Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Stoffer en Ceder over misbruik van Europese donorgelden door Palestijnse Ngo’s
Vragen van de leden Stoffer (SGP) en Ceder (ChristenUnie) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over misbruik van Europese donorgelden door Palestijnse NGO’s (ingezonden 17 mei 2021).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 15 juli 2021).
Vraag 1
Kent u het bericht «Israel says Palestinian NGOs funnelled European donor cash to
militants»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u een compleet overzicht geven van Nederlandse donorgelden die, direct of indirect,
naar Palestijnse NGO’s of andere Palestijnse actoren vloeien, en van de wijze waarop
en de doelmatigheid waarmee deze gelden door betreffende actoren besteed worden?
Antwoord 2
Nederland steunt een breed scala aan Palestijnse en internationale organisaties, die
soms op hun beurt ook weer samen werken met andere organisaties.
Informatie over alle door Nederland gesteunde projecten staat publiekelijk toegankelijk
op www.nlontwikkelingssamenwerking.nl2. Dit overzicht biedt inzage in de Nederlandse financiering die via het decentrale
ontwikkelingsprogramma onder beheer van de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah
wordt uitgegeven, en ook in de financiering via centrale programma’s die vanuit het
ministerie worden gefinancierd. Op deze website zijn ook de resultaten te vinden van
de door Nederland gefinancierde activiteiten.
Vraag 3
Kunt u een compleet overzicht geven van de Europese donorgelden die, direct of indirect,
naar Palestijnse NGO’s of andere Palestijnse actoren vloeien, en van de wijze waarop
en de doelmatigheid waarmee deze gelden besteed worden?
Antwoord 3
Het kabinet houdt geen lijst bij van alle organisaties die de EU direct of indirect
steunt in landen. Voor informatie over de organisaties die de EU financiert in de
Palestijnse gebieden verwijst het kabinet naar webpagina’s van de Europese Commissie.
Op de webpagina over de Palestijnse Gebieden van het Directoraat-generaal Nabuurschap
en Uitbreiding vindt u een overzicht van de verschillende voor de Palestijnse Gebieden
relevante externe instrumenten en alle aangenomen programma’s sinds 2007 onder het
Europees Nabuurschapsinstrument en de voorloper daarvan, het financieringsinstrument
dat veruit de meeste steun naar de Palestijnse Gebieden behelst.3 Op de webpagina over de Palestijnse Gebieden van het Directoraat-generaal Civiele
Bescherming en Humanitaire Hulp vindt u informatie over de humanitaire hulp van de
Europese Commissie aan de Palestijnse Gebieden, inclusief de omvang daarvan sinds
2000.4 Tot slot vindt u op de webpagina EU Aid Explorer een overzicht van alle steun sinds
2007 van alle Europese instellingen aan de Palestijnse Gebieden, inclusief een lijst
aan programma’s en de omvang van de steun ten behoeve van elk afzonderlijk Duurzaam
Ontwikkelingsdoel.5 Ook vindt u op deze website een overzicht van de steun van individuele EU lidstaten
aan de Palestijnse Gebieden, voor zover deze publiekelijk bekend is. Het kabinet benadrukt
dat de steun van de Europese Commissie onderworpen is aan gedegen toetsing van ontvankelijkheidscriteria
en naleving van financiële regels. Projecten worden onderworpen aan audits door de
Europese Rekenkamer en kunnen worden onderworpen aan onderzoeken door het Europees
Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF). Dit heeft tot doel om onrechtmatigheden te voorkomen
of op te sporen en te waarborgen dat de lokale bevolking baat heeft bij de geboden
steun.
Vraag 4
Klopt de bewering van de Israëlische veiligheidsdienst Shin Bet dat donorgelden vanuit de EU terechtkomen bij Palestijnse (gewelddadige) militanten
en militante organisaties als de Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP), al dan niet via de PLO? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u in EU-verband
doen om dit effectief tegen te gaan?
Antwoord 4
Het Kabinet heeft uw kamer op 12 mei jl. per brief geïnformeerd over de van Israël
ontvangen informatie over vermeende banden tussen Palestijnse organisaties en de PFLP
en aangegeven dat het onder meer gaat om UAWC en twee organisaties die indirect gefinancierd
worden door Nederland.
