Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vraen van het lid Jansen over de voortgang van de CAO-onderhandelingen
Vragen van het lid Jansen (FvD) aan de Staatssecretaris van Defensie over de voortgang van de CAO-onderhandelingen (ingezonden 18 juni 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Visser (Defensie) (ontvangen 16 juli 2021).
Vraag 1
Kunt u aangeven wat de status is van de beloofde herziening van het loongebouw, dat
in 2020 af had moeten zijn? Bent u al begonnen aan het ontwikkelen van het nieuwe
loongebouw? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoever bent u?
Antwoord 1
In de afgelopen jaren zijn grote stappen gezet in de modernisering van de arbeidsvoorwaarden
van Defensie. Het afgesloten arbeidsvoorwaarden-akkoord 2018–2020 bevatte voor alle
Defensiemedewerkers zichtbare maatregelen. Zo is naast de loonsverhoging van ruim
6% ook een verbetering in diverse toelagen doorgevoerd. Verder is geïnvesteerd in
een toekomstbestendig pensioenstelsel voor militairen, waarbij we zijn overgegaan
van een eindloon- naar een middelloonregeling. Daarbij hebben we de stijging van de
werknemersbijdrage in de pensioenpremie, die de lagere rangen moeten betalen voor
een beter pensioen, structureel gecompenseerd en hebben we de officieren, voor wie
de overgang zou leiden tot een lagere pensioenopbouw in toekomstige jaren, door middel
van een overgangsregeling gecompenseerd. De uitwerking van de gemaakte arbeidsvoorwaardenafspraak
om gefaseerd een bij de tijd passend bezoldigingssysteem te ontwikkelen, is een belangrijke
volgende stap. Daarop vooruitlopend is als eerste stap in de herziening van het loongebouw
de Tijdelijke Toelagen Loongebouw (TTL) geïntroduceerd, waarmee aan ca. 85% van alle
militairen met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2019 een tijdelijk extra bedrag
per maand wordt uitgekeerd.
Het loongebouw is een bijzonder complex onderwerp, waardoor de afgesproken datum van
1 juli 2020 niet realistisch is gebleken en sociale partners geen overeenstemming
hebben kunnen bereiken over dit onderwerp. Eind december 2020 zijn daarnaast de onderhandelingen
aan bijna alle overlegtafels geschort vanwege de discussie over de arbeidsvoorwaardenruimte.
Onderwerpen die nog besproken dienen te worden zijn bijvoorbeeld de grondslagen van
een nieuw bezoldigingssysteem, waaronder de vraag of er sprake moet zijn van rang-
of functiebezoldiging, of een combinatie van beide. Maar bovenal ligt aan de basis
van het loongebouw de functiewaardering, dat gebaseerd moet zijn op een solide en
inzichtelijk systeem. Daarvoor is een paritaire commissie ingesteld (zie de brief
van 16 februari jl. over de ontwikkelingen op personeelsgebied, Kamerstuk 35570-x-84).
De basisbezoldiging en het stelsel van toelagen moeten vervolgens in samenhang worden
beschouwd. Zodra vaststaat wat behoort tot de basisbezoldiging, kunnen sociale partners
beoordelen welke elementen in aanmerking komen voor beloning via een toelagenstelsel.
De uitwerking van een vereenvoudigd stelsel van toelagen vormt dan het sluitstuk van
deze herziening. Ook moeten het bezoldigingssysteem en het model van toelagen naadloos
aansluiten bij het nieuwe personeelsmodel, waarover ik op 28 mei jl. de Kamer heb
geïnformeerd met mijn brief over de HR-Transitie (Kamerstuk 35 570 X, nr. 91), om zo te komen tot een toekomstbestendige oplossing. Dit vraagt om een fasegewijze
ontwikkeling en zorgvuldige (stapsgewijze) implementatie.
Desondanks zijn er wel stappen gemaakt. Zoals ik eerder heb aangegeven, hebben sociale
partners een paritaire commissie voor functiewaardering ingesteld die antwoord moest
geven op de vraag of het huidige of een ander functiewaarderingssysteem recht doet
aan de operationele kenmerken van de militair. Onlangs heeft de commissie haar rapportage
gericht aan sociale partners uitgebracht. Binnen het daartoe aangewezen overleg zullen
sociale partners de bespreking van dit rapport ter hand nemen.
In mijn brief van 28 mei jl. over de HR-Transitie (Kamerstuk 35 570 X, nr. 91) heb ik de Kamer uitgebreider geïnformeerd over de uitgangspunten van Defensie van
de afgesproken herziening van de bezoldiging. Intussen hebben dit jaar voorts gesprekken
plaatsgevonden met militairen over hun beloningsbeleving en ideeën over de invulling
van de herziening van het bezoldigingssysteem.
Vraag 2
Wanneer kunnen militairen uiterlijk het nieuwe loongebouw verwachten?
Antwoord 2
Sociale partners zijn vorig jaar niet tot overeenstemming gekomen over de afgesproken
herziening. Om voortgang te kunnen maken is het nodig dat sociale partners het gesprek
over dit onderwerp hervatten. In dat verband ben ik verheugd dat we op 5 juli jl.
het gesprek over de arbeidsvoorwaarden hebben hervat. We hopen dat we hiermee ook
het gesprek over de herziening van het bezoldigingssysteem, inclusief het loongebouw
en het vereenvoudigen van het toelagenstelsel weer te kunnen opstarten.
