Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Eppink over het onderzoek naar stikstofdepositie en kritische depositiewaarden
Vragen van het lid Eppink (JA21) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de onthulling dat de overheid vastlegging van stikstof door bodemleven, de grootste stikstofbron, buiten het stikstofbeleid houdt (ingezonden 11 juni 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 30 juli
2021).
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de publicatie van Stichting Agrifacts (Staf) waarin wordt
gesteld dat de overheid de grootste stikstofbron buiten het stikstofbeleid houdt?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Was u op de hoogte van de in de publicatie genoemde metingen door de Universiteit
van Antwerpen?
Antwoord 2
Nee.
Vraag 3
Als u niet van deze belangwekkende metingen op de hoogte was, hoe kon dat het geval
zijn?
Antwoord 3
De betreffende bodemonderzoeken uit 2010 en 2014 zijn onderdeel van de door de provincie
Drenthe toegepaste werkwijze om de uitkomsten van het florameetnet mee te ijken en
te controleren. Het betreft hier het Drentse deel van het Landelijke Meetnet Flora.
Daarmee wordt niet alleen gemeten hoe het met de planten zelf gaat, maar wordt via
de planten ook geanalyseerd hoe het met de milieuomstandigheden gaat. De plantensoorten
fungeren dus als bioindicator voor bodem en water. Om dit meetinstrument te ijken,
laat de provincie zo nu en dan de daadwerkelijke bodembeschikbaarheid van de verschillende
voedingsstoffen controleren.
Omdat de ijkingsresultaten geen aanleiding gaven tot het aanpassen van wetenschappelijke
inzichten of tot bijstelling van het natuurbeleid, was er geen reden om mij van de
resultaten op de hoogte te stellen.
Vraag 4
Is de wetenschappelijke analyse van Staf feitelijk correct dat de verschillende zogenoemde
natuurbodems behalve stikstofdepositie ook stikstofvastlegging vanuit de lucht (N2)
kennen door bodemleven (bacteriën en andere bodemorganismen)?
Antwoord 4
Ja, dat is een algemeen bekend fenomeen.
Vraag 5
Indien de analyse van Staf juist is, hoeveel kilogram stikstof aanvoer per hectare
per jaar is hiervan het gevolg voor respectievelijk droge heide, natte heide, droge
bossen zonder productie, droge bossen met productie, vochtige bossen zonder productie,
vochtige bossen met productie, bloem- en kruidenrijk weidevogelgrasland, schraalgrasland
en zandverstuivingen?
Antwoord 5
De meeste experts schatten de hoeveel stikstof die in natuurterreinen wordt gefixeerd
op gemiddeld 2 á 3 kilo stikstof per hectare per jaar. Een uitsplitsing naar type
natuur kon op deze termijn niet worden gemaakt, maar duidelijk is wel dat de hoeveelheid
stikstofbinding met name afhangt van het al dan niet aanwezig zijn van bepaalde plantensoorten
waarmee de stikstofbindende bacteriën in symbiose leven. Het gaat daarbij om vlinderbloemigen
in graslanden (zoals klavers) en om zwarte els in moerasbossen.
Het binden van deze hoeveelheid stikstof door planten in natuurgebieden is een natuurlijk
proces waar al rekening mee is gehouden in de bepaling van de kritische depositiewaarden,
terwijl stikstofdepositie uit menselijke activiteiten een kunstmatige toevoeging is.
Vraag 6
Klopt het dat afbraak van de bodemvoorraad stikstof (afbraak van organische stof)
een belangrijke bron is van de toevoer van stikstof naar stikstofgevoelige natuur?
Antwoord 6
In de natuur is sprake van een stikstofkringloop: enerzijds komt stikstof vrij uit
afgebroken organische stof, anderzijds wordt stikstof vastgelegd in planten en door
bodemorganismen. Van nature is de toevoer vanuit de lucht heel gering; de nutriënten
moeten dus vooral uit de bodem komen.
Vraag 7
Om hoeveel kilogram per hectare per jaar gaat het bij achtereenvolgens droge heide,
natte heide, droge bossen zonder productie, droge bossen met productie, vochtige bossen
zonder productie, vochtige bossen met productie, bloem- en kruidenrijk weidevogelgrasland,
schraalgrasland en zandverstuivingen?
Antwoord 7
Ik beschik niet over een berekening per type natuur, maar de Universiteit van Antwerpen
heeft op verzoek van de provincie Drenthe wel berekend wat het gemiddelde is2. Op basis van de gemeten productiviteit van de plantengroei in de onderzochte gebieden,
die gemiddeld 2.512 kg droge stof per ha per jaar bedraagt, is berekend dat per jaar
gemiddeld 38 kg stikstof uit de bodem wordt gebruikt. Dat is beduidend lager dan de
30 tot 250 kg die in het artikel worden genoemd. Om dit in perspectief te plaatsen:
de stikstofdepositie uit de lucht voegt daar gemiddeld 21 kg (in 20193) aan toe, een extra toevoer van 55%.
