Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Baarle en Sneller over het bericht dat Nederland met de regels voor lobbyisten ver achterop zou raken
Vragen van de leden Van Baarle (DENK) en Sneller (D66) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht dat Nederland met de regels voor lobbyisten ver achterop zou raken (ingezonden 28 mei 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
13 juli 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3212.
Vraag 1
Kent u het bericht «Met de regels voor lobbyisten raakt Nederland ver achterop»?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Deelt u de teneur van de berichtgeving, namelijk dat uit OESO-onderzoek zou blijken
dat Nederland zich ver in de internationale achterhoede van regels en afspraken over
lobbyen bevindt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
De inhoud van het rapport neem ik ter harte. De teneur van de berichtgeving deel ik
niet. Het rapport «Lobbying in the 21st Century»2 van de OESO biedt interessante inzichten in het beleid dat OESO-landen voeren ten
aanzien van lobby. Het rapport geeft geen aanbevelingen om wetgeving voor lobbyen
door te voeren. Ook bevat het rapport geen rangorde van het integrale Nederlandse
integriteitsbeleid, zoals bijvoorbeeld de anti-corruptie index van Transparency International.
In deze index staat Nederland steevast in de top 10.
Het lobbybeleid kan niet los worden gezien van het integrale integriteitsbeleid. Dat
beleid kan ook positief werken ter voorkoming van ongewenste beïnvloeding. Dit soort
maatregelen zijn maar in beperkte mate meegenomen in het OESO-rapport. De OESO erkent
in de conclusie van het rapport ook dat de aandacht grotendeels beperkt is tot lobbyen
en lobbyregisters en het rapport niet alle mogelijkheden tot beperken van risico’s
weergeeft.3 De OESO erkent eveneens in het rapport dat de verschillende systemen van de lidstaten
zich maar moeilijk laten vergelijken en dat lobby een complex onderwerp is.
Daar komt bij dat landen die hebben gekozen voor een lobbyregister in de praktijk
tegen uitvoeringsproblemen aanlopen en dat deze registers vaak niet afdoende zijn
om de huidige ontwikkelingen en risico’s van lobbyactiviteiten af te dekken. Het Nederlandse
systeem is juist gericht op het mitigeren van de risico’s van lobby door in te zetten
op een cultuur van transparantie en bewustwording. Daarom zie ik op basis van dit
rapport geen aanleiding om afscheid te nemen van het huidige integriteitsbeleid en
de keuzes in de doorontwikkeling daarvan.4 Specifiek voor het lobbybeleid is dit toegelicht in de kabinetsreactie op de initiatiefnota
«Lobby in daglicht: luisteren en laten zien».5
Vraag 3
Welke goede praktijken uit andere landen destilleert u uit het OESO-rapport «Lobbying in the 21st Century»6? Acht u maatregelen uit het rapport uitvoerbaar in de Nederlandsen context, om lobbypraktijken
meer transparant te maken?
Antwoord 3
In het rapport zijn voorbeelden opgenomen ten behoeve van een eerlijk en transparant
beleidsproces zoals de Ministerial Code van het Verenigd Koninkrijk en de training-
en begeleidingsmogelijkheden zoals in Ierland en Slovenië. Deze voorbeelden kunnen
relevant zijn, zeker gelet op de toenemende aandacht voor transparantie. Uit het OECD
rapport blijkt dat Nederland tot een grote groep landen behoort die relatief weinig
systeemgerichte maatregelen kent. Het is met inachtneming van het voorgaande aan het
nieuwe kabinet, ook in het kader van aanbevelingen van de GRECO en VN, deze ideeën
te betrekken bij toekomstig beleid. Ik verwijs u naar mijn brief van 30 juni jl. over
het nalevingsverslag GRECO vijfde evaluatieronde.
Vraag 4
Kunt u de regelgeving waaraan lobbyisten en lobbyorganisaties in Nederland moeten
voldoen uiteenzetten? Kunt u daarbij tevens ingaan op de verschillende rollen, zoals
bewindspersonen, parlementariërs en (top)ambtenaren?
Antwoord 4
Nederland kent een vrijwillig lobbyregister voor het parlement. Voor de ontvangst
van een vaste toegangspas tot het parlement dient een lobbyist als organisatie ingeschreven
te staan in dit register. Dit register valt onder het mandaat van de voorzitter van
de Tweede Kamer.
Ook publiceren bewindspersonen elke vrijdag hun agenda op rijksoverheid.nl. Naar aanleiding
van de initiatiefnota «Lobby in daglicht: luisteren en laten zien» verschaft elk departement
inzicht in agenda-afspraken van de bewindspersonen, door hen afgelegde werkbezoeken
en gehouden toespraken door publicatie op rijksoverheid.nl. Voorts verwijs ik u naar
het kabinetsstandpunt over de transparantie van het wetgevingsproces7. Met het publiceren van beslisnota’s per 1 juli wordt eveneens meer inzicht geboden
in het totstandkomingsproces van het beleid.