Vraag 3
Kunt u uitleggen waarom het niet is gelukt om het loongebouw te herzien voor de beloofde
datum in 2020?
Antwoord 3
Zie antwoord op vraag 1.
Vraag 4
Bent u bereid in te gaan op de eis van de Defensievakbonden van minimaal 2% extra
arbeidsvoorwaardenruimte? Zo ja, wanneer kunnen militairen dit verwachten? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 4
De afgelopen jaren hebben we al een aantal mooie stappen gezet om de arbeidsvoorwaarden
te verbeteren. Zo is met het arbeidsvoorwaardenakkoord 2018–2020 flink geïnvesteerd
in onder meer het verbeteren van diverse toelagen, het pensioen en de invoering van
de TTL. De doorslaggevende factor voor de arbeidsvoorwaardenruimte is de jaarlijkse
bijdrage van het kabinet voor de bekostiging van de arbeidsvoorwaarden in de collectieve
sector en de overeenstemming over de bestemming hiervan met de centrales. Het kabinet
streeft daarbij naar een loonontwikkeling die de marktsector zoveel mogelijk volgt.
Daarnaast vind ik het belangrijk om in brede zin te investeren in het personeel van
Defensie. Dit is breder dan de arbeidsvoorwaarden. Zie ook het antwoord op vraag 8.
Vraag 5
Wat bedoelt u met de stagnerende loonontwikkeling in de marktsector, die u aanwijst
als reden om geen loonsverhoging bij Defensie door te voeren, zoals u schrijft in
haar brief aan de vakbonden op 24 maart 2021? Welke marktsector bedoelt u precies?
Antwoord 5
Zoals ik bij vraag 4 heb benoemd, is de beschikbare arbeidsvoorwaardenruimte leidend,
die volgens het zogenaamde referentiemodel wordt vastgesteld. Daarnaast leidde de
coronacrisis in 2021 tot een nieuwe werkelijkheid, waarin voor sommige sectoren economische
onzekerheden bestonden en een stagnerende loonontwikkeling in de marktsector in het
algemeen werd voorzien. Als de lonen in de marktsector beperkt stijgen, dan heeft
dit ook invloed op de loonruimte die overheidssectoren beschikbaar hebben. Het uitgangspunt
is dat een loonsverhoging bij Defensie en andere sectoren binnen de rijksoverheid,
zoals bijvoorbeeld de Politie, is gekoppeld aan de gemiddelde loonsverhoging van de
gehele markt.
Vraag 6
Waarom kiest u ervoor de arbeidsvoorwaarden van militairen te spiegelen aan «de markt»?
Antwoord 6
Het is kabinetsbeleid dat de middelen die het kabinet beschikbaar stelt, bedoeld zijn
om de marktconforme loonontwikkeling te kunnen volgen als overheidswerkgever. Dus
niet het loon, maar de loonontwikkeling wordt aan de gemiddelde loonontwikkeling in
de markt gespiegeld.
Arbeidsvoorwaarden behelzen echter meer dan het loon alleen. Defensie kent een breed
scala aan arbeidsvoorwaarden, waarin in de afgelopen jaren substantieel is geïnvesteerd.
Niet alleen de verhoging van een aantal toelagen, de invoering van de TTL en de pensioencompensatie,
maar ook maatregelen in het kader van bijvoorbeeld opleidingsmogelijkheden door middel
van een opleidingsaanspraak zijn daar voorbeelden van.
Vraag 7
Deelt u de mening dat de krijgsmacht wezenlijk anders is dan een private organisatie,
laat staan een marktpartij? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
De krijgsmacht is geen private organisatie, maar maakt onderdeel uit van de publieke
sector. Tegelijkertijd staat de publieke sector noch de krijgsmacht op zichzelf. Defensie
kent wel als separate sector specifieke (werk) omstandigheden, waarmee in de vorm
van maatwerk rekening wordt gehouden. De krijgsmacht heeft namelijk een grondwettelijke
taak die de militair daarmee een bijzondere positie geeft.
Vraag 8
Deelt u de mening dat dat de krijgsmacht het belangrijkste deel van de overheid is
en daarom altijd op orde moet zijn? Deelt u voorts de mening dat de overheid een morele
verplichting heeft richting militairen – die bereid zijn hun leven op het spel te
zetten voor ons land – om goede arbeidsvoorwaarden te realiseren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
De krijgsmacht heeft een bijzondere taak binnen het Koninkrijk en daarbuiten. De urgentie
om op orde te zijn en goede arbeidsvoorwaarden te realiseren staat buiten kijf. Daarvoor
zijn sociale partners gezamenlijk verantwoordelijk. Dat maakt dat we breed investeren
in ons personeel; zowel in arbeidsvoorwaarden als in andere zaken die verbetering
voor ons personeel bieden.
Zoals ik eerder heb aangegeven, gaat investeren in personeel daarnaast niet alleen
om salaris, maar juist ook om investeren in een aantal randvoorwaarden, zoals gezondheidszorg
en opleidingsmogelijkheden. We hebben daarnaast ervoor gekozen om de afgelopen jaren
te investeren in de zogenoemde vierkante meter van de medewerker, zoals het verstrekken
van de WIFI op de legering, maar ook de invoering van een breed keuzeconcept voor
gevechtslaarzen en nieuwe gevechtskleding (interim- kleding en DOKS). We hebben de
afgelopen jaren op al deze onderwerpen stappen gezet, maar ook hier zijn verdere investeringen
de komende jaren noodzakelijk.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Visser, staatssecretaris van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.