Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van den Berg over de uitzending van het TV-programma Pointer van 7 juni 2021
Vragen van het lid Van den Berg (CDA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de uitzending van het TV-programma Pointer van 7 juni 2021 (ingezonden 9 juni 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
12 juli 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3381.
Vraag 1
Heeft u de uitzending van Pointer van 7 juni jl. gezien?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Zo ja, wat vond u van de uitzending?
Antwoord 2
Duidelijk is dat er zaken niet goed gaan en dat verdriet en teleurstelling overheersen
bij kwetsbare mensen die niet tijdig of adequaat worden geholpen. Dat begrijp ik uiteraard
en het raakt me. De uitzending stelt wat mij betreft belangrijke knelpunten in de
ggz aan de orde. Bovendien laat Pointer treffend zien wat de impact hiervan op individuele
patiënten kan zijn. Op veel van de benoemde knelpunten wordt al inzet gepleegd. De
persoonlijke portretten laten echter zien dat de praktijk weerbarstig is.
Vraag 3
Wat vindt u ervan dat mensen met een complexe ggz-zorgvraag en/of crisisgevoeligheid
de wachtlijst niet eens halen?
Antwoord 3
Dat mensen met een dergelijke – zware – zorgvraag niet geholpen worden, is heel pijnlijk.
Dit is dan ook mijn belangrijkste drijfveer geweest voor het laten opstellen van het
zogenaamde «plan van aanpak hoogcomplexe ggz»2 en voor mijn inzet op het ontwikkelen van regionale doorzettingsmacht3.
Vraag 4
Heeft u een idee hoe groot deze «groep' in Nederland is? Zo nee, hoe en wanneer kunt
u hier meer inzicht over verschaffen?
Antwoord 4
Het is niet mogelijk de groep patiënten met een (hoog)complexe zorgvraag die op dit
moment tussen wal en schip vallen in beeld te brengen. Er is geen mogelijkheid om
deze patiënten te registreren. Wel kan het plan hoogcomplexe ggz in toenemende mate
bijdragen aan een completer beeld van de eerdergenoemde groep hoogcomplexe patiënten.
Verwijzers, zorgaanbieders en zorgverzekeraars worden gestimuleerd deze groep patiënten
op een van de regiotafels uit het plan van aanpak in te brengen.
Vraag 5
Zijn er in Nederland voldoende plaatsen/behandelingen voor mensen met ernstige en/of
meerdere ggz-problemen?
Antwoord 5
We kunnen niet uitsluiten dat voor bepaalde ggz-klachten niet altijd voldoende behandelcapaciteit
aanwezig is. Met de uitvoering van de transfermechanismen en het plan hoocomplexe
ggz ontstaat hier wel een steeds completer beeld van.
Binnen het plan van aanpak hoogcomplexe ggz wordt ook bovenregionaal naar het juiste
behandelaanbod gezocht. Verzekeraars en aanbieders hebben de garantie afgegeven dat
iedereen die op de regiotafels hoogcomplexe ggz wordt besproken een passend zorg aanbod
krijgt, dat ook gefinancierd wordt. Als dit aanbod er niet is, wordt het gecreëerd.
Ik begrijp van de partijen dat dit laatste tot op heden nog niet nodig is geweest.
Vraag 6
Is het u bekend dat het afwijzen van patiënten door ggz-instellingen ook voor huisartsen
een groeiend probleem is?
Antwoord 6
Deze signalen zijn mij bekend.
Vraag 7
Wat vindt u ervan dat deze groep mensen met complexe ggz-problematiek eigenlijk alleen
nog bij hun huisarts terecht kan?
Antwoord 7
Een situatie waarin een patiënt met een (hoog)complexe zorgvraag alleen bij een huisarts
terecht kan is zeer onwenselijk. Ook om deze reden heb ik aangestuurd op de ontwikkeling
van het plan van aanpak hoogcomplexe ggz. Een huisarts kan een hoogcomplexe patiënt
naar een zogenaamde regiotafel doorverwijzen als er voor de patiënt binnen het reguliere
systeem geen passend zorgaanbod gerealiseerd kan worden. Ook de transfermechanismen
en het proces van regionale doorzettingsmacht zijn erop gericht mensen die bij de
toegang tot de gespecialiseerde ggz vastlopen te helpen.
Financiering van complexe trajecten mag nooit het probleem zijn. Mede om deze reden
is per 2021 een aanpassing van de risicoverevening doorgevoerd. Daarmee worden de
ggz-kosten van de ggz-gebruikers met de hoogste kosten voor 90% vergoed aan zorgverzekeraars.
De hogekostencompensatie betreft een onderlinge verrekening tussen zorgverzekeraars.
In de praktijk komt het erop neer dat de zorgverzekeraar met een kleiner aantal dure
cliënten meebetaalt aan de kosten van de zorgverzekeraar die een hoog aantal dure
cliënten heeft. Daarmee wordt het gelijke speelveld voor zeer dure GGZ-cliënten beter
geborgd en worden prikkels tot risicoselectie voorkomen4.