Voor de integriteit voor ambtenaren geldt dat ambtenaren zorg dienen te dragen voor
de onafhankelijke en transparante uitvoering van hun werkzaamheden (Artikel 4.7 van
de Gedragscode Integriteit Rijk (GIR)). Zij dienen zich bewust te zijn van de belangen
van lobbyisten en de verschillende mogelijkheden van beïnvloeding.
Voor bewindspersonen geldt dat het Handboek voor Bewindspersonen voorziet in regels
omtrent het aanvaarden van een vervolgfunctie als lobbyist. In overeenstemming met
de aanbevelingen van de GRECO in de vijfde evaluatieronde is het Kabinet voornemens
de omgang met lobbyisten voor bewindspersonen te vatten in gedragsregels. Hiervoor
is de formulering van een duidelijke definitie van lobbyisten noodzakelijk. De inhoudelijke
vormgeving van een gedragscode wordt omwille van de internalisatie en het eigenaarschap
aan het nieuwe kabinet gelaten. De totstandkoming van een gedragscode vergt zowel
ambtelijk als politiek een zorgvuldig proces om tot een breed gedragen gedragscode
te komen. De OECD beveelt die zorgvuldigheid voor al het lobbybeleid ook aan.
Gezien de staatsrechtelijke verhoudingen (scheiding der machten) draagt het parlement
zelf de verantwoordelijkheid inzake het integriteitsbeleid van beide Kamers. De Gedragscode
voor de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en de Gedragscode voor de leden
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal gaan eveneens uit van de hierboven genoemde
principes van eigen verantwoordelijkheid en het bewustzijn van de onafhankelijke positie.
De Gedragscode voor de Leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal benadrukt tevens
het belang van transparantie over contacten met derden (passieve openbaarheid).
Ten slotte kent de grootste beroepsvereniging voor lobbyisten in Nederland, de BVPA,
een eigen gedragscode. In deze gedragscode zijn gedragsregels opgenomen omtrent transparantie,
integriteit en belangenverstrengeling. Het kabinet roept lobbyisten op tot aansluiting
bij en erkenning van deze gedragscode.
Vraag 5
Kunt u aangeven in hoeverre de Nederlandse regelgeving effectief genoeg is gebleken
om lobbypraktijken transparant te maken?
Antwoord 5
Overeenkomstig de kabinetsreactie over de transparantie van het wetgevingsproces dient
rekenschap te worden gegeven van de belangen die betrokken actoren hebben en die al
dan niet vertaald zijn naar het beleid. Het kabinet zet in de beleidsvormingsfase
in op de juiste omgang door lobbyorganisaties en door bestuurders en ambtenaren met
lobbypraktijken. De publicatie van beslisnota’s per 1 juli gaat ook bijdragen aan
een grotere transparantie. Het kabinet heeft overigens geen indicaties dat het lobbyen
in Nederland op minder transparante wijze verloopt dan in andere landen.
Vraag 6
Is het waar dat lobbyisten in het Verenigd Koninkrijk vier keer per jaar moeten melden
wie hun klanten zijn en dat ze ook uitgebreid financieel rekenschap moeten afleggen?
Zo ja, acht u een dergelijke maatregel ook toepasbaar in Nederland?
Antwoord 6
Lobbyisten in het Verenigd Koninkrijk dienen inderdaad volgens de daar geldende wetgeving8 vier keer per jaar verantwoording af te leggen over hun klantenbestand. De keuze
of een dergelijke maatregel in Nederland wordt ingevoerd is aan het volgende kabinet.
Vraag 7
Deelt u de constatering dat in Nederland de regulering van de zogenoemde «draaideur»,
namelijk dat betrokkenen na het verlaten van hun functie een lobbyfunctie op hetzelfde
beleidsterrein gaan vervullen, achterblijft bij andere landen? Zo ja, ziet u hierin
aanleiding om de regulering van de zogenoemde «draaideur» in de Nederlandse context
te verscherpen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Het kabinet werkt aan nadere regels voor beperkingen na uitdiensttreding voor bewindspersonen
waarin ook de zogenaamde «draaideur» wordt aangescherpt.
Vraag 8
Kunt u toelichten waarom de circulaire lobbyverbod bewindspersonen per 1 januari 2020
is ingetrokken?9
Antwoord 8
Het lobbyverbod ziet op medewerkers van de ministeries. Deze medewerkers mogen geen
contact hebben met hun gewezen bewindspersoon in de periode van twee jaar na zijn
of haar aftreden als de bewindspersoon werkzaam is bij een lobbyorganisatie, een bedrijf
of een non-profitinstelling. Dit verbod op dergelijke contacten voor medewerkers was
met een circulaire kenbaar gemaakt in de gehele rijksdienst.