Israël heeft het ministerie gezegd de informatie zelf te willen delen met het door
mij t.b.v. het externe onderzoek ingeschakelde onderzoeksbureau Proximities, en heeft
dat ook gedaan. De ontvangen informatie over de twee indirect door Nederland gesteunde
organisaties is algemeen van aard en beschrijvend, en bevat geen concrete voorbeelden
van hoe zij met Nederlandse financiering mogelijk PFLP daadwerkelijk gesteund zouden
hebben. In het artikel van EW lijkt te worden gesuggereerd dat er nog andere documenten
(«papieren sporen») bestaan over mogelijke banden tussen door Nederland gesteunde
organisaties en PFLP. Het ministerie heeft Israël gevraagd dergelijke stukken te delen,
maar de Israëlische ambassadeur in Den Haag heeft in antwoord daarop te kennen gegeven
dat de Israëlische overheid daar niet over beschikt. Voorts heb ik tijdens mijn telefonische
felicitatiegesprek met de nieuwe Israëlische Minister van Buitenlandse Zaken, Yair
Lapid, verzocht om informatie – mits die toch voorhanden is. Ik heb die boodschap
herhaald tijdens mijn gesprek met hem en marge van de RBZ op 12 juli jl. Lapid zegde
hierop toe informatie – indien aanwezig – graag met Nederland te willen delen, en
erop toe te zullen zien dat gedeelde informatie voldoende solide is. Daarnaast heeft
Nederland onmiddellijk navraag gedaan bij de Israëlische autoriteiten over de Israëlische
inval bij het UAWC-kantoor in Ramallah – op 7 juli jl. – en daarbij andermaal onderstreept
dat indien er nieuwe informatie beschikbaar is over UAWC, Nederland die graag zou
ontvangen.
Gezien de ernst van de beschuldiging en de mogelijke gevolgen als iemand of een organisatie
beschuldigd wordt van steun aan terrorisme, hecht het ministerie groot belang aan
onderbouwing van een eventuele beschuldiging met bewijs dat inzichtelijk is voor de
beschuldigde en zijn of haar advocaten en getoetst wordt door een rechter. Zie bijvoorbeeld
de antwoorden van Minister Verhagen d.d. 23 maart 2009 (Aanhangsel van de Handelingen
2008–2009 nr. 2047).
Tijdens de uitvoering van door Nederland gefinancierde projecten wordt toezicht gehouden
door veldbezoeken, inhoudelijke en financiële rapportages en onafhankelijke audits.
Hieruit zijn geen gevallen bekend waarbij bleek dat de organisaties Nederlandse of
Europese bijdragen zouden hebben overgemaakt of doorgesluisd naar PFLP of andere Palestijnse
terroristische organisaties.
De EU heeft het antifraude bureau OLAF gevraagd uit voorzorg te bezien of het in van
Israël ontvangen materiaal aanleiding ziet om nader onderzoek te doen naar de organisaties
genoemd in de overlegde informatie. Zoals aangegeven in de brief van 12 mei jl. wacht
het kabinet het resultaat van het EU-verzoek aan OLAF af.
Vraag 5
Welke procedures kennen Nederland en de EU om te garanderen dat donorgelden op de
juiste bestemming komen en voor de juiste doelen aangewend worden, en niet terechtkomen
bij organisaties of personen op Europese terreurlijsten? Is er bijvoorbeeld standaard
sprake van (eigen) toetsing vooraf en evaluatie achteraf?
Antwoord 5
Het ministerie hanteert voor iedere activiteit waarvoor financiering wordt aangevraagd
een standaard beleidsuitvoeringsproces. Een financieringsaanvraag wordt volgens een
standaardprocedure getoetst. Hierbij wordt vooraf vastgesteld in hoeverre deze past
binnen de beleidskaders die het ministerie heeft en of er budget beschikbaar is voor
financiering. Daarnaast wordt beoordeeld of een aanvrager (organisatie) beheersmatig
de activiteiten kan verrichten. Naast deze analyses worden risico’s ingeschat ten
aanzien van de omgeving waarin de activiteiten worden uitgevoerd, de aard van de activiteit,
fraude en integriteit. De uitkomsten van de risicoanalyses kunnen aanleiding zijn
voor het stellen van nadere eisen aan de financiering of voor het niet toekennen van
financiering.
Het ministerie beoordeelt middels een standaard-beoordelingsprocedure periodiek de
inhoudelijke en financiële voortgang van activiteiten. Externe audits worden uitgevoerd
waarbij uitgaven en inkomsten worden gecontroleerd. Ten slotte evalueert het ministerie
tussentijds of na afloop de doeltreffendheid en doelmatigheid van gefinancierde activiteiten
conform de vereisten van de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE). Deze evaluaties
zijn openbaar. Zie voor beleidsevaluaties de website van IOB en voor evaluaties van
individuele activiteiten rijksoverheid.nl. Deze procedures moeten waarborgen dat de
toegekende middelen worden gebruikt voor hetgeen waarvoor een organisatie financiering
aanvraagt.
