Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bromet over de ophokplicht voor vrije-uitloopkippen
Vragen van het lid Bromet (GroenLinks) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de ophokplicht van vrije uitloop kippen (ingezonden 18 juni 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 20 juli
2021).
Vraag 1
Kunt u toelichten waarom in heel Nederland nog sprake is van een ophokplicht terwijl
deze in buurlanden is opgeheven en in sommige delen van Nederland de hele winter geen
enkele besmetting is vastgesteld?
Antwoord 1
De ophokplicht wordt ingesteld als het risico van besmetting van pluimveebedrijven
vanuit onder andere wilde vogels is verhoogd. De kans op besmetting neemt toe als
er wilde vogels zijn aangetroffen die besmet zijn met hoogpathogene vogelgriep van
de types H5 of H7. Besmette wilde vogels zijn gedurende de afgelopen maanden in diverse
regio’s in Nederland gevonden. De ophokplicht is bedoeld om de kans op een besmetting
van een bedrijf met een uitloop te verkleinen.
Een groot deel van Nederland is een delta en is daarmee aantrekkelijk voor watervogels
(trek- of standvogels). Deze biotoop is anders dan die van onze buurlanden en daarnaast
zijn er in Nederland ook veel pluimveebedrijven. Elke lidstaat maakt zijn eigen afweging
bij het al dan niet opleggen en intrekken van een ophokplicht en ik baseer mijn beleid
mede op de risicobeoordeling van de deskundigengroep dierziekten.
Ik heb, mede op basis van de beoordeling van de deskundigengroep dierziekten, per
regio bekeken of ik de ophokplicht kon opheffen. Daarover heb ik uw Kamer op 18 en
29 juni geïnformeerd. Inmiddels hebben de deskundigen het risico voor heel Nederland
naar beneden bijgesteld en heb ik op 6 juli de ophokplicht in heel Nederland opgeheven.
Vraag 2
In hoeverre is het mogelijk om kippen weer naar buiten te laten in het hele land of
delen van het land? Bijvoorbeeld overal waar in de afgelopen twee weken en een bepaalde
straal – zeg 25km – geen besmetting is vastgesteld?
Antwoord 2
Ik heb geregeld de deskundigengroep dierziekten geconsulteerd en de vondsten van besmette
wilde vogels gemonitord. In een aantal regio’s heb ik in juni de ophokplicht opgeheven,
mede op basis van de vondsten van besmette wilde vogels. Ik heb toen aangegeven de
weken daarna te bekijken of en waar dat nog meer kan. Op 6 juli heb ik ook in de rest
van Nederland de ophokplicht en afschermplicht opgeheven.
Vraag 3
Bent u bereid om net als in Engeland veel meer regionaal te kijken en naar kenmerken
van het landschap die invloed hebben op de hoogte van het risico zoals de aanwezigheid
van watervogels in plaats van in het hele land kippen op te hokken?
Antwoord 3
Wanneer dat mogelijk is, zoals ik 19 en 29 juni heb gedaan, differentieer ik mijn
beleid regionaal. Daarbij neem ik in mijn afweging mee wat de kansen op besmettingen
van pluimvee zijn, de pluimveedichtheid in een gebied en de vondsten van met HPAI
besmette wilde vogels. Daarbij vraag ik ook een risicobeoordeling van de deskundigengroep
dierziekten. De deskundigen hebben aangegeven enige verschillen te zien in besmettingskansen
tussen regio’s. Mede op basis daarvan heb ik de ophokplicht in eerst in vijf regio’s
en op 29 juni in nog twee andere regio’s opgeheven. Mijn beleid is dus al gericht
op een mogelijk regionale aanpak. De ophokplicht heb ik op 6 juli voor heel Nederland
opgeheven.
Vraag 4
In hoeverre is het mogelijk om de ophokplicht ook per diersoort in te stellen, bijvoorbeeld
legkippen niet en hoog risicosoorten zoals eenden of kalkoenen wel?
Antwoord 4
Kippen, eenden en kalkoenen zijn gevoelig voor besmetting met hoogpathogene vogelgriep,
zeker wanneer ze ook deels buiten lopen. Eenden en kalkoenen worden in het algemeen
niet buiten gehuisvest. De buitenuitloop wordt voornamelijk gebruikt bij legpluimvee.
Buiten lopende kippen lopen een groter risico, omdat de kans om met wilde vogels en
hun met virus gecontamineerde uitwerpselen in contact te komen daarmee toeneemt. Om
die kans te verkleinen stel ik dan ook een ophok- en afschermplicht in en leg ik eisen
op aan de pluimveehouders om hygiënemaatregelen in acht te nemen. Een ophokplicht
voor alleen eenden en kalkoenen draagt daarom mijns inziens niet bij aan verlagen
van de kans op besmetting. Ik zie daarom geen reden mijn huidige beleidslijn aan te
passen.
Vraag 5
Bent u ermee bekend dat pluimveehouders van vrije uitloopkippen nu veel geld kwijt
zijn omdat zij hun eieren niet als vrije uitloop kunnen verkopen en daar bijvoorbeeld
andere verpakkingen voor aan moeten schaffen? Wat vindt u hier van?
