Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Leijten over de ceo die altijd een Minister kan bellen
Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de ceo die altijd een Minister kan bellen (ingezonden 4 juni 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
13 juli 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3346.
Vraag 1, 2
Hoe is «... het lidmaatschap van een ondernemersvereniging sluit contacten tussen
individuele bedrijven en ministers niet uit.», een antwoord op de vraag waarom 17
grote bedrijven zoveel contact hebben met de ministeries terwijl er ook een belangenvereniging
is waar vaak mee gepraat wordt? Kunt u nader ingaan op de vraag wáárom dit gebeurt,
anders dan dat het simpelweg kan? Vertegenwoordigt de belangenvereniging de belangen
niet voldoende bijvoorbeeld?1
Hoe is er volgens u een eerlijk en gelijk speelveld als grote bedrijven een onevenredig
groot aandeel hebben in het aantal afspraken met ministers? Als het aantal afspraken
niet van belang is, zoals u aangeeft, waarom zijn er dan zoveel?
Antwoord 1, 2
In mijn eerdere antwoord2 van uw vragen over hetzelfde krantenartikel heb ik aangegeven dat «het niet zozeer
gaat om het aantal afspraken als zodanig, maar om de totstandkoming van het besluitvormingsproces
zelf. Het gaat erom dat er een eerlijk en gelijk speelveld is door gelijke toegangsmogelijkheden».
Tevens heb ik toen aangegeven dat «de bewindspersoon er zelf voor verantwoordelijk
is om de belangen van de gesprekspartner af te wegen tegen het algemeen belang». Daar
geldt ook voor het aantal afspraken.
Vraag 3
Hoe verhoudt uw antwoord, dat elke Minister een eigen afweging kan maken, maar tegelijkertijd
dat het kabinet waar mogelijk transparant moet zijn over externe contacten, zich tot
het feit dat bepaalde ministeries zich stelselmatig niet aan de kabinetsbrede afspraak
houden, zoals het Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij, waarbij externe contacten
wel in de media te vinden zijn maar niet worden bijgehouden in de agenda?
Antwoord 3
Ik zal het bestaande beleid nogmaals onder de aandacht brengen bij mijn collega’s.
Verder is ieder ministerie zelf verantwoordelijk voor de naleving van de kabinetsbrede
afspraken die zijn gemaakt.
Vraag 4
Hoe verhouden uw opmerkingen over «openheid over besluitvormingsprocessen» zich tot
het rapport van de OESO dat onlangs gepresenteerd werd, waarin we zien dat Nederland
het slecht doet als het gaat om het openbaar maken van lobby en waarbij openbaarheid
over het aantal (en soort) afspraken wel degelijk van belang zijn?3
Antwoord 4
Inzet van het kabinet is dat ambtenaren en bewindspersonen op de juiste wijze omgaan
met lobby organisaties en hun vertegenwoordigers bij de voorbereiding van besluitvorming.
Het kabinet biedt daarom inzicht in de totstandkoming van wet- en regelgeving. Bewindspersonen
hebben een openbare agenda en in de memorie van toelichting van een wetsvoorstel is
een paragraaf opgenomen over de reacties op het conceptvoorstel. Ten slotte zijn beslisnota’s
per 1 juli openbaar. Het OESO-rapport neemt een andere aanvliegroute door zich alleen
te richten op de aanwezigheid van statische informatie, zoals lobby registers. De
OESO erkent in zijn rapport dat lobbyregisters alleen niet voldoende adequaat zijn
om alle risico’s rondom lobbyen weg te nemen. Het kabinet heeft geen indicaties dat
lobbyen in Nederland op minder transparante wijze verloopt dan in andere landen.
Vraag 5
Waarom vallen volgens u openbaarheid over het aantal en soort afspraken niet onder
openbaarmaking van het besluitvormingsproces?
Antwoord 5
In antwoord op uw eerdere Kamervragen4 is aangegeven dat het kabinet de voorkeur geeft aan openheid over besluitvormingsprocessen
in plaats van een volledige specificatie van contacten met lobbyisten, lobbyorganisaties
of andere maatschappelijke partijen of individuen. Dat laatste is in de regel statische
informatie die geen inzicht geeft in de mate van beïnvloeding en de beïnvloedingswijze
bij concrete besluitvormingstrajecten».
Vraag 6
Wat hebben deze afspraken voor nut als ze niet bijdragen aan een besluitvormingsproces?
Antwoord 6
Afspraken over het lobbybeleid in Nederland zorgen ervoor dat gesprekken kunnen worden
gevoerd tussen maatschappelijke organisaties en bewindspersonen, ambtenaren of politici.
Deze gesprekken dragen bij aan het vormgeven van een zo goed mogelijk afgewogen en
uitvoerbaar beleid. Dat is waardevol om beleidsopties te verkennen en de kwaliteit
van wetgeving te verbeteren. Het kan inzicht geven in standpunten, argumenten en belangen,
of draagvlak creëren voor beleid. Voor de kwaliteit van beleidsvorming en wetgeving
is het van essentieel belang dat signalen van de buitenwereld worden ontvangen en
mee worden gewogen. De afspraken hebben dus zeker nut.
Vraag 7
Gaat u de afspraken dus alsnog openbaar maken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Zoals in eerdere Kamervragen is aangegeven is het kabinet vooralsnog van mening dat
het huidige beleid volstaat. Het kabinet heeft geen indicaties dat lobbyen in Nederland
op minder transparante wijze verloopt dan in andere landen. Wel zal ik het OESO-rapport
betrekken bij de verdere uitwerking van het integriteitsbeleid zoals vermeld in mijn
brief5 over het nalevingsverslag GRECO vijfde ronde.
Vraag 8
Hoe noteert de Minister-President nu de gesprekken die hij heeft als leider van de
VVD in formatietijd? Is het waar dat hij regelmatig spreekt met VNO-NCW en waar zien
we dat terug in de agenda?
Antwoord 8
Het is niet aan het kabinet om vragen te beantwoorden over het handelen van individuele
Kamerleden in het kader van de formatie. Gesprekken tussen de Minister-President en
VNO-NCW worden op de openbare kalender geplaatst.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.