Uit hoofde van de ministeriële verantwoordelijkheid, zoals is beschreven in de Nota
Beheer en Toezicht6, is ook vereist dat gepaste maatregelen kunnen worden genomen indien een wederpartij
de contractvoorwaarden en/of (subsidie)verplichtingen niet nakomt of de uitvoering
niet in lijn is met het buitenlands beleid van de Nederlandse regering.
De Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah onderhoudt nauw contact met uitvoerende
organisaties en voert controles uit op de procedures van de uitvoerende organisaties
qua personeels- en integriteitsbeleid, specifiek ter voorkoming van banden met terroristische
organisaties, zowel voorafgaand als gedurende activiteiten. Daarnaast doet de post
navraag bij andere donoren over de ervaringen met mogelijke partners.
De Europese Commissie heeft een soortgelijke werkwijze,7 waarbij strenge controles gehanteerd worden en organisaties gescreend worden tegen
VN, EU en ad hoc sanctie lijsten. Projectbezoeken, toezicht en finale audits worden
gebruikt om te verifiëren dat ter beschikking gestelde fondsen voor de beoogde doelen
gebruikt worden. Hiervoor refereer ik ook naar het antwoord door EU-Commissaris Várhelyi
namens de Europese Commissie aan het Europees Parlement8 over EU-processen voor het financieren van ngo’s.
Vraag 6
Wat is uw reactie op de oproep van het Israëlische Ministerie van Buitenlandse Zaken
aan Europese landen om «per direct de subsidies stop te zetten aan de Palestijnse
organisaties die actief zijn namens de PFLP-terreurgroep»?
Antwoord 6
Het kabinet verwijst naar de brief hierover van 12 mei 2021 (ref 2021Z07972) waarin uw Kamer hierover werd geïnformeerd, en bovenstaande antwoorden.
Vraag 7
In uw brief van 8 september 2020 betreffende Nederlandse steun aan Palestijnse NGO’s
gaf u aan dat de Nederlandse bijdrage aan UAWC is opgeschort totdat dat onderzoek
naar banden tussen het UAWC en de PFLP is afgerond9; kunt u een update geven van de huidige stand van zeken op dit vlak?
Antwoord 7
Zoals aangegeven in de brief van 12 mei is vanwege COVID-19 het onderzoek vertraagd.
Als dat onderzoek is afgerond zal het, zoals door mij toegezegd tijdens het wetgevingsoverleg
over het BHOS jaarverslag, na het zomerreces met een kabinetsreactie aan de Kamer
worden aangeboden.
Vraag 8
In antwoord op schriftelijke vragen over oproepen tot geweld, het afwijzen van vrede
en het ontkennen van de legitimiteit van Israël in studiematerialen van de VN organisatie
voor Palestijnse vluchtelingen (UNRWA), gaf u aan dat UNRWA een interne review gestart
heeft naar hoe dit kon gebeuren en naar de bijpassende aanscherpingen in de controlesystemen
die nodig zijn om dit in de toekomst te voorkomen10; kunt u een update geven van de uitkomsten van deze review en de daadwerkelijke aanscherping
van controlesystemen, zodat een dergelijke kwalijke lesinhoud niet meer in studiematerialen
zal voorkomen?
Antwoord 8
De review heeft aangetoond dat bij de onverwachte overgang, in het voorjaar van 2020,
van klassikaal naar thuisonderwijs vanwege COVID-19 er enkele fouten zijn gemaakt.
In die periode is bij UNRWA decentraal aanvullend materiaal geproduceerd op basis
van de schoolboeken van de Palestijnse Autoriteit ter ondersteuning van het thuisonderwijs.
Om in de toekomst te voorkomen dat kwalijk lesmateriaal bij de scholieren terecht
komt, heeft UNRWA begin 2021 een centraal, digitaal lesplatform gelanceerd, waarbij
een drie-laags controle systeem is opgezet ter beoordeling van alle inhoud en daarmee
de waarborging dat al het materiaal dat aan de leerlingen ter beschikking worden gesteld
voldoet aan de VN-principes en waarden. De drie controlelagen bestaan uit de landenkantoren,
het onderwijsdepartement op het UNRWA hoofdkantoor en de neutraliteitscoördinator.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.