Bij de invoering van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren op 1 januari 2020
is het Algemeen Rijkambtenaren-reglement (ARAR) ingetrokken. In het ARAR zat de grondslag
voor circulaires. Bij het intrekken van de circulaires voor Rijksambtenaren is aangegeven
dat het lobbyverbod op andere wijze kenbaar zal worden gemaakt aan de medewerkers
in de Rijksdienst.
Hoewel de circulaire is ingetrokken, is het lobbyverbod nog steeds van toepassing.
De circulaire is namelijk gebaseerd op een kamerbrief van de Minister van BZK uit
2017 (Kamerstuk 2016–2017, 34 376, nr. 15). De inhoud van deze brief is nog steeds van toepassing. De circulaire was dus een
middel om medewerkers bekend te maken met de norm, zij was zelf niet de norm.
Ten slotte is het lobbyverbod opgenomen in de Gedragscode Integriteit Rijk en het
Handboek voor bewindspersonen. De Gedragscode Integriteit Rijk voor ambtenaren is
(in tegenstelling tot wat in het krantenartikel staat) geen vrijblijvende set van
regels. Indien de ambtenaar zich niet gedraagt als een goed ambtenaar betaamt, kan
er een disciplinaire maatregel (straf) worden opgelegd. In het kader van de GRECO-aanbevelingen
wordt bovendien gewerkt aan integriteitsbeleid voor gewezen bewindspersonen. In dat
verband wordt ook bekeken of het bestaande lobbyverbod aanpassing behoeft. Het lobbyverbod
voor medewerkers zal dan op een andere wijze aan medewerkers in de rijksdienst worden
opgelegd. Daarmee kan de circulaire worden vervangen.
Vraag 9
Kunt u toelichten op welke wijze het parlement hierover is ingelicht? Indien dit naar
uw mening inderdaad niet gebeurd is, kunt u toelichten waarom u daartoe besloten heeft?
Antwoord 9
Het lobbyverbod voor medewerkers in de rijksdienst is nog altijd van kracht en is
niet inhoudelijk gewijzigd. Daarom is er geen aanleiding geweest het parlement hierover
in te lichten.
Vraag 10
Bent u bereid te bevorderen dat een circulaire met gelijke – of restrictievere – strekking
zo spoedig mogelijk weer wordt ingevoerd?
Antwoord 10
Ja, met dien verstande dat sinds de invoering van de Wet normalisering rechtspositie
ambtenaren het niet meer gebruikelijk is circulaires uit te vaardigen voor het vormgeven
van arbeidsverhoudingen voor ambtenaren. De inhoud van de vervallen circulaire komt
echter in gewijzigde vorm terug.
Vraag 11
Is het waar dat Nederland het enige West-Europese land is dat geen officiële toezichthouder
op lobbyactiviteiten kent? Zo ja, ziet u aanleiding om een dergelijke toezichthouder
in het leven te roepen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Nederland kent geen officiële toezichthouder op lobbyactiviteiten, maar dat betekent
niet dat lobbyactiviteiten in Nederland zonder enige restrictie kunnen plaatsvinden.
Nederland kent een Gedragscode Integriteit Rijk en Gedragscodes voor de leden van
de Eerste en de Tweede Kamer. Daarin is onder andere beschreven dat het algemeen belang
er soms mee gediend is om het contact met lobbyisten te vermijden. In specifieke gevallen
is dat ook vastgelegd, bijvoorbeeld ten aanzien van contacten met de tabaksindustrie.
Daarnaast is het kabinet voornemens de omgang met lobbyisten ook te vatten in gedragsregels
voor bewindspersonen. Bovendien hecht het kabinet waarde aan openheid en transparantie.
Het kabinet biedt inzicht in de totstandkoming van wet- en regelgeving door middel
van de openbare agenda van de bewindspersonen en een paragraaf in de memorie van toelichting
van een wetsvoorstel over de reacties op het conceptvoorstel. Met inachtneming van
mijn overige antwoorden laat ik uw vraag over een toezichtarrangement aan een volgend
kabinet, met dien verstande dat over het instellen van een dergelijk arrangement niet
lichtvaardig kan worden gedacht.
Vraag 12
Is het waar dat in Nederland er geen verplichte inschrijving in een lobbyregister
voor lobbyorganisaties is? Zo nee, ziet u aanleiding om een dergelijk register in
Nederland in het leven te roepen?
Antwoord 12
Ja. Sinds 1 juli 2012 kent de Tweede Kamer een openbaar register van belangenbehartigers/lobbyisten10. Dit is geen verplicht register, maar lobbyisten (als organisatie zijnde) dienen
zich wel te registreren als zij een vaste toegangspas van de Tweede Kamer willen ontvangen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.