Verslag van een hoorzitting / rondetafelgesprek : Verslag van een technische briefing, gehouden op 13 juli 2021, over update coronavirus
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 1387
VERSLAG VAN EEN TECHNISCHE BRIEFING
Vastgesteld 27 juli 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 13 juli 2021 een
gesprek gevoerd over update coronavirus.
Van dit gesprek brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agema
De griffier van de commissie, Esmeijer
Voorzitter: Agema
Griffier: Bakker
Aanwezig zijn dertien leden der Kamer, te weten: Agema, Van den Berg, Bikker, Van
Esch, Gündoğan, Hijink, Kuiken, Van Meijeren, Paternotte, Van der Plas, Pouw-Verweij,
Simons, Aukje de Vries en Westerveld,
alsmede mevrouw Timen.
Aanvang 12.30 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik open deze technische briefing, welke wordt georganiseerd door de vaste
Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Tijdens deze technische briefing
zullen we ons laten bijpraten over de actuele stand van zaken met betrekking tot het
coronavirus. Het Ministerie van VWS heeft mevrouw Timen afgevaardigd. Zij is het hoofd
van het centrum Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding van het RIVM.
Ik heet mijn collega's van harte welkom. Afgelopen donderdag hebben we het licht uitgedaan,
maar we zijn er weer, en niet zonder reden natuurlijk. Het aantal positieve testen
loopt immers op. Daarom zijn we in groten getale aanwezig, niet alleen hier, maar
ook digitaal. Eerst heet ik de collega's die fysiek aanwezig zijn welkom. Dat zijn
mevrouw Kuiken namens de PvdA, meneer Paternotte namens D66, mevrouw Van der Plas
namens de BoerBurgerBeweging, mevrouw De Vries namens de VVD en mevrouw Van den Berg
namens het CDA. We hebben, zoals ik al zei, een hybride bijeenkomst. Op afstand zijn
nog ingelogd mevrouw Gündoğan namens Volt, mevrouw Van Esch namens de Partij voor
de Dieren en mevrouw Simons namens BIJ1. Wij verwachten nog mevrouw Pouw-Verweij van
JA21 en meneer Van Haga van de Groep Van Haga. De heer Hijink luistert mee. Ik heet
de mensen die op afstand met ons meeluisteren ook van harte welkom. Ik zie nog meneer
Van Meijeren van Forum voor Democratie binnenlopen.
We hebben twee uur uitgetrokken voor deze technische briefing. Ik stel voor dat we
in eerste instantie na de presentatie van mevrouw Timen de gelegenheid hebben om twee
vragen te stellen. De presentatie van mevrouw Timen is te vinden op de website van
de Tweede Kamer. Als eerste mag ik nu het woord geven voor haar presentatie aan mevrouw
Timen.
Mevrouw Timen:
Goedemiddag. Dank u wel, voorzitter. Om te beginnen zal ik een update geven van de
situatie met betrekking tot COVID-19 ten opzichte van vorige week. Een paar algemene
opmerkingen. We zien een sterke stijging van het aantal meldingen, die zich vertaalt
in een verzesvoudiging van het aantal nieuwe meldingen in de afgelopen week en een
reproductiegetal van boven de 2. Ik zal er zo meteen op terugkomen in een van de volgende
slides.
Ik wil ook de volgende dilemma's met u bespreken, die we al eerder hebben opgetekend.
Die gaan om de immuniteit, de opbouw van immuniteit, de vaccinatiegraad en het seizoenseffect,
nu en in het najaar. Ik wil het ook hebben over de deltavariant versus de vaccinatiegraad
en de wedloop waarin deze twee, de opmars van de variant en de vaccinatiegraad, verwikkeld
zijn. Ook wil ik het hebben over de risico's van import van virusvarianten vanuit
vakantiebestemmingen en de onzekerheden met betrekking tot ziekenhuisopnames op korte
termijn, iets wat ons allemaal aangaat.
Qua kwetsbaarheden wil ik heel graag aantekenen dat de vaccinatiegraad een kwetsbaarheid
is in de zin dat deze niet homogeen verspreid is door heel Nederland, maar dat we
dwars door de leeftijden en door regio's, gemeenten en buurten verschillen zien in
de behaalde vaccinatiegraad. Ik wil het hebben over de duur van de immuniteit na vaccinatie
of natuurlijke infectie en over het risico op verlies van immuniteit op den duur.
Verder wil ik het hebben over de virusvarianten die ons misschien nog in de toekomst
staan te wachten en het verschijnsel van immune escape, import van nieuwe virusvarianten
vanuit het buitenland en de opvolging van de (basis)maatregelen na de versoepelingen.
Dat gezegd hebbende ga ik nu naar de volgende dia. Deze laat de ontwikkeling van de
meldingen zien van de afgelopen tijd sinds 5 april, met in het geel de meldingen van
de afgelopen week. Daar ziet u een aanzienlijke toename van welgeteld 576% ten opzichte
van de week daarvoor en een toename van het aantal testen met 59% ten opzichte van
de week daarvoor.
De volgende dia neemt u mee naar het landelijke beeld met betrekking tot de ontwikkeling
van het percentage positieven in de teststraten. Ook daar ziet u dat het percentage
positieven steil oploopt naar 13,2% positiviteit in de afgelopen zeven dagen. In de
zeven dagen daarvoor was dat rond 4%.
Vervolgens wil ik u meenemen naar het aantal testen naar leeftijd bij de GGD-testlocaties.
U ziet hier het aantal testen met uitslagen gerapporteerd per 100.000 inwoners per
kalenderweek in de periode 31 mei tot 11 juli. U ziet hier – u ziet dat meteen; ik
heb het ook met rood aangegeven – dat het aantal testen met de uitslag per 100.000
inwoners, ofwel de testincidentie, enorm gestegen is in voornamelijk de leeftijdsgroepen
18 tot 24 en 25 tot 29. Maar over de hele linie, in alle leeftijdsgroepen, zien we
een toename van de testincidentie. Die is het meest bescheiden bij de oudere leeftijdsgroepen.
Op de volgende slide zien we de ontwikkeling van de testpositiviteit naar leeftijd
in de GGD-testlocaties. Het percentage positiviteit stijgt in alle leeftijdsgroepen,
maar ook hier zien we een verschil tussen de adolescenten, de jongvolwassenen tussen
de 18 en 24 jaar, waarvoor het allerhoogste percentage geldt, en de groep tussen 25
en 29 jaar. De grootste stijging is te zien in de leeftijdsgroep van 25 tot 29 jaar.
We zien ook dat er een range is wat betreft het percentage positiviteit. Die range
loopt uiteen van 2,4% in de leeftijdscategorie 70 tot 79 jaar, tot 25% in de leeftijdsgroep
18 tot 24 jaar. In die leeftijdsgroep is een op de vier positief.
Dat gezegd hebbende wil ik doorgaan naar de volgende...
De voorzitter:
Meneer Paternotte heeft een verduidelijkende vraag.
De heer Paternotte (D66):
Die stelde ik vorige week ook aan de heer Van Dissel. Toen zagen we ook de trend dat
er bij ouderen weer een kleine toename is in de stijging, ook ten opzichte van de
mensen van middelbare leeftijd. Mijn vraag is: lijkt dat op het patroon in het Verenigd
Koninkrijk? Wordt dat verklaard door doorbraakinfecties of door mensen die niet gevaccineerd
zijn?
Mevrouw Timen:
Dank u wel voor de vraag. Ook hier kom ik op terug in de slides. Ik laat u zien wat
de ontwikkeling is in de oudere leeftijdsgroepen.
Als we kijken naar het aantal meldingen naar leeftijd per 100.000 inwoners, oftewel
de incidentie van meldingen in verschillende leeftijdsgroepen, dan zien we het beeld
dat inmiddels vertrouwd raakt: de hoogste incidentie vinden we in de leeftijdsgroep
18 tot 24 jaar, gevolgd door de groep 25 tot 29 jaar en daarna de groep 13 tot 17
jaar. Ook hier zien we een range die uiteenloopt van 7,5 tot 1.731 per 100.000. Dat
laatste geldt natuurlijk voor de leeftijdsgroep 18 tot 24 jaar.
Dan de absolute aantallen van de meldingen naar leeftijd. U ziet dat de toename in
het aantal absolute meldingen voornamelijk toe te schrijven is op het conto van de
leeftijdsgroepen 18 tot 24 jaar en 25 tot 29 jaar. Er is een kleinere bijdrage van
de aangrenzende leeftijdsgroepen. Deze absolute aantallen zijn miniem in de leeftijdsgroepen
van ouderen.
Dan het beeld per leeftijdsgroep, zoals u waarschijnlijk al vaker hebt gezien. U ziet
een steile toename in de leeftijdsgroep 10 tot 19 jaar en 20 tot 29 jaar. Maar u ziet
ook dat een kleine stijging zich aftekent in de leeftijdsgroepen 30 tot 39 jaar, 40
tot 49 jaar en 50 tot 59 jaar. Er is ook een beginnende stijging te zien in de groep
60 tot 69 jaar. Het zijn natuurlijk nog steeds kleine aantallen, maar de trend lijkt
een stijging te laten zien.
Dan de meldingen per veiligheidsregio. Op dit moment zijn de absolute koplopers wat
betreft het aantal meldingen aan de GGD per veiligheidsregio de veiligheidsregio's
Amsterdam-Amstelland, Groningen, Utrecht, Rotterdam-Rijnmond en Haaglanden. Dat zijn
op dit moment de regio's waar de meeste meldingen worden geregistreerd door de GGD.
Maar er zijn ook regio's waar het beeld wat rustiger is, zoals Flevoland, Zuid-Holland-Zuid
en Zeeland. Kortom, het beeld verschilt per veiligheidsregio.
Dat ziet u ook op de volgende dia, waar u het aantal meldingen per 100.000 inwoners
per veiligheidsregio ziet. Met andere woorden, de incidentie per veiligheidsregio.
Ook daar ziet u een steile toename in de regio's die ik net genoemd heb, zoals Amsterdam-Amstelland,
Groningen, Utrecht en Hollands-Midden. Kortom, hier ziet u het beeld van de verschillende
regio's. Er zijn regio's met een hele grote toename en een hele hoge incidentie, en
er zijn regio's waar het beeld iets rustiger is. Desalniettemin is er in alle regio's
sprake van een toename van het aantal meldingen. Dat ziet u ook weergegeven per gemeente,
in het plaatje rechts. De gemeenten die het donkerst kleuren zijn de gemeenten met
de meeste meldingen per 100.000 inwoners in de afgelopen week. Voornamelijk de Randstand
kleurt donker, maar ook een gebied in Noord-Nederland, rondom Groningen, en Twente.
Wat betekent dit eigenlijk voor ons vertrouwde beeld van het aantal meldingen per
100.000 inwoners per veiligheidsregio? Aan de linkerkant is het beeld van vorige week
te zien: een nog een rustig beeld met een overall incidentie, een totaalincidentie
voor heel Nederland van 40 per 100.000 per week. Dat verandert van kleur. U ziet dat
verschillende regio's rood, donkerrood en zelfs donkerpaars kleuren. De absolute stijgers
deze week zijn de regio's Amsterdam-Amstelland met een incidentie van 658 per 100.000
en Groningen met 517 per 100.000, gevolgd door de regio's Kennemerland, Hollands-Midden,
Rotterdam-Rijnmond, Twente en Midden- en West-Brabant. U ziet ook dat op dit moment
eigenlijk geen enkele regio zich in de situatie «waakzaam» bevindt en dat alleen Zeeland
onder de 100 per 100.000 zit qua meldingen.
Dan kijken we naar de setting van besmettingen bij individuele meldingen. Deze is
voor de afgelopen week bekend in 26,8% van de gevallen. U ziet een verandering in
de trend die we kenden van de afgelopen maanden tot een jaar. De thuissituatie stond
altijd op de eerste plaats, maar deze week zien we dat de thuissituatie eigenlijk
is ingehaald door de horeca. Met andere woorden, meldingen waarbij de horeca als setting
in meerdere gevallen wordt genoemd. Dat komt nu dus op het conto van de horeca, met
38,8%. Dat is een grote stijging ten aanzien van de weken ervoor. Op de tweede plek
staan meldingen opgelopen in de thuissituatie, gevolgd door feesten, inclusief borrels,
bruiloftsfeesten en verjaardagspartijen. De clusters die we zien zijn vooral gerelateerd
aan feesten en partijen. Bezoek in de thuissituatie is goed voor een vierde plek,
met 15%. De werksituatie blijft op 6,6%. Dat is op zich een constant percentage in
de afgelopen weken. Oplopend is het aandeel van de studentenverenigingen: dat stijgt
naar 4%. Het aantal infecties opgelopen tijdens reizen blijft ook rondom de 4% tot
5%. School en kinderopvang blijft op zich ook rustig.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas wil graag een verduidelijkende vraag stellen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik vraag me af waarom de thuissituatie drie keer apart wordt genoemd. Eerst heb je
de eerste en dan de tweede – feest, zou je kunnen zeggen – en vervolgens bezoek in
de thuissituatie. Als je die bij elkaar optelt, is de thuissituatie eigenlijk de grootste
stijger: ver boven de horeca. Waarom is hiervoor gekozen? Ik snap dat niet helemaal.
Mevrouw Timen:
Dit is de manier waarop we dit al anderhalf jaar weergeven. De thuissituatie die u
helemaal bovenaan ziet staan betekent: personen die eenzelfde huishouden delen. Zij
zijn voortdurend als het ware blootgesteld aan een index. Dat is wat wij verstaan
onder «thuissituatie». Wat betreft de andere situaties, dus feesten en partijen: die
brengen wij onder in een andere categorie, omdat ze een totaal ander patroon van menging
van mensen, van contacten inhouden. We maken dus een onderscheid tussen meldingen
opgelopen in het huishouden en meldingen die gerelateerd zijn aan feesten en partijen
in andere situaties die ook in de thuissituatie kunnen plaatsvinden.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Sorry, ik snap nog steeds niet hoe het zit. Ik begrijp niet waarom ervoor gekozen
is om dat te onderscheiden. Dat is een thuissituatie. Als ik een buurman uitnodig
voor een borrel, ...
