot een beperkte drempelwaarde stoffen
kunnen worden geloosd waarvan de effecten op het milieu en de gezondheid nog niet
volledig bekend zijn? Hoe strookt dit met de toepassing van het voorzorgsprincipe?
Bent u het eens met de stelling dat dit principe zeker in dit geval in de meest strikte
zin mogelijk toegepast moet worden?
Vraag 5
Hoe oordeelt u over het feit dat de komende 2,5 jaar polymeren worden geloosd in het
(drink)water zonder dat duidelijk is welke effecten dit heeft om de waterkwaliteit
en omgeving?
Vraag 6
In hoeverre was u betrokken en/of op de hoogte van de uitgifte van deze vergunning,
gezien de lozing plaatsvindt in de Maas (een van de Rijkswateren) en u eindverantwoordelijke
bent voor de kwaliteit van de oppervlaktewateren in Nederland?
Vraag 7
Kunt u nader uiteenzetten hoe deze uitgifte te rijmen is met het behalen van de doelen
uit de Kaderrichtlijn Water en ook het verslechteringsverbod van de Vogel- en Habitatrichtlijn?
Vraag 8
Is er naar uw mening voldoende op toegezien bij de uitgifte van de vergunning dat
de best beschikbare technieken werden toegepast om lozingen te voorkomen? Zo nee,
waarom niet? Is het ook een onderdeel van de onderzoeksverplichting dat in de tussenrapportage
opnieuw naar de Beste beschikbare technieken (BBT) wordt gekeken om verdere lozingen
te voorkomen?
Vraag 9
Op welke manier is binnen de vergunning gezorgd dat de reductieverplichting ook op
jaarlijkse basis geldt en niet alleen in een zevenjaarstermijn, zodat continu alle
best beschikbare technieken worden toegepast om lozingen te voorkomen en zoveel mogelijk
te beperken?
Vraag 10
Welke maatregelen kunnen worden genomen als onverhoopt toch stoffen worden geloosd
die buiten de vergunning vallen of de vergunning overschrijden? Wordt hier toezicht
op gehouden ook door de rijksoverheid, gezien de mogelijke effecten op de waterkwaliteit
van de Maas en de drinkwatervoorziening? Zo ja, op welke manier?
Vraag 11
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Indieners
-
Gericht aan
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Gericht aan
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Indiener
T.C. (Tjeerd) de Groot, Tweede Kamerlid -
Medeindiener
K.B. Hagen, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.