Vraag 8
Wordt de omvang van de stikstofbron onder vraag 7 gemeten of in kaart gebracht voor
de verschillende habitats binnen natuurgebieden?
Antwoord 8
Nee.
Vraag 9
Als het antwoord op vraag 8 bevestigend luidt, kunt u die gegevens beschikbaar stellen?
Antwoord 9
Zie het antwoord op vraag 8.
Vraag 10
Als het antwoord op 8 bevestigend luidt, waarom neemt het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (RIVM) en u deze aanvoer niet mee in de aanvoer van stikstof per hectare
voor stikstofgevoelige vegetaties?
Antwoord 10
Wat van buiten, via de lucht, in het ecosysteem komt, wordt door het RIVM meegenomen
in de berekeningen; dat is inclusief stikstofverbindingen die uit natuurlijke vegetaties
in de lucht komen en getransporteerd worden naar andere natuurgebieden. De stikstof
die onderdeel is van de stikstofkringloop in het ecosysteem wordt niet meegenomen,
omdat het geen extra aanvoer betreft.
Vraag 11
Kunt u de Tweede Kamer zo spoedig mogelijk informeren of de bevindingen van de Universiteit
van Antwerpen ook opgaan voor de natuurgebieden in de overige provincies?
Antwoord 11
Hier is geen onderzoek naar gedaan, maar aangenomen mag worden dat de resultaten min
of meer representatief zullen zijn voor andere provincies.
Vraag 12
Onderkent u dat de bevindingen van de Universiteit van Antwerpen van grote betekenis
zijn voor de toekenning van de uitstoot van stikstof uit verschillende bronnen en
kunnen leiden tot het bijstellen van tot dusver gehanteerde aannames?
Antwoord 12
Nee, de resultaten hebben geen nieuwe wetenschappelijke inzichten opgeleverd.
Vraag 13
Bent u bereid om naar aanleiding van het onderzoek van de Universiteit van Antwerpen
in alle stikstofgevoelige gebieden vergelijkbare bodemanalyses te laten uitvoeren?
Antwoord 13
Daar is vanuit het stikstofbeleid geen aanleiding toe. Het is aan de provincies om
te bepalen of ze dit type onderzoek om andere redenen (zoals het ijken van het florameetnet)
willen laten uitvoeren.
Vraag 14
Als de analyse van Staf inzake het jaarlijks vrijkomen van 30 tot 250 kilo stikstof
per hectare uit de bodemvoorraad (afbraak organische stof) juist is, welk effect hebben
dan de huidige stikstofregels zoals snelheidsbeperking en veehouderij op de staat
van instandhouding van de natuur?
Antwoord 14
De vergelijking die door Staf is gemaakt, leidt tot onjuiste conclusies, zoals blijkt
uit de antwoorden op vraag 8 en 10. De analyse heeft dan ook geen gevolgen voor het
bepalen van het effect van de stikstofregels.
Vraag 15
Worden de stikstofwinsten zoals deze in bestaande door de overheid gehanteerde modellen
worden berekend, tenietgedaan door de grotere toestroom van stikstof uit de bodem
zoals nu berekend door Staf, waardoor er geen meetbaar effect zal zijn van het maatregelenpakket
voor landbouw, verkeer en industrie?
Antwoord 15
Dat is niet het geval.
Vraag 16
Hoe verhoudt de aanvoer van stikstof uit de bodemvoorraad zich tot de kritische depositiewaarde
van de vegetatie?
Antwoord 16
Die aanvoer is in de KDW verdisconteerd, zowel bij de empirisch vastgestelde KDW-bandbreedtes
als bij de modelmatig vastgestelde KDW'n, omdat de stikstofkringloop onderdeel is
van wat respectievelijk bij veldmetingen wordt vastgesteld en hoe de modellen zijn
gemaakt.
Vraag 17
Bent u bereid, gezien deze nieuwe informatie en de grote gevolgen van de inzichten
die uit deze nieuwe wetenschappelijke benadering voortvloeien, om op zeer korte termijn
een nadere studie uit te laten voeren, door een ander instituut dan het RIVM of Wageningen
University & Reasearch (WUR) naar deze materie, bijvoorbeeld het Instituut voor Biodiversiteit
en Ecosysteem Dynamica (IBED) van de Universiteit van Amsterdam?
Antwoord 17
Daar is geen aanleiding voor.
Vraag 18
Bent u bereid antwoord te geven op iedere vraag afzonderlijk?
Antwoord 18
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.