De voorzitter:
We stellen nu verduidelijkende vragen en straks gaan we inhoudelijke vragen stellen.
U heeft geen aanvulling daarop?
Mevrouw Timen:
Ik ga door en waarschijnlijk wordt het dan duidelijk. We zien dat het aandeel van
reizen 4,3% is bij het totale aantal settings dat we hebben. Als we kijken waar voornamelijk
besmettingen worden opgelopen, dan staan Spanje en Portugal helemaal bovenaan, gevolgd
door België. Dat is ook weer een beeld dat zich de afgelopen paar weken ontwikkelde.
Dan wil ik u meenemen naar de resultaten van de GGD-teststraten, waarin ik het beeld
laat zien van de mensen die zich in de teststraten laten testen. Daarbij wordt onderscheid
gemaakt tussen mensen die een reisintentie hebben, dus mensen die op reis gaan en
getest moeten worden voor de reis, en de rest van de mensen die zich laten testen
in de teststraat. U ziet al vanaf begin juli de opkomst van het aandeel van mensen
die zich voorafgaand aan een reis laten testen in de teststraat van de GGD. U ziet
dat het percentage positiviteit bij mensen met een reisintentie – hier genoemd: reizigers
– vele malen lager is dan het percentage positiviteit bij de overige mensen die zich
in de teststraat laten testen. Het is 2% bij mensen met een reisintentie en bijna
16% bij mensen zonder reisintentie. Bij elkaar opgeteld komen we op een gemiddelde
van 14%.
De voorzitter:
Mevrouw Van den Berg, een verduidelijkende vraag.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Misschien lees ik het verkeerd, maar ik had die groene en die rode net andersom begrepen.
Er is een percentage positief, niet-reiziger. Ik begreep dat dat de groene lijn is.
Daar komt dan de blauwe lijn bovenop en dan heb je samen de rode lijn. Of moet ik
het niet zo zien?
Mevrouw Timen:
Nee, rood is percentage positief niet-reizigers, dus mensen die naar de teststraat
gaan omdat ze klachten hebben of omdat ze een positieve zelftest hebben en een confirmatie
willen, dus alles behalve reizigers. Daar is het hoogste percentage en dat is rood.
Blauw is het positieve percentage bij mensen die een reisintentie hebben, dus de reizigers.
Dat zijn, als het goed is, in principe gezonde mensen zonder klachten, dus met een
lage a-priori-kans op een infectie. Bij elkaar opgeteld komen we op een percentage
voor allebei, in totaal ongeveer 14%.
De voorzitter:
Ik snap de onduidelijkheid voor mevrouw Van den Berg wel, want je verwacht dat de
bovenste lijn opgeteld is, dus ik snap dat het onduidelijk is. Je zou denken dat je
op die rode lijn uitkomt als je het allebei optelt.
Mevrouw Timen:
Het is het gemiddelde. Ze middelen elkaar uit.
De voorzitter:
Oké, duidelijk.
Mevrouw Timen:
Zoals ik al zei, komen er bij de GGD ook mensen die een positieve zelftest hebben
in de thuissituatie en die een confirmatietest aanvragen bij de GGD. U ziet hier het
oplopen van het percentage dat bevestigd wordt in de confirmatie als positieve test.
De voorzitter:
Zou ik hier een verduidelijkende vraag mogen stellen? Als je het optelt, hoeveel positieve
testen heeft dit staatje dan opgeleverd, de afgelopen veertien dagen?
Mevrouw Timen:
Dat weet ik niet uit mijn hoofd, dat zou ik moeten optellen, maar je loopt de kans
fouten te maken.
De voorzitter:
Is dat 3.000 per dag?
Mevrouw Timen:
Interessant is dat ongeveer een derde van de mensen die naar de teststraten gaan,
een confirmatietest vraagt.
De voorzitter:
Ongeveer een derde? Oké, duidelijk.
De heer Van Meijeren (FVD):
Mag ik ook een vraag ter verduidelijking stellen? Begrijp ik het goed dat de termen
meldingen en positieve tests door elkaar gebruikt worden, als synoniem, of is er toch
een betekenisverschil?
Mevrouw Timen:
Als we refereren aan de resultaten in de teststraat, praten we inderdaad over positieve
testen, en bij meldingen refereren we aan wat door de GGD aan het RIVM gemeld is in
het kader van de meldingsplicht. Je zou verwachten dat het een-op-een correspondeert
en dat hoort ook zo, maar afhankelijk van de meldingssnelheid of een eventuele vertraging
kan een klein percentage afwijken. En nog iets: meldingen bij het RIVM komen binnen
via de GGD'en, maar het kan zijn dat de testen niet in de teststraat hebben plaatsgevonden.
Ook ziekenhuizen testen natuurlijk bij patiënten en soms worden ook werknemers getest,
als dat nodig is. Er zijn dus meerdere mogelijkheden om een melding van de GGD te
krijgen die niet per se iemand betreft die getest is in de teststraat. Dat zijn dus
de verschillen.
Dan naar het volgende punt. Wie laat een positieve zelftest in de thuissituatie confirmeren,
dus herbevestigen? Dat zijn voornamelijk de jongere mensen, in de leeftijdscategorieën
11–20 en 21–30. Bij hen zien we de hoogste kans op confirmatie, dus een bevestiging
van de positiviteit door de GGD.
Dan wil ik u meenemen naar weer een ander aspect van het testgebeuren, het testen
voor toegang, inmiddels bekend. Ik denk dat professor Van Dissel vorige week ook dit
plaatje heeft laten zien. U ziet hier de testen voor toegang van de afgelopen weken.
U ziet hier in de afgelopen week een daling van het aantal uitgevoerde testen voor
toegang in Nederland, met tegelijkertijd een stijging van het percentage positiviteit
in de testen voor toegang, van 0,2% in de week hiervoor naar 2,2%. Deze stijging komt
niet alleen op het conto van een dalend aantal mensen dat zich heeft laten testen
bij het testen voor toegang. De stijging in het percentage positiviteit is hoger dan
de daling in het aantal aangevraagde testen. Met andere woorden, ook bij de mensen
die zich in het kader van testen voor toegang laten testen, lijkt COVID-19 meer voor
te komen.
Dan wil ik u meenemen naar de vaccinatiestatus van positief geteste personen. Dat
was ook een van de vragen die ik zojuist kreeg. Om te beginnen, om het even uit te
leggen, ziet u rechtsboven de vaccinatiestatus op basis van de maand van de melding.
Deze vaccinatiestatus per maand is onderverdeeld in «volledig gevaccineerd», wat mooi
blauw is, «deels gevaccineerd», wat groen is, «geen vaccinatie», wat turquoise is,
en «onbekend», wat paarsblauw is. U ziet ook dat bij een kwart van de recente meldingen,
van de maand juli, de vaccinatiestatus nog niet bekend is bij het RIVM. Als we dat
weghalen uit deze figuur, dus als we de onbekenden weglaten, en vervolgens kijken
naar de maximalisatie van het percentage vaccinaties, volledig, deels of helemaal
niks, dan ziet u dat naarmate het aandeel van de gevaccineerde personen in de bevolking
oploopt, wat dus gestaag gebeurt, ook het aandeel van de gevaccineerde positief geteste
personen oploopt. Dat is iets wat je natuurlijk kan verwachten. Tegelijkertijd zien
we dat gevaccineerde personen een klein risico lopen om besmet en dus positief getest
te worden ten opzichte van de deels gevaccineerden en zeker ten opzichte van de niet-gevaccineerden.
Dan ga ik met u naar het verhaal van de vaccineffectiviteit. Ook hierover zijn vragen
gesteld. De figuren zijn dezelfde die u al kent. Ook de tekst aan de linkerkant, helemaal
boven, kent u al van de vorige dia. Maar nu wil ik u laten zien wat er gebeurt bij
verpleeghuisbewoners, die als eersten in Nederland ingeënt zijn. De situatie ten minste
acht weken na de start van de vaccinatiecampagne laat een relatieve afname zien van
90% in het aantal positieve testen en van 83% in het aantal overlijdens in de categorie
verpleeghuisbewoners. Dat is een fors effect van vaccinatie, acht weken na de start
van de campagne.
We hebben de meest betrouwbare gegevens over de geschatte vaccineffectiviteit bij
de thuiswonende ouderen, omdat deze volledig gemeld zijn aan het RIVM door de GGD'en.
Dan hebben we het over thuiswonende ouderen van 75-plus. We kijken naar twee verschillende
metingen. We kijken naar de vaccinatie-effectiviteit tegen een positieve SARS-CoV-2-test,
dus een positieve test, een infectie. De geschatte vaccinatie-effectiviteit was drie
weken na de eerste dosis 45%. Drie weken na de tweede dosis was dat 82%. Met andere
woorden, na een paar weken geeft de tweede dosis weken de hoogste bescherming tegen
het oplopen van een infectie en het hebben van een positieve test door een besmetting
met SARS-CoV-2. De vaccinatie-effectiviteit tegen ziekenhuisopname in dezelfde leeftijdsgroepen
is geschat op 72% na één dosis en 94% na twee doses. Ook hier zien we nogmaals het
opteleffect van het hebben van een tweede vaccinatiedosis op het bereiken van bescherming
tegen ziekenhuisopname.
We gaan door naar de vaccinatiestatus van positief geteste personen gemeld bij de
GGD in juli 2021. Wat we hier zien is de status van de gemelde personen met een positieve
test per leeftijdsgroep voor de maand juli, tot en met gisteren. Deze status gaat
natuurlijk vanzelfsprekend niet over hele jonge kinderen onder de 9 jaar, want die
zijn niet gevaccineerd en dus kan die niet positief zijn. Vervolgens zien we dat het
percentage volledig gevaccineerden oploopt naarmate de leeftijd stijgt. Dat zijn natuurlijk
de mensen die de hoogste vaccinatiegraad hebben. Nog steeds is van een derde van deze
meldingen bij het RIVM niet bekend wat de vaccinatiestatus is.
De voorzitter:
Mevrouw Kuiken heeft een verduidelijkende vraag.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Waarom is dat niet bekend?
Mevrouw Timen:
Het antwoord is complex. Sommige mensen weigeren om dat bekend te maken. Voor een
deel is het nog niet doorgegeven. Het gaat dus om positief geteste personen. Voor
een deel moeten de gegevens nog verwerkt worden in de administratie. Maar in principe
is het zo dat bij een positief geteste persoon ook de vaccinatiestatus wettelijk gemeld
moet worden, absoluut.
Het aantal meldingen is erg laag bij de ouderen. Dat is ook ten gevolge van de vaccinatiegraad
in die leeftijdsgroep. Dat ziet u onderaan op het plaatje aan uw rechterhand. In de
grafiek ziet u het aantal meldingen weergegeven. Dat is heel laag bij de oudere leeftijdsgroepen.
Wat we ook zien, is dat de vaccinatiegraad bij positief geteste twintigers erg laag
is. Dat verwachtten we natuurlijk ook, omdat de vaccinatiecampagne bij die groep nog
maar net van start is. Bij de twintigers was slechts 1% van degenen waarvan de vaccinatiestatus
bekend was volledig gevaccineerd met twee dosissen, of met één dosis Janssen. 2% was
deels gevaccineerd en had het vaccin dus ontvangen, maar was nog niet volledig gevaccineerd.
Het was dus nog geen twee weken geleden dat zij de tweede dosis of Janssen hadden
gehad. Verreweg de meeste meldingen waren in de jongere leeftijdsgroepen en daar dus
bij niet-gevaccineerden. Dat is eigenlijk de metaconclusie.
Dan neem ik u mee naar het beeld van de clusters per setting. Dit is een analyse die
het RIVM al sinds afgelopen jaar juli maakt, waarin per leeftijdsgroep gekeken wordt
naar de ontwikkeling van clusters tijdens het verloop van de epidemie. Er worden ook
analyses gemaakt van clusters waarbij meerdere leeftijdsgroepen betrokken zijn. Dat
laat ik als eerste zien.
Als eerste ziet u op het plaatje aan uw linkerhand eigenlijk dat het aantal clusters
oploopt. Wat u ook moet weten, is dat er voor clusters een rapportagevertraging is
van vijf dagen, omdat deze zich nog moeten ontwikkelen. De actieve clusters zijn nog
incompleet. Die worden hier dus nog niet weergegeven, maar dat kan de komende tijd
nog komen. We zien ook dat het relatieve aandeel van de clusters met de setting «thuis,
bezoek en werk» afneemt ten gevolge van de toename die we nu optekenen ten aanzien
van clusters gerelateerd aan feesten, horeca en reizen of vluchten. Die zijn uitvergroot
aan uw rechterhand.
Dan kijken we naar de clusters per setting en per leeftijdsgroep, zoals ik u beloofd
had. U ziet dat zich daar een wat kleurrijker patroon aftekent. Vanzelfsprekend ziet
u bij jonge kinderen en kinderen in de schoolleeftijd het aandeel oplopen van clusters
die plaatsvinden op scholen. U ziet ook het aandeel van clusters in de setting thuis
oplopen. Verder ziet u clusters gerelateerd aan feesten opkomen. Die zijn prominent
aanwezig in de leeftijd van 18 jaar tot 25 jaar en lopen vervolgens door naar de leeftijd
van 29 jaar tot 39 jaar enzovoort. We zien ook hele kleine aantallen clusters gerelateerd
aan verpleeghuizen. Dat is nu natuurlijk zo ten gevolge van de vaccinatie. Aan het
begin van dit jaar was dat heel anders en afgelopen jaar zeker.
