Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ellian over seksueel geweld onder studenten
Vragen van het lid Ellian (VVD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over seksueel geweld onder studenten (ingezonden 15 juni 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 14 juli 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2020–2021, nr. 3484.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van I&O Research waaruit blijkt dat «Een op
negen studentes verkracht is tijdens studententijd»?
Antwoord 1
Ja, ik heb kennisgenomen van het rapport van I&O Research onder 1.059 studenten in
het hoger onderwijs, dat werd uitgevoerd in opdracht van Amnesty International.1
Vraag 2
Deelt u de mening dat dit een onacceptabel hoog aantal is? Zo ja c.q. zo nee, waarom?
Antwoord 2
Ja, die mening deel ik. Uit het onderzoek blijkt dat 11 procent van de 1.059 ondervraagde
studenten ooit seksuele penetratie meemaakte zonder instemming. Dit betekent dat een
flinke groep mensen al op jonge leeftijd geconfronteerd wordt met excessief seksueel
geweld. In een vrije samenleving als de onze is dat een onacceptabele werkelijkheid
die onderstreept dat de aanpak ervan urgent is en blijvende aandacht vergt.
Vraag 3
Op welke manier gaat de nieuwe wet Seksuele Misdrijven zorgen voor een verbetering
van deze cijfers?
Antwoord 3
Om de strafrechtelijke aanpak van seksuele misdrijven te versterken, heb ik op 8 maart
2021 het wetsvoorstel seksuele misdrijven in consultatie gegeven. Deze termijn is
op 4 juni jl. gesloten. Op dit moment werkt mijn departement aan het verwerken van
de adviezen. Een eerste inventarisatie daarvan onderstreept voor mij het belang van
het wetsvoorstel. De aangescherpte maatschappelijke normen ten aanzien van seksueel
grensoverschrijdend gedrag, nopen tot aanpassing van het Wetboek van Strafrecht. Het
voorstel voorziet in nieuwe (online) delictsvormen, maar ook in aanpassingen van de
strafbaarstellingen van bestaande delicten, zoals die van aanranding en verkrachting.
Waar naar huidig recht bij deze delicten de focus ligt op de vraag of een dwangmiddel
is gebruikt, vertrekken de voorgestelde delicten vanuit de vraag wat de betrokken
persoon wist of behoorde te weten omtrent het ontbreken van de wil bij de ander. Het
onderzoek van I&O Research bevestigt het belang van deze aanpassingen; ook daaruit
blijkt dat bij aanranding en verkrachting lang niet altijd een dwangmiddel wordt aangewend.
Met het actueel wettelijk kader waarin het wetsvoorstel voorziet, krijgen politie
en openbaar ministerie meer mogelijkheden om op te treden tegen strafbaar gedrag.
Slachtoffers worden beter beschermd en kunnen in meer situaties aangifte doen. Tegelijkertijd
geeft dit wetsvoorstel een duidelijk signaal af aan (potentiële) daders dat seksueel
grensoverschrijdend gedrag niet acceptabel is en streng wordt bestraft. Daarmee gaat
van dit wetsvoorstel een onmiskenbare normerende en preventieve werking uit. Aangenomen
wordt dat dit een afschrikwekkend effect heeft en bijdraagt aan een positieve gedragsverandering.
Voor de uitvoering van het wetsvoorstel is structureel zo’n 15 miljoen euro vereist.
Thans bestaat geen dekking op de begroting van mijn departement; het vinden daarvan
is aan een nieuw kabinet.
Vraag 4
Hoe ziet u de verhouding tussen de strafrechtelijke normering van seksueel geweld
en tijdige en consistente voorlichting over seksueel geweld?
Antwoord 4
Seksuele misdrijven vragen vanzelfsprekend om een strafrechtelijke reactie. Tegelijkertijd
geldt dat het onderliggende gedrag dat de oorzaak vormt van het plegen van seksuele
misdrijven, de inzet van meer dan enkel strafrechtelijke maatregelen indiceert. In
de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 4 februari
2021, die ik mee heb ondertekend, is een beschrijving en een overzicht opgenomen van
de interdepartementale inzet op het terrein van de preventie en de aanpak van seksueel
geweld.2 Het wijdvertakte karakter van de problematiek, zo wordt ook in die brief duidelijk,
maakt dat het strafrecht weliswaar een onmisbaar sluitstuk is van de aanpak, maar
tegelijkertijd onderdeel van een bredere set aan middelen die nodig zijn om seksueel
geweld te voorkomen en bestrijden. Ook bewustwordingscampagnes en voorlichting spelen
daarbij, zoals ook in het overzicht van interdepartementale activiteiten te zien is,
een belangrijke rol.
Daarnaast beoog ik in het traject met betrekking tot de implementatie van het wetsvoorstel
seksuele misdrijven niet alleen aandacht te hebben voor het strafrecht, maar ook andere
domeinen te betrekken. Daarin zal aandacht zijn voor het belang van voorlichting en
bewustwording. Uiteindelijk gaat het erom de sociale normen die in het wetsvoorstel
gestalte krijgen, breed in te bedden in de maatschappij.
Vraag 5
Wat is er nodig om de signalering van seksueel geweld onder studenten en de nazorg
voor studenten die seksueel geweld hebben meegemaakt te verbeteren?
Antwoord 5
Bewustwordingscampagnes en voorlichting helpen om ook onder studenten en in het hoger
onderwijs de signalering van seksueel geweld te verbeteren. Hogescholen en universiteiten
moeten een veilige omgeving bieden waar studenten die seksueel geweld hebben meegemaakt
hun verhaal kunnen doen, bijvoorbeeld bij een vertrouwenspersoon of studieadviseur.
Die kunnen hulp bieden of hiernaar verwijzen.
Het is belangrijk dat burgers over informatie beschikken waar zij terecht kunnen als
zij te maken krijgen met seksueel geweld. Uit het groeiend aantal slachtoffers dat
zich jaarlijks meldt bij het Centrum Seksueel Geweld (CSG) blijkt dat zij die hulp
goed kunnen vinden. Ook is voor het CSG met grote regelmaat aandacht in de (sociale)
media. Met de overheidscampagne watkanmijhelpen.nl, die in 2019 door mijn departement is gestart, worden burgers gestimuleerd om na seksueel
contact dat niet goed voelde, snel professionele hulp te zoeken.
Iedereen die kort of langer geleden te maken heeft gehad met seksueel geweld kan terecht
bij het CSG. Het is mogelijk om anoniem te bellen (via 0800-0188), te chatten met
het CSG of direct een afspraak te maken. Voor slachtoffers van seksueel geweld dat
korter dan 7 dagen ervoor plaatsvond, bieden artsen, verpleegkundigen, politie en
hulpverleners gezamenlijk de zorg die nodig is. Dat betreft zowel fysieke als psychische
zorg. Mocht langere, intensievere nazorg nodig zijn dan verwijst het CSG door naar
de reguliere GGZ-zorg.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.