Schriftelijke vragen : Het bericht dat het Openbaar Ministerie harde kritiek heeft op de euthanasierichtlijn
Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Justitie en Veiligheid over het bericht dat het Openbaar Ministerie harde kritiek heeft op de euthanasierichtlijn. (ingezonden 21 juli 2021).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van berichten in Trouw dat het Openbaar Ministerie (OM) harde
kritiek heeft op de door de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (RTE) opgestelde
en vorig jaar door hen herziene «EuthanasieCode»?1
Vraag 2
Bent u bereid om de brief die de procureur-generaal namens het OM aan u heeft verzonden
openbaar te maken?
Vraag 3
Bent u door de RTE vorig jaar betrokken bij de wijziging van de EuthanasieCode? Zo
ja, wat is destijds uw inbreng geweest? Klopt het dat het OM en/of de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ) vorig jaar niet gekend zijn in de wijziging van de EuthanasieCode?
Wat vindt u daarvan? Hebben de RTE wel (vertegenwoordigers van) de artsen betrokken
bij de aanpassing van deze richtlijn?
Vraag 4
Vindt u het wenselijk dat de RTE op basis van de arresten van de Hoge Raad d.d. 21 april
2020 een wijziging van de EuthanasieCode kunnen doorvoeren die de facto een verruiming
van de euthanasiepraktijk inhoudt, zonder dat een politieke afweging is gemaakt of
een dergelijke aanpassing wel gewenst is?
Vraag 5
Kunt u aangeven op basis van welke wet- of regelgeving de RTE bevoegd zijn om een
EuthanasieCode vast stellen, dan wel om door middel van een wijziging van deze EuthanasieCode
een verandering in de euthanasiepraktijk aan te brengen?
Vraag 6
Erkent u dat het óók een politieke keuze kan zijn om naar aanleiding van de arresten
van de Hoge Raad de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding
(Wtl) aan te scherpen?
Vraag 7
Deelt u de kritiek van het OM dat de RTE de arresten van de Hoge Raad op een onjuiste
wijze interpreteren?
Vraag 8
Deelt u de kritiek van het OM dat door de handelwijze van de RTE het strafrecht buitenspel
wordt gezet, mede gelet op de uitspraken van de voormalig voorzitter van de RTE?2 Bent u het ermee eens dat hiermee de toetsbaarheid van de euthanasiepraktijk zoals
deze in de Wtl is vastgelegd, dreigt te worden aangetast?
Vraag 9
Wat is uw verklaring voor het feit dat het aantal euthanasiemeldingen in 2020 steeg
tot een hoogterecord van 6.938, terwijl slechts twee zaken (een laagterecord) door
de RTE werden beoordeeld als «onzorgvuldig»?
Vraag 10
Klopt het dat het OM u heeft gevraagd om een onafhankelijk onderzoek uit te voeren
naar de oordelen van de RTE in zaken die zij als «zorgvuldig» hebben bestempeld? Bent
u bereid om dit onafhankelijk onderzoek te starten?
Vraag 11
Bent u bereid om te bezien hoe de transparantie over de als zorgvuldig beoordeelde
euthanasiemeldingen op korte termijn structureel kan worden vergroot en op dit punt
niet de vierde evaluatie van de Wtl af te wachten, die pas medio 2023 wordt verwacht?
Vraag 12
Herinnert u zich de antwoorden op Kamervragen van het lid Van der Staaij (SGP) waarin
u het volgende schreef: «Alleen als onzorgvuldig beoordeelde meldingen worden door
de RTE aan het Openbaar Ministerie (OM) en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)
gestuurd»?3 Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de volgende passage in uw brief van 5 juli 2021:
«Aan het OM zijn momenteel geen beperkingen opgelegd om ter zake van euthanasie zijn
vervolgingsmonopolie uit te oefenen; dat wil zeggen dat de beslissing om al dan niet
tot vervolging over te gaan, bij het OM berust. De meldingsprocedure – en daarmee
de oordelen van de RTE – brengt formeel geen beperking aan in de toepassing van het
opportuniteitsbeginsel door het OM. De RTE vormt wel een tussenschakel ten behoeve
van de definitieve oordeelsvorming door het OM. In de gevallen waarin de RTE heeft
geoordeeld dat de arts zorgvuldig heeft gehandeld, zal het OM in beginsel afzien van
vervolging, tenzij het gegronde aanleiding ziet om – in afwijking van het oordeel
van de RTE – tot vervolging over te gaan. In de gevallen van euthanasie en hulp bij
zelfdoding, die via de meldingsprocedure ter kennis van het OM komen, wordt in de
huidige praktijk geen vervolging ingesteld tegen de desbetreffende arts, indien deze
volgens de zorgvuldigheidseisen van de Wtl heeft gehandeld. Niettemin volgt uit het
uitgangspunt dat (eu)thanatisch handelen strafbaar is, dat een arts ook in deze gevallen
niet op voorhand de garantie heeft dat hij daarvoor niet zal worden vervolgd.»?4 Hoe kan het Openbaar Ministerie besluiten om al dan niet vervolging in te stellen
bij meldingen die als zorgvuldig worden beoordeeld door de RTE, als de RTE niet verplicht
is om het OM te informeren over door hen als zorgvuldig beoordeelde euthanasiemeldingen?
Vraag 13
Herinnert u zich de toezegging in het mondelinge vragenuur van 24 november 20205 om in gesprek te gaan met de initiatiefnemers van het manifest ««Niet stiekem bij
dementie»», waarin door ruim 450 artsen de zorg werd uitgesproken dat door de aanpassing
van de EuthanasieCode de druk van familie op artsen om euthanasie toe te passen zou
toenemen? Heeft u deze toezegging inmiddels gestand gedaan en zo ja, wat waren de
uitkomsten van dit gesprek?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.G. van der Staaij, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.