Dan laat ik u een aantal gegevens zien van clusters gerelateerd aan feesten. Ik heb
net een update ontvangen. Hier is alles opgeteld tot en met 8 juli. Toen was er nog
sprake van 53 clusters van tien of meer. Tegenwoordig zien we dat het aantal clusters
verder gestegen is. We zitten op dit moment op 137 clusters van tien of meer gevallen,
waarvan meer dan meer 60 met meer dan 20 gevallen. Er zijn ook clusters met meer dan
honderden gevallen bij elkaar. Dat hebben we natuurlijk ook gezien in de media. Verreweg
de meeste clusters zijn ontstaan in de horeca. Aan festivals kan ik er eentje toevoegen.
Vele zijn ook gerelateerd aan studentenverenigingen en buitentheater. De getallen
van de specifieke verdeling van de clusters moet ik nog updaten, maar de trend is
een stijgend aantal clusters voornamelijk in de horeca, voornamelijk gerelateerd aan
studentenverenigingen.
Ik laat de clusters even voor wat ze zijn. We gaan door naar een aantal internationale
vergelijkingen, mede op verzoek van de Kamer. Ik begreep dat er een wens was om in
te gaan op de verschillen of overeenkomsten tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk.
Op de eerste dia zien we het aantal nieuwe bevestigde gevallen van covid, oftewel
de meldingen per miljoen inwoners en daarvan het zevendaags lopend gemiddelde. De
aantallen van Nederland zijn in het groen en die van het Verenigd Koninkrijk in het
rood. U ziet daar ook dat deze curve eigenlijk het patroon van de epidemie in Nederland
weergeeft. Er is de, op basis van meldingen, bescheiden eerste golf, omdat toen het
testbeleid anders was dan nu. Dan ziet u de tweede golf zich optekenen, met de kenmerken
van die twee bulten: een in oktober in een in december. En u ziet ook de opkomst en
het einde van de derde golf, ten gevolge van de alfavariant uit het Verenigd Koninkrijk.
Het Verenigd Koninkrijk heeft een totaal ander patroon van de epidemie. Dat heeft
aan de ene kant te maken met de opmars van de alfavariant, die bij hen al eind november
begon, en andere kant met hun vaccinatiestrategie, die op een andere manier is vormgegeven.
Die begon al eerder dan hier. Wat u ook ziet, is de stijging van het aantal meldingen
per miljoen in beide landen. U ziet dat de stijging in Nederland vele malen steiler
loopt dan in het Verenigd Koninkrijk – recht omhoog, in korte tijd een exponentiële
grote stijging – en dat die iets langzamer liep in het Verenigd Koninkrijk. Ze hadden
meer weken nodig om te komen op dat niveau.
De voorzitter:
De heer Paternotte zou nog graag een verduidelijkende vraag willen stellen.
De heer Paternotte (D66):
Die gaat helaas een slide terug. Daar worden zes clusters bij festivals genoemd, maar
ook zeven. Is er zicht op of dat gaat om clusters die zijn ontstaan in een binnenruimte,
dus bij een festival binnen, of buiten? Ik denk dat dat best belangrijke informatie
is, omdat het beleid in Nederland echt anders is dan dat in het buitenland.
Mevrouw Timen:
Zeker. Een voorbeeld. Ik zei al dat de aantallen geüpdatet moeten worden, want die
zijn nog van 8 juli. Een recent voorbeeld, van een buitenfestival met 5.000 deelnemers
ergens: 179 cases, terwijl testen voor toegang werd gedaan, maar geen identiteitscheck,
dus een check of het bewijs bij die persoon hoorde. Een dorpsfeest met kermis: 80
gevallen. Die zijn natuurlijk buiten. Het is dus een mengelmoes van buiten- en, wat
horeca betreft, binnenevenementen.
De heer Paternotte (D66):
Als ik het goed begrijp, is het antwoord dat bij die festivals die clusters zijn van
buiten en binnen.
Mevrouw Timen:
Nee, excusez-moi. Bij de horeca is het binnen, by all means natuurlijk, en bij festivals
is het natuurlijk buiten. Voor zover wij nu de gegevens hebben. Ik kan trouwens nog
toevoegen: een buitenfestival in een bepaalde regio, twee dagen lang, met heel veel
deelnemers, 10.000 deelnemers, en een enorm aantal, meerdere honderden, gevallen.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas voor een verduidelijkende vraag.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nog even op die horeca ingaand, want dat ging mij even iets te snel. Die clusters
bij de horeca zijn dus allemaal binnen. Want u had het ook over dorpsfeesten die zich
deels buiten afspelen. Hoe zat dat nou precies?
Mevrouw Timen:
Bij de horeca is sprake van voornamelijk horeca in het nachtleven. Dat gaat voornamelijk
om binnenruimtes, maar we kunnen natuurlijk niet uitsluiten dat het ook op terrassen
en elders plaatsvindt. Kenmerk van het nachtleven is dat mensen zich verplaatsen van
de ene plaats naar de andere en dat er dus, zoals ik al zei, een mengelmoes ontstaat
van contactpatronen, maar ook van plekken waar men elkaar tegenkomt. Je kunt dus niet
met zekerheid zeggen: deze groep is 100% zeker besmet in deze setting. Tenzij je dat
zeker weet, maar zo ver gaat de analyse nog niet. We hopen op den duur nog meer grip
te krijgen hierop. Het gaat dus om het verschijnsel nachthoreca.
De heer Paternotte (D66):
Ik heb een ordetechnische vraag misschien, ook een beetje aan de voorzitter. Het zou
natuurlijk heel erg fijn als we voor het debat morgen weten waar die 137 clusters
zitten. Het is dan meer dan 10, maar u noemt er net ook een aantal van meer dan 100:
superspreads. Het zou fijn als we weten waar die dan hebben plaatsgevonden. Ik denk
dat dat enorm kan helpen bij het maken van beleid.
De voorzitter:
Het lastige van een buitenfestival is dat mensen weer binnen naar de wc gaan.
De heer Paternotte (D66):
Ja, of dat een deel misschien in een binnentent is.
De voorzitter:
Misschien kan er meer duiding en wat meer informatie komen over waar wat heeft plaatsgevonden,
morgen voor het debat.
Mevrouw Timen:
Zeker.
Dan denk ik dat ik u mee terugneem naar Engeland, naar de ziekenhuisopnamen. Daar
zien we dus een ander patroon. We zien dat gerapporteerd per miljoen inwoners het
Verenigd Koninkrijk vele malen hogere opnamecijfers heeft dan Nederland. Wat u daar
ook ziet, is dat na een steile daling van het aantal opnames in het Verenigd Koninkrijk
nu het aantal ziekenhuisopnames aan het stijgen is. We hebben begrepen dat daar sprake
is van een verdubbeling. Het waren er niet veel, maar de trend is stijging. Dat is
natuurlijk op het conto te schrijven van de deltavariant. In Nederland ziet u het
beeld van een almaar dalend aantal ziekenhuisopnames. Ik kom straks terug op de meest
recente cijfers.
Als we de overlijdens in de twee landen vergelijken, zien we hetzelfde beeld als bij
de ziekenhuisopnames. Per miljoen inwoners heeft het Verenigd Koninkrijk meer overlijdensgevallen
dan Nederland. Als ik door de oogharen heen kijk, zie ik dat het aantal overlijdens
in het Verenigd Koninkrijk weer langzaam aan het stijgen lijkt te zijn. Dat beeld
is in Nederland dus niet zo.
Dan kom ik op een verzoek van uw Kamer om iets te zeggen over een plaatje waarvan
ik de herkomst niet kon vinden. Ik zeg dus «bron onbekend», maar de figuur is aangedragen
door u in de brief. Aan de rechterkant zien we de ontwikkeling van meldingen, opnames
en overlijdens in het Verenigd Koninkrijk, gemaximeerd naar 100%. Aan de linkerkant
ziet u hetzelfde verhaal in Nederland op basis van onze gegevens. De vraag was: hoe
interpreteert u deze cijfers en wat ziet u daar? Ik zie in het Verenigd Koninkrijk
heel duidelijk dat de correlatie tussen ziekenhuisopnames, aantallen meldingen en
overlijdens ten gevolge van de vaccinatie op een gegeven moment uiteenloopt, dus verdwijnt.
Met andere woorden, de trend in ziekenhuisopnames en overlijdens blijft min of meer
stabiel, terwijl het aantal meldingen enorm stijgt. Dat is natuurlijk wat je verwacht
bij vaccinatie, waarbij het grootste effect, zeker als je begint met vaccineren van
ouderen, bereikt wordt bij overlijdens, daarna bij opnames, daarna bij ic-opnames
en natuurlijk pas later bij besmettingen. Hetzelfde verhaal ziet u eigenlijk in Nederland.
Dit beeld is natuurlijk ook gevoelig voor de verschillen die ik u net heb verteld
in de opmars van de alfavariant. De alfavariant kwam in Nederland later op gang, maar
op het moment dat die hier volop aan de slag ging, waren de ouderen in de verpleeghuizen
al gevaccineerd. Daardoor ziet u dat de sterfte eigenlijk heel laag blijft gedurende
de hele derde golf. Dat had het Verenigd Koninkrijk niet. Maar nu ziet u ook in Nederland
dat de meldingen stijgen, terwijl de sterfte enorm daalt en laag blijft en de opnames
dalen en laag blijven. We zien hier dus een groot effect van vaccinatie.
De heer Van Meijeren (FVD):
Mag ik hier een verduidelijkende vraag over stellen? Ik had de vorige keer begrepen
dat er vandaag ook iets gezegd zou worden over de vaccinatiestatus van personen die
nu met covid in het ziekenhuis worden opgenomen. Heeft u daar ook cijfers van?
De voorzitter:
Daar vraagt u nu al om, maar we zijn net halverwege de presentatie.
De heer Van Meijeren (FVD):
We hebben zojuist al de vaccinatiestatus van positief geteste mensen gezien en ik
ben de slides vast even doorgelopen.
De voorzitter:
O, u bent al vooruitgelopen. Als u het niet ziet, dan kunnen we er op het einde even
op terugkomen.
De heer Van Meijeren (FVD):
Prima.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Timen:
Dan wil ik u meenemen naar weer een ander plaatje, dat een internationale vergelijking
laat zien tussen Nederland, België en Duitsland. We zien hier het aantal meldingen,
weer een lopend gemiddelde, in de drie landen en een vergelijking tussen drie landen.
U ziet ook dat de deltavariant, die dominant is in Nederland en ongeveer rond 1 juli
dominant werd. Duitsland en België waren ons één week voor, dus we trekken wat dat
betreft gezamenlijk op. De snelheid van de eerdere daling, dus voordat de deltavariant
dominant werd, was eigenlijk vergelijkbaar voor alle drie de landen. U ziet de daling
zo'n beetje vanaf april richting juli. Deze gaat voor alle drie de landen steil naar
beneden. Vervolgens ziet u dat deze daling in alle drie de landen omslaat in een stijging,
maar dat de stijging in Nederland verder gaat dan in de landen om ons heen. We denken
dat de waarschijnlijke oorzaak daarvan de besmettingen zijn, die op een explosieve
manier hebben plaatsgevonden in de afgelopen twee weken. Dat is dus gerelateerd aan
settings waar veel adolescenten en jongvolwassenen elkaar hebben getroffen ten gevolge
van de versoepelingen van 26 juni, tegelijkertijd met een sterke opmars van de deltavariant.
België en Duitsland hadden dus het nachtleven nog niet versoepeld. Daar zit het verschil
vooralsnog in.
De heer Paternotte (D66):
Mag ik een heel korte vraag stellen? Het is natuurlijk een logaritmische schaal, maar
wat is de factor van het aantal besmettingen in Nederland ten opzichte van Duitsland
en België? Ik maak hieruit op dat het iets van twintig keer zo veel als Duitsland
is, maar klopt dat?
Mevrouw Timen:
Het is vele malen hoger op dit moment, zeker. Dat spreekt voor zich.
Dan neem ik u mee naar de ziekenhuisopnames. Een vertrouwd beeld: op dit moment blijft
het rustig en is het aantal stabiel, zowel op de verpleegafdelingen als op de ic,
en zowel wat betreft nieuwe opnames als wat betreft de bezetting. Dit is het beeld
tot en met vandaag.
Als we kijken – weer een vertrouw beeld voor u, denk ik – naar de daling in het voortschrijdend
gemiddeld aantal covidopnames ten opzichte van de piek in april 2021, dan ziet u nu
een gestage daling, met bijvoorbeeld 97% in ziekenhuizen en 98% op de ic ten opzichte
van de piek, op basis van NICE-gegevens. Vergeleken bij de piek zitten we dus nog
steeds in een extreem hoge daling ten opzichte van april.
Dan wil ik u meenemen naar de beddenbezetting van het LCPS. Dit is ook weer een plaatje
dat loopt van april tot 11 juli. Dat laat hetzelfde rustige beeld zien, dus een bezetting
die stabiliseert, zowel in het ziekenhuis als op de ic, en een daling ten opzichte
van de piek. Dat is dus consistent met wat ik eerder heb laten zien.
Als we kijken naar de verpleeghuizen en woonzorgcentra, inmiddels ook een bekend plaatje,
dan zien we daar ook dat in verpleeghuizen vooralsnog een laag aantal nieuw gemelde
besmette locaties geplot zijn op deze grafiek aan uw rechterhand, een laag aantal
bewoners met een COVID-19-diagnose en eigenlijk geen of hele kleine clusters. Het
beeld in verpleeghuizen is dus rustig op dit moment. Ongeveer 1% van alle locaties
betreft een besmette locatie.