Verder is de nieuwe bekostiging voor de ggz van belang, die per 2022 samen met een
nieuwe zorgvraagtypering wordt ingevoerd. De nieuwe bekostiging biedt zorgaanbieders
en zorgverzekeraars betere handvatten om tot passende afspraken te komen, ook voor
zorg voor cliënten met een psychiatrische aandoening en/of een complexe zorgvraag5. Het onderscheid dat binnen het model wordt gemaakt naar de «setting» waarin de zorg
wordt geleverd speelt daarbij een rol. Zo wordt binnen het model onder andere onderscheid
gemaakt naar zorg die in een outreachende setting en zorg die in een hoogspecialistische
setting wordt geleverd. Zorg in deze settings betreft veelal zorg voor cliënten met
een ernstige psychiatrische aandoening en/of een complexe zorgvraag. Het genoemde
onderscheid naar setting faciliteert het maken van gerichte afspraken over deze zorg
in de contractering.
Vraag 8
Wat vindt u van de stellingname van Pointer, maar ook van de Algemene Rekenkamer,
dat het financieel niet aantrekkelijk is voor ggz-aanbieders om deze doelgroep in
behandeling te nemen?
Antwoord 8
Dit is een herkenbaar signaal waar ik ook al eerder richting de Tweede Kamer op ben
ingegaan. De huidige dbc-bekostiging en in het verlengde daarvan de contractafspraken
tussen zorgverzekeraars en ggz-aanbieder (gebaseerd op gemiddelde behandelprijzen
per cliënt) kunnen als resultaat hebben dat lichtere zorgvragen worden overgefinancierd
en zwaardere zorgvragen juist worden onder gefinancierd en zo leiden tot financiële
prikkels die het voor aanbieders aantrekkelijk maken om cliënten met een lichtere
zorgvraag eerder te helpen dan cliënten met een zwaardere zorgvraag. De nieuwe bekostiging,
waar ik in mijn vorige antwoord uitgebreid op in ben gegaan, faciliteert een passende
vergoeding voor geleverde zorg die aansluit bij de feitelijke behandelinzet (in termen
van bijvoorbeeld aantal consulten, betrokken professionals en setting waarin zorg
wordt geleverd) en faciliteert dat zorgaanbieder en zorgverzekeraar daar passende
afspraken over maken. Dit geldt ook voor patiënten met een complexe zorgvraag.
Vraag 9
Wordt deze doelgroep (de mensen die de wachtlijst niet eens halen) ook besproken op
de zogenaamde regionale overlegtafels? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Zie mijn antwoord op vraag 7.
Vraag 10
Bent u bereid verder onderzoek te doen naar een acceptatieplicht?
Antwoord 10
Ik ben geen voorstander van een acceptatieplicht in de ggz. Een zorgaanbieder moet
vanuit zijn of haar professionaliteit kunnen beoordelen of een patiënt gebaat is bij
zijn behandelaanbod, of dat het in het belang van de patiënt is om door een andere
zorgverlener te worden behandeld. Daarbij is het belangrijk dat een zorgaanbieder
naar de hele mens in zijn of haar context kijkt. De praktijk wijst uit dat dit behulpzaam
is bij het stellen van de juiste diagnose, en dat patiënten baat hebben bij de vervolgaanpak
die hieruit voortkomt. Dit laat onverlet dat het zeer onwenselijk is dat mensen met
een (hoogcomplexe) zorgvraag niet tijdig toegang hebben tot passende zorg. Met het
opzetten van de transfermechanismen, de regiotafels hoogcomplexe ggz en het concept
van regionale doorzettingsmacht creëren we een aanpak waarbij samenwerking tussen
verwijzers, aanbieders en financiers ervoor moet zorgen dat mensen tijdig passende
zorg ontvangen.
Vraag 11
Wat kan en gaat u verder doen om enerzijds deze groep beter in beeld te krijgen, maar
anderzijds ook om een passend hulpaanbod te organiseren?
Antwoord 11
Zie voor een antwoord op uw eerste vraag mijn antwoord op vraag 4.
Het zorgen voor passende – en tijdige – oplossingen voor mensen die wachten op gespecialiseerde
ggz-zorg is het hoofddoel van de aanpak wachttijden in de ggz waar ik, samen met de
landelijke stuurgroep wachttijden en de toezichthouders, op inzet. De eerdergenoemde
transfermechanismen, de regiotafels vanuit het plan hoogcomplexe ggz en – overkoepelend
– de uitwerking van regionale doorzettingsmacht dragen, samen met de aanpassing van
de Transparantieregeling, waarmee we meer inzicht krijgen in de wachttijden en de
aantallen wachtenden voor de verschillende diagnosegroepen, allemaal bij aan dit doel.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.