Antwoord 5
Ik realiseer me de gevolgen voor de legpluimveesector goed. De eieren kunnen niet
meer als vrije uitloopeieren worden verhandeld, hetgeen leidt tot verlies van inkomen.
De gevolgschade door de langdurige ophokplicht komt inderdaad ten laste van de individuele
houder.
Vraag 6
In hoeverre is het voor pluimveehouders van vrije uitloopkippen mogelijk deze ook
als zodanig te verkopen met daarbij een vermelding van de wettelijke ophokplicht door
bijvoorbeeld een briefje in het doosje of een extra etiket?
Antwoord 6
Als de ophokplicht langer duurt dan 16 weken, kunnen houders van uitloopkippen de
eieren niet verkopen als vrije-uitloopeieren, maar alleen als scharreleieren. Dat
is vastgelegd in Europese regelgeving. Als deze pluimveehouders de eieren nog wel
de verpakking voor vrije-uitloopeieren willen blijven gebruiken, dan moeten alle aanduidingen
voor vrije-uitloop worden afgedekt en moet duidelijk op de verpakking worden vermeld
dat het scharreleieren betreft. Op het schap kan de consument wel worden geïnformeerd
dat er vanwege de ophokplicht tijdelijk geen vrije-uitloopeieren beschikbaar zijn.
Met het opheffen van de ophokplicht in de vijf regio’s, afgelopen zaterdag, mogen
de houders van vrije-uitloopbedrijven in deze regio’s hun eieren weer verkopen als
vrije-uitloopeieren, dus in de gebruikelijke doosjes. De afwaardering van vrije-uitloopeieren
tot scharrelei blijft bestaan voor de regio’s waar de ophokplicht voortduurt.
Vraag 7
Op welke andere manieren kunt u pluimveehouders van vrije uitloopkippen helpen? In
hoeverre bent u bereid deze methoden in te zetten?
Antwoord 7
Het staande Nederlandse beleid is dat geen compensatie wordt gegeven in deze gevallen.
Dit is het geval, omdat de bedrijfseconomische gevolgen van overheidsmaatregelen die
zijn gericht op preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten («gevolgschade»)
tot het normale bedrijfsrisico behoren en dus door de houder zelf gedragen horen te
worden.
Vraag 8
Weet u dat de wetgeving rondom ophokplicht zeer nadelig uitpakt voor het dierenwelzijn
van kippen van kleinschalige houders, zoals kipcaravans? Bent u bereid om de wet hieraan
aan te passen en daarmee beter aan te laten sluiten op een kleinschalige kringlooplandbouw?
Antwoord 8
Ik heb welzijn van pluimvee hoog in het vaandel en dit is ook een van de redenen om
de ophokplicht in delen van Nederland op te heffen. Kleinschalige bedrijven zijn echter
niet gevrijwaard van besmetting. Ik acht het daarom niet verantwoord om kleinschalige
houderijen uit te zonderen van de ophok- en afschermplicht, gezien de besmettingskansen.
Vraag 9
Bent u bereid zich in Europees verband in te zetten zodat vaccinatie van dieren in
de veehouderij mogelijk wordt om wilde vogels te beschermen en grootschalige ruimingen
en nieuwe pandemieën te voorkomen?
Antwoord 9
Ja. Dat traject om de mogelijkheden van vaccinatie van pluimvee te onderzoeken loopt,
ook Europees.
Vraag 10
Is het mogelijk om op korte termijn een pilot op te zetten voor houders die kunnen
aantonen dat hun eieren niet de grens over gaan – zoals kleine mobiele stallen – om
te starten met vaccineren?
Antwoord 10
Zolang er geen effectieve vaccins zijn tegen de circulerende AI-stammen is een pilot
niet opportuun. Als dat wel aan de orde is, dan kan vaccinatie onder voorwaarden worden
toegestaan.
Vraag 11
Bent u het eens met de stelling dat 100 miljoen kippen die in een klein land te dicht
op elkaar zitten grote risico’s met zich mee brengen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
De kans op besmetting en verspreiding van dierziekten zoals vogelgriep is afhankelijk
van veel factoren. Onder andere bedrijfsdichtheid, locatie, pluimveedichtheid, het
huisvestingssysteem, het niveau van biosecurity en het management spelen een belangrijke
rol. Alhoewel de nu circulerende HPAI-virussen niet of nauwelijks mensen kunnen besmetten,
bestaan er met name in Azië ook HPAI-virussen die wel zoönotisch zijn, en daarmee
gevaarlijk voor mensen. Het kabinet heeft met het oog op het verder verminderen van
de risico’s van het ontstaan en de verspreiding van zoönosen, een expertgroep onder
leiding van de heer Bekedam gevraagd hierover te adviseren. Het rapport is opgeleverd
en is op 6 juli jl. aangeboden aan uw Kamer (Kamerstuk 25 295, nr. 1357).
Vraag 12
Wilt u inzetten op het inperken van de pluimveestapel, uiteraard op een boervriendelijke
manier zodat de boer financieel wordt ondersteund in de overgang? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Ik laat beleidskeuzes hierin over aan een nieuw kabinet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.