Als we kijken naar de gehandicaptenzorginstellingen, dan zien we ook daar hetzelfde
beeld. Het is een rustig beeld wat dat betreft, met 0,19% besmette locaties in Nederland
en ook weinig nieuw besmette bewoners gemeld in deze setting.
Vervolgens neem ik u mee naar de Infectieradar. Zoals u weet, houdt de Infectieradar
de ontwikkeling bij van het percentage mensen dat klachten ontwikkelt die kunnen duiden
op covid, dus luchtwegklachten, waarbij we een onderscheid maken tussen alle deelnemers
met klachten en deelnemers die de klachten toeschrijven aan hooikoorts. Dat zijn dus
mensen die bekend zijn met luchtwegklachten en die zeggen: die klachten zijn eigenlijk
veroorzaakt door hooikoorts. U ziet op dit moment eigenlijk bij beide groepen, zowel
bij alle deelnemers als bij de deelnemers die weten dat de klachten niet toe te schrijven
zijn aan hooikoorts, een stijging in het aantal personen dat klachten van de luchtwegen
rapporteert. Met andere woorden, er zijn op dit moment meer klachten dan in de periode
van de afgelopen weken. Die lijn is stijgende. Wie zijn dan de mensen die klachten
van de luchtwegen rapporteren? In toenemende mate zijn het voornamelijk de mensen
behorend tot de leeftijdscategorieën 18–24 en 25–29. Als je door je oogharen kijkt,
dan zie je ook een kleine toename in de leeftijdscategorie 30–39. Dat is ook weer
een beeld dat consistent is met wat we eerder hebben gezien in de meldingen.
Er was een vraag over long covid. Kenmerkend voor long covid is natuurlijk dat de
gevolgen pas op de lange duur bekend worden, dus het aantal mensen dat dit treft,
is nog niet met zekerheid bekend. We kunnen wel een inkijkje geven in het onderzoek
dat bij het RIVM loopt en dat gestart is in mei van dit jaar. Daarbij hebben we nu
ongeveer 3.000 mensen geïncludeerd, maar dat loopt natuurlijk nog door. Het is voor
een deel een prospectief onderzoek. We vragen deelnemers binnen zeven dagen na een
positieve test of ze zich willen aanmelden voor het onderzoek. Het is dus een prospectieve
studie. We kijken vervolgens wat er met die mensen gebeurt in de komende tijd ten
aanzien van persisterende klachten. Deelnemers die niet getest zijn of die een negatieve
coronatest hebben, zijn natuurlijk de controlegroep. Je wil zeker weten of een verschil
toe te schrijven is aan corona. En deelnemers met bestaande langdurige klachten, namelijk
langer dan drie maanden, bevragen we ook, om te kijken wat daar precies aan de hand
is. Ik kan u de eerste resultaten laten zien. 95% van de mensen met bestaande langdurige
klachten na een coronabesmetting, dus de derde bullet, hadden milde klachten tijdens
de acute infectie. Met andere woorden, ook mensen met milde klachten kunnen langdurig
last krijgen van persisterende klachten. 5% was opgenomen in het ziekenhuis. De impact
na maanden is nog steeds groot; zo'n 90% meldt een impact na maanden, waarvan 34%
niet kan werken of naar school kan gaan door deze langdurige klachten. Nogmaals, dit
onderzoekt loopt nog. Het is pas het begin van een groot onderzoek dat ons heel veel
antwoorden zal geven over long covid. Wij hopen in het najaar meer resultaten te kunnen
laten zien.
De voorzitter:
Mevrouw Bikker heeft een verduidelijkende vraag.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ja. Ik kan me voorstellen dat bijna alle landen hier benieuwd naar zijn. Zijn er landen,
waar u bijvoorbeeld mee samenwerkt, waar u al dingen ziet die iets meer inzicht geven
in hoe je dit kan zien ten opzichte van de populatie van mensen die covid hebben gekregen?
Mevrouw Timen:
Dat is een terechte vraag. Er lopen heel veel onderzoeken in verschillende groepen,
verschillende settings en verschillende patiëntenpopulaties. Dat zijn bijvoorbeeld
mensen die opgenomen zijn in het ziekenhuis, mensen in de langdurige zorg, jongeren
en ouderen. Het is op dit moment heel moeilijk om daarvan een soort dwarsdoorsnede
te maken en te zeggen: zo zit het. Bovendien is er nog geen duidelijke, gestandaardiseerde
definitie van long covid. Verschillende onderzoeken hanteren dus verschillende definities.
Dat maakt het op dit moment zo ingewikkeld om te vergelijken. Maar natuurlijk worden
alle literatuurgegevens bijgehouden. We volgen de literatuur dus nauwgezet en kijken
in hoeverre we onze bevindingen daaraan kunnen relateren. Maar ik denk dat de antwoorden
die wij zoeken voor onze populatie en voor onze setting uit onze eigen onderzoeken
komen.
Bovendien loopt er ook onderzoek in andere plaatsen in Nederland, bijvoorbeeld in
het Amsterdam UMC. Daar loopt ook een onderzoek naar zorgverleners. Kortom, ik denk
dat de komende tijd ons heel veel zal leren over wat er gebeurt met persisterende
klachten bij verschillende typen patiënten en in verschillende settings.
Dan neem ik u mee naar de toename van de deltavariant in de kiemsurveillance. Dit
is natuurlijk een bekend plaatje, dat laat zien hoe de alfavariant begin juli ingehaald
en verdrongen is door de deltavariant, oorspronkelijk afkomstig uit India. Van de
deltavariant is inmiddels bekend dat die een ongeveer 51% hogere impact heeft op het
reproductiegetal dan de alfa oorspronkelijk had. En we moeten niet vergeten dat de
alfa ook al een 40% hoger effect had op het reproductiegetal dan het oorspronkelijke
virus, dat we voor december kenden. De deltavariant is dominant in Nederland en de
helft van de monsters die zijn afgenomen rond 1 juli zijn ook door deze variant veroorzaakt.
Inmiddels is dat percentage verder gestegen, richting de 60% tot 65%.
Dan kijken we naar het reproductiegetal op basis van de meldingsdatum. Dat is ook
een bekend plaatje. Wat u hier eigenlijk ziet, is dat de data recenter dan 5 juli
nog onzeker zijn, omdat we nog correcties moeten toepassen op de rapportagevertraging.
U ziet in paars onder op het plaatje aan uw linkerkant dat het reproductiegetal inmiddels
boven de 1 is. Het is namelijk beland op 2,17 op basis van de meest recente schatting,
van 28 juni. Het getal stijgt ten opzichte van de vorige meting, op 24 juni, toen
het 1,37 was.
De voorzitter:
Mevrouw Bikker heeft een verduidelijkende vraag.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
28 juni voelt wel echt als een poosje terug. Wanneer komt de volgende schatting?
Mevrouw Timen:
De schatting kan altijd met maar twee weken terugwerkende kracht gedaan worden, omdat
we natuurlijk nog niet weten ... De infecties die vandaag doorgegeven worden, zullen
pas over twee weken hun weerslag hebben op het reproductiegetal. Dit is de meest recente,
van gisteren.
Als we kijken naar het reproductiegetal uitgesplitst naar varianten, zien we dat de
varianten die op dit moment in Nederland circuleren, samen op 2,17 komen. Voor de
alfavariant is dat lager, wat we natuurlijk al weten; die heeft minder impact op het
reproductiegetal. De deltavariant zit op 2,52. Die stijging van het reproductiegetal
valt ongeveer samen met de versoepelingen van 26 juni, maar ook met de toename in
het aandeel van de deltavariant, die inderdaad een opmars heeft gekend in Nederland.
Wat betekent dat voor de veiligheidsregio's? Ook hier zien we een verandering van
kleur. Terwijl we vorige week nog zagen dat de meeste regio's een Rt onder de 1 hadden,
weliswaar niet significant, zien we nu dat die regio's een Rt boven de 1 hebben, waarvan
enkele significant boven de 1, waaronder Groningen, Twente en een deel van Brabant.
In termen van de prognoses laat ik dit plaatje zien. Op dit moment is het beeld op
korte termijn heel interessant. U ziet een plaatje dat is samengesteld uit verschillende
simulaties en prognoses. In de kolommen ziet u het aantal nieuwe ziektegevallen bij
een vaccinatiegraad van 75% onder de 50 jaar, aan de linkerkant, en van 65% onder
de 50 jaar, aan de rechterkant. In de rijen ziet u wat er zal gebeuren als er geen
versoepelingen plaatsvinden en als alles losgelaten wordt na de zomer. Op dit moment
zien we een toename van het aantal meldingen. Dit model laat een toename zien die
lager uitvalt dan de toename die we daadwerkelijk zien in het aantal gerapporteerde
meldingen. Dat betekent dat deze toename onvoldoende opgevangen wordt door dit model.
Dat heeft niet zozeer te maken met het model, als wel met het feit dat deze toename
zich voordoet als gevolg van een aantal events of situaties waarin er een snelle,
explosieve toename is geweest van het aantal meldingen, dus van superspread events,
waarmee je onmogelijk rekening kan houden in de modellen. Deze toename doet zich voornamelijk
voor in de jongere leeftijdsgroepen, op verschillende plaatsen in Nederland. Het is
niet homogeen en niet diffuus door heel Nederland heen. Kortom, dat zijn allemaal
factoren die het de modellen heel moeilijk maken om de werkelijke omvang van de toename
te vangen. Belangrijk is wel de trend: een verwachte toename in het aantal besmettingen
met COVID-19.
Wat betekent dat verder? De toename van het reproductiegetal is groter dan verwacht.
Dat betekent dat de mogelijke stijging van het aantal ziekenhuis- en ic-opnames sneller
gaat dan verwacht. Deze stijging kan worden vertraagd doordat bijvoorbeeld alle risicovolle
contacten van de jongvolwassenen met andere leeftijdsgroepen, vooral de kwetsbaren,
zo veel mogelijk worden beperkt, dus dat zij zich onthouden van direct contact met
mensen uit risicogroepen of andere leeftijdsgroepen. De stijging kan ook worden gestopt
of worden omgezet in een daling als de versoepelingen van 26 juni waar nodig worden
teruggedraaid – dat is inmiddels gebeurd – en als de vaccinatiegraad minstens toeneemt
zoals gepland. Het belangrijkste op dit moment is dus dat de vaccinatiegraad moet
doorgaan zoals gepland, zodat de wedloop tussen de deltavariant, die bezig is met
een opmars, en de vaccinatiegraad heel snel gewonnen wordt door de vaccinatiegraad.
Doordat de oudere leeftijdsgroepen en de kwetsbare leeftijdsgroepen een hoge vaccinatiegraad
hebben, zijn er ook scenario's die laten zien dat er niet noodzakelijk grote overbelasting
van de zorg hoeft plaats te vinden, maar dat risico kunnen wij niet uitsluiten. Hiermee
wil ik aangeven dat er nog steeds grote onzekerheden zijn wat betreft het niveau van
de zorgbelasting dat uiteindelijk bereikt zal worden als gevolg van deze toename van
infecties.
Waar komen de prognoses met al die onzekerheden op dit moment op uit? We hebben te
maken met een nieuwe situatie waarbij er een grote uitbraak is onder jongvolwassenen
en bij enkele superspreading events, waar echt ongecontroleerde verspreiding heeft
plaatsgevonden. De omvang van de uiteindelijke uitbraak is vooralsnog onbekend. We
weten ook niet hoe groot de verspreidingskans is bij oudere leeftijdsgroepen met een
hogere vaccinatiegraad. Deze verspreiding is ingezet. We zien ook een geleidelijke
toename van infecties in de oudere leeftijdsgroepen, maar we weten niet hoe de omvang
uiteindelijk zal worden. Blijft die heel beperkt of niet? We weten ook nog niet precies
wat het effect van de recent afgekondigde maatregelen zal zijn. Dat is pas een week
tot tien dagen na het nemen van de maatregelen te zien. Dus de ondergrens...
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Een verhelderende vraag. Je kan natuurlijk niet helemaal inschatten wat de afgekondigde
maatregelen betekenen, maar is er wel een indicatie van te geven? Er wordt wel gesteld
dat de stijging gestopt kan worden en dat een daling kan inzetten.
Mevrouw Timen:
Deze stijging heeft zich explosief geconcentreerd in een setting bij een bepaalde
groep, terwijl de maatregelen die genomen zijn, deze setting als het ware eruit hebben
gehaald. We hopen dat het effect zal zijn dat het zal bijdragen tot een vermindering
van het aantal infecties en dus een daling van de meldingen. Er is geacteerd op de
plek waar zich de grote toename in zo'n korte tijd concentreerde, in aansluiting op
andere maatregelen die geadviseerd zijn, zoals laat je testen als je in zo'n situatie
bent geweest, en beperk je contacten met andere leden van de groep.
Bij de berekening van de prognose van de ondergrens voor de ic-bezetting komen we
op ten minste 150 bedden met covidpatiënten, de komende tijd. Nogmaals, het is een
orde van grootte van 150, zonder de uitbraak onder jongvolwassenen. Er is een bovengrens
in de orde van grootte van 600 ic-bedden op basis van wat we nu denken dat er zou
kunnen gebeuren. Nogmaals, dit is ook omgeven met onzekerheid. De werkelijkheid zal
zich mogelijk voor kunnen doen tussen deze twee marges. Dit zijn de twee extremen
die we hier wilden laten zien. Dit is gebaseerd op de aanname dat het effectieve reproductiegetal
van 26 juni tot en met 12 juli ongeveer twee besmettingen per geval bedraagt en dat
die daarna afnemen. Daarbij hebben we deze aanname ook al ingecalculeerd.
Nogmaals, de bovengrens waar we uiteindelijk op uitkomen, wordt beïnvloed door nieuwe
maatregelen, zoals de vraag dat jongvolwassenen zich de komende tijd onthouden, zeker
na risicovolle contacten, om in contact te treden met oudere leeftijdsgroepen. De
vaccinatie van de jongvolwassenen moet natuurlijk zo snel mogelijk plaatsvinden, zoals
gepland, waarbij dus alle open slots worden benut.
Dan laat ik ook zien hoe de ondergrens van de prognose zonder uitbraak berekend is.
Die is ook weergegeven in twee scenario's, met in de rij het scenario: stap 4 volhouden
tot na de zomer, of alles loslaten na de zomer, en de twee vaccinatiegraden in de
kolommen die ik net heb uitgelegd, die ik ga laten zien. In deze figuur ziet u de
ondergrens die wat ons betreft in de buurt van 150 bezette bedden zou kunnen uitkomen,
waarbij het effect van de huidige grote uitbraak niet meegenomen is.
Dan in het kort een duiding van een analyse gemaakt door het OMT in zijn laatste advies,
dat van afgelopen week, van 8 juli. Dat is OMT 119. Dat ziet verschillende mogelijke
verklaringen van deze explosieve groei. Er zijn de besmettingen die zich voordoen
vanaf het weekend van 26 juni, gekoppeld aan het bezoek aan het nachtleven. Zoals
ik net vertelde: feesten, situaties bij studentenverenigingen en horecagelegenheden
via testen voor toegang. De 1,5 meter was hier dus losgelaten, maar er was geen beperking
van het aantal personen dat in de binnenruimtes samenkwam. Er werden ook vaak meerdere
locaties op een avond bezocht. Dat is ook verteld door de GGD'en die de analyse hebben
gedaan van de clusters die ze hebben gezien. Jongeren kwamen dus bij elkaar in een
groep van niet gevaccineerde mensen, gedeeltelijk gevaccineerde mensen en volledig
gevaccineerde mensen – dat was een klein aantal – met veelvuldige contacten. Het betrof
veelal binnenlocaties, waar, zoals ik al zei, grote aantallen personen bij elkaar
kwamen, met harde muziek, luid spreken, schreeuwen. Kortom, situaties waarin dus heel
veel druppelproducerende omstandigheden gecreëerd werden en waarbij de ventilatie,
in de binnenruimtes, extra belangrijk is.
Er waren ook signalen dat testen voor toegang niet voldeed aan de verwachtingen voor
deze locaties, voor horeca en nachtleven, in deze specifieke omstandigheid. Er waren
natuurlijk ook meldingen van situaties waarin codes werden uitgewisseld onderling,
meerdere testen werden gedaan totdat iemand eindelijk een negatief testresultaat kreeg
en testresultaten werden uitgewisseld. De controle en de handhaving waren niet altijd
voldoende volgens de informatie tot ons kwam. Juist in deze settings heeft het OMT
gemeend om te benadrukken dat eigenlijk een goede uitvoering van testen voor toegang
heel belangrijk is. Daarbij heeft het ook aangegeven dat gebruik van een PCR-test,
met een hogere gevoeligheid, eigenlijk beter zou zijn, omdat die natuurlijk nauwer
luistert en beter in staat is om ook lagere virale loads op te pikken. Ook de geldigheidsduur
van testbewijzen van 24 uur, conform het advies van het OMT, was uiteindelijk verlengd
tot 40 uur. Dat betekent dus dat mensen zich met één testbewijs vervolgens twee dagen
hebben kunnen begeven in situaties waarin transmissie plaats heeft kunnen vinden.
En er was natuurlijk het feit dat pas veertien dagen na de vaccinatie toegang gegeven
kan worden op basis van immuniteit door vaccinatie, een maatregel die inmiddels is
teruggedraaid.
De heer Van Meijeren (FVD):
Mag ik hier een verduidelijkende vraag over stellen, voorzitter?
De voorzitter:
Een verduidelijkende vraag, meneer Van Meijeren? Ja.
De heer Van Meijeren (FVD):
Op de vorige slide gaat het onder de eerste bullet point ineens over besmettingen,
waar volgens mij, als ik u net juist begrepen heb, positieve tests bedoeld wordt.
Dit is even heel belangrijk, voorzitter. Want zou een verklaring niet ook kunnen zijn
dat er nu gewoon veel meer getest wordt en dat daardoor het aantal positieve tests
toeneemt? Zou dat een van de verklaringen kunnen zijn?
De voorzitter:
Mevrouw Timen. Hierna ga ik het echt rekenen als vraag, meneer Van Meijeren.
Mevrouw Timen:
Nee. Ik hoop dat ik heb laten zien dat er niet alleen meer getest wordt, maar dat
het percentage positiviteit explosief toeneemt, dat in de Infectieradar het aantal
mensen met klachten expliciet toeneemt in precies dezelfde leeftijdscategorie en dat
het aantal meldingen veel sneller stijgt dan het aantal testen dat is uitgevoerd,
naar rato. Deze stijging is dus niet op het conto te schrijven van alleen maar meer
testen. Er is wel degelijk een toename van daadwerkelijke transmissie van dit virus
in deze settings.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Timen. Bent u hiermee aan het einde gekomen van uw presentatie?
Dat is het geval. De presentatie heeft een stuk langer geduurd dan verwacht en inmiddels
zijn we met vijftien fracties present. Mijn voorstel is dus om niet twee vragen maar
één vraag per fractie te doen, en dan te kijken of we na de eerste ronde nog de gelegenheid
hebben voor een tweede ronde. Ik heet ook van harte welkom mevrouw Westerveld en mevrouw
Bikker. Ik begin bij mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Mag ik «m nog heel even overslaan, voorzitter?
De voorzitter:
Ja, natuurlijk. Mevrouw Kuiken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
U vraagt het onmogelijke van ons. Laat ik eerst naar de modellen zelf gaan. Op pagina
41 staat eigenlijk heel duidelijk dat twee dagen na de versoepeling de R-factor, het
reproductiegetal, al boven de 2 lag. In de vorige presentatie, vorige week, waren
we al behoorlijk kritisch, omdat alles eigenlijk twee, drie weken terugblikt. Dat
zien we in deze presentatie ook weer terug eigenlijk. Veel aannames zitten ook op
ondergrenzen. Het hoogste aantal besmettingen staat op 8.000, terwijl we al boven
de 10.000 hebben gezeten. Kortom, is het niet tijd om opnieuw te kijken naar deze
modellen en, misschien in samenwerking met andere datacentra, tot betere voorspellingen
te komen? Want als we twee dagen na de versoepelingen al tegen zo'n reproductiegetal
aankijken, waar sturen we dan met elkaar op? Ik snap dat deze vraag vrij kritisch
klinkt, maar er is ook wel wat aan de hand. Ik was daar vorige keer al kritisch op
en dan krijg ik een college in dataverwerking, maar ik zoek eigenlijk naar modellen
die beter voorspellen dan deze. Is dat mogelijk? Moeten we niet meer samenwerken met
misschien andere datacentra of op een andere manier tot meer nauwkeurige schattingen
komen?
Mevrouw Timen:
Een paar punten. Het is een relevante vraag. Ik hecht er echt aan om eraan te herinneren
dat deze modellen ons de afgelopen tijd enorm hebben geholpen in het sturen op de
doelen van de covidaanpak in Nederland. De doelen hingen natuurlijk heel erg nauw
samen met het beperken van de belasting in de zorg, zodat er zorg, zowel voor de covidpatiënten
als voor de non-covidpatiënten, mogelijk was. Daarbij is de ic de meest stabiele factor
geweest tot nu om ons te leren hoe de uitbraak zich eigenlijk voordeed. Die stabiele
gegevens op de ic zijn natuurlijk niet afhankelijk van fluctuaties in testbeleid,
testbereidheid of wat dan ook. Dus als je een stevig model wilt dat goed verankerd
is in data en dat niet uitgaat van aannames die niet verifieerbaar zijn, dan zijn
deze modellen natuurlijk uitstekend. Mijn kennis is beperkt als arts infectieziekten;
ik ben geen modelleur. Maar modellen die een toename zoals die zich heeft voorgedaan
in Nederland van tevoren zouden kunnen oppikken dan wel voorspellen, ken ik niet.
Nogmaals, het antwoord is zoals het op dit moment is. Er heeft zich een enorme stijging
voorgedaan in een setting waarbij het aanjaageffect van de combinatie van de deltavariant
en het bij elkaar komen van deze groep vatbare mensen heeft gezorgd voor een explosieve
groei. Het is niet toe te rekenen aan de modellen. Er is geen enkel model dat dit
had kunnen vangen. De modellen worden gekalibreerd op de ic-opnames. Het betekent
niet dat wij nu met lege handen zitten. Het belangrijkste sturingsinstrument op dit
moment is de clusteranalyse die wij uitvoeren en waarover wij rapporteren. Deze analyse
geeft ons inzage in wat zich precies voordoet in de situaties waar nu de uitbraak
plaatsvindt.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Ik wil even naar de prognose op slide 44, want ik denk toch dat dat de kernvraag bij
heel veel mensen is. Zetten de kabinetsmaatregelen deze stijging om in een daling
en kunnen we begin augustus constateren dat wij brand meester zijn? Ik lees: de stijging
kan worden gestopt en omgezet in een daling als alle versoepelingen van 26 juni waar
nodig op korte termijn worden teruggedraaid en als de vaccinatiegraad toeneemt als
gepland. De vraag wat «waar nodig» betekent, ligt erg voor de hand. Ik vraag mij ook
af waar deze redenering vandaan komt, omdat op 17 juni de R-factor van delta al boven
de 1, namelijk op 1,17, lag. Waar komt de aanname vandaan dat de versoepelingen terugdraaien
de R-factor onder de 1 brengt, terwijl die daarvoor al boven de 1 zat? En wat betekent
het «waar nodig»? Is dat wat nu gebeurd is of adviseert het OMT eigenlijk om andere
maatregelen te nemen?
Mevrouw Timen:
Ook een zeer relevante vraag. Natuurlijk weten we dat de opmars van delta een stijging
van het reproductiegetal zou betekenen. Dat hebben we dus ook gezien. Maar die was
conform de verwachting enigszins te beteugelen door de vaccinatiegraad die, zoals
ik uitlegde, in de wedloop tussen de vaccinatiegraad en de opmars van de deltavariant
steeds verder terrein won. We zaten in een overduidelijk dalend been van de epidemie
en dat is toe te schrijven aan de grote aantallen vaccinaties die in Nederland de
afgelopen weken werden gezet. We zijn koploper op Malta en Hongarije na. Dat heeft
ons geholpen om te compenseren voor het extra effect van de deltavariant op het reproductiegetal.
Deze compensatie door de vaccinatiegraad is nu voor een groot deel tenietgedaan door
de extreem grote infectiedruk in korte tijd in de groep waar ik het net over had.
Een verzesvoudiging van het aantal meldingen kan je niet meer op zo'n korte termijn
stoppen met de vaccinatiegraad conform de planning. Dat betekent dat het OMT adviseert
om de versoepelingen terug te draaien daar waar ze relevant zijn voor deze stijging.
Daarom zegt het OMT ook: doe dat in de settings waar het nu misging. Het advies van
het OMT was om maatregelen te nemen voor de horeca en voor de sluiting van het nachtleven.
Het OMT heeft nog twee aanvullende maatregelen geadviseerd: het beperken van het aantal
bezoekers thuis tot acht personen maximaal, kinderen onder de 12 niet inbegrepen,
en ... De tweede herinner ik me niet precies.
De heer Paternotte (D66):
Het thuiswerkadvies. Die twee zijn volgens het OMT dus nodig om inderdaad die daling
te krijgen waarvan u in de prognose zegt dat die kan plaatsvinden.
Mevrouw Timen:
Het OMT had geadviseerd om deze ...
De heer Paternotte (D66):
Excuus, voorzitter. Ik dacht dat dit een verduidelijkende vraag was. Ik zal mijn mond
houden.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas namens de BoerBurgerBeweging.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Het doel van de coronamaatregelen is natuurlijk nog steeds: bescherm de kwetsbaren
en hou de druk op de zorg laag. Wordt ook geregistreerd wie er precies in het ziekenhuis
komen door covidklachten, dus rechtstreeks als gevolg van covid? Er zijn ook mensen
die voor iets anders in het ziekenhuis komen en die vervolgens in het ziekenhuis worden
getest en positief worden bevonden. Komen die dan ook op de covidlijst? Het gaat mij
dus om de registratie van echt pure covidpatiënten en van mensen met iets anders die
vervolgens positief getest worden.
De voorzitter:
Het is duidelijk. Mevrouw Timen.
Mevrouw Timen:
De situatie is heel complex. Sommige mensen komen in het ziekenhuis met covid maar
zijn al eerder getest. Wij krijgen via Osiris meldingen vanuit de GGD over mensen
die opgenomen zijn in het ziekenhuis met een positieve covid-diagnose. Dat zijn dus
de mensen die met covid zijn opgenomen in het ziekenhuis. Dat zijn de meldingen waar
wij over rapporteren. Het kan dus zijn dat mensen voor de opname al besmet en getest
waren. Ziekenhuizen zullen dat soms maar niet altijd nog een keer melden bij de GGD.
Er is dus geen sprake van dubbelmeldingen. Maar inderdaad, wij krijgen de meldingen
van de GGD-en voor zover zij die ontvangen.
De voorzitter:
Misschien kan ik de vraag van mevrouw Van der Plas even verduidelijken: is het dan
een covid-diagnose of is het iemand met een positieve test?
Mevrouw Timen:
Als we praten over mensen die met covid zijn opgenomen in het ziekenhuis, dan gaan
het om een covid-diagnose.
De voorzitter:
Oké. Dan gaan we nu even door met mevrouw Bikker van de ChristenUnie.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Er zijn allerlei vragen te stellen, maar allereerst wil ik mevrouw Timen bedanken
voor haar uitgebreide presentatie. Eerlijk gezegd ben ik nog steeds aan het puzzelen
op de vraag hoe die explosie van het aantal besmettingen heeft kunnen plaatsvinden.
Ik hoor een aantal verklaringen. Een daarvan is dat men heeft gerommeld met testbewijzen.
Een andere verklaring is dat men te snel na vaccinatie is gaan dansen. En dan is er
nog een verklaring over de preciesheid van de antigeentesten. Die verklaring zie ik
wel veel in de media, maar ik heb mevrouw Timen daar wat minder uitgebreid over gehoord.
Ik zou haar willen vragen of zij daar wat toelichting op kan geven, met name ten aanzien
van de deltavariant. Het is natuurlijk best tragisch dat je, als je negatief getest
bent, mogelijk toch positief bent. Hoe vaak kan dat voorgekomen zijn, zeker bij de
deltavariant? Ik ben gewoon nog even zoekend. Hebben we wel genoeg in beeld wat deze
explosie heeft veroorzaakt, ook om die in de toekomst te voorkomen? Ik zou daar dus
graag wat feitelijke informatie over krijgen. Misschien kan ze ook aangeven hoe dat
procesmatig werkt bij het RIVM? Als u zo'n variant ziet, wordt er dan ook weer gekeken
hoe de testen dat oppakken?
Mevrouw Timen:
Dat zijn eigenlijk twee vragen. De testeigenschappen van de antigeensneltesten in
relatie tot varianten, daar kan ik vrij kort over zijn. De antigeensneltesten hebben
N-eiwit als target. Daar zitten eigenlijk geen mutaties die relevant zijn. Dus deze
testen pieken ook op varianten, zoals het deltavirus. Dat is anders dan bij de PCR-test,
waarbij je op een andere manier test.
Wat betreft de vraag die u net stelde: het gaat hier om de gevoeligheid van de testen.
In zo'n setting wil je eigenlijk niemand missen die besmet is, dus wil je geen valsnegatieve
resultaten hebben. Dan wil je een test gebruiken met de allerhoogste gevoeligheid,
de allerhoogste sensitiviteit. Dat is dus een PCR-test, en niet een antigeentest.
Een antigeentest is een hele goede test, maar die heeft ten opzichte van de PCR-test
een verminderde gevoeligheid. Deze verminderde gevoeligheid loopt uiteen als het gaat
om de verschillende typen antigeentesten. Er is dus sprake van een hele range. Er
zijn iets van 180 typen testen. Maar in ieder geval zijn ze allemaal minder gevoelig
dan de PCR. Je kunt ze gebruiken, maar zorg er dan voor dat de geldigheidsduur korter
is. Met andere woorden, als je 40 uur voor aanvang van een evenement iemand test,
en die is toevallig valsnegatief omdat de waarden nog heel laag zijn, dan kan die
persoon de volgende dag natuurlijk wel positief worden. Die heeft dan onterecht een
bewijs van een negatieve test. De PCR pikt dit soort lage virale loads veel sneller
op. Dus een negatieve PCR 40 uur voor zo'n event is veel betrouwbaarder dan een antigeentest.
Daarom zeggen wij ook: bekort die duur als je antigeensneltesten gebruikt; zet het
op 24 uur, en voor één evenement.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw De Vries.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
We zouden natuurlijk allemaal willen dat we beter zijn in die voorspellende waarden.
Ik ben benieuwd hoe een aantal zaken gekoppeld is, enerzijds aan de maatregelen en
anderzijds aan de input in het systeem. Er was natuurlijk veel bekend over de deltavariant,
maar wat is daarin uit andere landen meegenomen en wat is er ook aan gedragseffecten
meegenomen? En als het gaat om de maatregelen: hoe zijn de fieldlabs en de ervaringen
die daarmee zijn opgedaan, meegenomen bij de voorgestelde maatregelen?
Mevrouw Timen:
Ik denk dat dat ook een heel belangrijke, samengestelde vraag is. Aan de ene kant:
wat hebben we geleerd van andere landen? Uiteraard volgden we andere landen ook heel
nauwgezet op. Wat dat betreft was het Verenigd Koninkrijk het land dat iedereen in
Europa volgde. U hebt gezien dat de opmars in Nederland niet uniek was. Dat ging tegelijkertijd
met België en Duitsland. Dus we hebben inderdaad gekeken naar de ontwikkeling. Ik
heb ook laten zien dat we op het moment dat de opmars van de deltavariant begon eigenlijk
in een stevig dalend been van de epidemie zaten. Conform onze modellen zou de vaccinatiegraad
in staat zijn geweest om de stijging door de deltavariant op te vangen en te beperken.
Daarom zagen de prognoses er, zonder deze uitbraak die zich twee weken geleden heeft
voorgedaan, rooskleuriger uit dan nu het geval is.
Even kijken, er was nog een vraag. Ik ben «m even ...
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
De vraag over hoe gedrag en de fieldlabs zijn meegenomen in de maatregelen.
Mevrouw Timen:
In de modellen die wij maken, gebruiken we contactpatronen, dus per leeftijdsgroepen
en in verschillende metingen in de afgelopen anderhalf jaar. Dat zijn de COMIX-studie
en de PIENTER-coronastudie. Die zijn ingebouwd in ons model. We houden dus wel degelijk
heel veel rekening met de contactpatronen, die een afgeleide zijn van het gedrag tussen
verschillende leeftijdsgroepen en binnen een leeftijdsgroep. Die worden dus wel degelijk
meegenomen.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
En dan nog de vraag over de fieldlabs bij de maatregelen.
Mevrouw Timen:
Daar kan ik, als het mag, heel kort over zijn. De fieldlabs vielen natuurlijk niet
onder onze verantwoordelijkheid. Daarom onthoud ik me nu even van commentaar.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, mevrouw Timen, voor de presentatie. In de OMT-brief staat dat het strikt
naleven van de basismaatregelen en de aanvullende voorwaarden essentieel was om verspreiding
te voorkomen. Nu heb ik vaker vragen gesteld over het gedrag en ook over de weersomstandigheden.
Het is bekend dat 50% van de mensen zich maar laat testen en dat de 1,5 meter heel
vaak niet in acht wordt genomen. Ook het handen wassen gebeurt veel beperkter. In
hoeverre is dit meegenomen in de modellen? Zijn de modellen aangepast aan het meest
recente gedrag van mensen? Want dat maakt natuurlijk ook wel wat uit voor de mogelijkheid
van besmetting.
Mevrouw Timen:
In de modellen houden we voornamelijk de contactpatronen als een soort proxy voor
het gedrag van mensen, en niet zozeer de gerapporteerde compliance uit de metingen
waar u op doelt, dus uit de gedragsunit. Deze gegevens worden natuurlijk wel nauwkeurig
gemonitord. Die gebruiken wij in de communicatie. Maar ze maken dus geen onderdeel
uit van de modellen die ik u net heb laten zien.
De voorzitter:
We gaan zo vlot dat we ook nog aan een tweede ronde toekomen. Meneer Van Meijeren.
De heer Van Meijeren (FVD):
Ik heb net drie verduidelijkende vragen gesteld over één heel belangrijk punt, maar
daar heb ik helaas nog steeds geen duidelijkheid over, namelijk: in welke mate heeft
het toegenomen aantal positieve tests te maken met het toegenomen aantal tests dat
überhaupt wordt uitgevoerd? Mevrouw Timen verwees net naar de presentatie, waaruit
blijkt dat het aantal positieve tests aanzienlijk sneller stijgt dan het aantal tests.
Dat staat op pagina 3. Het aantal meldingen van positieve tests is gestegen met 576%,
terwijl het aantal extra tests slechts met 59% is gestegen. Maar daar staat bij dat
die 59% alleen betrekking heeft op de GGD-testlocaties en niet op het testen voor
toegang, terwijl daar natuurlijk aanzienlijk meer getest wordt dan bij die GGD-testlocaties.
Kunt u ook aangeven hoeveel meer er is getest bij testen voor toegang?
Mevrouw Timen:
Ook dat is natuurlijk terug te rekenen als we kijken naar de aantallen testen per
week in dat testen voor toegang. Er is een totaalaantal, dus de noemer. Je weet wat
het percentage positiviteit is. Dus 300.000, met 0,2% positiviteit. Ik weet niet precies
waar het op neerkomt, maar enkele honderden. Dus het is niet zo dat deze stijging
alleen maar door meer testen komt. Dat is beslist niet zo. Ik heb u ook laten zien
dat mensen in Nederland in de Infectieradar een toename van luchtwegklachten rapporteren.
Dit moet je in samenhang zien, omdat we in de afgelopen tijd steeds op deze manier
gekeken hebben naar de ontwikkelingen van de epidemie in Nederland. Dus je kunt het
niet los van elkaar zien.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik heb een vraag over de maatregelen die zijn genoemd in de persconferentie. Er zijn
een aantal kleine verscherpingen aangekondigd, die met name betrekking hebben op het
geplaceerd zitten in de horeca en bij evenementen. Wat gaat nu het effect zijn van
die maatregelen? In de brief van het OMT hebben we gelezen dat een aantal verscherpingen
worden voorgesteld die niet worden overgenomen door het kabinet. Is er zicht op wat
nou het effect gaat zijn van die verscherpingen die vrijdag wel zijn aangekondigd?
Mevrouw Timen:
Ja, dat effect moeten we de natuurlijk de komende tien dagen gaan zien. De maatregelen
zijn afgelopen zaterdag ingegaan, dus de effecten moeten we nog zien in de volle betekenis
van deze uitbraak. Het OMT had geadviseerd om de openingstijden van de algemene horeca
tot 22.00 uur te beperken als een mogelijke extra aanvullende maatregel. Maar een
kwantificering van het effect kan ik op dit moment niet geven, omdat het veel te vroeg
is. U weet ook dat het meestal een tijd duurt voordat we de effecten zien.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu naar onze digitale deelnemers. Mevrouw Van Esch en de heer
Hijink kunnen alleen luisteren en dus geen vraag stellen. Als eerste is het woord
aan mevrouw Gündoğan.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb het idee dat de component gedrag structureel onvoldoende
goed wordt ingeschat en dat we eigenlijk gewoon als beleid «better safe than sorry»
moeten inzetten, mede ook omdat de achterstand in de reguliere zorg nog steeds onvoldoende
is weggewerkt. Is dat eigenlijk wat u zegt?
Mevrouw Timen:
De laatste van de gedragsmetingen waar u op doelt, was in de periode vóór 5 juli.
Die metingen hebben mogelijk ook nog niet de hele toename kunnen omvatten. Het is
met terugwerkende kracht gerapporteerd gedrag. We meten niet een intentie tot gedrag.
Het is dus per definitie terugkijken. Die informatie is zeer bruikbaar in de communicatie
en om de boodschap te verfijnen, maar het is onmogelijk om die informatie op een andere
manier in deze modellen te gebruiken, anders dan wat we doen, namelijk door te sleutelen
en aan te passen op basis van de contactpatronen die we daadwerkelijk meten in de
verschillende leeftijdsgroepen.
De voorzitter:
Mevrouw Van Esch is toch ingelogd. Dan geef ik u het woord.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank u, mijn internet haperde net, dus ik hoop dat ik nu wel verstaanbaar ben. Ik
ben benieuwd naar de cijfers over long covid. Uit gesprekken met longcovidpatiënten
begrijp ik dat de registratie bij het RIVM er een is van «dat kan je doen, maar het
hoeft niet». Er is ook geen registratie bij huisartsen, die toch vooral veel met longcovidpatiënten
werken. Kunt u een inschatting geven van hoe realistisch het beeld is dat nu bij het
RIVM bekend is? Gaan jullie ook samenwerken met huisartsen om hen op te roepen om
hun registraties door te geven? Anders heb ik het gevoel dat we bij het RIVM wel een
soort registratiesysteem hebben, maar dat we misschien toch een vertekend beeld van
de werkelijke situatie hebben.
Mevrouw Timen:
Inderdaad, dit is een onderzoek dat loopt en het is geen volledige landelijke registratie
van longcovidpatiënten. Die registratie is er op dit moment inderdaad niet, zoals
u ook al opmerkte.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Pouw-Verweij.
Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):
Ik heb een vraag over het verband tussen het aantal positieve testen en wat we kunnen
verwachten met de vertraging in de ziekenhuizen. Eerder zag je, als er een toename
was in het aantal besmettingen, twee weken later eenzelfde soort curve in de ziekenhuisopnames.
We testen nu deels met een andere indicatie, dus niet alleen meer op basis van verdenking,
maar ook op basis van toegang. Tegelijkertijd is het aantal vaccinaties heel erg gestegen,
met name onder de kwetsbare groepen. Ik merk dat mensen heel erg schrikken van die
piek, maar ik vraag me af: zal die piek zich ook weer in dezelfde piek vertalen zoals
we gewend zijn? Of kunnen we nu verwachten dat het aantal opnames en ic-opnames waartoe
dit zal leiden veel lager zal zijn? Ik vraag om een reflectie daarop.
Mevrouw Timen:
Inderdaad. De opnames in het ziekenhuis zullen zich nu voordoen tegen de achtergrond
van een steeds hogere vaccinatiegraad van de leeftijdsgroepen die normaal gesproken
in het ziekenhuis opgenomen moeten worden. Dat zijn de volwassenen in de leeftijd
van 50, 60 enzovoort; ouderen. Daar is de vaccinatiegraad steeds hoger, met de dag.
De vaccinatiegraad zal een vertragende factor zijn in de snelheid waarmee de nieuwe
infecties effect zullen hebben op de oudere leeftijdsgroepen. Dat bepaalt uiteindelijk
ook de hoogte van het aantal ziekenhuisopnames. Een belangrijke factor is ook de mate
waarin de jongeren zich weten te onthouden van contact met oudere leeftijdsgroepen
of niet-gevaccineerden om de doorgaande keten van persisterende infectie te voorkomen.
Met andere woorden, dit zijn vertragende factoren die maken dat we op dit moment zien
dat het aantal meldingen sneller stijgt dan het aantal te verwachten ziekenhuisopnames.
Hoe trager de opmars in de leeftijdsgroepen die normaal gesproken in het ziekenhuis
zouden worden opgenomen, hoe kleiner de kans dat de toename in de zorg een hoge significantie
heeft. Er zijn onzekerheden op dit moment, maar het is aannemelijk dat de opnames
vertraagd zullen plaatsvinden ten opzichte van wat we gewend waren in de golven voordat
de vaccinatie werd ingevoerd.
De voorzitter:
Dank u wel. Het gebouw wordt afgebroken terwijl we deze technische briefing houden.
Ik zie dat de verbinding met mevrouw Simons verbroken is. Misschien schakelt ze later
nog in. Dan gaan we verder met de tweede ronde en kom ik weer bij mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik zou graag nog doorgaan op mijn vorige vraag over wat het effect zal zijn van de
maatregelen die afgelopen vrijdag zijn aangekondigd. Nu is onze strategie gericht
op het ontlasten van de zorg en zo zijn er nog een aantal andere factoren die een
rol spelen. Nu steeds meer mensen gevaccineerd zijn, zouden we deze strategie nog
moeten volgen? Of zouden we moeten kijken naar andere zaken? Welk effect zou het hebben
als we kijken naar de maatregelen die nu worden genomen? Zouden we die niet moeten
verbreden? Zouden we niet veel meer moeten kijken naar bijvoorbeeld het aantal besmettingen?
Mevrouw Timen:
Ik sta u te woord als wetenschapper, als arts maatschappij en gezondheid, en dit is
een politieke vraag. De doelen worden door het kabinet, door de politiek, vastgesteld
en het is niet aan mij om daaraan te sleutelen.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Kuiken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik begon over modellen, maar ik zoek eigenlijk naar manieren waarop we beter kunnen
inschatten wat een deltavariant doet, zodat we veel beter kunnen sturen op een laag
aantal besmettingen. Daarmee kunnen we virusmutaties voorkomen, hoop ik. Maar veel
maatregelen die het OMT nu voorstelt gaan nog steeds uit van wensdenken. Gedrag wordt
daarin niet meegenomen. Om een voorbeeld te noemen: houd ouderen en jongeren uit elkaar.
Hoe dan, op welke manier? Op welke wijze kun je dat vatten in de schattingen die je
doet? Ik mag dat geen modellen noemen, maar hoe kun je dat vatten in de aannames die
je doet, in de uitkomsten die je berekent, in de schattingen die je doet? Dat is natuurlijk
waarvoor we hier zitten: een redelijke schatting maken van wat we kunnen verwachten
van de maatregelen die nu zijn getroffen. Gaan we niet te veel uit van wensdenken?
Ook dit is er weer zo'n voorbeeld van.
Mevrouw Timen:
De plek waar de besmettingen efficiënt zijn overgedragen, is er niet meer. Die is
als het ware weggehaald uit de epidemiologische situatie in Nederland. Dat zal verreweg
de grootste impact hebben, schatten wij.
Ten tweede dat wensdenken. Operationalisering van het advies om weg te blijven bij
kwetsbare ouderen en verdere transmissie te voorkomen, is: laat je testen als je in
zo'n situatie bent geweest, als je weet dat je ergens bent geweest waar besmettingen
zijn geweest en waar niet te veel aandacht was voor de maatregelen. Laat je testen
en blijft thuis de komende tijd. We zien nu een toename in de testvraag. Ook hebben
we begrepen dat heel veel mensen de weg weten te vinden naar de teststraten. We zien
ook dat verreweg de meesten die zich laten testen, de jongeren zijn. Op de een of
andere manier stuit deze boodschap dus op begrip bij hen. In hoeverre dat daadwerkelijk
het geval is, gaan we zien.
De heer Paternotte (D66):
Drie weken geleden hadden we een technische briefing waarbij best veel partijen zeiden:
we gaan nu heel veel versoepelen, ook extra; gaat dat wel goed? Dat was eigenlijk
de centrale vraag. Toen zei de heer Van Dissel: als ik naar het buitenland kijk, doet
Nederland eigenlijk niet heel veel anders dan andere landen. Maar ja, ik constateer
nu dat ze in Duitsland, Denemarken en België hun disco's niet open hebben en dansen
alleen in de buitenlucht toestaan. Zo'n inschatting kan een keer niet kloppen. Het
model heeft ons dit keer niet helemaal goed gediend, maar dat maakt het misschien
des te belangrijker om het andere punt uit het OMT-advies van vorige week te pakken,
namelijk dat het OMT wekelijks de situatie in ogenschouw neemt en zo actueel mogelijk
informatie probeert te interpreteren. Dat sluit een beetje aan bij wat mevrouw Kuiken
zei. We zien nu weer een veel verdere oploop. U zegt: we hebben een aantal adviezen
uitgebracht en als je je daaraan houdt, kun je denken dat er een daling zal zijn.
Komt het OMT deze week nog een keer bij elkaar om te zorgen dat het advies actueel
blijft en er op tijd wordt ingespeeld op nogal snelle ontwikkelingen?
Mevrouw Timen:
Vandaag komen we als RIVM naar buiten met een duiding en we maken als OMT-leden voor
vrijdag nog een update van de situatie. Het OMT was van plan om volgende week bij
elkaar te komen, om in ieder geval te kunnen zien welk effect de maatregelen van deze
week hebben gesorteerd. Want ze zijn zaterdagochtend ingegaan, en vrijdag is nog aan
de vroege kant om er überhaupt iets van te kunnen zien. Op dit moment is de planning
dat het OMT volgende week bij elkaar komt.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik zou nog wel wat willen weten over het aantal gevaccineerde mensen dat positief
is bevonden. Verder zou ik graag willen weten bij welke vaccins het hoogste aantal
positieven zijn geteld. Is dat AstraZeneca, Pfizer of Moderna? Heeft u daar cijfers
van?
Mevrouw Timen:
Nee, deze cijfers heb ik niet. Ik denk dat daarvoor eventueel een andere gast van
de directie COVID-19-vaccinatieprogramma zou kunnen worden uitgenodigd. Maar die cijfers
heb ik niet.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Kunnen die cijfers wel voor het debat van morgen worden geleverd?
Mevrouw Timen:
Dat kan ik u niet garanderen. Nogmaals, het is voor mij niet mogelijk om hier iets
over te zeggen.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik zit nog steeds te puzzelen of het RIVM deze opleving bijna volledig toeschrijft
aan testen voor toegang en of je er conclusies aan moet verbinden als de R-waarde
boven een bepaalde waarde komt. Is dat overwogen?
Mevrouw Timen:
Deze toename wordt toegeschreven aan de besmettingen, opgelopen in settings waarin
jongeren bij elkaar zijn gekomen. In deze settings werd zeker voor een deel gebruik
gemaakt van testen voor toegang, maar dat hoeft niet per se altijd zo te zijn. Er
zijn ook studentenactiviteiten en andere activiteiten geweest. Dus het is toe te schrijven
aan de opleving van de sociale activiteiten van jongeren, in de voorheen bekende plaatsen
waar deze activiteiten tot bloei kwamen. Ik wil benadrukken dat verreweg de meesten
zich wél hielden aan de afspraken, zoals thuistesten of eerlijk zijn bij testen voor
toegang. De meeste jongeren hebben zich er dus aan gehouden. Maar er zijn ook situaties
waarin dat niet gebeurd is en die zorgen bij de deltavariant, die zo besmettelijk
is, toch wel voor een enorme verspreiding van het virus.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Toch nog even door op de deltavariant. Er is informatie uit het buitenland gebruikt
om toch te kunnen voorspellen. Was deze zelfde ontwikkeling dan niet te zien in het
Verenigd Koninkrijk? Want zij liepen toch een beetje op ons voor. Gaan we nu ook bij
de clusters kijken of het inderdaad allemaal besmettingen met de deltavariant zijn?
Mevrouw Timen:
Ja, daar gaan we natuurlijk van uit, omdat de deltavariant de dominante variant is.
Dat is zonder meer zo. Maar nogmaals, ik hecht eraan om te benadrukken dat de deltavariant
en het effect daarvan natuurlijk van tevoren werden gemodelleerd. U hebt de afgelopen
tijden de prognoses gezien, gepresenteerd tijdens de afgelopen persbriefings. Ik heb
alleen wel gezegd dat de prognoses geen rekening hebben kunnen houden met deze toename
van de intensiteit van de activiteiten in twee weken tijd. Dat was niet te voorspellen.
Maar wel een toename van het aantal infecties door de deltavariant, die conform de
verwachtingen niet alleen in Nederland, maar ook in andere landen voor een groot deel
kon worden opgevangen door een almaar stijgende vaccinatiegraad.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Was gedrag datgene wat niet goed is meegenomen in de prognoses? U zegt namelijk dat
de deltavariant eigenlijk wel was voorzien, maar dat het gedrag ervoor zorgde dat
het niet goed ging.
Mevrouw Timen:
Het is het creëren van de mogelijkheid tot dit gedrag. Het gaat erom dat deze explosieve
groei niet is te voorspellen. Je kunt niet proactief aan jongeren vragen of ze ervan
uitgaan dat ze in die situatie zullen belanden. De jongeren hebben ook begrepen dat
het veilig is: je kunt je laten testen, je gaat, maar alles is open. Dat is eigenlijk
wat er aan de hand is geweest.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van den Berg.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Eigenlijk een vraag meer voor de toekomst. Kan mevrouw Timen bij een volgende presentatie
op basis van de cijfers die we nu kennen van het aantal gevaccineerden en het gemiddeld
aantal mensen dat nog in het ziekenhuis terechtkomt een inschatting maken wat dat
betekent voor het najaar, ook gezien de veranderende weersomstandigheden? Nu werd
er immers gehoopt op een vaccinatiegraad van 85% en dat er nog zo'n 5% van de mensen
is bij wie het vaccin niets doet. Wilt u daar de volgende keer wat indicaties van
geven in het model?
Mevrouw Timen:
Zeker, wij draaien simulaties waarbij we rekening houden met verschillende vaccinatiegraden,
maar ook met een toename van het reproductiegetal, dus bij een variant die nog besmettelijker
zou kunnen worden. Zeker, die zijn er.
De heer Van Meijeren (FVD):
De vorige keer heb ik aan de heer Van Dissel gevraagd of hij eens wil uitleggen wat
het verschil is tussen een positieve test en een besmetting, omdat die termen heel
vaak door elkaar worden gebruikt. Toen heeft hij bevestigd, zoals de heer Gommers
eerder ook al zei, dat van een positieve test sprake is als er een klein stukje genetisch
materiaal van het virus wordt aangetroffen in de neus of de keel en dat pas sprake
is van een besmetting als dat gepaard gaat met symptomen die bij corona horen. Nu
valt op dat het aantal positieve tests weliswaar verzevenvoudigd is, maar dat het
aantal tests dat bij de GGD is afgenomen slechts met 50% is gestegen. Mensen met klachten
laten zich testen bij de GGD-locaties en mensen zonder klachten laten zich testen
bij testen voor toegang. Erkent u dat het onjuist is om te spreken over besmettingen
als positieve tests bedoeld zijn, dat dit verschillende begrippen zijn en dat het
aantal positieve tests in ieder geval hoger moet liggen dan het aantal daadwerkelijke
besmettingen?
Mevrouw Timen:
Dan moet ik een nieuwe term introduceren, namelijk asymptomatische besmettingen. We
weten ook dat mensen inderdaad het virus in de keel kunnen hebben en het ook kunnen
overdragen. De metingen van de kans op overdracht door asymptomatisch besmette personen
lopen uiteen van 30% tot 50% van alle besmettingen. Het is dus pertinent niet zo dat
mensen die geen klachten hebben en die positief testen, niet besmettelijk zijn voor
hun omgeving. Dat is absoluut niet zo. Dat is al heel lang bekend. Daar waarschuwt
ook de WHO al heel lang voor. We hebben het verschijnsel asymptomatische besmetting.
We hebben het verschijnsel klinische infectie. Mensen met veel klachten dragen natuurlijk
veel makkelijker een infectie over naarmate de klachten heftiger zijn en het contact
nauwer is. Kortom, er is een scala aan mogelijkheden waarbij besmetting van de een
op de ander plaatsvindt. We zouden dit virus tekortdoen als we zouden denken dat alleen
manifest klinische patiënten in staat zijn om anderen te besmetten. Het is wel degelijk
heel goed mogelijk dat dat ook asymptomatisch gebeurt.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Van Meijeren (FVD):
Maar ik merk wel dat u dan iets totaal anders zegt dan de heer Van Dissel en de heer
Gommers ...
De voorzitter:
Nee, nee, nee, nee, we gaan nu niet in discussie. Iedereen houdt zich daar netjes
aan. Meneer Van Meijeren...
De heer Van Meijeren (FVD):
... dus u spreekt elkaar echt tegen.
De voorzitter:
Meneer Van Meijeren, alstublieft. Ik had willen voorstellen dat we, als iedereen geweest
is, misschien voor een prangende vraag nog een derde ronde zouden kunnen doen, maar
ga er niet zo doorheen ...
De heer Van Meijeren (FVD):
Een punt van orde, mevrouw de voorzitter. Ik vind wel dat u er als voorzitter ook
op zou moeten letten als er feitelijk onjuiste informatie verstrekt wordt die lijnrecht
indruist tegen wat eerder, vorige week nog, door Van Dissel gezegd is, want op deze
manier worden we natuurlijk van het kastje naar de muur gestuurd en komen we hier
nooit achter de verduidelijking.
De voorzitter:
Meneer Van Meijeren, we worden hier geïnformeerd door het RIVM en niet door Fleur
Agema van de PVV. Gelukkig maar.
De heer Van Meijeren (FVD):
U kunt toch wel zien dat er andere informatie wordt verteld dan wat de heer Van Dissel
zegt? Die heeft vorige week gezegd dat er bij een besmetting sprake moet zijn van
klachten. Dat wordt nu lijnrecht ontkend.
De voorzitter:
Het staat u helemaal vrij om dat politiek te duiden en om daar morgen bij het debat
iets over te zeggen, maar nu stellen wij vragen aan mevrouw Timen van het RIVM. Zij
gaat over haar eigen antwoord. Ik ga naar onze digitale deelnemers. Mevrouw Gündoğan.
Uw microfoon, mevrouw Gündoğan.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Sorry, voorzitter, ik dacht dat ik de microfoon aan had gezet, maar dat was nog niet
zo. Volgens mij blijft het onderdeel gedrag heel lastig. Vaccinatie is datgene waar
we nu het meest op kunnen varen. Volgens mij zijn daarin een paar dingen nog niet
helemaal goed geregeld. We hebben heterogeniteit in bepaalde buurten. Ik zou het fijn
vinden – ik weet dat sommige GGD's dat inzichtelijk hebben – om gewoon duidelijk te
hebben welke buurten een lage vaccinatiegraad hebben en wat we daarin nog zouden kunnen
betekenen. We moeten dus niet versoepelen voordat ook jongeren gewoon zijn gevaccineerd.
Zie ik dat op dit moment juist? Ik wil dit beeld graag als toets aan u voorleggen.
Mevrouw Timen:
Klopt. GGD'en zijn inderdaad heel erg hard bezig om per buurt of wijk in kaart te
brengen hoe de vaccinatiegraad in elkaar zit. Veel GGD'en hebben een vaccinatiebus
en allerlei andere initiatieven om de mensen te vaccineren op de plek waar ze zich
bevinden. Het is absoluut een zorgpunt. Het gebrek aan homogeniteit in de vaccinatiegraad
in grote steden, in bepaalde gemeenten en in de regio van de zogenaamde biblebelt
zijn onze kwetsbaarheden, absoluut. Nederland is kwetsbaar doordat de vaccinatiegraad
niet gelijkmatig oploopt. De GGD'en doen ontzettend hun best om dat recht te zetten.
Daarom is het advies van het OMT ook geweest om de maatregelen die nu geadviseerd
waren, in ieder geval vol te houden totdat iedereen de kans krijgt om ten minste één
vaccinatie te hebben, om ook de jongeren bescherming te bieden.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van Esch.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik ben nog wel benieuwd naar vakanties en het scenario dat het percentage besmettingen
ook daar oploopt. Je ziet op slide 13 dat het nu nog een relatief klein percentage
is, maar we weten natuurlijk dat nu nog steeds heel veel mensen op vakantie gaan.
Er zijn afgelopen vrijdag eigenlijk geen maatregelen aangekondigd wat betreft vakanties
en reizen. Ik zie in de scenarioschets wel dat er in het najaar 2021 gekeken wordt
naar de prognoses voor eventuele stijgingen bij reizen en vakantie, maar is het niet
slim – ik ben benieuwd naar de visie van het OMT daarop – om die modellen misschien
wat strikter te gaan hanteren, gezien de mogelijkheid dat met die reizen de deltavariant
de aankomende tijd nog eens een keer dubbelop in de cijfers gaat terugkomen?
Mevrouw Timen:
Daarvoor is inderdaad de maatregel dat mensen zich bij terugkomst laten testen. Het
verzoek is om dat te doen als je terugkomt uit het buitenland. Op dit moment is ook
in Nederland natuurlijk de deltavariant bezig om de alfavariant volledig te verdringen.
Maar wat ook belangrijk is, is dat het RIVM simulaties maakt waarin rekening wordt
gehouden met bepaalde aantallen importgevallen en wat het effect daarvan zal zijn
op een mogelijke piek in het najaar. Ook dat maakt deel uit van de simulaties die
gemaakt worden voor het najaar. Die zult u zien in een vervolgbriefing in de toekomst.
Absoluut.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Pouw-Verweij.
Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):
Ik zou graag nog heel even door willen gaan op mijn vorige vraag. Ik ben op zoek naar
hoeveel zorgen we ons moeten maken op dit moment, gezien de veranderende situatie.
Eerder was duidelijk dat we, als we een hoge piek zagen in de besmettingen, ons heel
veel zorgen moesten gaan maken over pieken in het ziekenhuis. Nu ligt de vaccinatiegraad
anders en zien we de besmettingen onder een groep waarvan we weten dat de waarschijnlijkheid
van opname veel lager ligt. Hier zoek ik een beetje naar. Wetende dat het vooral jongeren
zijn, wetende dat de ouderen en kwetsbaren veel beter beschermd zijn en dat het alleen
nog maar verder oploopt, hoe erg moeten we dan schrikken van de piek in besmettingen
op dit moment?
Mevrouw Timen:
Ik ben hier inderdaad voor de technische antwoorden. We zien in Nederland dat ongeveer
3 miljoen mensen nog niet gevaccineerd zijn. Die lopen dus de kans om in het ziekenhuis
te belanden. We weten ook dat in de groepen onder de 40 en boven de 40 nog niet iedereen
volledig gevaccineerd is. De kans is er dat dit virus alsnog mensen zal infecteren
die in de leeftijd zitten dat ze opgenomen moeten worden. Nogmaals, dat hangt af van
de snelheid van het completeren van de vaccinatiestatus. Twee vaccinaties beschermen
natuurlijk veel beter dan één. Van de mate van zorg kan ik dus geen inschatting geven.
Ik heb u de bovengrens en ondergrens laten zien. Uiteindelijk zal het aantal ic-opnames
ergens daartussen belanden, maar het is op dit moment onmogelijk voor mij om daar
een exact getal aan te koppelen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we hiermee bij de tweede vragenronde. Ik kijk even om me heen.
Ik zou wel graag nog een vraag willen stellen, maar ik dacht: ik kijk eerst even of
een van u nog een hele dringende vraag heeft. Lisa, mag ik dan heel even aan jou het
voorzitterschap overdragen?
Voorzitter: Westerveld
Mevrouw Agema (PVV):
Ik was eigenlijk heel erg geraakt doordat mevrouw Timen op een gegeven moment zei
dat we in de modellen onmogelijk rekening kunnen houden met superspreading events.
We weten natuurlijk al sinds februari vorig jaar – toen ontplofte corona bij ons in
Nederland tijdens carnaval, dat gevierd wordt in bedompte ruimtes met veel mensen
bij elkaar – dat dat een van de belangrijkste karaktereigenschappen is van corona.
Mijn vraag is als volgt. U schrijft dat ventilatie ook belangrijk is. Daar roepen
we al een poosje toe op. Zou het OMT dan niet een flinke stap erbovenop moeten zetten
als het gaat om die ventilatie? Want ik zie anders onze natte horeca, de discotheken
en noem maar op, voorlopig niet meer opengaan. Dat vind ik toch ook heel erg zorgelijk.
Kan het OMT niet wat meer doen met ventilatie in de adviezen en met het coronaproof
maken van het moment dat we weer met z'n allen naar de disco gaan?
Mevrouw Timen:
Het OMT heeft de afgelopen tijd al keer op keer het belang van de ventilatie in de
binnenruimtes benadrukt, en aangegeven dat dat echt belangrijk is en dat daar rekening
mee moet worden gehouden. Het OMT is natuurlijk een wetenschappelijk adviesorgaan.
Het geeft een advies en baseert zich op de stand van de wetenschap. Dat is wat het
OMT kan. Het OMT gaat niet over handhaving. Het OMT benadrukt keer op keer het belang
van ventilatie, zeker in deze settings.
De voorzitter:
Er is nog een vraag van mevrouw Agema.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik heb een slotvraag waar, denk ik, heel veel mensen in geïnteresseerd zijn. Vorige
week hadden wij nog een incidentie van 40 op 100.000. Nu is die incidentie bijna 270
op 100.000. Dat betekent dat wij donderdag waarschijnlijk bij de ECDC op rood of donkerrood
vliegen. Kunt u daar iets over zeggen? Want het lijkt me niet eens rood, maar donkerrood.
Kunt u daar misschien iets over zeggen? Ik denk dat heel veel mensen heel graag willen
weten wat er met hun vakantie gaat gebeuren.
Mevrouw Timen:
Het is natuurlijk aan ECDC om dat te doen. ECDC kijkt naar de incidentie op basis
van twee weken, dus de tweewekelijkse incidentie. Boven een incidentie van 200 op
100.000 per twee weken kom je dus in terecht in rood. Gekoppeld kijken ze ook naar
het percentage positieven die gemeld worden door Nederland. Daar melden we dus een
combinatie van het percentage positieven in de teststraat en van het testen voor toegang,
waar we ook de teller en noemer van hebben. Daardoor komen we lager uit dan 14%. Waar
we donderdag ingeschaald worden, weet ik niet precies. Dat is uiteindelijk echt aan
ECDC. Maar de kans is groot dat wij qua kleur veranderen.
Voorzitter: Agema
De voorzitter:
Ik kijk nog even naar mijn collega's. Er moet geen debat volgen, maar heeft iemand
nog echt gewoon een vraag? Nee? Niemand? O, wel! Meneer Paternotte, ik dacht dat u
non-verbaal aangaf van niet. Ik zou zeggen: meneer Paternotte, de laatste vraag namens
ons allemaal.
De heer Paternotte (D66):
Marino van Zelst had al een analyse van de cijfers voor ECDC, waardoor de meeste provincies
inderdaad op rood zouden gaan donderdag. Maar mijn vraag gaat over de festivals. U
geeft aan dat er clusters zijn bij bijvoorbeeld kermissen. Dat was op een kermis waar
allemaal cafés omheen zijn. Het is wat betreft de transmissie heel fijn om te weten
of je superspreads kunt hebben in de buitenlucht of dat je een superspread hebt omdat
mensen daaromheen binnen bij elkaar komen. Dat zou heel nuttige informatie zijn. Het
begon allemaal bij de wedstrijd van Atalanta Bergamo, waarbij die wedstrijd een superspread
was. Toen zeiden mensen: de transmissie heeft misschien in de bus en de trein plaatsgevonden.
Wordt daar heel specifiek naar gekeken? Kunnen we daar ook een duiding van krijgen
als we morgen de informatie over de 137 clusters krijgen? Dat zouden wij heel fijn
vinden.
Mevrouw Timen:
We zullen kijken wat we precies kunnen achterhalen via de GGD'en. Zeker is de kans
op besmetting binnen groter dan buiten, zeker bij veel meer mensen binnen dan buiten.
Maar de kans buiten is ook aanwezig. Dat weten we natuurlijk. Ik zal kijken in hoeverre
onze voorbeelden op dit moment voldoende uitgeplozen zijn om zo'n mate van details
daarin te vinden, maar we gaan ons best doen daarvoor.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik was nog even benieuwd naar het aantal vaccinaties. Volgens mijn ruwe schatting
zijn er nog 500.000 mensen met een kwetsbare gezondheid die nog niet geprikt zijn.
Die moeten thuis geprikt worden. Qua beeld gaat dat om mensen met een immunologische
achtergrond. Herkent u die cijfers?
Mevrouw Timen:
Dat heb ik niet voorbereid. Zoals ik zei, waakt de directie covidvaccinatieprogramma
hierover. Die cijfers heb ik niet opgevraagd. Ik zal me nu niet wagen aan een inschatting
uit mijn hoofd, want ik weet het niet precies.
De heer Van Meijeren (FVD):
Heel technisch: wordt nu wel of niet bijgehouden of mensen die met covid in het ziekenhuis
liggen al dan niet gevaccineerd zijn en, zo ja, met welk vaccin?
Mevrouw Timen:
Daar raakt u weer een ander punt. Het vaccinatieregistratieprogramma is niet gekoppeld
aan NICE. Dat is nog niet mogelijk, dus dat kunnen wij op dit moment niet zo bijhouden.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nog even over de beddenbezetting. Ik zie in de cijfers dat er een laag aantal mensen
met covid in het ziekenhuis ligt. Ook ligt een laag aantal mensen op de ic's. Dat
aantal is zelfs nog lager dan voor de versoepelingen op 26 juni. Ik ben dan toch benieuwd
wat de reden is geweest om de versoepelingen weer terug te trekken omdat het doel
van de coronamaatregelen onder andere was om de beddenbezetting laag te houden. Nu
is er kennelijk toch gekozen voor het aantal besmettingen of het aantal positieve
tests. Mij is nog niet helemaal duidelijk waarom dat is gebeurd.
Mevrouw Timen:
Dat advies is ingegeven om juist dat doel te beschermen. De meldingen doen zich op
dit moment voor onder jongeren. De kans dat onder de 3 miljoen mensen die niet gevaccineerd
zijn ook mensen zullen zijn die in het ziekenhuis belanden, is natuurlijk heel erg
hoog. Deze maatregel is dus genomen om te voorkomen dat de infecties doorsijpelen
naar de leeftijdscategorieën waarin ziekenhuisopnames en ic-opnames plaatsvinden.
De voorzitter:
Dank u wel. Goed, dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van deze technische briefing,
waarin we een update kregen van mevrouw Timen van het RIVM over de ontwikkelingen
met betrekking tot het coronavirus. Je weet nooit of dit nu onze laatste bijeenkomst
is geweest op het Binnenhof, maar morgen vindt het debat plaats in de Ridderzaal.
Dat is heel bijzonder. Ik zie u allen morgen weer terug. Ik dank nogmaals mevrouw
Timen voor haar presentatie. Ik dank de collega's hier in de zaal. Ik dank de Dienst
Verslag en Redactie, de bodes, de griffie en iedereen die van afstand meegekeken heeft.
Sluiting 14.31 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier