Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over ijzeren voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen bij crises
32 805 Hulpmiddelenbeleid in de gezondheidszorg
29 477 Geneesmiddelenbeleid
Nr. 118 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 12 juli 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Medische Zorg over de brief van 14 april
2021 over IJzeren voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen
bij crises (Kamerstuk 32 805, nr. 114) en over de brief van 16 april 2021 over de halfjaarlijks voortgang ijzeren voorraad
geneesmiddelen.
De vragen en opmerkingen zijn op 25 mei 2021 aan de Minister voor Medische Zorg voorgelegd.
Bij brief van 9 juli 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agema
De adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
8
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
10
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
11
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
12
II
Antwoord/Reactie van de Minister
13
Antwoord op vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
13
Antwoord op vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
20
Antwoord op vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
29
Antwoord op vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
32
Antwoord op vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
39
Antwoord op vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
43
Antwoord op vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
47
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief met
betrekking tot de ijzeren voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen
bij crises en de brief halfjaarlijkse voortgang ijzeren voorraad geneesmiddelen. Zij
hebben hierbij nog enkele vragen en/of opmerkingen.
IJzeren voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen bij crises
De leden van de VVD-fractie willen de zorg versterken, ook om beter voorbereid te
zijn op een volgende gezondheidscrisis. Dit kan bijvoorbeeld door een flexibele reserve
van intensive care (IC)-bedden, zodat we in crisistijd snel kunnen opschalen. De coronacrisis
heeft laten zien dat het gevaarlijk is om afhankelijk te zijn van een of twee landen
buiten Europa voor bijvoorbeeld het maken van mondkapjes. De leden van de VVD-fractie
vinden dat we kritieke productieprocessen (van bijvoorbeeld medische apparatuur, beschermingsmiddelen
en medicijnen) in Europa moeten behouden en intensiveren. Dit vermindert de afhankelijkheid
van landen als China en India en maakt het mogelijk tijdens een gezondheidscrisis
de eigen productie snel uit te breiden. Ook al is dat soms iets duurder. Ook de aanleg
van strategische (medische) voorraden voor hulp- en geneesmiddelen, persoonlijke beschermingsmiddelen
en noodzakelijke grondstoffen is van belang.
De leden van de VVD-fractie zijn al langer bezig met dit onderwerp. Deze leden verwijzen
daarbij naar de Initiatiefnota van het lid Veldman over structurele weerbaarheid van
de medische industrie in crisistijd (Kamerstuk 35 537, nr. 2). Zij vragen hoe de voorstellen uit de initiatiefnota zijn meegenomen en betrokken
bij het voorliggende voorstel. Deze leden constateren dat de lijst met producten in
de brief van de Minister smaller is/lijkt dan die in de initiatiefnota. Kan aangegeven
worden waarom en hoe die keuze is gemaakt?
De voorliggende brief richt zich op de ijzeren voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen
en medische hulpmiddelen bij crises. Volgens de leden van de VVD-fractie is er meer
nodig, zoals het investeren in de flexibele uitbreiding van IC’s en verplegend personeel
en de daarbij behorende noodprotocollen voor flexibele opschaling van de IC-capaciteit
en de inzet van personeel van andere afdelingen ten tijde van gezondheidscrises. En
daarnaast een strategische reserve van zorgmedewerkers die ingezet kunnen worden tijdens
uitzonderlijke situaties, een soort reservistenbestand. In hoeverre werkt de Minister
ook aan dit soort zaken? Zo ja, wat is daar de stand van zaken? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vinden dat het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH)
goed werk heeft verricht in de afgelopen tijd. Het LCH is natuurlijk een tijdelijke
organisatiestructuur. Dat geldt ook voor het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten
Spreiding (LCPS). Bij een nieuwe pandemie kan het in de toekomst wederom nodig zijn
om dergelijke structuren snel in te kunnen richten. De leden van de VVD-fractie zouden
het goed vinden dat hiervoor de noodprotocollen altijd klaarliggen en up-to-date zijn
en dat er in de toekomst ook elke vijf jaar een landelijke oefening is voor mogelijke
gezondheidscrises. Gaat de Minister dat ook regelen? Zo ja, hoe en wanneer? Zo nee,
waarom niet?
Genoemde leden lezen dat er 2,5 miljard producten zijn gekocht tot en met 1 maart
2021 en dat er in totaal maar 349 miljoen zijn uitgeleverd. Hoe heeft deze mismatch
kunnen ontstaan? De noodvoorraad gaat afgebouwd worden. Wanneer gaat dit gebeuren
c.q. wanneer kan dit beginnen? Welk «verlies» gaat dit uiteindelijk opleveren?
De leden van de VVD-fractie willen weten hoe andere, vergelijkbare landen het probleem
van de ijzeren voorraad regelen of geregeld hebben en voor welke producten daar een
ijzeren voorraad is of wordt aangelegd. Op welke punten wijken wij in Nederland straks
af? Waarop is de voorlopige keuze gebaseerd? Met wie heeft allemaal overleg plaats
gevonden om de lijst te bepalen? Wanneer gaat de lijst definitief gemaakt worden?
En hoe wordt de Kamer daarbij betrokken? Hoe wordt voorkomen dat de houdbaarheid van
producten uit de ijzeren voorraad een probleem wordt, dan wel niet meer state-of-the-art
zijn qua techniek (bijvoorbeeld waar het gaat om apparatuur)? Hoe is een en ander
ook geregeld voor strategische voorraden geneesmiddelen en voorraden grondstoffen
en halffabricaten?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er drie «dijken» worden aangelegd, te weten
verplichte voorraden binnen de zorg, voorraden bij de leveranciers en stand-by productiecapaciteit.
Dat lijken deze leden logische stappen, die ook in lijn zijn met de eerdergenoemde
initiatiefnota van het lid Veldman. De leden van de VVD-fractie willen graag meer
weten over hoe de drie «dijken» voor apparatuur ingevuld gaan worden. Wanneer kan
er over het totaal meer duidelijkheid zijn? Wanneer kan het allemaal gerealiseerd
zijn? Wat is het tijdpad voor het realiseren van die «dijken»? Wat gebeurt er als
acties rondom de ijzeren voorraad niet tijdig in gang gezet worden dan wel verlopen?
Wat zijn daarvan de gevolgen? Wanneer is er meer duidelijkheid over de kosten en financiering
van de «dijken»? Wanneer kan de definitieve uitwerking aan de Kamer voorgelegd worden?
Genoemde leden lezen dat de onderdelen van de ijzeren voorraad en het meldpunt in
het tweede kwartaal 2022 worden gerealiseerd. Waarom duurt dit zolang? Het wordt afhankelijk
gesteld van besluitvorming door een volgend kabinet, want het besluit over de rol,
financiering en inrichting van een ijzeren voorraad is aan een nieuw kabinet. Waarom
is dat het geval? Welke gevolgen heeft het voor de planning als een nieuw kabinet
nog lang op zich laat wachten?
Deze leden begrijpen dat er ook een Europese voorraad «RescEU Medical Stockpile» komt.
Nederland zal ook een deel van deze voorraad gaan aanleggen en beheren. Om welke producten
gaat het in dat geval? Hoe wordt daarmee rekening gehouden bij de Nederlandse ijzeren
voorraad? Hoe wordt voorkomen dat er dubbelingen plaatsvinden?
Halfjaarlijkse voortgang ijzeren voorraad geneesmiddelen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over
de ijzeren voorraad geneesmiddelen en daarin ook de uitwerking van de motie van het
lid Veldman c.s (Kamerstuk 29 477, nr. 675). Deze leden lezen dat de Europese Commissie een herziening van de geneesmiddelen
richtlijn en verordening (basic pharmaceutical acts) voorbereidt. Wanneer is hier
meer over bekend? Nederland neemt actief deel aan deze trajecten, wat is de inzet
van Nederland?
Er is reeds een verplichting voor vergunninghouders om voldoende voorraad aan te houden
en een meldplicht voor verwachte tekorten. Wanneer is dit voor het laatst geëvalueerd?
Wat waren de uitkomsten van de evaluatie?
Deze leden lezen dat 48% van de landen geen gekwantificeerd voorraadbeleid hebben.
Wat is de reden dat deze landen dat niet hebben? En hebben deze landen dan wel enige
andere vorm van voorraadbeleid en zo ja, welke?
De Minister heeft aangegeven dat ze na de zomer een volgende voortgangsbrief met eindresultaten
van de Europese inventarisatie en resultaten en conclusies van de pilot naar de Kamer
stuurt. Kan de Minister iets preciezer zijn in wat «na de zomer» betekent, want dat
kan ook december zijn? Is dit tegelijk met de resultaten van het onderzoek van de
Europese Commissie naar tekorten en oplossingsrichtingen in september 2021 beschikbaar?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat het uiteindelijk draait om de patiënten.
Wanneer verwacht de Minister dat er concrete resultaten, dus realisatie van een ijzeren
voorraad zodanig dat patiënten geen hinder ervaren van een tijdelijk tekort, bereikt
worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
IJzeren voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen bij crises
De leden van de D66-fractie vragen de Minister allereerst om een reflectie op de prioritering
en verdeling van persoonlijke beschermingsmiddelen tussen sectoren in de zorg. Deze
leden vragen de Minister daarbij in te gaan op de vraag of de noodkreten uit verpleeghuizen
achteraf gezien niet eerder beantwoord hadden moeten worden. Hoe kijkt de Minister
naar de balans tussen het enerzijds opbouwen van voorraden voor de medische zorg,
en het anderzijds ledigen van de nood in de langdurige zorg? Was deze balans het voorbije
jaar juist, en hoe ziet zij dit bij een mogelijke opleving of volgende pandemie voor
zich?
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de houdbaarheidsdata van de verschillende
beschermingsmiddelen en hulpmiddelen. Hoe lang zijn deze producten houdbaar en hoe
wordt voorkomen dat er hulpmiddelen in voorraad zijn die niet meer (medisch) houdbaar
zijn? Hoeveel producten hebben een houdbaarheidsdatum die maximaal drie maanden in
de toekomst ligt?
Genoemde leden bemerken dat de vraag naar beschermingsmiddelen drastisch afneemt.
Is er nog een noodzaak voor het bestaan van het LCH? Immers, kunnen zorginstellingen
ook direct bestellen bij hun eigen leveranciers zoals voor de coronacrisis. Concurreert
het LCH nu met andere leveranciers? Is er een verschil in prijs of kwaliteit tussen
het LCH en andere leveranciers? Kan de Minister aangeven in een grafiek in welke mate
het aantal zorginstellingen dat besteld via het LCH vanaf maart 2020 is toegenomen
en vervolgens is afgenomen?
De leden van de D66-fractie constateren dat bij de verkoop van beschermingsmiddelen
er ook opbrengsten zijn omdat het LCH hun producten ook verkoopt. Wat was in het jaar
2020 het verschil tussen uitgaven in de koop en de opbrengsten van verkoop van beschermingsmiddelen
en testbenodigdheden? Kan de Minister dit uitsplitsen per categorie hulpmiddel? Dit
omdat deze leden in de brief lezen dat «een deel» van de verstrekte voorschotten voor
de inkoop door het LCH terugvloeien via de verkoop. Wat wordt hier bedoelt met «een
deel» en kan dit toegevoegd worden aan hierboven gevraagde uitsplitsing per categorie
hulpmiddel? Hoe is deze balans tussen koop en verkoop gedurende de eerste maanden
van 2021 ten opzichte van 2020?
Deze leden vragen de Minister hoeveel procent van de geleverde mondkapjes voor de
noodvoorraad uiteindelijk zijn afgekeurd vanwege het niet voldoen aan kwaliteitseisen.
Zo lezen deze leden in de media dat er bijvoorbeeld in één lading van 20 miljoen mondmaskers
grafeen bleek te zitten. Is dit percentage gedaald naarmate we verder in de crisis
kwamen en er meer leveringszekerheden kwamen? Zo ja, kan de Minister dit inzichtelijk
maken?
De leden van de D66-fractie kunnen zich debatten herinneren waarin door meerdere partijen
is gepleit voor meer productie van beschermingsmiddelen in Nederland en binnen Europa.
Veel van de bestellingen voor het LCH waren namelijk afkomstig van de Chinese markt.
Kan de Minister aangeven, in een tabel, waar de beschermingsmiddelen die zich momenteel
bevinden in de noodvoorraad geproduceerd zijn?
De leden van de D66-fractie benadrukken dat zij enkele voorstellen hebben gelezen
en hiervoor ook inbreng hebben geleverd over de Europese aanpak van een stevigere
productieketen van beschermingsmiddelen en hulpmiddelen, zoals de mededeling van de
Europese Commissie «Eén Verenigd Front tegen Covid-19». Daarnaast lezen zij over de
Europese voorraad «RescEU Medical Stockpile». Is de Minister bereid om bij de strategie
over een minder kwetsbaar productie- en leveringsketen, welke zij voor de zomer de
Kamer doet toekomen, uitgebreid uiteen te zetten in welke mate dit op Europees verband
reeds wordt uitgevoerd en hoe de Europese samenwerking hierover plaatsvindt? Kan zij
hierbij benadrukken wat de rol is van Nederland en van lidstaten?
Genoemde leden zijn tevreden dat er met een open blik wordt gekeken welke hulpmiddelen
mogelijk nodig zijn bij een eventuele volgende crisis. Wanneer virussen erg besmettelijk
zijn, zoals de mazelen, zal er bijvoorbeeld meer beroep moeten worden gedaan op FFP2-maskers.
Indien een volgende crisis bestaat uit een bacterie dan zal antibiotica noodzakelijker
zijn. Als een volgende infectie nierfunctiestoornissen geeft is dialyse apparatuur
nodig. Neemt de Minister naast virussen ook andere micro-organismen/infectieuze eiwitten
mee in de voorbereiding, zoals prionen, bacteriën, schimmels, gisten, protozoën? In
welke mate wordt de Kamer geïnformeerd over welke afwegingen er zijn gemaakt om bepaalde
producten wel of niet op te nemen in de noodvoorraad? Kan de Minister na de gesprekken
hierover met onder andere het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
een lijst opstellen met hulpmiddelen welke wel en welke niet, en waarom, worden aangeschaft
voor toekomstige crises? Wordt deze lijst ook ter consultatie gebracht?
Halfjaarlijkse voortgangsbrief ijzeren voorraad voor geneesmiddelen
De leden van de D66-fractie lezen in de voortgangsbrief van de Minister dat waar de
Kamer heeft aangedrongen op voortgang met de aanleg van voorraden, de Kamer middels
de motie van het lid Veldman ook gevraagd heeft om bij het uitwerken van de ijzeren
voorraad rekening te houden met wat er in Europa gebeurt. Dat komt deze leden juist
voor. Het een hoeft het ander echter niet uit te sluiten. Toch kunnen deze leden zich
niet aan de indruk onttrekken dat de voortgang van de aanleg van de ijzeren voorraad
flinke vertraging oploopt ten opzichte van het eerder voorgenomen tijdspad. Zij lezen
over de inventarisatie van Europees voorraad- en monitoringsbeleid en een pilot in
Nederland, maar weinig meer over daadwerkelijke opbouw en invoering van de ijzeren
voorraad in Nederland. Dit terwijl de ambtsvoorganger van deze Minister, de heer Van
Rijn, in juli 2020 nog aan de Kamer liet weten ervanuit te gaan dat de ijzeren voorraad
van vijf maanden uiterlijk 1 juli 2022 gereed zou zijn voor alle geneesmiddelen die
onder de verplichting vallen. Deze leden vernemen graag van de Minister of hun beeld
over de vertraging juist is, en zo ja, wat daar de precieze oorzaken van zijn. Wanneer
is tot de genoemde pilot besloten, en had dit niet reeds op een eerder moment kunnen
geschieden? Wanneer heeft de Minister voor het eerst geconcludeerd dat een blik op
de aanpak in andere Europese landen waardevol is? Welke planning acht de Minister
thans haalbaar om tot de aangekondigde ijzeren voorraad in Nederland te komen? Wanneer
wil zij met de opbouw starten? Behelst de ijzeren voorraad nog altijd vijf maanden,
zoals door haar ambtsvoorganger Van Rijn werd onderschreven? Deze leden lezen immers
dat de leveranciers er gedurende de pilot slechts naar streven een aanvullende voorraad
van twee maanden op te bouwen. Voorts horen zij graag op welke termijn de Minister
het haalbaar acht om tot een geharmoniseerde aanpak in Europees verband te komen en
welke stappen zij daartoe zelf zet. Tot slot horen de genoemde leden graag hoe de
Minister het risico wil mitigeren dat landen elkaar onderling gaan beconcurreren op
het aanleggen van steeds grotere voorraden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
IJzeren voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen bij crises
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de kaders van een
ijzeren voorraad aan persoonlijke beschermingsmiddelen en kritische medische hulpmiddelen
ten behoeve van mogelijke crises in de toekomst. Hoewel deze leden een dergelijke
ijzeren voorraad toejuichen, stoort het deze leden dat het besluit over de rol, financiering
en inrichting van de ijzeren voorraad wordt overgelaten aan het volgend kabinet. Snelheid
op korte termijn in dit proces achten deze leden van groot belang en zij willen dit
dan ook nogmaals benadrukken. Verder hebben deze leden nog een paar kritische vragen
en opmerkingen.
Genoemde leden vinden het onverstandig dat de ijzeren voorraad particulier bezit blijft.
Zij achten het verstandiger de ijzeren voorraad uit de marktwerking te halen teneinde
herhaling van de ramp, die plaatsvond aan de vooravond (10 februari 2020) van de coronacrisis
toen een complete voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen verkocht werd aan China,
te voorkomen. Deelt de Minister deze opvatting? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PVV-fractie constateren dat er al jaren gesproken wordt over het aanhouden
van een ijzeren voorraad geneesmiddelen, maar dat deze nog steeds niet is gerealiseerd.
Hoe wordt voorkomen dat het met de ijzeren voorraad beschermings- en hulpmiddelen
ook jaren gaat duren? Is de Minister bereid hier een strakke regie op te voeren en
doorzettingsmacht uit te oefenen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PVV-fractie begrijpen niet waarom het twee jaar moet duren voordat
het meldpunt Crisistekorten van start gaat. Wat als een nieuwe crisis zich eerder
aandient? Genoemde leden willen in dit verband weten wat het meldpunt Geneesmiddeltekorten
concreet heeft opgeleverd en wat het heeft bijgedragen aan het voorkomen van tekorten.
Worden de ervaringen van dit meldpunt meegenomen bij de oprichting van het meldpunt
Crisistekorten? De leden van de PV-fractie ontvangen graag een toelichting op dit
punt.
Deze leden willen weten of de fabrikanten en bedrijven die tijdens de huidige crisis
hebben bijgesprongen met het produceren van beschermings- en hulpmiddelen in eigen
land worden betrokken bij het aanleggen van de ijzeren voorraad. Aangezien zij ervaring
hebben opgedaan tijdens de crisissituatie achten deze leden het wenselijk dat zij
deel uitmaken van het proces. Daarnaast zijn genoemde leden voorstander van het in
eigen land produceren van hulpmiddelen om zo minder afhankelijk te zijn van het buitenland.
Is de Minister het daarmee eens? Zo ja, hoe wordt dit bevorderd? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PVV-fractie missen de rol van patiënten, chronisch zieken, gehandicapten,
mantelzorgers en hulpverleners in de eerste lijn. Waaruit bestaat hun inspraak bij
de aanleg van de ijzeren voorraad? Hoe kunnen zij tekorten aangeven en aanspraak maken
op beschermings- en hulpmiddelen? Kan de Minister hier uitgebreid op ingaan?
Genoemde leden vragen of er ook wordt nagedacht over beschermings- en hulpmiddelen
bij andere soorten virusuitbraken, die geen luchtweginfecties veroorzaken, maar bijvoorbeeld
darminfecties. Dan zijn er immers andere hulpmiddelen nodig. Deze leden willen erop
wijzen dat de focus van de ijzeren voorraad breder moet zijn en zich niet moet beperken
tot covid-19. Houdt de Minister daar ook rekening mee? Deze leden willen er daarnaast
op wijzen dat ook de richtlijnen ten aanzien van beschermingsmiddelen regelmatig gewijzigd
zijn. Geen mondkapjes, wel mondkapjes, chirurgische vs. FFP2 mondkapjes etc. Hoe wordt
geborgd dat bij het wijzigen van richtlijnen er toch voldoende middelen op voorraad
zijn?
De leden van de PVV-fractie lezen dat de huidige noodvoorraad wordt afgebouwd of overgaat
in de ijzeren voorraad, tegelijkertijd dreigt het gevaar van vernietiging vanwege
beperkte houdbaarheid. Genoemde leden vinden het onwenselijk als mogelijk een deel
van de noodvoorraad vernietigd moet worden en willen dat de Minister er alles aan
doet om dit te voorkomen. Indien zorgaanbieders er op dit moment geen behoefte aan
hebben, waarom worden deze beschermingsmiddelen dan niet uitgedeeld onder andere sectoren
in Nederland in plaats van ze te schenken aan het buitenland of te vernietigen?
Tot slot vragen de leden van de PVV-fractie of de opschaling van de IC-bedden, inclusief
de nodige apparatuur, gehandhaafd blijft of wordt afgebouwd. Maakt IC-apparatuur ook
deel uit van de ijzeren voorraad?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
IJzeren voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen bij crises
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van brief van de Minister met betrekking
tot de ijzeren voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen
bij crises. Deze leden delen zoals bekend dat Nederland en de EU de afgelopen jaren
te afhankelijk geworden zijn van internationale productie- en leveringsketens waarin
soms maar een beperkt aantal landen en leveranciers een rol spelen. Deze leden hebben
nog wel enkele vragen bij de brief van de Minister.
Zij vragen waarop de verwachte wekelijkse vraag uit tabel 2 is gebaseerd. Is dit de
vraag op basis van de piek in april 2020? Of is dit de verwachte vraag bij regulier
gebruik? Daarnaast vragen deze leden of de Minister kan aangeven voor hoeveel weken
voorraad er is van alle genoemde producten en op basis van welke aannames dat aantal
weken is gesteld. Is deze noodvoorraad in aantal weken op dit moment voldoende? De
leden van de CDA-fractie vragen wat de verwachte levertijd van de in bestelling zijnde
producten is. Daarnaast vragen deze leden wat de houdbaarheid is van de producten
die op voorraad liggen.
De Minister schrijft dat uit analyse blijkt dat de zorg al enige tijd goed in staat
is om zelf via reguliere kanalen beschermingsmiddelen in te kopen, en dat daardoor
de vraag sinds week 41 van 2020 flink is afgenomen. De leden van de CDA-fractie vragen
of dit een signaal is dat zorginstellingen inmiddels goedkoper in kunnen kopen via
hun reguliere kanalen dan via het LCH. Zij horen immers uit het veld dat er nog sterk
wisselende en te hoge prijzen worden betaald. Of zijn er andere redenen waarom de
zorg inmiddels minder afneemt bij het LCH?
De leden van de CDA-fractie vragen wat de reden is dat de markt voor onderzoekshandschoenen
nog steeds erg grillig is. Heeft dit te maken met onzekere aanvoer van grondstoffen?
Wat zou er (internationaal) gedaan kunnen worden om deze markt minder grillig te maken?
Om de kwaliteit van door het LCH ingekochte producten te beoordelen heeft het RIVM
in het voorjaar van 2020 een teststraat ingericht. De leden van de CDA-fractie vragen
wat de status van deze teststraat is geweest. Klopt het dat het oordeel van het RIVM
niet altijd is overgenomen, zoals vermeld wordt in het artikel in de Volkskrant over
geheime coronadeals van 15 mei 2021? Waarom is het oordeel dat in mondkapjes grafeen
verwerkt zat en daardoor niet veilig was, genegeerd door de Minister? En waarom zijn
deze mondkapjes desondanks toch niet uitgeleverd aan de zorg?
De leden van de CDA-fractie vragen wat de twee aanvullingen zijn die op verzoek van
de Inspectie SZW gedaan zijn op de werkwijze zoals die door het RIVM was gehanteerd
voor het beoordelen van de kwaliteit van producten.
Genoemde leden vragen wanneer de Minister verwacht dat concrete resultaten met betrekking
tot de ijzeren voorraad zodanig bereikt zijn, dat patiënten geen hinder meer kunnen
ervaren van een tijdelijk tekort.
De Minister schrijft dat het per definitie niet te voorspellen is hoe een volgende
crisis eruit zal zien en aan welke producten dan behoefte is. De leden van de CDA-fractie
vragen desondanks of de Minister kan ingaan op wat voor producten er nodig zouden
kunnen zijn bij bijvoorbeeld een uitbraak van een bacteriële infectieziekte zoals
Q-koorts. Daarnaast vragen deze leden met wat voor andere mogelijke crises, bijvoorbeeld
ten gevolge van klimaatverandering (zoals grote overstroming of muggenplagen) de Minister
rekening wil houden. En wordt hierbij ook rekening gehouden met crises als gevolg
van een ongeluk bij bijvoorbeeld een kerncentrale of chemische industrie? Door wie
laat de Minister zich hierover informeren?
Een aantal producenten in Nederland is het afgelopen jaar gestart met de productie
en levering van bijvoorbeeld chirurgische mondmaskers en FFP2-maskers. De leden van
de CDA-fractie vragen welke producten momenteel (nog) niet in Nederland of Europa
zelf geproduceerd kunnen worden, dan wel zelf geen grondstoffen voor hebben.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister de structurele aanvoer van grondstoffen
en producten beter wil gaan borgen, los van het aanhouden van een ijzeren voorraad.
Begin maart 2021 hebben rondetafelgesprekken plaatsgevonden. De leden van de CDA-fractie
vragen of dit de gesprekken zijn geweest die ook over innovatie zouden gaan, waarnaar
de Minister in februari verwees en waar de Kamer nog over geïnformeerd zou worden.
Kan de Minister de Kamer een terugkoppeling geven over deze gesprekken?
Tijdens rondetafelgesprekken over leveringszekerheid, waarover de Minister de Kamer
eerder heeft geïnformeerd (Kamerstuk 29 477, nr. 703), is er onder meer gesproken over «een diversificatie van de productie- en toeleveringsketens
en beter supply chain management» om de leveringszekerheid te versterken. De leden
van de CDA-fractie vragen wat de Minister hiervan vindt. Kan de Minister deze oplossingsrichtingen
nader toelichten in voortgangsbrieven over ijzeren voorraden?
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister per «dijk» kan aangeven hoeveel
procent opslag er zal zijn van de kostprijs van producten. Deze leden vragen tevens
of de Minister de hoeveelheden kan aangeven per dijk en per product die aangehouden
zullen moeten worden. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister kan onderbouwen
dat met deze aantallen een schok zoals in het voorjaar van 2020, waarbij de wereldwijde
vraag naar persoonlijke beschermingsmiddelen van het een op het andere moment ongeveer
zestig keer hoger kwam te liggen, opgevangen kan worden.
De leden van de CDA-fractie vragen op basis van welke eisen de aanbesteding bij dijk
2 en dijk 3 zal gaan gebeuren. Gaat dat alleen op basis van de laagste prijs? Of zal
er aanbesteed worden op basis van de Economisch Meest Voordelige Inschrijving? Zo
ja, welke criteria zullen er worden gehanteerd?
De leden van de CDA-fractie vragen of er ook gewerkt wordt aan een stand-by productiecapaciteit
met betrekking tot medische apparatuur, of dat dit alleen slaat op persoonlijke beschermingsmiddelen.
Genoemde leden vragen hoe de Minister de komende tijd de reikwijdte bepaalt van een
ijzeren voorraad en de daarbij behorende lijst met producten, rekening houdend met
de zorg «in brede zin». Hoe zorgt de Minister ervoor dat specifieke behoeften inzichtelijk
meegenomen worden? Hoe worden vertegenwoordigers van patiënten, mantelzorgers en zorgaanbieders
bij het traject van ijzeren voorraad betrokken?
De leden van de CDA-fractie vragen welke stappen de Minister onderneemt op het gebied
van Europese samenwerking bij medische hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen.
Zijn deze vergelijkbaar met de Europese inzet bij (de voorraadvorming) medicijnen?
Zij vragen ten slotte op welke termijn de Kamer nader geïnformeerd zal gaan worden
over de eigen productie van persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben
hierover nog de volgende vragen en opmerkingen.
IJzeren voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen bij crises
De leden van de SP-fractie lezen dat het onvermijdelijk is dat een deel van de noodvoorraad
van het LCH vernietigd moet worden. Om welk deel gaat dat naar verwachting, in relatieve
en absolute zin? Daarnaast vragen zij waarom ervoor is gekozen om de voorraad medische
beschermingsmiddelen op te bouwen tot een voorraad van tien jaar (Kamerstuk 35 830 XVI, nr. 2). Waarom is er niet voor gekozen om een noodvoorraad op te bouwen voor een periode
van bijvoorbeeld drie jaar?
De leden van de SP-fractie lezen ook dat een deel van de voorraad medische beschermingsmiddelen
wordt «verkocht of weggegeven aan organisaties en landen die ze hard nodig hebben».1 Om welke organisaties en landen gaat dit precies? En wat voor middelen zijn precies
naar organisaties en andere landen gegaan?
De leden van de SP-fractie zijn positief gestemd dat de Minister nu ook erkent dat
Nederland op het gebied van beschermings- en hulpmiddelen te afhankelijk is geworden
van een beperkte hoeveelheid internationale productie- en leveringsketens. Echter
vragen zij zich af of er ook kritisch wordt gekeken naar het voorgaande beleid, waardoor
deze situatie is ontstaan. Is de Minister het ermee eens dat een te eenzijdige focus
op vrijhandel aan deze afhankelijkheid heeft bijgedragen?
Genoemde leden vragen welke voorwaarden er worden gesteld bij de aanbesteding van
«Dijk 2: voorraden bij leveranciers». Wordt hierbij enkel gekeken naar prijs of worden
hier ook nog andere factoren bij meegenomen?
De leden van de SP-fractie lezen dat de kosten voor het opslaan, beheer en rapporteren
van de voorraad bij leveranciers worden gedragen door de rijksoverheid. Zij begrijpen
deze keuze, aangezien de voorraden worden aangelegd op verzoek van de staat. Wel vragen
zij welke kosten hier precies vergoed zullen worden. Gaat het hierbij enkel om de
daadwerkelijk gemaakte kosten of kunnen de geselecteerde leveranciers ook hiermee
winst maken? In het tweede geval vragen zij op welke winstmarges er hierbij gerekend
wordt.
De leden van de SP-fractie vragen hoe het momenteel gesteld is met de productie van
persoonlijke beschermingsmiddelen in Nederland. Is deze momenteel groot genoeg om
voldoende op te kunnen schalen als dat nodig is?
De leden van de SP-fractie vragen hoe de opbouw van een ijzeren voorraad van persoonlijke
beschermingsmiddelen in Nederland zich verhoudt tot Europese initiatieven op dit gebied,
zoals «RescEU Stockpile».
De leden van de SP-fractie vragen de Minister naar meer informatie over de stand van
zaken van de opbouw van de ijzeren voorraad geneesmiddelen. Hoe groot is inmiddels
de ijzeren voorraad? En wanneer zal deze een zodanige grootte bereiken dat tijdelijke
leveringsproblemen niet meer voor problemen zullen zorgen voor patiënten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling de brieven over een ijzeren
voorraad hulpmiddelen en geneesmiddelen gelezen en hebben onderstaande opmerkingen
en vragen.
IJzeren voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen bij crises
De leden van de PvdA-fractie zien dat een parallel wordt getrokken tussen de ijzeren
voorraad hulpmiddelen en de ijzeren voorraad geneesmiddelen. Echter voor geneesmiddelen
geldt nu al dat leveranciers wettelijk verplicht zijn een (ijzeren) voorraad aan te
houden. Het bevreemdt deze leden dat dat voor geneesmiddelen nog steeds niet geregeld
is en dat de wet niet gehandhaafd wordt. Te meer daar de Minister zelf aangeeft dat
de gevolgen van onvoldoende voorraad voor patiënten groot kunnen zijn. Hoe zal zo
snel mogelijk gezorgd worden voor handhaving van de Geneesmiddelenwet en hoe snel
zal een wettelijk verplichte voorraad hulpmiddelen bij leveranciers en met name persoonlijke
beschermingsmiddelen voor zorgmedewerkers, gerealiseerd kunnen worden?
Waar aangegeven wordt dat de lessen die zijn geleerd uit het LCH benut moeten worden,
vragen de leden van de PvdA-fractie om een uitgebreid overzicht van deze lessen. Wat
ging er fout, wat kan in de toekomst beter en welke stappen zijn daartoe genomen?
Op welke manier worden patiëntvertegenwoordigers, zorgaanbieders en mantelzorgers
betrokken bij het proces om te komen tot een ijzeren voorraad?
De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre het in de afgelopen tijd mogelijk
is geweest dat hulpmiddelen die niet voldeden aan de eisen van het RIVM, maar wel
waren goedgekeurd door notified bodies en het CE-keurmerk hadden, toch zijn toegevoegd
aan de voorraad van het LCH.
Halfjaarlijks voortgang ijzeren voorraad geneesmiddelen
Genoemde leden vragen wat concreet de inzet en inbreng zijn van Nederland ten aanzien
van de herziening van de geneesmiddelen richtlijn (2001/83) en verordening (726/2004)
(basic pharmaceutical acts). Welke wetgevende veranderingen kunnen bijdragen aan het
verminderen van geneesmiddelentekorten, en welke inzet heeft Nederland?
De leden van de PvdA-fractie hebben er meerdere malen op gewezen dat in de huidige
regelgeving al geldt dat er een verplichting is voor vergunninghouders om een voldoende
voorraad van geneesmiddelen aan te houden en er een meldplicht is om verwachte tekorten
tijdig te melden. Zij hebben telkens gevraagd waarom de wet niet wordt gehandhaafd
en er in plaats daarvan al zo lange tijd wordt overlegd. Zij vragen of er voldoende
intrinsieke motivatie bij partijen bestaat om de voorraad op te bouwen, immers het
kost hen geld en de mogelijkheid om, zoals eerder gebeurde, te dreigen met geneesmiddelentekorten
om prijsverlaging via aanscherping van de Wet geneesmiddelenprijzen te voorkomen vervalt
bij het bestaan van een wettelijke voldoende ijzeren voorraad. De leden van de PvdA-fractie
vragen dus zo snel mogelijk een verplicht aantal maanden voorraad vast te leggen in
de wet, zodat de Inspectie meer slagkracht kan krijgen en er minder ontsnappingsmogelijkheden
zijn voor leveranciers. Zij zien geen reden hier mee te wachten en vragen hoe snel
dit nu definitief gerealiseerd kan zijn.
De leden van de PvdA-fractie vragen of en hoe de landen die een gekwantificeerde voorraadverplichting
hebben deze handhaven. Om welke landen gaat het? Welke landen hebben momenteel geen
gekwantificeerde voorraadverplichting, maar verkennen de mogelijkheid hiervan? Welke
landen hebben net als Nederland wel een verplichting om voldoende voorraad aan te
houden? Wordt deze verplichting in die landen wel gehandhaafd?
Welke Europese landen hebben een ijzeren voorraad goed geregeld en kunnen als voorbeeld
dienen voor Nederland?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Halfjaarlijks voortgang ijzeren voorraad geneesmiddelen
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief
van de Minister inzake de voortgang van de ijzeren voorraad voor geneesmiddelen. De
brief riep bij de voorgenoemde leden echter nog wel een aantal vragen op. Zo beschrijft
de Minister dat de Europese Commissie kritisch kijkt naar de voorraadopbouw in de
verschillende Europese lidstaten. De voorgenoemde leden vragen of de Minister verder
kan specificeren hoe het plan van de Europese Commissie om op Europese schaal crisisvoorraden
aan te leggen precies wordt vormgegeven. Wat zijn, wat de Minister betreft, de voor-
en nadelen van deze Europese aanpak hiervan? Voorziet de Minister potentiele negatieve
repercussies voor het op nationale schaal aanleggen van geneesmiddelen voorraden?
Ook vragen de leden van de GroenLinks-fractie of de Minister kan toelichten wat er
is geleerd van het monitoren van de voorraden door middel van het Landelijk Coördinatiecentrum
Geneesmiddelen ten tijde van de coronacrisis. Waar liggen de zwaktes binnen de nationale
voorraden keten? Ook merken deze leden op dat ongeveer de helft van de Europese lidstaten
een gekwantificeerd voorraadbeleid heeft of overweegt en dat ongeveer de helft van
de Europese lidstaten dit niet heeft of overweegt. Genoemde leden vragen of de Minister
kan toelichten hoe die splitsing vorm is gegeven. Zijn er bijvoorbeeld bruto nationaal
product (bnp)-indicatoren, locatie-indicatoren, of ander kenmerken die landen groeperen
aan een bepaalde kant van dit spectrum?
Daarnaast hebben genoemde leden met interesse kennisgenomen van de constatering van
de Minister dat het opbouwen van een voorraad langer dan twee maanden te veel uitdagingen
kent. De Minister specificeert hierbij dat dit mede aan de looptijd van de pilot te
wijten valt. Deze leden vragen wat de andere redenen waren. Ook geeft de Minister
aan dat de pilot inzicht zal verschaffen in de werkelijke kosten van aanvullend voorraadbeheer.
De voorgenoemde leden vragen of en zo ja wanneer de informatie inzake de kosten met
de Kamer gedeeld zal worden.
IJzeren voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen bij crises
Ook hebben de leden van de GroenLinks-fractie met interesse kennisgenomen van de brief
van de Minister inzake het opbouwen van een nood- en ijzervoorraad van medische hulpmiddelen.
Zij merken op dat de Minister een periode van een halfjaar persoonlijke beschermingsmiddelen
aanhoudt omdat deze periode genoeg ruimte biedt om de productie van persoonlijke beschermingsmiddelen
op te schalen in Nederland en internationaal. Wat zijn de huidige plannen van de Minister
om de productie van persoonlijke beschermingsmiddelen op te schalen in Nederland?
Zijn er op Europees niveau plannen om deze productie op te schalen? Zo ja, hoe is
de Minister voornemens deze plannen te ondersteunen? De Minister geeft aan voornemens
te zijn een groot deel van de huidige voorraad te verkopen. Is het al duidelijk wie
daar de afnemers van zullen zijn? Ziet de Minister de mogelijkheid hierbij ontwikkelingslanden
te prioriteren? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd te lezen dat de Minister anticipeert
op toekomstige crises en zich laat informeren over crises ten gevolge van klimaatverandering.
De voorgenoemde leden vragen of de Minister een overzicht van de verschillende virussen
die mogelijk kunnen leiden tot een nieuwe pandemie naar de Kamer kan sturen. Ziet
de Minister de mogelijkheid om ook verdere zorgcrisis risico’s in kaart te brengen
en de Kamer van een plan van aanpak voor deze scenario’s te sturen?
II. Antwoord/ Reactie van de Minister
Antwoord op vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
IJzeren voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen bij crises
Vraag
De leden van de VVD-fractie verwijzen naar de Initiatiefnota van het lid Veldman over
structurele weerbaarheid van de medische industrie in crisistijd (Kamerstuk 35 537, nr. 2). Zij vragen hoe de voorstellen uit de initiatiefnota zijn meegenomen en betrokken
bij het voorliggende voorstel. Deze leden constateren dat de lijst met producten in
de brief van de Minister smaller is/lijkt dan die in de initiatiefnota. Kan aangegeven
worden waarom en hoe die keuze is gemaakt?
Antwoord
Ik heb u in reactie op de initiatiefnota bericht dat ik op dit moment bezig ben met
het ontwikkelen van een strategische beleidsagenda voor de leveringszekerheid van
medische producten. In het licht daarvan heb ik in maart rondetafels georganiseerd
om met het veld hierover in gesprek te gaan, waarbij ook de industrie was vertegenwoordigd.
Ik heb u recent hierover geïnformeerd.2 Ik verwacht uw Kamer in het derde kwartaal mijn beleidsagenda leveringszekerheid
te doen toekomen. Zoals toegelicht in mijn brief van 14 april jl. over de ijzeren
voorraad PBM en medische hulpmiddelen3 is het daarin gepresenteerde voorstel een van de actielijnen die bij kunnen dragen
aan de leveringszekerheid.
De lijst producten die ik heb genoemd in mijn brief stemt in grote mate overeen met
de lijst producten die de heer Veldman in zijn initiatiefnota noemt. Ik ben in eerste
instantie uitgegaan van de behoefte van de Nederlandse zorg tijdens de coronapandemie,
dus een situatie van een mondiale uitbraak van een respiratoir virus, maar zal zoals
in mijn brief vermeld bij de verdere uitwerking van het plan onderzoeken of aanpassing
van de reikwijdte noodzakelijk is. Ik ga daarvoor te rade bij specialisten op het
gebied van crises en de zorg (en de relatie daartussen), waaronder het RIVM, de NCTV
en het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement (COT).
Vraag
De voorliggende brief richt zich op de ijzeren voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen
en medische hulpmiddelen bij crises. Volgens de leden van de VVD-fractie is er meer
nodig, zoals het investeren in de flexibele uitbreiding van IC’s en verplegend personeel
en de daarbij behorende noodprotocollen voor flexibele opschaling van de IC-capaciteit
en de inzet van personeel van andere afdelingen ten tijde van gezondheidscrises. En
daarnaast een strategische reserve van zorgmedewerkers die ingezet kunnen worden tijdens
uitzonderlijke situaties, een soort reservistenbestand. In hoeverre werkt de Minister
ook aan dit soort zaken? Zo ja, wat is daar de stand van zaken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het zorglandschap moet in de toekomst robuuster, stootvaster en flexibeler, zodat
we niet alleen de crisis van gisteren en vandaag aankunnen maar vooral ook mogelijke
crisissituaties die we nu niet kennen of kunnen bedenken. We zijn ons nog aan het
beraden op hoeveel IC-bedden er structureel (vast) en flexibel nodig zijn. Hierover
hebben we nog geen standpunt ingenomen. We werken aan bouwstenen voor verschillende
vraagstukken rondom de crisisbestendigheid van de zorg. We willen daarvoor nog de
nodige geleerde lessen ophalen en deze vervolgens uitwerken samen met betrokken partijen.
Dit moeten we niet overhaast doen. Besluitvorming hierover is aan het nieuwe kabinet.
Daarnaast heeft de COVID-crisis laten zien dat er tijdens crises behoefte is aan een
flexibele capaciteit van medisch geschoolde zorgprofessionals (inclusief de benodigde
opleidingsinspanningen). In dit kader werk ik op dit moment aan scenario’s over hoe
een nationale reserve van zorgverleners kan worden ingericht, in lijn met de motie
van de leden Pieter Heerma en Wilders die verzocht onderzoek te doen naar een Nationale
Zorgreserve, in te zetten tijdens een pandemie, ramp of terreuraanslag. In de volgende
COVID-brief informeer ik u over de contouren van dit voornemen en na de zomer informeer
ik u over hoe de Nationale Zorgreserve wordt ingericht.
Vraag
De leden van de VVD-fractie vinden dat het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH)
goed werk heeft verricht in de afgelopen tijd. Het LCH is natuurlijk een tijdelijke
organisatiestructuur. Dat geldt ook voor het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten
Spreiding (LCPS). Bij een nieuwe pandemie kan het in de toekomst wederom nodig zijn
om dergelijke structuren snel in te kunnen richten. De leden van de VVD-fractie zouden
het goed vinden dat hiervoor de noodprotocollen altijd klaarliggen en up-to-date zijn
en dat er in de toekomst ook elke vijf jaar een landelijke oefening is voor mogelijke
gezondheidscrises. Gaat de Minister dat ook regelen? Zo ja, hoe en wanneer? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord
Ik ben het met de leden van de VVD-fractie eens dat het Landelijk Coördinatiecentrum
Patiënten Spreiding (LCPS) belangrijk werk heeft verricht tijdens de crisis. Het LCPS
is verantwoordelijk voor het evenredig verdelen van de werklast van de Covid-zorg
over de verschillende regio’s. Ook zorgt het LCPS voor inzicht in de actuele bezetting
en beschikbare capaciteit in de ziekenhuizen. Het LCPS blijft deze rol gedurende heel
2021 vervullen, zodat in de regio’s de reguliere zorg in gelijke mate kan worden opgeschaald
en ingehaald.
Zoals eerder aangegeven in antwoord op vragen van de VVD-fractie, werken we op dit
moment aan de bouwstenen voor het robuuster en flexibeler maken van het zorglandschap.
Het gaat daarbij onder andere om het behouden en uitbouwen van een vorm van zorgcoördinatie,
regie en aansturing in tijden van crisis en het delen van informatie over de domeinen
heen, bijvoorbeeld over de beschikbaarheid van bedden. Besluitvorming hierover is
aan het nieuwe kabinet.
Vraag
Genoemde leden lezen dat er 2,5 miljard producten zijn gekocht tot en met 1 maart
jl. en dat er in totaal maar 349 miljoen zijn uitgeleverd. Hoe heeft deze mismatch
kunnen ontstaan? De noodvoorraad gaat afgebouwd worden. Wanneer gaat dit gebeuren
c.q. wanneer kan dit beginnen? Welk «verlies» gaat dit uiteindelijk opleveren?
Antwoord
Inmiddels kunnen we vaststellen dat het LCH meer dan voldoende voorraad heeft. Maar
ik wil erop wijzen dat dit tot voor kort nog verre van zeker was. Ik roep bijvoorbeeld
in herinnering dat ik afgelopen januari nog opdracht heb gegeven tot het bestellen
van extra voorraden FFP2 maskers omdat destijds de mogelijkheid bestond dat nieuwe
varianten van het virus tot een aanpassing van gebruiksvoorschriften zouden leiden
en het LCH, in een worst case scenario waarbij er weer problemen zouden ontstaan met de bevoorrading van deze producten,
dan mogelijk onvoldoende voorraad zou hebben. Ik zag en zie het nog steeds als mijn
opdracht om het maximale te doen om de zorg van voldoende kwalitatief goede beschermingsmiddelen
te voorzien. Uw Kamer heeft daartoe ook opgeroepen, eerst tijdens de eerste golf4, maar ook nog in januari 2021.5
Dat de voorraden nu zo ruim zijn, is dus voor een groot deel terug te voeren op de
grilligheid van de coronapandemie. Maar ook op meevallers. Terugkijkend zie ik bijvoorbeeld
dat voor de meeste producten de internationale markt zich medio 2020 weer begon te
herstellen, waardoor de vraag bij het LCH als noodvoorraad afnam. Daarnaast hebben
bepaalde risico’s, zoals op «logistieke kaperij» en ten aanzien van de kwaliteit zich
minder gemanifesteerd dan waarmee rekening werd gehouden. Met «logistieke kaperij»
wordt bedoeld dat andere landen of bedrijven de goederen die het LCH al had ingekocht
mogelijk alsnog konden wegkapen. Risico’s ten aanzien van de kwaliteit betreft de
vraag of ontvangen goederen van voldoende kwaliteit zijn om gebruikt te worden in
de zorg.
Voor het doelmatig afbouwen van de noodvoorraad tot een omvang die minimaal nodig
is om de functie van noodvoorraad te behouden (zie mijn brief van april 2014), werk
ik momenteel een plan uit: een goederen exit-strategie. Ik stem daarbij af met het
Ministerie van Financiën, waaronder met Domeinen Roerende Zaken (wettelijk aangewezen
om overtollige goederen van de rijksoverheid te verwerken). Voorbeelden van overwegingen
die in de goederen exit-strategie een plaats moeten krijgen:
• Prijsbeleid, incl. douanebepalingen (in relatie tot marktverstoring);
• Beleid t.a.v. landen/bestemmingen (in afstemming met Buitenlandse Zaken);
• Prioritering producten (houdbaarheid en kwaliteit);
• Voorwaarden volgend uit wet- en regelgeving (zoals de Wet markt en overheid)
• Duurzaamheid (mogelijkheden tot recyclen van materiaal)
Daarnaast heb ik opdracht gegeven om, waar mogelijk en zinvol, mee te werken aan aanvragen
tot donaties. Ook hierbij stem ik af met Financiën en, indien het een donatie aan
het buitenland betreft, Buitenlandse Zaken. Recente voorbeelden zijn bijvoorbeeld
donaties aan Suriname en Indië.
Het «verlies» (ik ben het ermee eens dat de VVD-fractie dit tussen haakjes plaatst)
is momenteel nog niet te duiden, en zal afhankelijk zijn van uiteindelijk te realiseren
verkoop en donatie.
Vraag
De leden van de VVD-fractie willen weten hoe andere, vergelijkbare landen het probleem
van de ijzeren voorraad regelen of geregeld hebben en voor welke producten daar een
ijzeren voorraad is of wordt aangelegd. Op welke punten wijken wij in Nederland straks
af? Waarop is de voorlopige keuze gebaseerd? Met wie heeft allemaal overleg plaats
gevonden om de lijst te bepalen? Wanneer gaat de lijst definitief gemaakt worden?
En hoe wordt de Kamer daarbij betrokken? Hoe wordt voorkomen dat de houdbaarheid van
producten uit de ijzeren voorraad een probleem wordt, dan wel niet meer state-of-the-art
zijn qua techniek (bijvoorbeeld waar het gaat om apparatuur)? Hoe is een en ander
ook geregeld voor strategische voorraden geneesmiddelen en voorraden grondstoffen
en halffabricaten?
Antwoord
Ik heb – naast het Benelux overleg dat regulier plaatsvindt – met nog een aantal andere
Europese lidstaten contact opgenomen om ervaringen uit te wisselen op dit gebied om
te bekijken wat wij van elkaar kunnen leren. Ik ben voornemens om deze contacten te
verdiepen en tevens uit te breiden met enkele andere landen.
Bij de lijst producten die ik heb genoemd in mijn brief van 14 april jl. ben ik in
eerste instantie uitgegaan van de behoefte van de Nederlandse zorg tijdens de coronapandemie,
dus een situatie van een mondiale uitbraak van een respiratoir virus, maar ik zal
zoals in mijn brief vermeld bij de uitwerking van het plan onderzoeken of aanpassing
van de reikwijdte noodzakelijk is. Ik ga daarvoor te rade bij specialisten op het
gebied van crises en de zorg (en de relatie daartussen), waaronder het RIVM, de NCTV
en het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement (COT). Ook betrek ik het (gezondheids-)
veld, onder meer via een klankbordgroep. Ik zal uw Kamer dit jaar verder informeren
over hoe ik de dijken concreet wil invullen, inclusief een duiding van de producten
die ik wil opnemen in de ijzeren voorraad.
Voor geneesmiddelen ben ik een Europese inventarisatie gestart naar het voorraadbeleid
in andere Europese landen. De tussenresultaten heb ik met uw Kamer gedeeld in de halfjaarlijkse
voortgangsbrief ijzeren voorraad. In de pilot ijzeren voorraad worden ook problemen
rondom houdbaarheidsvraagstukken besproken en waar mogelijk geadresseerd. In de volgende
voortgangsbrief zullen de eindresultaten van de inventarisatie en resultaten van de
pilot gedeeld worden en of deze resultaten aanleiding geven voor aanpassingen van
de voorgenomen ijzeren voorraad geneesmiddelen. In aanvulling daarop kijk ik vanuit
het borgen naar leveringszekerheid naar de gehele keten, dus naast het eindproduct,
ook grondstoffen, actieve farmaceutische ingrediënten en halffabricaten. Daartoe voer
ik nationaal als Europees gesprekken om eerst meer inzicht te krijgen in de keten,
voordat dit zich vertaald in concreet beleid.
Vraag
De leden van de VVD-fractie lezen dat er drie «dijken» worden aangelegd, te weten
verplichte voorraden binnen de zorg, voorraden bij de leveranciers en stand-by productiecapaciteit.
Dat lijken deze leden logische stappen, die ook in lijn zijn met de eerdergenoemde
initiatiefnota van het lid Veldman. De leden van de VVD-fractie willen graag meer
weten over hoe de drie «dijken» voor apparatuur ingevuld gaan worden. Wanneer kan
er over het totaal meer duidelijkheid zijn? Wanneer kan het allemaal gerealiseerd
zijn? Wat is het tijdpad voor het realiseren van die «dijken»? Wat gebeurt er als
acties rondom de ijzeren voorraad niet tijdig in gang gezet worden dan wel verlopen?
Wat zijn daarvan de gevolgen? Wanneer is er meer duidelijkheid over de kosten en financiering
van de «dijken»? Wanneer kan de definitieve uitwerking aan de Kamer voorgelegd worden?
Antwoord
Momenteel werk ik het plan nader uit en ik zal uw Kamer hierover dit jaar verder informeren.
Het betreft dan bijvoorbeeld een duiding van de producten die ik wil opnemen in de
ijzeren voorraad, van de stappen die benodigd zijn om tot de ijzeren voorraad te komen
(inclusief tijdpad) en de verwachte kosten van de verschillende dijken. Het adviesbureau
Van Berkel werkt deze kosten momenteel voor mij uit. Zoals aangegeven in de brief
van 14 april jl., is er voor het uitvoeren van de plannen financiële dekking nodig
en besluitvorming daarover is aan het volgend kabinet. Zoals ik in mijn brief van
14 april jl. tevens heb aangegeven, werk ik de plannen uit in nauwe afstemming met
het veld. Het veld heeft enthousiast gereageerd op de kaders die ik in mijn brief
van 14 april jl. heb geschetst. Ik merk wel op dat het momentum nu nog meezit, maar
dat dit – zodra de pandemie definitief voorbij is – mogelijk verandert omdat prioriteiten
dan anders kunnen liggen.
Vraag
Genoemde leden lezen dat de onderdelen van de ijzeren voorraad en het meldpunt in
het tweede kwartaal 2022 worden gerealiseerd. Waarom duurt dit zolang? Het wordt afhankelijk
gesteld van besluitvorming door een volgend kabinet, want het besluit over de rol,
financiering en inrichting van een ijzeren voorraad is aan een nieuw kabinet. Waarom
is dat het geval? Welke gevolgen heeft het voor de planning als een nieuw kabinet
nog lang op zich laat wachten?
Deze leden begrijpen dat er ook een Europese voorraad «RescEU Medical Stockpile» komt.
Nederland zal ook een deel van deze voorraad gaan aanleggen en beheren. Om welke producten
gaat het in dat geval? Hoe wordt daarmee rekening gehouden bij de Nederlandse ijzeren
voorraad? Hoe wordt voorkomen dat er dubbelingen plaatsvinden?
Antwoord
In de planning wordt uitgegaan van de tijd die nodig is om bepaalde zaken nog uit
te zoeken en van een Europees aanbestedingstraject van tenminste zes maanden. Zeker
omdat ook een IT-component deel uitmaakt van de plannen (de Trusted Third Party om
inzicht te verkrijgen in ontwikkelingen in vraag en aanbod), en een zorgvuldige ontwikkeling
daarvan tijd kost, ga ik uit van een implementatietraject van minimaal één jaar. Het
uitvoeren van de plannen betekent ook het aangaan van meerjarige financiële verplichtingen.
Daarvoor is een missionair kabinet benodigd. Ik besef dat uw Kamer het onderwerp als
niet controversieel heeft verklaard. Of dit betekent dat de Kamer gebruik wil maken
van haar budgetrecht om, nadat de verwachte kosten inzichtelijk zijn geworden, dekking
te regelen in de begroting van VWS, laat ik graag aan u.
De RescEU medical stockpile op Nederlands grondgebied bestaat uit patiëntbewakingsapparatuur,
centrale overzichtsstations, zuurstof concentratoren, echografieapparaten en de benodigde
accessoires en wordt betaald door de Europese Commissie. De apparatuur uit de RescEU
medical stockpile is bestemd voor alle Europese lidstaten plus een aantal andere participerende
landen (IJsland, Noorwegen, Servië, Noord-Macedonë, Montenegro en Turkije). De in
Nederland gevestigde RescEU medical stockpile is dus nadrukkelijk niet (alleen) voor
Nederland bedoeld.
Halfjaarlijkse voortgang ijzeren voorraad geneesmiddelen
Vraag
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over
de ijzeren voorraad geneesmiddelen en daarin ook de uitwerking van de motie van het
lid Veldman c.s (Kamerstuk 29 477, nr. 675). Deze leden lezen dat de Europese Commissie een herziening van de geneesmiddelen
richtlijn en verordening (basic pharmaceutical acts) voorbereidt. Wanneer is hier
meer over bekend? Nederland neemt actief deel aan deze trajecten, wat is de inzet
van Nederland?
Antwoord
De Europese Commissie is onlangs gestart met het proces tot herziening van de basiswetgeving
voor geneesmiddelen (richtlijn en verordening) en zij verwacht in het vierde kwartaal
van 2022 met een nieuw wetsvoorstel te komen. Ik heb uw Kamer recent geïnformeerd
over de Nederlandse reactie op de publieke consultatie.6 Samenvattend vraag ik hierin aandacht voor kleine patiëntengroepen, gepersonaliseerde
geneesmiddelen en geneesmiddelen voor geavanceerde therapie («advanced therapy medicinal
products», ATMPs) en voor het verminderen van de administratieve lasten voor registratieautoriteiten
en industrie. Ook vraag ik aandacht voor het geschikt maken van de wettelijke kaders
voor een nieuwe (genetische en genomische) classificatie van aandoeningen in mensen
en het gebruik van data uit de praktijk over de veiligheid en effectiviteit van geneesmiddelen.
Mijn inzet hierbij is dat de gekozen oplossingen «evidence-based» moeten zijn.
Vraag
Er is reeds een verplichting voor vergunninghouders om voldoende voorraad aan te houden
en een meldplicht voor verwachte tekorten. Wanneer is dit voor het laatst geëvalueerd?
Wat waren de uitkomsten van de evaluatie?
Antwoord
Deze verplichtingen zijn gebaseerd op Europese regelgeving. Op Europees niveau wordt
het effect van deze twee artikelen op dit moment bekeken in de nog lopende studie
van de Europese Commissie naar de grondoorzaken van geneesmiddelentekorten en mogelijke
oplossingsrichtingen. De uitkomsten van deze studie worden verwacht in de zomer van
2021.
Vraag
Deze leden lezen dat 48% van de landen geen gekwantificeerd voorraadbeleid hebben.
Wat is de reden dat deze landen dat niet hebben? En hebben deze landen dan wel enige
andere vorm van voorraadbeleid en zo ja, welke?
Antwoord
Nederland heeft op dit moment nog geen gekwantificeerd voorraadbeleid, met de implementatie
van de ijzeren voorraad is dit in ontwikkeling. In landen zonder gekwantificeerd voorraadbeleid
geldt de Europese verplichting dat vergunningshouders en distributeurs ervoor moeten
zorgen dat geneesmiddelen voorradig zijn om in de behoeften van de patiënten in die
lidstaat te voorzien7. Het is niet van ieder land bekend waarom ze geen gekwantificeerd voorraadbeleid
hebben en wat de overwegingen exact waren. Ook in sommige andere landen zie ik zorgen
over de effecten van strengere voorraadverplichtingen, waaronder zorgen over terugtrekkingen
van de markt en verschraling van het aanbod. Daarnaast is het ontbreken van draagvlak
voor een dergelijke maatregel een genoemde overweging.
Vraag
De Minister heeft aangegeven dat ze na de zomer een volgende voortgangsbrief met eindresultaten
van de Europese inventarisatie en resultaten en conclusies van de pilot naar de Kamer
stuurt. Kan de Minister iets preciezer zijn in wat «na de zomer» betekent, want dat
kan ook december zijn? Is dit tegelijk met de resultaten van het onderzoek van de
Europese Commissie naar tekorten en oplossingsrichtingen in september 2021 beschikbaar?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Ik streef er naar de volgende voortgangsbrief in oktober te versturen. Idealiter kunnen
in deze brief zowel resultaten van de pilot, de Europese inventarisatie en de conclusies
van de Europese studie gedeeld worden. De nog lopende studie van de Europese Commissie
zal op dat moment naar verwachting aanbevelingen bevatten voor oplossingsrichtingen,
maar het Commissievoorstel voor herziene Europese wetgeving voor geneesmiddelen wordt
pas in het vierde kwartaal van 2022 verwacht.
Vraag
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat het uiteindelijk draait om de patiënten.
Wanneer verwacht de Minister dat er concrete resultaten, dus realisatie van een ijzeren
voorraad zodanig dat patiënten geen hinder ervaren van een tijdelijk tekort, bereikt
worden?
Antwoord
Ik deel de urgentie om zo snel als mogelijk concrete resultaten te bereiken. Het is
belangrijk om te benadrukken dat zelfs als er een ijzeren voorraad is niet alle tijdelijke
tekorten overbrugd kunnen worden. Ook zal er in sommige gevallen sprake blijven van
blijvende tekorten, waarbij een geneesmiddel dus niet terugkeert op de Nederlandse
markt. Gelukkig wordt op dit moment bij 99% van de leveringsproblemen een passende
oplossing gevonden voor de patiënt.
We moeten de complexe grondoorzaken van tekorten ook op Europees niveau aanpakken
en in Nederland de gevolgen van beschikbaarheidsproblemen waar mogelijk nog beter
ondervangen. De ijzeren voorraad is hierin een van de actielijnen, aan het begin van
het jaar heb ik u uitgebreider geïnformeerd over de andere actielijnen.8
Antwoord op vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
IJzeren voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen bij crises
Vraag
De leden van de D66-fractie vragen de Minister allereerst om een reflectie op de prioritering
en verdeling van persoonlijke beschermingsmiddelen tussen sectoren in de zorg. Deze
leden vragen de Minister daarbij in te gaan op de vraag of de noodkreten uit verpleeghuizen
achteraf gezien niet eerder beantwoord hadden moeten worden. Hoe kijkt de Minister
naar de balans tussen het enerzijds opbouwen van voorraden voor de medische zorg,
en het anderzijds ledigen van de nood in de langdurige zorg? Was deze balans het voorbije
jaar juist, en hoe ziet zij dit bij een mogelijke opleving of volgende pandemie voor
zich?
Antwoord
Aan het begin van de crisis was de verdeling van middelen gebaseerd op het uitgangspunt
dat patiënten vooral in de acute zorg terechtkomen. Dat bleek echter niet zo te zijn,
waarna in overleg met de verschillende sectoren een nieuwe verdeelsystematiek is ontwikkeld
en vanaf 13 april 2020 ingevoerd. Daarbij ging het niet zo zeer om een verdeling over
sectoren, maar om een verdeling op basis van besmettingsrisico’s in bepaalde behandelsituaties.
Op dat moment was er nog geen sprake van het opbouwen van voorraden. Inmiddels hebben
alle beroepsgroepen uitgangspunten, richtlijnen en/of leidraden opgesteld ten aanzien
van het gebruik van beschermingsmiddelen in verschillende situaties. Na overleg tussen
de verschillende sectoren is dit voorjaar in deze documenten meer expliciet aangegeven
dat als de specifieke situatie daarom vraagt, zorgmedewerkers op basis van hun professionele
inzichten en ervaring beredeneerd kunnen afwijken van deze voorschriften.
Voor de goede orde: de ijzeren voorraad is bedoeld voor de gehele Nederlandse zorg,
dus nadrukkelijk ook voor de behoefte van de langdurige zorg. Ten einde de reikwijdte
(aan producten) te bepalen die deel uit moeten maken van de ijzeren voorraad, wordt
afgestemd met partijen uit verschillende sectoren, waaronder die uit de langdurige
zorg.
Vraag
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de houdbaarheidsdata van de verschillende
beschermingsmiddelen en hulpmiddelen. Hoe lang zijn deze producten houdbaar en hoe
wordt voorkomen dat er hulpmiddelen in voorraad zijn die niet meer (medisch) houdbaar
zijn? Hoeveel producten hebben een houdbaarheidsdatum die maximaal drie maanden in
de toekomst ligt?
Antwoord
De houdbaarheid van de door het LCH ingekochte producten verschilt, zowel per categorie
als binnen een categorie per batch. Bijvoorbeeld: in algemene zin zijn IIR maskers
tot 2 jaar na productie houdbaar, FFP2 en nitril handschoenen tot 5 jaar na productie,
maar in de informatiesystemen van het LCH is per batch vastgelegd wanneer de houdbaarheid
verstrijkt. In de komende drie maanden (juli, augustus, september 2021) verlopen er
geen producten als gevolg van de houdbaarheid. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat
producten over de houdbaarheidsdatum raken wordt de volgorde van uitlevering en verkoop
gebaseerd op de THT-datum. Artikelen die als eerste de THT-datum bereiken worden ook
als eerst uitgeleverd en verkocht. Ook is dit een van de uitgangspunten bij het plan
voor de afbouw van de noodvoorraad dat ik momenteel uitwerk.
Onderstaande overzichten (figuur 1) geven een beeld van de verloopdata van de voorraad:
Vraag
Genoemde leden bemerken dat de vraag naar beschermingsmiddelen drastisch afneemt.
Is er nog een noodzaak voor het bestaan van het LCH? Immers, kunnen zorginstellingen
ook direct bestellen bij hun eigen leveranciers zoals voor de coronacrisis. Concurreert
het LCH nu met andere leveranciers? Is er een verschil in prijs of kwaliteit tussen
het LCH en andere leveranciers? Kan de Minister aangeven in een grafiek in welke mate
het aantal zorginstellingen dat besteld via het LCH vanaf maart 2020 is toegenomen
en vervolgens is afgenomen?
Antwoord
Zorginstellingen bestellen weer bij hun eigen leveranciers. Het LCH was en is bedoeld
als noodvoorraad. Hierdoor dient in beginsel onnodige marktverstoring te worden voorkomen.
Daarom wordt bijvoorbeeld tot op heden door het LCH een marge van 15% bovenop de huidige
marktprijs van producten gerekend. Prijzen worden op die basis periodiek gecheckt
en bijgesteld. Het is dus voor zorginstellingen qua kosten aantrekkelijker om producten
af te nemen van hun normale leverancier. Met betrekking tot de kwaliteit geldt dat
niet: vanaf september 2020 zijn alle artikelen die het LCH aan de zorg levert, voorzien
van de vereiste kwaliteitscertificaten (CE-markering).
Zie onder in een grafiek (figuur2) de vraagontwikkeling weergegeven in de tijd. De piek die te zien is betreft begin
oktober 2020, dus toen de tweede golf van besmettingen zich aandiende. Zorginstellingen
hebben destijds extra voorraden bij het LCH besteld.
Vraag
De leden van de D66-fractie constateren dat bij de verkoop van beschermingsmiddelen
er ook opbrengsten zijn omdat het LCH hun producten ook verkoopt. Wat was in het jaar
2020 het verschil tussen uitgaven in de koop en de opbrengsten van verkoop van beschermingsmiddelen
en testbenodigdheden? Kan de Minister dit uitsplitsen per categorie hulpmiddel? Dit
omdat deze leden in de brief lezen dat «een deel» van de verstrekte voorschotten voor
de inkoop door het LCH terugvloeien via de verkoop. Wat wordt hier bedoelt met «een
deel» en kan dit toegevoegd worden aan hierboven gevraagde uitsplitsing per categorie
hulpmiddel? Hoe is deze balans tussen koop en verkoop gedurende de eerste maanden
van 2021 ten opzichte van 2020?
Antwoord
De uitgaven en opbrengsten van de beschermingsmiddelen zijn in onderstaande tabel
uitgesplitst per categorie hulpmiddel. Uit de cijfers is te lezen dat van 5% van het
inkoopbedrag teruggevloeid is als opbrengsten voor de periode tot eind 2020.
Artikelgroep
Bedrag betaald (€) in 20201
Bedrag ontvangen (€) in 20202
1. Mondmaskers
€ 244.985.100
€ 10.444.733
2. Chirurgische mondmaskers
€ 388.664.727
€ 13.235.442
3. Isolatiejassen
€ 369.410.274
€ 8.262.876
4. Beschermingsbrillen
€ 3.167.755
€ 1.032.986
5. Halterschorten
€ 3.053.375
€ 141.340
6. Onderzoekshandschoenen
€ 82.487.935
€ 14.553.485
7. Testen
€ 105.311.368
€ 8.629.031
8. Overig
€ –
€ 1.123.608
Totaal
€ 1.197.080.534
€ 57.423.501
X Noot
1
Bedragen betreffen de betaalde bedragen voor de persoonlijke beschermingsmiddelen
in 2020 en onderverdeling in de artikelgroepen is gebaseerd op de Dag- en Maandrapportages
van het LCH.
De bedragen zijn exclusief BTW en zijn bepaald door de betaalde bedragen van de facturen
en BTW-percentages terug te rekenen naar de bedragen exclusief BTW.
X Noot
2
Bedragen zijn gebaseerd op de verantwoorde omzet in 2020, waarvan de gelden ook in
2020 daadwerkelijk zijn ontvangen (derhalve in aftrek van openstaande debiteurensaldo
per 31-12-2020).
De artikelgroepen zijn handmatig toegewezen op basis van de omschrijvingen. De bedragen
zijn exclusief BTW.
Vraag
Deze leden vragen de Minister hoeveel procent van de geleverde mondkapjes voor de
noodvoorraad uiteindelijk zijn afgekeurd vanwege het niet voldoen aan kwaliteitseisen.
Zo lezen deze leden in de media dat er bijvoorbeeld in één lading van 20 miljoen mondmaskers
grafeen bleek te zitten. Is dit percentage gedaald naarmate we verder in de crisis
kwamen en er meer leveringszekerheden kwamen? Zo ja, kan de Minister dit inzichtelijk
maken?
Antwoord
De kwaliteit van de ontvangen artikelen is in de loop van de tijd relatief toegenomen.
Waar van de geleverde goederen in de eerste maand van het LCH 18% werd afgekeurd,
is dit percentage in zes maanden gedaald naar 3% en sindsdien stabiel. Zie daarvoor
onderstaande grafiek (figuur 3).
Vraag
De leden van de D66-fractie kunnen zich debatten herinneren waarin door meerdere partijen
is gepleit voor meer productie van beschermingsmiddelen in Nederland en binnen Europa.
Veel van de bestellingen voor het LCH waren namelijk afkomstig van de Chinese markt.
Kan de Minister aangeven, in een tabel, waar de beschermingsmiddelen die zich momenteel
bevinden in de noodvoorraad geproduceerd zijn?
Antwoord
Dat overzicht kan alleen over alle ooit door het LCH ontvangen producten gegeven worden
(waarvan PBM verreweg het grootste deel vormen), zie figuur 4 hieronder.
Vraag
De leden van de D66-fractie benadrukken dat zij enkele voorstellen hebben gelezen
en hiervoor ook inbreng hebben geleverd over de Europese aanpak van een stevigere
productieketen van beschermingsmiddelen en hulpmiddelen, zoals de mededeling van de
Europese Commissie «Eén Verenigd Front tegen Covid-19». Daarnaast lezen zij over de
Europese voorraad «RescEU Medical Stockpile». Is de Minister bereid om bij de strategie
over een minder kwetsbaar productie- en leveringsketen, welke zij voor de zomer de
Kamer doet toekomen, uitgebreid uiteen te zetten in welke mate dit op Europees verband
reeds wordt uitgevoerd en hoe de Europese samenwerking hierover plaatsvindt? Kan zij
hierbij benadrukken wat de rol is van Nederland en van lidstaten?
Antwoord
Het is inderdaad mijn voornemen om de EU dimensie mee te nemen in mijn strategische
beleidsagenda leveringszekerheid voor medische producten en uw Kamer daarover te informeren.
Ik heb uw Kamer recent geïnformeerd over de rondetafelgesprekken leveringszekerheid
met ook specifiek aandacht voor de Europese aanpak11. Om de leveringszekerheid van medische producten op de lange termijn structureel
te borgen is internationale en EU samenwerking essentieel. Vanuit Nederland ben ik
dan ook, bijvoorbeeld in het kader van de EU geneesmiddelenstrategie, actief in gesprek
met de Europese Commissie en andere lidstaten hoe wij dit het beste kunnen doen. Zoals
aangekondigd zal ik uw Kamer hierover in het derde kwartaal van dit jaar nader informeren.
Voor de volledigheid merkt ik op dat de Europese activiteiten ten behoeve van de RescEu
medical stockpiles niet zien op het verbeteren of versterken van Europese productie-
en leveringsketens. De RescEU medical stockpiles zijn onderdeel van een bredere RescEU
reserve, waar ook bijvoorbeeld blusvliegtuigen en medische evacuatiecapaciteiten onder
vallen. De middelen en capaciteiten van de RescEU reserve kunnen ingezet worden voor
allerlei typen crises, zoals een pandemie, natuurgeweld of bij een terroristische
aanslag. De RescEU reserve is opgericht als «last resort» en valt onder het EU Civil
Protection Mechanism.
Vraag
Genoemde leden zijn tevreden dat er met een open blik wordt gekeken welke hulpmiddelen
mogelijk nodig zijn bij een eventuele volgende crisis. Wanneer virussen erg besmettelijk
zijn, zoals de mazelen, zal er bijvoorbeeld meer beroep moeten worden gedaan op FFP2-maskers.
Indien een volgende crisis bestaat uit een bacterie dan zal antibiotica noodzakelijker
zijn. Als een volgende infectie nierfunctiestoornissen geeft is dialyse apparatuur
nodig. Neemt de Minister naast virussen ook andere micro-organismen/infectieuze eiwitten
mee in de voorbereiding, zoals prionen, bacteriën, schimmels, gisten, protozoën? In
welke mate wordt de Kamer geïnformeerd over welke afwegingen er zijn gemaakt om bepaalde
producten wel of niet op te nemen in de noodvoorraad? Kan de Minister na de gesprekken
hierover met onder andere het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
een lijst opstellen met hulpmiddelen welke wel en welke niet, en waarom, worden aangeschaft
voor toekomstige crises? Wordt deze lijst ook ter consultatie gebracht?
Antwoord
Bij de lijst producten die ik heb genoemd in mijn brief van 14 april jl. ben ik in
eerste instantie uitgegaan van de behoefte van de Nederlandse zorg tijdens de coronapandemie,
dus een situatie van een mondiale uitbraak van een respiratoir virus, maar ik zal
zoals in mijn brief vermeld bij de uitwerking van het plan onderzoeken of aanpassing
van de reikwijdte noodzakelijk is. Ik ga daarvoor te rade bij specialisten op het
gebied van crises en de zorg (en de relatie daartussen), waaronder het RIVM, de NCTV
en het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement (COT). Ook betrek ik het (gezondheids-)
veld, onder meer via een klankbordgroep.
Halfjaarlijkse voortgangsbrief ijzeren voorraad voor geneesmiddelen
Vraag
De leden van de D66-fractie lezen in de voortgangsbrief van de Minister dat waar de
Kamer heeft aangedrongen op voortgang met de aanleg van voorraden, de Kamer middels
de motie Veldman ook gevraagd heeft om bij het uitwerken van de ijzeren voorraad rekening
te houden met wat er in Europa gebeurt. Dat komt deze leden juist voor. Het een hoeft
het ander echter niet uit te sluiten. Toch kunnen deze leden zich niet aan de indruk
onttrekken dat de voortgang van de aanleg van de ijzeren voorraad flinke vertraging
oploopt ten opzichte van het eerder voorgenomen tijdspad. Zij lezen over de inventarisatie
van Europees voorraad- en monitoringsbeleid en een pilot in Nederland, maar weinig
meer over daadwerkelijke opbouw en invoering van de ijzeren voorraad in Nederland.
Dit terwijl de ambtsvoorganger van deze Minister, de heer Van Rijn, in juli 2020 nog
aan de Kamer liet weten ervanuit te gaan dat de ijzeren voorraad van vijf maanden
uiterlijk 1 juli 2022 gereed zou zijn voor alle geneesmiddelen die onder de verplichting
vallen. Deze leden vernemen graag van de Minister of hun beeld over de vertraging
juist is, en zo ja, wat daar de precieze oorzaken van zijn.
Antwoord
Ik deel de urgentie om zo snel mogelijk voorraden te verhogen om tijdelijke tekorten
beter op te kunnen vangen, met minder gevolgen voor de patiënt. Sinds de brief aan
uw Tweede Kamer van 7 juli 202012 zijn er verschillende ontwikkelingen geweest. Zo heeft de Europese Commissie zich
mede naar aanleiding van ervaringen gedurende de coronacrisis vrij kritisch uitgelaten
over bepaalde vormen van nationaal voorraadbeleid, vooral in tijden waarin de markt
al verstoord is. De Europese Commissie kijkt daarbij naar de scope van de verplichting
(geldt het voor alle geneesmiddelen of alleen voor kritische geneesmiddelen) en het
aantal maanden voorraad. Ook wordt binnen de EU bekeken of geharmoniseerd gekwantificeerd
voorraadbeleid mogelijk is, onder andere in de studie van de Europese Commissie. Daarnaast
hebben meerdere partijen zorgen geuit over mogelijke negatieve neveneffecten van een
ijzeren voorraad in de voorgenomen vorm (5 maanden voor alle geneesmiddelen en voor
alle leveranciers), vooral indien deze verplichting afwijkt van de aanpak binnen de
EU. De voorraadverplichting wordt beschouwd als een aanvullende last en bedrijfsrisico,
vooral als dit ook gepaard gaat met strenge handhaving en hoge boetes. Dit kan bijdragen
aan terugtrekkingen van producten van de Nederlandse markt en verschraling van aanbod,
in het bijzonder van kwetsbare producten (bijvoorbeeld producten voor kleine patiënt
aantallen met een lage omzet). Ik doe op dit moment onderzoek naar deze kwetsbare
producten in het onderzoek naar de «onderkant van de geneesmiddelenmarkt».
Ik houd rekening met deze ontwikkelingen en zorgen. Ik zoek daarbij naar een balans
tussen het zoveel als mogelijk geharmoniseerd optrekken in de EU en het voorkomen
van onbedoelde neveneffecten in Nederland enerzijds en het op korte termijn realiseren
van concrete resultaten anderzijds. In de komende maanden verschijnen relevante resultaten
zoals de conclusies van de studie van de Europese Commissie, de afronding van mijn
Europese inventarisatie en de resultaten van de pilot. In mijn volgende voortgangsbrief
informeer ik u hierover, en ook specifiek over of deze actualiteiten aanleiding geven
tot aanpassingen in de voorgenomen ijzeren voorraad of de huidige planning.
Vraag
Wanneer is tot de genoemde pilot besloten, en had dit niet reeds op een eerder moment
kunnen geschieden?
Antwoord
Over de inrichting van een concrete pilot spreek ik sinds het najaar van 2020 met
de initiatiefnemers van de pilot, om te zorgen dat de vraagstukken in kaart gebracht
en geadresseerd worden.
Vraag
Wanneer heeft de Minister voor het eerst geconcludeerd dat een blik op de aanpak in
andere Europese landen waardevol is?
Antwoord
Na de zomer van 2020 ben ik gestart met de opzet voor een mogelijke Europese inventarisatie.
Uw Kamer heeft in oktober 2020 de motie van Veldman, Van den Berg, Raemakers en Dik-Faber,
waarin u mij heeft gevraagd om bij de verdere uitwerking van de ijzeren voorraad rekening
te houden met de aanpak in andere Europese landen, breed gesteund.13 Kort na de aanname van deze motie is de survey uitgestuurd.
Vraag
Welke planning acht de Minister thans haalbaar om tot de aangekondigde ijzeren voorraad
in Nederland te komen? Wanneer wil zij met de opbouw starten? Behelst de ijzeren voorraad
nog altijd vijf maanden, zoals door haar ambtsvoorganger Van Rijn werd onderschreven?
Deze leden lezen immers dat de leveranciers er gedurende de pilot slechts naar streven
een aanvullende voorraad van twee maanden op te bouwen.
Antwoord
Bij de uitwerking van de ijzeren voorraad zoek ik naar een balans tussen enerzijds
het snel realiseren van concrete resultaten voor de Nederlandse patiënten en anderzijds
de aansluiting met de aanpak in Europese landen en het voorkomen van negatieve neveneffecten.
In de pilot wordt gestreefd naar de opbouw van twee maanden om te leren over implementatievraagstukken
die gepaard gaan met het aanhouden van meer voorraad, hiervoor is het exact aantal
maanden dat opgebouwd wordt minder van belang. Mochten de resultaten van de Europese
inventarisatie en de pilot aanleiding geven tot aanpassingen in de voorgenomen generieke
verplichting van vijf maanden, dan informeer ik u hierover in mijn volgende voortgangsbrief.
Vraag
Voorts horen zij graag op welke termijn de Minister het haalbaar acht om tot een geharmoniseerde
aanpak in Europees verband te komen en welke stappen zij daartoe zelf zet.
Antwoord
Ik ben nauw en proactief betrokken bij de Europese trajecten rondom tekorten. De Europese
Commissie komt in september 2021 met de resultaten van de studie over de grondoorzaken
van tekorten en aanbevelingen over mogelijke (Europese) oplossingsrichtingen. Hierbij
wordt ook gekeken naar mogelijke Europese verplichtingen, bijvoorbeeld ten aanzien
van voorraden. Eventuele wettelijke aanpassingen zullen vervolgens onderdeel zijn
van de aangekondigde herziening van de geneesmiddelen richtlijn (2001/83) en verordening
(726/2004) (basic pharmaceutical acts). De verwachting is dat de Europese Commissie
eind 2022 met een voorstel voor aanpassing van de wetgeving zal komen, hierna zullen
de onderhandelingen starten. Ik heb uw kamer recent geïnformeerd over de herziening
van de geneesmiddelen richtlijn en verordening en de Nederlandse reactie op de publieke
consultatie.14
Vraag
Tot slot horen de genoemde leden graag hoe de Minister het risico wil mitigeren dat
landen elkaar onderling gaan beconcurreren op het aanleggen van steeds grotere voorraden.
Antwoord
Ik deel de voorkeur voor een Europese aanpak op het gebied van voorraadbeleid. Tegelijkertijd
is er ook behoefte aan concretere en snellere resultaten voor patiënten dan wat op
EU niveau haalbaar is. Ik verwacht dat onder andere de Europese Commissie de aanpak
in verschillende landen scherp zal blijven volgen.
Antwoord op vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
IJzeren voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen bij crises
Vraag
Genoemde leden vinden het onverstandig dat de ijzeren voorraad particulier bezit blijft.
Zij achten het verstandiger de ijzeren voorraad uit de marktwerking te halen teneinde
herhaling van de ramp, die plaatsvond aan de vooravond (10 februari 2020) van de coronacrisis
toen een complete voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen verkocht werd aan China,
te voorkomen. Deelt de Minister deze opvatting? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Ik heb in mijn voorstel bewust ingezet op een andere benadering. Ik heb in mijn brief
aangegeven, dat ik zoveel mogelijk gebruik wil maken van bestaande expertise, structuren
en verantwoordelijkheden. Het wiel hoeft niet opnieuw uitgevonden te worden. Dat betekent
ook dat – waar mogelijk – de sector zelf aan zet is. Tegelijk wil ik wel dat de overheid
beter inzicht krijgt in de markt via het op te richten meldpunt, zodat als er signalen
zijn dat de markt mogelijk niet zal functioneren, tijdig stappen kunnen worden gezet,
zoals het opschalen van de productie dicht bij huis («Dijk 3»). Ik wijs er verder
op dat de haalbaarheid van de plannen gebaad is bij draagvlak en het voorkomen van
onnodige administratieve lasten. Een andere reden voor mijn benadering is dat producten
een beperkte houdbaarheid hebben. Een roulerende voorraad is daarom doelmatiger. En
dat betekent dat het beheer van de ijzeren voorraad deel uitmaakt van reguliere economische
activiteiten, waarop de Wet Markt en Overheid van toepassing is.
Vraag
De leden van de PVV-fractie constateren dat er al jaren gesproken wordt over het aanhouden
van een ijzeren voorraad geneesmiddelen, maar dat deze nog steeds niet is gerealiseerd.
Hoe wordt voorkomen dat het met de ijzeren voorraad beschermings- en hulpmiddelen
ook jaren gaat duren? Is de Minister bereid hier een strakke regie op te voeren en
doorzettingsmacht uit te oefenen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Ik vind dat de overheid dit moment inderdaad moet aangrijpen om de kaders ten aanzien
van persoonlijke beschermings- en hulpmiddelen duidelijk neer te zetten, inclusief
de daarbij horende rollen en verantwoordelijkheden. Ik heb in mijn brief aangegeven
dat als een partij probleemeigenaar is, deze dat ook zo moet ervaren en zich daar
ook van bewust moet zijn. En dat als daarvoor maatregelen – randvoorwaarden – nodig
zijn dan de overheid in beeld komt. In beginsel door te sturen op het maken van duidelijke
afspraken met de sector, maar als dat in voorkomende gevallen niet lukt, dan kan het
nodig zijn om een wettelijke verplichting voor beschermings- en hulpmiddelen te introduceren.
Ik heb in mijn brief reeds aangegeven dat ik bijvoorbeeld de mogelijkheden onderzoek
van een wettelijke verplichting om ruimere voorraden aan te houden en om informatie
over vraag en aanbod te delen.
Vraag
De leden van de PVV-fractie begrijpen niet waarom het twee jaar moet duren voordat
het meldpunt Crisistekorten van start gaat. Wat als een nieuwe crisis zich eerder
aandient? Genoemde leden willen in dit verband weten wat het meldpunt Geneesmiddeltekorten
concreet heeft opgeleverd en wat het heeft bijgedragen aan het voorkomen van tekorten.
Worden de ervaringen van dit meldpunt meegenomen bij de oprichting van het meldpunt
Crisistekorten? De leden van de PV-fractie ontvangen graag een toelichting op dit
punt.
Antwoord
In de planning wordt uitgegaan van de tijd die nodig is om zaken nog uit te zoeken
en van een Europees aanbestedingstraject van tenminste zes maanden. Zeker omdat ook
een IT-component deel uitmaakt van de plannen (de Trusted Third Party om marktinzicht
te verkrijgen – ontwikkelingen in vraag en aanbod), en een zorgvuldige ontwikkeling
daarvan tijd kost, ga ik uit van een implementatietraject van minimaal één jaar. Het
is mijn streven om ook de lessen van het meldpunt Geneesmiddelentekorten mee te nemen.
De activiteiten van het Meldpunt geneesmiddelentekorten en -defecten zijn gericht
op het verkleinen van de gevolgen van leveringsonderbrekingen, door bijvoorbeeld tijdig
te schakelen met leveranciers of afspraken te maken over de inzet van schaarse voorraad.
Hiermee kunnen leveringsonderbrekingen, die bijvoorbeeld komen door productieproblemen,
niet worden voorkomen maar streven we ernaar de impact voor de patiënt zoveel als
mogelijk te verkleinen. Het Meldpunt beoordeelt bij iedere melding van een mogelijke
leveringsonderbreking of en welke actie nodig is. Als voorbeeld geef ik bijvoorbeeld
het recente overleg met stakeholders over schaarste aan veiligheidsnaalden, wat uiteindelijk
tot een tijdelijk gedoogbeleid van de toezichthouder heeft geleid om andere naalden
te gebruiken.
Vraag
Deze leden willen weten of de fabrikanten en bedrijven die tijdens de huidige crisis
hebben bijgesprongen met het produceren van beschermings- en hulpmiddelen in eigen
land worden betrokken bij het aanleggen van de ijzeren voorraad. Aangezien zij ervaring
hebben opgedaan tijdens de crisissituatie achten deze leden het wenselijk dat zij
deel uitmaken van het proces. Daarnaast zijn genoemde leden voorstander van het in
eigen land produceren van hulpmiddelen om zo minder afhankelijk te zijn van het buitenland.
Is de Minister het daarmee eens? Zo ja, hoe wordt dit bevorderd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De coronacrisis heeft kwetsbaarheden in de leveringszekerheid van persoonlijke beschermingsmiddelen
aan het licht gebracht. (Opstarten van) productie dichtbij huis heeft bijgedragen
aan de beschikbaarheid van beschermingsmiddelen. Verschillende leveranciers hebben
zich enorm ingezet in deze moeilijke periode. Ik ben hen daar erg dankbaar voor en
ik ben trots op hoe op deze wijze de productie van beschermingsmiddelen voor de zorg
in Nederland is opgestart. In mijn brief van 14 april jl. heb ik een prominente rol
toebedeeld voor productie in (of dichtbij) Nederland. De bescherming die uitgaat van
«Dijk 3» betreft immers het opschalen van deze stand-by productiecapaciteit, indien
nodig. Ook ten behoeve van de structurele leveringszekerheid zou ik graag productie in Nederland en de daarbij behorende kennis
en kunde behouden. Op dit moment ben ik bezig met een strategische beleidsagenda rondom
leveringszekerheid van medische producten. Productie dichtbij huis zal daarvan onderdeel
uitmaken. Ik verwacht deze beleidsagenda in het derde kwartaal van dit jaar aan uw
Kamer aan te kunnen bieden.
Vraag
De leden van de PVV-fractie missen de rol van patiënten, chronisch zieken, gehandicapten,
mantelzorgers en hulpverleners in de eerste lijn. Waaruit bestaat hun inspraak bij
de aanleg van de ijzeren voorraad? Hoe kunnen zij tekorten aangeven en aanspraak maken
op beschermings- en hulpmiddelen? Kan de Minister hier uitgebreid op ingaan?
Antwoord
Ik acht het van groot belang dat veldpartijen betrokken zijn in de totstandkoming
en samenstelling van een ijzeren voorraad. In mijn brief van 14 april jl. heb ik aangegeven
dat het plan voor een ijzeren voorraad tot stand is gekomen in nauwe afstemming met
betrokken partijen zoals koepelorganisaties uit de zorg, leveranciers en producenten
en overige stakeholders. In dat kader heb ik reeds een structureel overleg georganiseerd
met deze betrokkenen in de zogenoemde Klankbordgroep IJzeren Voorraad. Daarin is ook
de eerste lijn vertegenwoordigd. De invulling van het plan, waaronder de uiteindelijke
reikwijdte en samenstelling van een ijzeren voorraad, werk ik onder andere in dat
overleg nader uit. Daarbij zullen ook vertegenwoordigers van overige stakeholders
en experts (op deelgebieden) worden betrokken. Zo wordt geborgd dat specifieke behoeften
in beeld zijn en in de nadere uitwerking van het plan (voldoende) differentiatie plaatsvindt
om in deze behoeften te (kunnen) voorzien. Tot slot zal ik bij de voorgenomen oprichting
van een Meldpunt Crisistekorten laten evalueren hoe deze differentiatie kan worden
meegenomen in de signalering van (dreigende) tekorten voor verschillende betrokkenen.
Vraag
Genoemde leden vragen of er ook wordt nagedacht over beschermings- en hulpmiddelen
bij andere soorten virusuitbraken, die geen luchtweginfecties veroorzaken, maar bijvoorbeeld
darminfecties. Dan zijn er immers andere hulpmiddelen nodig. Deze leden willen erop
wijzen dat de focus van de ijzeren voorraad breder moet zijn en zich niet moet beperken
tot covid-19. Houdt de Minister daar ook rekening mee? Deze leden willen er daarnaast
op wijzen dat ook de richtlijnen ten aanzien van beschermingsmiddelen regelmatig gewijzigd
zijn. Geen mondkapjes, wel mondkapjes, chirurgische vs. FFP2 mondkapjes etc. Hoe wordt
geborgd dat bij het wijzigen van richtlijnen er toch voldoende middelen op voorraad
zijn?
Antwoord
Bij de lijst producten die ik heb genoemd in mijn brief van 14 april jl. ben ik in
eerste instantie uitgegaan van de behoefte van de Nederlandse zorg tijdens de coronapandemie,
dus een situatie van een mondiale uitbraak van een respiratoir virus, maar ik zal
zoals in mijn brief vermeld bij de uitwerking van het plan onderzoeken of aanpassing
van de reikwijdte noodzakelijk is. Ik ga daarvoor te rade bij specialisten op het
gebied van crises en de zorg (en de relatie daartussen), waaronder het RIVM, de NCTV
en het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement (COT). Ook betrek ik het (gezondheids-)
veld onder meer via een klankbordgroep. Daarnaast wil ik, zoals ik in mijn brief heb
aangegeven, ervoor zorgen dat een staande groep van experts – uit verschillende disciplines –
bijeen kan worden geroepen om signalen van het meldpunt te beoordelen. Om de waarde
van de voorraden te kunnen inschatten, moeten deze immers afgezet worden tegen het
verwachte gebruik. Nieuwe inzichten op het gebied van bijvoorbeeld infectiepreventie
kunnen leiden tot een aanpassing in het gebruik van bepaalde PBM door de zorg, maar
mogelijk ook tot een enorme toename in de vraag. Een gevolg hiervan kan zijn dat een
aanpassing van de dijken van de ijzeren voorraad noodzakelijk is. Het is mijn streven
om uw Kamer nog dit jaar verder te informeren over hoe ik de dijken concreet wil invullen,
inclusief een duiding van de producten die ik wil opnemen in de ijzeren voorraad.
Vraag
De leden van de PVV-fractie lezen dat de huidige noodvoorraad wordt afgebouwd of overgaat
in de ijzeren voorraad, tegelijkertijd dreigt het gevaar van vernietiging vanwege
beperkte houdbaarheid. Genoemde leden vinden het onwenselijk als mogelijk een deel
van de noodvoorraad vernietigd moet worden en willen dat de Minister er alles aan
doet om dit te voorkomen. Indien zorgaanbieders er op dit moment geen behoefte aan
hebben, waarom worden deze beschermingsmiddelen dan niet uitgedeeld onder andere sectoren
in Nederland in plaats van ze te schenken aan het buitenland of te vernietigen?
Voor het doelmatig afbouwen van de noodvoorraad tot een omvang die minimaal nodig
is om de functie van noodvoorraad te behouden (zie mijn brief van 14 april 2021),
werk ik momenteel een plan uit: een goederen exit-strategie. Ik stem daarbij af met
het Ministerie van Financiën, waaronder met Domeinen Roerende Zaken (wettelijk aangewezen
om overtollige goederen van de rijksoverheid te verwerken). Voorbeelden van overwegingen
die in de goederen exit-strategie een plaats moeten krijgen:
• Prijsbeleid, incl. douanebepalingen (in relatie tot marktverstoring);
• Beleid t.a.v. landen/bestemmingen (in afstemming met Buitenlandse Zaken);
• Prioritering producten (houdbaarheid en kwaliteit);
• Voorwaarden volgend uit wet- en regelgeving (zoals de Wet markt en overheid)
• Duurzaamheid (mogelijkheden tot recyclen van materiaal)
Daarnaast heb ik opdracht gegeven om, waar mogelijk en zinvol, mee te werken aan aanvragen
tot donaties. Ook hierbij stem ik af met Financiën en, indien het een donatie aan
het buitenland betreft, BZ. Recente voorbeelden zijn bijvoorbeeld donaties aan Suriname
en India.
Vraag
Tot slot vragen de leden van de PVV-fractie of de opschaling van de IC-bedden, inclusief
de nodige apparatuur, gehandhaafd blijft of wordt afgebouwd. Maakt IC-apparatuur ook
deel uit van de ijzeren voorraad?
Antwoord
IC-apparatuur valt op dit moment binnen de reikwijdte van de ijzeren voorraad. Welke
omvang de ijzeren voorraad aan IC-apparatuur moet hebben, hangt uiteraard ook verband
met de discussie over de capaciteit aan IC-bedden. Het is aan de zorg zelf (Dijk 1)
om te bepalen hoeveel apparatuur benodigd is voor een gebruik van 1 tot 3 maanden.
Antwoord op vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
IJzeren voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen bij crises
Vraag
De leden van de CDA-fractie vragen waarop de verwachte wekelijkse vraag uit tabel
2 is gebaseerd. Is dit de vraag op basis van de piek in april 2020? Of is dit de verwachte
vraag bij regulier gebruik? Daarnaast vragen deze leden of de Minister kan aangeven
voor hoeveel weken voorraad er is van alle genoemde producten en op basis van welke
aannames dat aantal weken is gesteld. Is deze noodvoorraad in aantal weken op dit
moment voldoende? De leden van de CDA-fractie vragen wat de verwachte levertijd van
de in bestelling zijnde producten is. Daarnaast vragen deze leden wat de houdbaarheid
is van de producten die op voorraad liggen.
Antwoord
De verwachte wekelijkse vraag is gebaseerd op de gemiddelde vraag tijdens de tweede
golf, van week 32 tot en met week 50 van 2020. Zoals ik in mijn brief heb gemeld,
houd ik de omvang van de LCH-voorraden voorlopig (totdat zodanig dat de zorg (voorlopig)
tenminste een half jaar van PBM kan worden voorzien. Voor het bepalen van de omvang
die nodig is voor een halfjaar kijk ik overigens niet alleen naar de verwachte weekvraag
(geëxtrapoleerd naar 26 weken), maar zet ik die af tegen verschillende scenario’s
voor vraag en aanbod, met als meest extreme scenario dat het reguliere aanbod totaal
zou opdrogen. Op basis daarvan is de noodvoorraad aan PBM momenteel ruim voldoende.
De houdbaarheid van de door het LCH ingekochte producten verschilt, zowel per categorie
als binnen een categorie per batch. Bijvoorbeeld: in algemene zin zijn IIR maskers
tot 2 jaar na productie houdbaar, FFP2 en nitril handschoenen tot 5 jaar na productie,
maar in de informatiesystemen van het LCH is per batch vastgelegd wanneer de houdbaarheid
verstrijkt. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat producten over de houdbaarheidsdatum
raken wordt de volgorde van uitlevering en verkoop gebaseerd op de THT-datum. Artikelen
die als eerste de THT-datum bereiken worden ook als eerst uitgeleverd en verkocht.
Ook is dit een van de uitgangspunten bij het plan voor de afbouw van de noodvoorraad
dat ik momenteel uitwerk.
Vraag
De Minister schrijft dat uit analyse blijkt dat de zorg al enige tijd goed in staat
is om zelf via reguliere kanalen beschermingsmiddelen in te kopen, en dat daardoor
de vraag sinds week 41 van 2020 flink is afgenomen. De leden van de CDA-fractie vragen
of dit een signaal is dat zorginstellingen inmiddels goedkoper in kunnen kopen via
hun reguliere kanalen dan via het LCH. Zij horen immers uit het veld dat er nog sterk
wisselende en te hoge prijzen worden betaald. Of zijn er andere redenen waarom de
zorg inmiddels minder afneemt bij het LCH?
Antwoord
Het LCH bepaalt periodiek de huidige marktwaarde van de producten en rekent vervolgens
15% bovenop deze prijs. Op deze manier wordt onnodige marktverstoring tegengegaan.
De teruglopende vraag bij het LCH wijst er inderdaad op dat zorginstellingen goed
(en goedkoper) bij hun normale leveranciers terecht kunnen. Dat hoor ik ook terug
uit signalen uit het veld.
Reguliere leveranciers blijken inmiddels in staat in voldoende mate in de huidige
vraag te kunnen voorzien. Daarbij lijkt mee te spelen dat de vraag vanuit zorginstellingen
is afgenomen door de lagere besmettingscijfers en het feit dat voldoende voorraad
bij zorginstellingen voorhanden lijkt te zijn. Tot slot geven zorginstellingen over
het algemeen de voorkeur aan bestendiging van hun relatie met bestaande leveranciers
al dan niet in het kader van lopende (meerjaren-) afspraken.
Vraag
De leden van de CDA-fractie vragen wat de reden is dat de markt voor onderzoekshandschoenen
nog steeds erg grillig is. Heeft dit te maken met onzekere aanvoer van grondstoffen?
Wat zou er (internationaal) gedaan kunnen worden om deze markt minder grillig te maken?
Antwoord
De coronacrisis kende wereldwijd een explosieve groei in de vraag naar medische handschoenen.
Tegelijkertijd gingen grenzen dicht en stokten distributieketens. Mede door de concentratie
van de productie van deze handschoenen op enkele plekken in Azië, ontstonden hierdoor
tekorten. Het LCH heeft uiteindelijk de benodigde handschoenen voor de zorg kunnen
inkopen en op dit moment is er gelukkig weer voldoende voorraad van deze beschermingsmiddelen.
De rust is echter nog niet weergekeerd op de handschoenenmarkt. Prijzen van handschoenen
en ook van de benodigde grondstoffen zijn nog steeds hoog. Naar verwachting zal de
vraag naar handschoenen na de coronacrisis niet (op korte termijn) dalen naar het
niveau van voor de crisis. Wereldwijd is sprake van beperkte productiecapaciteit en
dit zorgt voor een kwetsbare waardeketen. Het opstarten van productie dichtbij huis
van medische handschoenen kan een bijdrage leveren aan het versterken van de leveringszekerheid
van deze producten. Ook biedt dergelijke productie mogelijkheden om op een meer duurzame
wijze en onder goede arbeidsomstandigheden te produceren. Op dit moment onderzoek
ik binnen de instrumenten die mij ter beschikking staan daarom de mogelijkheden voor
productie dichtbij huis van medische handschoenen. Ik ben in gesprek met verschillende
partijen binnen Nederland hierover, en ook binnen de EU staat dit punt op de agenda
in overleg met andere lidstaten.
Vraag
Om de kwaliteit van door het LCH ingekochte producten te beoordelen heeft het RIVM
in het voorjaar van 2020 een teststraat ingericht. De leden van de CDA-fractie vragen
wat de status van deze teststraat is geweest. Klopt het dat het oordeel van het RIVM
niet altijd is overgenomen, zoals vermeld wordt in het artikel in de Volkskrant over
geheime coronadeals van 15 mei 2021?
Waarom is het oordeel dat in mondkapjes grafeen verwerkt zat en daardoor niet veilig
was, genegeerd door de Minister? En waarom zijn deze mondkapjes desondanks toch niet
uitgeleverd aan de zorg?
Antwoord
De kwaliteit van aangeboden producten wisselde in het begin sterk. In de onstuimige
situatie van voorjaar 2020 waren er bijvoorbeeld vele nieuwe aanbieders zonder trackrecord,
veranderde de kwaliteit door versnelde opschaling door bestaande aanbieders, waren
er vervalste producten in omloop, producten met vervalste certificaten, en met verlopen
certificaten. Daarnaast was de vraag zo groot dat tijdelijk ook niet CE-gemarkeerde
producten maar met een vergelijkbaar beschermingsniveau werden toegestaan. De Europese
Commissie heeft bijvoorbeeld een aanbeveling gedaan (2020/403) waarmee dat onder voorwaarden
mogelijk werd. Dit alles leidde tot de wens om de producten die het LCH inkocht en
die geen geldige CE-markering hadden of waarbij het LCH om andere reden twijfels had
over de kwaliteit, na binnenkomst te laten testen. Het RIVM heeft toen op verzoek
van VWS een zogenoemde teststraat ingericht, waarbij ook expertise van buiten werd
betrokken, zoals geaccrediteerde laboratoria voor het doen van fysieke testen op fit
en filtratie en specialisten op het gebied van arbeidshygiëne.
Dus volgordelijk: het LCH deed bij de totstandkoming van een deal een kwaliteitsbeoordeling
op basis van aangeleverde documentatie en inspectie in de fabriek ter plaatse door
een lokale auditor; het RIVM kwam pas in beeld als de producten binnenkwamen. In sommige
gevallen heeft het LCH, alvorens een deal te sluiten, eerst een testbatch besteld
om die door het RIVM te laten beoordelen, maar meestal testte het RIVM de spullen
nadat de deal was gesloten. Zo ook bij de deal met Relief Goods Alliance (RGA).
Het LCH heeft in voorkomende gevallen als voorwaarde gesteld dat producten bij binnenkomst
zouden worden beoordeeld door het RIVM op fit en filtratie. Omdat het RIVM geen wettelijke
status heeft binnen de markttoelating van PBM en/of medische hulpmiddelen, volgde
na een negatief oordeel van het RIVM een herbeoordeling bij een aangewezen instantie
(notified body) – die wel een formele status heeft in de markttoelating. Mocht deze
het oordeel van het RIVM bevestigen, moest de fabrikant een nieuw model aanleveren,
welke opnieuw getest werd en als dat wederom niet tot acceptabele resultaten leidde,
werd de deal ontbonden. Of deze werkwijze bij alle deals is nagevolgd, zal onderdeel
zijn van het onderzoek van Deloitte waarover ik u in mijn brief van 18 juni jl. heb
bericht.15 Ook voor het antwoord op de vragen van de CDA-fractie over de omgang met de constatering
van het RIVM dat er grafeen in de maskers verwerkt zou zijn, verwijs ik graag naar
het onderzoek dat Deloitte zal verrichten.
Vraag
De leden van de CDA-fractie vragen wat de twee aanvullingen zijn die op verzoek van
de Inspectie SZW gedaan zijn op de werkwijze zoals die door het RIVM was gehanteerd
voor het beoordelen van de kwaliteit van producten.
Antwoord
De Inspectie SZW heeft aangegeven dat zij het testprotocol zoals door het RIVM gehanteerd
willen uitbreiden met twee punten, te weten de CO2 opbouw (Carbon dioxide content of inhalation air) en de brandbaarheid (Flammability).
Vraag
Genoemde leden vragen wanneer de Minister verwacht dat concrete resultaten met betrekking
tot de ijzeren voorraad zodanig bereikt zijn, dat patiënten geen hinder meer kunnen
ervaren van een tijdelijk tekort.
Antwoord
Ik kan niet garanderen dat patiënten nooit meer hinder kunnen ervaren van een tijdelijk
en acuut tekort, maar het in mijn brief van 14 april jl. gepresenteerde voorstel voor
een ijzeren voorraad is wel bedoeld om dergelijke situaties zoveel mogelijk te voorkomen.
Ik heb aangegeven dat ik verwacht dat de ijzeren voorraad medio 2022 gerealiseerd
kan zijn.
Vraag
De Minister schrijft dat het per definitie niet te voorspellen is hoe een volgende
crisis eruit zal zien en aan welke producten dan behoefte is. De leden van de CDA-fractie
vragen desondanks of de Minister kan ingaan op wat voor producten er nodig zouden
kunnen zijn bij bijvoorbeeld een uitbraak van een bacteriële infectieziekte zoals
Q-koorts. Daarnaast vragen deze leden met wat voor andere mogelijke crises, bijvoorbeeld
ten gevolge van klimaatverandering (zoals grote overstroming of muggenplagen) de Minister
rekening wil houden. En wordt hierbij ook rekening gehouden met crises als gevolg
van een ongeluk bij bijvoorbeeld een kerncentrale of chemische industrie? Door wie
laat de Minister zich hierover informeren?
Antwoord
Bij de lijst producten die ik heb genoemd in mijn brief van 14 april jl. ben ik in
eerste instantie uitgegaan van de behoefte van de Nederlandse zorg tijdens de coronapandemie,
dus een situatie van een mondiale uitbraak van een respiratoir virus, maar ik zal
zoals in mijn brief vermeld bij de uitwerking van het plan onderzoeken of aanpassing
van de reikwijdte noodzakelijk is. Ik ga daarvoor te rade bij specialisten op het
gebied van crises en de zorg (en de relatie daartussen), waaronder het RIVM, de NCTV
en het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement (COT). Ook betrek ik het (gezondheids-)
veld, onder meer via een klankbordgroep.
Vraag
Een aantal producenten in Nederland is het afgelopen jaar gestart met de productie
en levering van bijvoorbeeld chirurgische mondmaskers en FFP2-maskers. De leden van
de CDA-fractie vragen welke producten momenteel (nog) niet in Nederland of Europa
zelf geproduceerd kunnen worden, dan wel zelf geen grondstoffen voor hebben.
Antwoord
Tijdens de coronacrisis is een mooie (door)start gemaakt voor wat betreft de productie
van persoonlijke beschermingsmiddelen in ons land. Op dit moment worden FFP2-maskers
en chirurgische mondmaskers in Nederland geproduceerd en ook de grondstof voor deze
maskers, meltblown polypropyleen, wordt sinds kort op Nederlandse bodem gemaakt. Om
meer duurzame productie te stimuleren heb ik, samen met de Staatssecretaris van EZK,
twee innovatiecompetities (SBIRs) opgezet, één voor duurzame mondmaskers en één voor
duurzame isolatiejassen. Op dit moment worden haalbaarheidsstudies verricht, in de
volgende fase gaan de geselecteerde ondernemers prototypes ontwikkelen. Ik hoop dat
deze innovatiecompetities ook tot productie in Nederland zullen leiden. Ook ben ik
in gesprek met enkele partijen in Nederland, en met mijn collega’s binnen Europa,
over het mogelijk opzetten van productie van medische handschoenen dichtbij huis.
Vraag
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister de structurele aanvoer van grondstoffen
en producten beter wil gaan borgen, los van het aanhouden van een ijzeren voorraad.
Antwoord
In maart heb ik rondetafels georganiseerd rondom leveringszekerheid. De deelnemers
aan deze tafels hebben gewezen op risico’s ten aanzien van leveringszekerheid in de
beschikbaarheid van eindproducten, maar ook op risico’s in de beschikbaarheid van
grondstoffen en halffabricaten. In dat licht ben ik blij met de recente start van
de productie van meltblown polypropyleen, een belangrijke grondstof voor zowel chirurgische
als FFP2-mondmaskers, in Nederland. Nederland en de Nederlandse markt zijn echter
te klein om zelfvoorzienend te zijn ten aanzien van (alle) beschermingsmiddelen en
grondstoffen. Naast nationale maatregelen als een ijzeren voorraad is daarom ook een
Europese aanpak noodzakelijk. Daarover ben ik voortdurend in gesprek met mijn collega’s
in Brussel.
Vraag
Begin maart 2021 hebben rondetafelgesprekken plaatsgevonden. De leden van de CDA-fractie
vragen of dit de gesprekken zijn geweest die ook over innovatie zouden gaan, waarnaar
de Minister in februari verwees en waar de Kamer nog over geïnformeerd zou worden.
Kan de Minister de Kamer een terugkoppeling geven over deze gesprekken?
Antwoord
Tijdens de rondetafelgesprekken leveringszekerheid die ik begin maart heb georganiseerd
stonden drie hoofdonderwerpen op de agenda namelijk: 1) productie- en toeleveringsketens,
2) inkoop van medische producten en 3) innovatieve, duurzame productie dichtbij huis.
Een terugkoppeling van deze gesprekken heb ik uw Kamer doen toekomen op 7 mei jongsleden.16
Vraag
Tijdens rondetafelgesprekken over leveringszekerheid, waarover de Minister de Kamer
eerder heeft geïnformeerd (Kamerstuk 29 477, nr. 703), is er onder meer gesproken over «een diversificatie van de productie- en toeleveringsketens
en beter supply chain management» om de leveringszekerheid te versterken. De leden
van de CDA-fractie vragen wat de Minister hiervan vindt. Kan de Minister deze oplossingsrichtingen
nader toelichten in voortgangsbrieven over ijzeren voorraden?
Antwoord
De deelnemers aan de rondetafels leveringszekerheid die ik in maart heb georganiseerd
gaven aan dat diversificatie van productie- en toeleveringsketens en beter supply
chain management kansen zijn om de leveringszekerheid te versterken. Ik onderschrijf
dit. Strategische afhankelijkheid van een land of leverancier is niet wenselijk omdat
het de leveringszekerheid in gevaar kan brengen. Leveringszekerheid van medische producten
en het verminderen van de afhankelijkheid van Nederland en Europa van derde landen,
blijft heel belangrijk, ook als de coronacrisis achter ons ligt. Ik wil dat zorgprofessionals
en patiënten kunnen beschikken over voldoende medische producten van goede kwaliteit.
Het borgen van leveringszekerheid kan op verschillende manieren gebeuren en zowel
op nationaal als op Europees niveau. Het meest effectief is om de kwetsbaarheden en
geopolitieke strategische afhankelijkheden niet alleen aan te pakken met nationaal
beleid zoals een ijzeren voorraad, maar daarnaast met name in EU verband. Ik verwacht
uw Kamer in het derde kwartaal mijn beleidsagenda leveringszekerheid te doen toekomen.
Vraag
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister per «dijk» kan aangeven hoeveel
procent opslag er zal zijn van de kostprijs van producten. Deze leden vragen tevens
of de Minister de hoeveelheden kan aangeven per dijk en per product die aangehouden
zullen moeten worden. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister kan onderbouwen
dat met deze aantallen een schok zoals in het voorjaar van 2020, waarbij de wereldwijde
vraag naar persoonlijke beschermingsmiddelen van het een op het andere moment ongeveer
zestig keer hoger kwam te liggen, opgevangen kan worden.
Antwoord
Momenteel werk ik het plan nader uit en ik zal uw Kamer hierover dit jaar nog verder
informeren. Het betreft dan bijvoorbeeld een duiding van de producten die ik wil opnemen
in de ijzeren voorraad, van de stappen die benodigd zijn om tot de ijzeren voorraad
te komen (inclusief tijdpad) en de verwachte kosten van de verschillende dijken. Het
adviesbureau Van Berkel werkt deze kosten momenteel voor mij uit. Het voorstel voor
de ijzeren voorraad PBM en medische hulpmiddelen uit mijn brief van 14 april jl. is
bedoeld om een schok zoals die zich voordeed in het voorjaar van 2020 te voorkomen.
Dat wordt niet alleen bereikt door het aanleggen «vaste» ruimere voorraden (daarvan
is op voorhand niet met zekerheid vast te stellen of de omvang voldoende zal zijn
of niet), maar door een samenhangend systeem van verschillende dijken en een meldpunt
op te zetten waarmee tijd gewonnen kan worden. Deze tijd stelt ons dan in staat om
ons aan te passen aan de situatie, zoals het opschalen van stand-bye productiecapaciteit,
maar ook bijvoorbeeld (Europese of nationale) inkoopsamenwerking te organiseren.
Vraag
De leden van de CDA-fractie vragen op basis van welke eisen de aanbesteding bij dijk
2 en dijk 3 zal gaan gebeuren. Gaat dat alleen op basis van de laagste prijs? Of zal
er aanbesteed worden op basis van de Economisch Meest Voordelige Inschrijving? Zo
ja, welke criteria zullen er worden gehanteerd?
Antwoord
Deze eisen staan nog niet vast. Hoewel de prijs natuurlijk ook wordt meegewogen, zijn
andere eisen belangrijker. Voor «Dijk 2» denk ik bijvoorbeeld aan eisen ten aanzien
van:
• De overname van de noodvoorraad van het LCH;
• Opschalingsmogelijkheden;
• Voorraadbeheer (spiegelen en virtueel);
• Leverbaarheid (direct);
• Productportefeuille (reikwijdte);
• Betrekken productie NL;
• Transport en distributie;
• Bestel portal (generiek);
• Samenwerking (bijv. met GGD GHOR NL);
• Beveiliging (fysiek en cyber);
• Klachtenloket (service niveau);
• Prijs/kwaliteit
Vraag
De leden van de CDA-fractie vragen of er ook gewerkt wordt aan een stand-by productiecapaciteit
met betrekking tot medische apparatuur, of dat dit alleen slaat op persoonlijke beschermingsmiddelen.
Antwoord
Ja, IC-apparatuur valt vooralsnog binnen de reikwijdte van de ijzeren voorraad.
Vraag
Genoemde leden vragen hoe de Minister de komende tijd de reikwijdte bepaalt van een
ijzeren voorraad en de daarbij behorende lijst met producten, rekening houdend met
de zorg «in brede zin». Hoe zorgt de Minister ervoor dat specifieke behoeften inzichtelijk
meegenomen worden? Hoe worden vertegenwoordigers van patiënten, mantelzorgers en zorgaanbieders
bij het traject van ijzeren voorraad betrokken?
Antwoord
Ik acht het van groot belang dat veldpartijen betrokken zijn in de totstandkoming
en samenstelling van een ijzeren voorraad. In mijn brief van 14 april jl. heb ik aangegeven
dat het plan voor een ijzeren voorraad tot stand is gekomen in nauwe afstemming met
betrokken partijen zoals koepelorganisaties uit de zorg, leveranciers en producenten
en overige stakeholders. In dat kader heb ik reeds een structureel overleg georganiseerd
met deze betrokkenen in de zogenoemde Klankbordgroep IJzeren Voorraad. Daarin is ook
de eerste lijn vertegenwoordigd. De invulling van het plan, waaronder de uiteindelijke
reikwijdte en samenstelling van een ijzeren voorraad, werk ik onder andere in dat
overleg nader uit. Daarbij zullen ook vertegenwoordigers van overige stakeholders
en experts (op deelgebieden) worden betrokken. Zo wordt geborgd dat specifieke behoeften
in beeld zijn en in de nadere uitwerking van het plan (voldoende) differentiatie plaatsvindt
om in deze behoeften te (kunnen) voorzien. Tot slot zal ik bij de voorgenomen oprichting
van een Meldpunt Crisistekorten laten evalueren hoe deze differentiatie kan worden
meegenomen in de signalering van (dreigende) tekorten voor verschillende betrokkenen.
Vraag
De leden van de CDA-fractie vragen welke stappen de Minister onderneemt op het gebied
van Europese samenwerking bij medische hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen.
Zijn deze vergelijkbaar met de Europese inzet bij (de voorraadvorming) medicijnen?
Antwoord
Ik heb – naast het Benelux overleg dat regulier plaatsvindt – met nog een aantal andere
Europese lidstaten contact opgenomen om ervaringen uit te wisselen op dit gebied om
te bekijken wat wij van elkaar kunnen leren. Ik ben voornemens om deze contacten te
verdiepen en tevens uit te breiden met enkele andere landen.
Verder heeft Nederland recent ingestemd met Raadsconclusies over duurzame, eerlijke
en universele toegang tot geneesmiddelen en medische hulpmiddelen met als doel een
sterkere en weerbare EU. Nederland heeft zich bij de totstandkoming van deze conclusies
actief ingezet. In deze conclusies wordt de Europese Commissie onder andere gevraagd
om de EU potentie en bestaande productiecapaciteit van kritische geneesmiddelen, medische
hulpmiddelen en andere medische producten zoals persoonlijke beschermingsmiddelen,
volledig in beeld te brengen. Ik zal mij nu samen met de andere EU lidstaten en de
Europese Commissie richten op de verdere uitrol van de acties uit deze conclusies.
Vraag
Zij vragen ten slotte op welke termijn de Kamer nader geïnformeerd zal gaan worden
over de eigen productie van persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen.
Antwoord
Ik verwacht in het derde kwartaal de Kamer mijn beleidsagenda leveringszekerheid te
doen toekomen. Daarin zal ook aandacht zijn voor de productie van PBM en medische
hulpmiddelen in Nederland.
Antwoord op vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
IJzeren voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen bij crises
Vraag
De leden van de SP-fractie lezen dat het onvermijdelijk is dat een deel van de noodvoorraad
van het LCH vernietigd moet worden. Om welk deel gaat dat naar verwachting, in relatieve
en absolute zin? Daarnaast vragen zij waarom ervoor is gekozen om de voorraad medische
beschermingsmiddelen op te bouwen tot een voorraad van tien jaar (Kamerstuk 35 830 XVI, nr. 2). Waarom is er niet voor gekozen om een noodvoorraad op te bouwen voor een periode
van bijvoorbeeld drie jaar?
Antwoord
De Algemene Rekenkamer stelt in het Verantwoordingsonderzoek 2020 dat op basis van
de huidige verbruiksgegevens blijkt dat de huidige voorraad goederen van het LCH voor
de meeste beschermingsmiddelen voldoende is voor ten minste de komende 10 jaar. In
reactie vraag ik ten eerste aandacht voor de woorden «huidige verbruiksgegevens».
Inmiddels kunnen we gelukkig inderdaad vaststellen dat het LCH meer dan voldoende
voorraad heeft. Maar ik wil erop wijzen dat dit tot voor kort nog verre van zeker
was. Ik roep bijvoorbeeld in herinnering dat ik afgelopen januari nog opdracht heb
gegeven tot het bestellen van extra voorraden FFP2 maskers omdat destijds de mogelijkheid
bestond dat nieuwe varianten van het virus tot een aanpassing van gebruiksvoorschriften
zouden leiden en het LCH, in een worst case scenario waarbij er weer problemen zouden ontstaan met de bevoorrading van deze problemen,
dan mogelijk onvoldoende voorraad zou hebben. Ik zag en zie het nog steeds als mijn
opdracht om het maximale te doen om de zorg van voldoende kwalitatief goede beschermingsmiddelen
te voorzien. Uw Kamer heeft daartoe ook opgeroepen, eerst tijdens de eerste golf17, maar ook nog in januari 2021.18
Dat de voorraden nu zo ruim zijn, is dus voor een groot deel terug te voeren op de
grilligheid van de coronapandemie. Maar ook op meevallers. Terugkijkend zie ik bijvoorbeeld
dat voor de meeste producten de internationale markt zich medio 2020 weer begon te
herstellen, waardoor de vraag bij het LCH als noodvoorraad afnam. Daarnaast hebben
bepaalde risico’s, zoals op «logistieke kaperij» en ten aanzien van de kwaliteit zich
minder gemanifesteerd dan waarmee rekening werd gehouden. Met «logistieke kaperij»
wordt bedoeld dat andere landen of bedrijven de goederen die het LCH al had ingekocht
mogelijk alsnog konden wegkapen. Risico’s ten aanzien van de kwaliteit betreft de
vraag of ontvangen goederen al dan niet van voldoende kwaliteit zijn dat zij gebruikt
konden worden in de zorg. Kortom, het is nooit een bewuste strategie geweest om een
voorraad van 10 jaar aan te houden.
Vraag
De leden van de SP-fractie lezen ook dat een deel van de voorraad medische beschermingsmiddelen
wordt «verkocht of weggegeven aan organisaties en landen die ze hard nodig hebben».19 Om welke organisaties en landen gaat dit precies? En wat voor middelen zijn precies
naar organisaties en andere landen gegaan?
Antwoord
PBM zijn in Nederland gedoneerd aan de Voedselbank, Stichting Woudenberg, Stichting
Veteranendag en het Rode Kruis. Buiten Nederland zijn PBM gedoneerd aan Suriname.
Het gaat om verschillende PBM: mondkapjes, schorten, handschoenen, spatschermen en
brillen.
Vragen
De leden van de SP-fractie zijn positief gestemd dat de Minister nu ook erkent dat
Nederland op het gebied van beschermings- en hulpmiddelen te afhankelijk is geworden
van een beperkte hoeveelheid internationale productie- en leveringsketens. Echter
vragen zij zich af of er ook kritisch wordt gekeken naar het voorgaande beleid, waardoor
deze situatie is ontstaan. Is de Minister het ermee eens dat een te eenzijdige focus
op vrijhandel aan deze afhankelijkheid heeft bijgedragen?
Antwoord
Ik heb in mijn brief aangegeven dat ik lessen wil trekken uit de coronacrisis. Zo
heeft de coronacrisis kwetsbaarheden in de leveringszekerheid van persoonlijke beschermingsmiddelen
en medische hulpmiddelen aan het licht gebracht. Ten behoeve van de structurele leveringszekerheid werk ik daarom aan een strategische beleidsagenda rondom leveringszekerheid
van medische producten. Productie dichtbij huis zal daarvan onderdeel uitmaken. Ik
verwacht deze beleidsagenda in het derde kwartaal aan de Kamer aan te kunnen bieden.
Een andere les is dat het vóór de crisis gehanteerde «just in time» principe leidt
tot voorraden die niet zijn toegerust om een plotselinge toename in de vraag op te
kunnen vangen in tijden van crises. Dat is precies de reden dat «Dijk 1» en «Dijk 2» in de kern bestaan uit ruimere
voorraden. Een derde les is dat ik vind dat de overheid aan zet is om kaders stellen
zodat een situatie zoals die van vorig jaar in de toekomst kan worden voorkomen. Tegelijk
heb ik aangegeven dat ik bestaande expertise, structuren en verantwoordelijkheden
wil gebruiken. Ik zie het voorstel van de ijzeren voorraad dan ook als een samenwerking
tussen overheid en de sector.
Vragen
Genoemde leden vragen welke voorwaarden er worden gesteld bij de aanbesteding van
«Dijk 2: voorraden bij leveranciers». Wordt hierbij enkel gekeken naar prijs of worden
hier ook nog andere factoren bij meegenomen?
Antwoord
Deze eisen staan nog niet vast. Hoewel de prijs natuurlijk ook wordt meegewogen, zijn
andere eisen belangrijker. Voor «Dijk 2» denk ik bijvoorbeeld aan eisen ten aanzien
van:
• De overname van de noodvoorraad van het LCH;
• Opschalingsmogelijkheden;
• Voorraadbeheer (spiegelen en virtueel);
• Leverbaarheid (direct);
• Productportefeuille (reikwijdte);
• Betrekken productie NL;
• Transport en distributie;
• Bestel portal (generiek);
• Samenwerking (bijv. met GGD GHOR NL);
• Beveiliging (fysiek en cyber);
• Klachtenloket (service niveau);
• Prijs/kwaliteit
Vraag
De leden van de SP-fractie lezen dat de kosten voor het opslaan, beheer en rapporteren
van de voorraad bij leveranciers worden gedragen door de rijksoverheid. Zij begrijpen
deze keuze, aangezien de voorraden worden aangelegd op verzoek van de staat. Wel vragen
zij welke kosten hier precies vergoed zullen worden. Gaat het hierbij enkel om de
daadwerkelijk gemaakte kosten of kunnen de geselecteerde leveranciers ook hiermee
winst maken? In het tweede geval vragen zij op welke winstmarges er hierbij gerekend
wordt.
Antwoord
Daarover moeten afspraken worden gemaakt. Ik wijs er wel op dat bedrijven alleen interesse
zullen tonen om zich in te schrijven voor een aanbesteding als zij daarop een bepaalde
marge winst kunnen maken. Maar omdat zij zullen moeten concurreren met andere aanbieders
en ik ook de prijs zal meewegen, zal de marge marktconform zijn.
Vraag
De leden van de SP-fractie vragen hoe het momenteel gesteld is met de productie van
persoonlijke beschermingsmiddelen in Nederland. Is deze momenteel groot genoeg om
voldoende op te kunnen schalen als dat nodig is?
Antwoord
Tijdens de coronacrisis is een mooie (door)start gemaakt voor wat betreft de productie
van om persoonlijke beschermingsmiddelen in ons land. Op dit moment worden voldoende
FFP2-maskers en chirurgische mondmaskers in Nederland geproduceerd en ook de grondstof
voor deze maskers, meltblown polypropyleen, wordt sinds kort op Nederlandse bodem
gemaakt. Om meer duurzame productie te stimuleren heb ik, samen met de Staatssecretaris
van EZK, twee innovatiecompetities (SBIRs) opgezet, één voor duurzame mondmaskers
en één voor duurzame isolatiejassen. Deze zijn nu in het stadium van haalbaarheidsstudie,
in de volgende fase gaan de deelnemende ondernemers proto-types ontwikkelen. Ik hoop
dat deze innovatiecompetities ook tot productie in Nederland zullen leiden. Ook ben
ik in gesprek met enkele partijen in Nederland, en met mijn collega’s binnen Europa,
over het mogelijk opzetten van productie van medische handschoenen dichtbij huis.
Dit is echter vele malen ingewikkelder dan het produceren van mondmasker en het zal
zeker twee jaar duren voordat er een goede en gecertificeerde medische handschoen
van de band rolt. Producenten in (of nabij) Nederland kunnen daarnaast een prominente
rol spelen binnen de dijken van de toekomstige ijzeren voorraad in geval van crises.
Vraag
De leden van de SP-fractie vragen hoe de opbouw van een ijzeren voorraad van persoonlijke
beschermingsmiddelen in Nederland zich verhoudt tot Europese initiatieven op dit gebied,
zoals «RescEU Stockpile».
Antwoord
De opbouw van de ijzeren voorraad van persoonlijke beschermingsmiddelen in Nederland
heeft als doel om nieuwe acute problemen met de bevoorrading in Nederland te voorkomen. De persoonlijke beschermingsmiddelen en de medische hulpmiddelen uit
de RescEU medical stockpiles – verdeeld over verschillende lidstaten – zijn bestemd
voor alle Europese lidstaten plus een aantal andere participerende landen (IJsland,
Noorwegen, Servië, Noord-Macedonië, Montenegro en Turkije). De in Nederland gevestigde
RescEU medical stockpile is dus nadrukkelijk niet (alleen) voor Nederland bedoeld.
De RescEU medical stockpile op Nederlands grondgebied bevat daarnaast geen persoonlijke
beschermingsmiddelen, maar bestaat uit patiëntbewakingsapparatuur, centrale overzichtsstations,
zuurstof concentratoren, echografieapparaten en de benodigde accessoires en wordt
betaald door de Europese Commissie. Ik vind het van belang om mijn nationale acties
te versterken en aan te vullen met acties op EU niveau, want dan zijn we het meest
effectief.
Vraag
De leden van de SP-fractie vragen de Minister naar meer informatie over de stand van
zaken van de opbouw van de ijzeren voorraad geneesmiddelen. Hoe groot is inmiddels
de ijzeren voorraad? En wanneer zal deze een zodanige grootte bereiken dat tijdelijke
leveringsproblemen niet meer voor problemen zullen zorgen voor patiënten?
Antwoord
Ik heb uw Kamer recent een voortgangsbrief over de ijzeren voorraad gestuurd, waarin
ik u heb toegelicht dat ik mede naar aanleiding van de motie van de leden van Veldman,
Van den Berg, Raemakers en Dik-Faber een Europese inventarisatie ben gestart en dat
partijen een pilot voorraadopbouw zijn gestart (Kamerstuk 29 477, nr. 675). De volgende voortgangsbrief ontvangt u in oktober. Ik sta dan ook stil bij de uitkomsten
van de Europese inventarisatie, de resultaten van de Europese studie naar de grondoorzaken
van tekorten en de inzichten die ik tot dan heb opgedaan uit de pilot.
Het is belangrijk om te benadrukken dat zelfs als er een ijzeren voorraad is niet
alle tijdelijke tekorten overbrugd kunnen worden. Ook zal er in sommige gevallen sprake
blijven van blijvende tekorten, waarbij een geneesmiddel dus niet terugkeert op de
Nederlandse markt. Gelukkig wordt op dit moment bij 99% van de leveringsproblemen
een passende oplossing gevonden voor de patiënt. We moeten de complexe grondoorzaken
van tekorten ook op Europees niveau aanpakken en in Nederland de gevolgen van beschikbaarheidsproblemen
waar mogelijk nog beter ondervangen. De ijzeren voorraad is hierin een van de actielijnen,
aan het begin van het jaar heb ik u uitgebreider geïnformeerd over de andere actielijnen.20
Antwoord op vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
IJzeren voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen bij crises
Vraag
De leden van de PvdA-fractie zien dat een parallel wordt getrokken tussen de ijzeren
voorraad hulpmiddelen en de ijzeren voorraad geneesmiddelen. Echter voor geneesmiddelen
geldt nu al dat leveranciers wettelijk verplicht zijn een (ijzeren) voorraad aan te
houden. Het bevreemdt deze leden dat dat voor geneesmiddelen nog steeds niet geregeld
is en dat de wet niet gehandhaafd wordt. Te meer daar de Minister zelf aangeeft dat
de gevolgen van onvoldoende voorraad voor patiënten groot kunnen zijn. Hoe zal zo
snel mogelijk gezorgd worden voor handhaving van de Geneesmiddelenwet en hoe snel
zal een wettelijk verplichte voorraad hulpmiddelen bij leveranciers en met name persoonlijke
beschermingsmiddelen voor zorgmedewerkers, gerealiseerd kunnen worden?
Antwoord
De huidige verplichtingen van de geneesmiddelenwet worden al gehandhaafd door de Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd. De uitwerking van de ijzeren voorraad geneesmiddelen biedt
een nadere concretisering van de verplichtingen. Zoals aangegeven in mijn brief van
14 april jl., ga ik ervan uit dat de ijzeren voorraad medio 2022 te realiseren valt.
Tevens heb ik aangegeven dat ik de noodzaak onderzoek om voor het aanhouden van deze
voorraden een wettelijke verplichting in te voeren met een nader te bepalen rol voor
de toezichthouders IGJ, Inspectie SZW en ILenT.
Vraag
Waar aangegeven wordt dat de lessen die zijn geleerd uit het LCH benut moeten worden,
vragen de leden van de PvdA-fractie om een uitgebreid overzicht van deze lessen. Wat
ging er fout, wat kan in de toekomst beter en welke stappen zijn daartoe genomen?
Antwoord
Voor een uitgebreid overzicht wil ik graag het onderzoek afwachten dat de Onderzoeksraad
voor Veiligheid op verzoek van het Kabinet uitvoert naar de Nederlandse aanpak van
de coronacrisis. Daarnaast heb ik u bij brief van 18 juni jl. bericht over het onderzoek
van Deloitte naar de inkoop door het LCH.21 Als deze onderzoeken gereed zijn, ga ik graag met u in gesprek over de lessen die
daaruit te trekken zijn.
Vraag
Op welke manier worden patiëntvertegenwoordigers, zorgaanbieders en mantelzorgers
betrokken bij het proces om te komen tot een ijzeren voorraad?
Antwoord
Ik acht het van groot belang dat veldpartijen betrokken zijn in de totstandkoming
en samenstelling van een ijzeren voorraad. In mijn brief van 14 april jl. heb ik aangegeven
dat het plan voor een ijzeren voorraad tot stand is gekomen in nauwe afstemming met
betrokken partijen zoals koepelorganisaties uit de zorg, leveranciers en producenten
en overige stakeholders. In dat kader heb ik reeds een structureel overleg georganiseerd
met deze betrokkenen in de zogenoemde Klankbordgroep IJzeren Voorraad. Daarin is ook
de eerste lijn vertegenwoordigd. De invulling van het plan, waaronder de uiteindelijke
reikwijdte en samenstelling van een ijzeren voorraad, werk ik onder andere in dat
overleg nader uit. Daarbij zullen ook vertegenwoordigers van overige stakeholders
en experts (op deelgebieden) worden betrokken. Zo wordt geborgd dat specifieke behoeften
in beeld zijn en in de nadere uitwerking van het plan (voldoende) differentiatie plaatsvindt
om in deze behoeften te (kunnen) voorzien. Tot slot zal ik bij de voorgenomen oprichting
van een Meldpunt Crisistekorten laten evalueren hoe deze differentiatie kan worden
meegenomen in de signalering van (dreigende) tekorten voor verschillende betrokkenen.
Vraag
De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre het in de afgelopen tijd mogelijk
is geweest dat hulpmiddelen die niet voldeden aan de eisen van het RIVM, maar wel
waren goedgekeurd door notified bodies en het CE-keurmerk hadden, toch zijn toegevoegd
aan de voorraad van het LCH.
Antwoord
Producten met een geldig CE-certificaat hoefden niet door het RIVM te worden getest,
tenzij het LCH twijfels had over de kwaliteit. En dat had het LCH bij een aantal leveringen,
zeker in het begin. Er zijn dus door het RIVM producten getest ondanks dat deze een
geldige CE-markering hadden. Overigens was deze test beperkt tot de fit en filter
van mondneusmaskers. Omdat het RIVM echter geen formele status heeft in het markttoelatingsproces,
volgde bij een negatieve beoordeling een herbeoordeling door een aangewezen instantie
(notified body). Als deze het oordeel van het RIVM bevestigde, werd de fabrikant verzocht
een nieuwe model aan te leveren. In hoeverre dat heeft plaatsgevonden en hoe toen
gehandeld is, zal onderdeel zijn van het onderzoek van Deloitte waarover ik in mijn
brief van 18 juni jl. heb bericht.22
Halfjaarlijks voortgang ijzeren voorraad geneesmiddelen
Vraag
Genoemde leden vragen wat concreet de inzet en inbreng zijn van Nederland ten aanzien
van de herziening van de geneesmiddelen richtlijn (2001/83) en verordening (726/2004)
(basic pharmaceutical acts). Welke wetgevende veranderingen kunnen bijdragen aan het
verminderen van geneesmiddelentekorten, en welke inzet heeft Nederland?
Antwoord
Ik heb uw kamer recent geïnformeerd over de herziening van de geneesmiddelen richtlijn
en verordening en de Nederlandse reactie op de publieke consultatie.23 Geneesmiddelentekorten zijn een wereldwijd probleem, en de gevolgen zijn voelbaar
in vele Europese landen. De Europese Commissie doet op dit moment uitgebreid onderzoek
naar de grondoorzaken van geneesmiddelentekorten en mogelijke kansrijke oplossingsrichtingen.
Ik vind het belangrijk dat de maatregelen die we nemen zoveel als mogelijk data gedreven
zijn en helpen bij de aanpak van de complexe internationale oorzaken van geneesmiddelentekorten.
Het huidige (Europese) wettelijk kader is met name gericht op het melden van tekorten
en het aanhouden van voorraad, waarmee de grondoorzaken niet worden aangepakt.
Ik heb begrepen dat er gekeken wordt naar een breed scala van mogelijke wetgevende
en niet-wetgevende oplossingsrichtingen, waaronder Europese voorraad- en leveringsverplichtingen,
grotere transparantie van voorraden, risicomanagement plannen, stimulering van diversificatie
van de leveringsketen en meer Europese samenwerking in het adresseren van tekorten.
Ik sluit op dit moment geen maatregelen uit en zal alle opties die worden voorgesteld
op hun merites beoordelen.
Vraag
De leden van de PvdA-fractie hebben er meerdere malen op gewezen dat in de huidige
regelgeving al geldt dat er een verplichting is voor vergunninghouders om een voldoende
voorraad van geneesmiddelen aan te houden en er een meldplicht is om verwachte tekorten
tijdig te melden. Zij hebben telkens gevraagd waarom de wet niet wordt gehandhaafd
en er in plaats daarvan al zo lange tijd wordt overlegd.
Antwoord
De huidige verplichtingen worden al gehandhaafd door de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd; dit staat los van de huidige overlegstructuren. De uitwerking van de ijzeren
voorraad biedt een nadere concretisering van de verplichtingen. Er zijn wel uitdagingen
rondom het toezicht. Zo zijn er (nog) geen geharmoniseerde uitsluitingsgronden, waardoor
er per geval discussie kan ontstaan over verwijtbaarheid. Mede hierdoor kost toezicht
veel tijd en capaciteit. Dit heb ik ook van andere landen gehoord tijdens de gesprekken
in het kader van de Europese inventarisatie.
Vraag
Zij vragen of er voldoende intrinsieke motivatie bij partijen bestaat om de voorraad
op te bouwen, immers het kost hen geld en de mogelijkheid om, zoals eerder gebeurde,
te dreigen met geneesmiddelentekorten om prijsverlaging via aanscherping van de Wet
geneesmiddelenprijzen te voorkomen vervalt bij het bestaan van een wettelijke voldoende
ijzeren voorraad. De leden van de PvdA-fractie vragen dus zo snel mogelijk een verplicht
aantal maanden voorraad vast te leggen in de wet, zodat de Inspectie meer slagkracht
kan krijgen en er minder ontsnappingsmogelijkheden zijn voor leveranciers. Zij zien
geen reden hier mee te wachten en vragen hoe snel dit nu definitief gerealiseerd kan
zijn.
Antwoord
Ik zoek een balans tussen een snelle implementatie, het aansluiten bij de laatste
ontwikkelingen in Europa en het voorkomen van negatieve neveneffecten. Meerdere partijen
hebben zorgen geuit over mogelijke negatieve neveneffecten van een ijzeren voorraad
in de voorgenomen vorm (5 maanden voor alle geneesmiddelen en voor alle leveranciers),
vooral indien deze verplichting afwijkt van de aanpak in de EU. De voorraadverplichting
wordt beschouwd als een aanvullende last en bedrijfsrisico, vooral als dit ook gepaard
gaat met strenge handhaving en hoge boetes. Dit kan bijdragen aan terugtrekkingen
van producten van de Nederlandse markt en verschraling van aanbod. Ik neem deze zorgen
van veldpartijen serieus, ik merk daarbij op dat zorgen rondom verschraling van aanbod
niet alleen vanuit de industrie komen. Ook in het jaarverslag van CBG zie ik dat het
aantal ingetrokken handelsvergunningen in 2020 is gestegen ten opzichte van voorgaande
jaren.24 Ook als er een gekwantificeerd voorraadbeleid is, zullen er vraagstukken zijn rondom
monitoring en handhaving. Hiervoor verwijs ik u naar mijn antwoorden op de vorige
en volgende vraag.
Vraag
De leden van de PvdA-fractie vragen of en hoe de landen die een gekwantificeerde voorraadverplichting
hebben deze handhaven. Om welke landen gaat het? Welke landen hebben momenteel geen
gekwantificeerde voorraadverplichting, maar verkennen de mogelijkheid hiervan? Welke
landen hebben net als Nederland wel een verplichting om voldoende voorraad aan te
houden? Wordt deze verplichting in die landen wel gehandhaafd?
Antwoord
In het kader van de Europese inventarisatie is met verschillende landen ervaring uitgewisseld.
Hieruit haal ik dat ook andere landen uitdagingen ervaringen bij handhaving, zelfs
de landen die wel al gekwantificeerd voorraadbeleid hebben ingevoerd. Het toezicht
kost veel tijd en capaciteit, mede omdat er in de meeste landen (net als in Nederland)
geen actueel, centraal zicht is op de voorraden. Ook zijn er in sommige andere landen
discussies rondom welke uitsluitingsgronden wel en niet legitiem zijn. Ten slotte
merk ik dat ook in andere landen aandacht is voor de neveneffecten van strenge handhaving
in de vorm van verschraling van het aanbod.
Landen die gekwantificeerd voorraadbeleid wettelijk hebben vastgelegd zijn Duitsland,
Frankrijk, België, Finland, Noorwegen, Griekenland, Slowakije en Portugal. Hierbij
merk ik wel op dat de wijze waarop de gekwantificeerde voorraadverplichting is vormgegeven
sterk verschilt. Landen waar dit onderwerp op dit moment ter discussie staat zijn
Zweden, Cyprus en Estland. Ik informeer u in de volgende voortgangsbrief over de definitieve
eindresultaten van de Europese inventarisatie.
Vraag
Welke Europese landen hebben een ijzeren voorraad goed geregeld en kunnen als voorbeeld
dienen voor Nederland?
Antwoord
Ieder land heeft eigen kenmerken, bijvoorbeeld ten aanzien van hoe de zorg is ingericht.
Het is daarom niet mogelijk landen één-op-één te vergelijken. In de volgende voortgangsbrief
informeer ik u over de eindresultaten en de conclusies die ik daaraan verbind.
Antwoord op vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Halfjaarlijks voortgang ijzeren voorraad geneesmiddelen
Vraag
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief
van de Minister inzake de voortgang van de ijzeren voorraad voor geneesmiddelen. De
brief riep bij de voorgenoemde leden echter nog wel een aantal vragen op. Zo beschrijft
de Minister dat de Europese Commissie kritisch kijkt naar de voorraadopbouw in de
verschillende Europese lidstaten. De voorgenoemde leden vragen of de Minister verder
kan specificeren hoe het plan van de Europese Commissie om op Europese schaal crisisvoorraden
aan te leggen precies wordt vormgegeven. Wat zijn, wat de Minister betreft, de voor-
en nadelen van deze Europese aanpak hiervan?
Antwoord
Ik zie twee mogelijke stromingen ten aanzien van voorraden op Europees niveau, te
weten het verscherpen van de voorraadverplichting voor de partijen in de keten zelf
of het centraal aanhouden van voorraden door een publieke instantie (zoals bijvoorbeeld
RescEU). Het kan daarbij gaan om een generieke aanpak (alle geneesmiddelen) of alleen
om specifieke geneesmiddelen. De definitieve aanpak in Europa rondom geneesmiddelen
is nog niet uitgekristalliseerd.
Mijn voorkeur gaat op dit moment uit naar concretisering van de voorraden voor partijen
in de keten zelf, omdat hiermee zoveel mogelijk aansluiting gevonden wordt bij de
huidige werkwijze en verdeling van verantwoordelijkheden. Het voordeel van een Europese
aanpak is onderlinge solidariteit. Ook verkleinen we met een Europese verplichting
die voor alle landen geldt het risico op verschraling van het aanbod in Nederland,
al blijft verschraling op Europees niveau dan wel een belangrijk aandachtspunt. Het
nadeel is dat het uitkristalliseren van de Europese aanpak inclusief de uiteindelijke
inwerkingtreding nog enkele jaren kan duren.
Vraag
Voorziet de Minister potentiele negatieve repercussies voor het op nationale schaal
aanleggen van geneesmiddelen voorraden?
Antwoord
Voor zover u bedoelt negatieve repercussies vanuit de EU merk ik op dat de Europese
Commissie zich negatief heeft uitgesproken over het geplande Franse voorraadbeleid.
Frankrijk heeft daarop besloten om hun nationale voorraadbeleid aan te passen zodat
dit meer in lijn was met de beoordeling van de Europese Commissie. Hierbij merk ik
wel op dat de Europese Commissie ook kijkt naar de kenmerken van het land dat maatregelen
treft omdat dit ook bepaalt wat de impact is op de beschikbaarheid in andere landen.
Frankrijk heeft een grote afzetmarkt, waardoor het aanleggen van grotere voorraden
meer impact heeft dan een maatregel van een land met een kleinere afzetmarkt.
Vraag
Ook vragen de leden van de GroenLinks-fractie of de Minister kan toelichten wat er
is geleerd van het monitoren van de voorraden door middel van het Landelijk Coördinatiecentrum
Geneesmiddelen ten tijde van de coronacrisis. Waar liggen de zwaktes binnen de nationale
voorraden keten?
Antwoord
Ik ben voorzichtig met het trekken van generieke conclusies over de keten op basis
van de monitor van het Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen, omdat er gemonitord
werd gedurende een crisissituatie waarin de vraag naar de gemonitorde (IC-)geneesmiddelen
wereldwijd zeer sterk was toegenomen. Op dit worden de activiteiten van het Landelijk
Coördinatiecentrum Geneesmiddelen in 2020 geëvalueerd. Ik informeer uw Kamer later
dit jaar over het verloop van deze evaluatie.
Vraag
Ook merken deze leden op dat ongeveer de helft van de Europese lidstaten een gekwantificeerd
voorraadbeleid heeft of overweegt en dat ongeveer de helft van de Europese lidstaten
dit niet heeft of overweegt. Genoemde leden vragen of de Minister kan toelichten hoe
die splitsing vorm is gegeven. Zijn er bijvoorbeeld bruto nationaal product (bnp)-indicatoren,
locatie-indicatoren, of ander kenmerken die landen groeperen aan een bepaalde kant
van dit spectrum?
Antwoord
Ik kan hier op dit moment geen harde conclusies aan verbinden. Landen die gekwantificeerd
voorraadbeleid wettelijk hebben vastgelegd zijn Duitsland, Frankrijk, België, Finland,
Noorwegen, Griekenland, Slowakije en Portugal. De wijze waarop het gekwantificeerd
voorraadbeleid is ingericht verschilt echter zeer sterk tussen deze landen. Over de
definitieve resultaten en de conclusies die ik daarin verbind informeer ik u in de
volgende voortgangsbrief.
Vraag
Daarnaast hebben genoemde leden met interesse kennisgenomen van de constatering van
de Minister dat het opbouwen van een voorraad langer dan twee maanden te veel uitdagingen
kent. De Minister specificeert hierbij dat dit mede aan de looptijd van de pilot te
wijten valt. Deze leden vragen wat de andere redenen waren.
Antwoord
De looptijd van de pilot is de belangrijkste reden. De pilot is bedoeld om te leren
over implementatievraagstukken die gepaard gaan met het aanhouden van meer voorraad,
hiervoor is het exact aantal maanden dat opgebouwd wordt minder van belang.
Vraag
Ook geeft de Minister aan dat de pilot inzicht zal verschaffen in de werkelijke kosten
van aanvullend voorraadbeheer. De voorgenoemde leden vragen of en zo ja wanneer de
informatie inzake de kosten met de Kamer gedeeld zal worden.
Antwoord
Ja, deze resultaten zal ik ook met uw Kamer delen. Eerste resultaten van de pilot
zal ik mee nemen in de volgende voortgangsbrief.
IJzeren voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen bij crises
Vraag
Ook hebben de leden van de GroenLinks-fractie met interesse kennisgenomen van de brief
van de Minister inzake het opbouwen van een nood- en ijzervoorraad van medische hulpmiddelen.
Zij merken op dat de Minister een periode van een halfjaar persoonlijke beschermingsmiddelen
aanhoudt omdat deze periode genoeg ruimte biedt om de productie van persoonlijke beschermingsmiddelen
op te schalen in Nederland en internationaal. Wat zijn de huidige plannen van de Minister
om de productie van persoonlijke beschermingsmiddelen op te schalen in Nederland?
Zijn er op Europees niveau plannen om deze productie op te schalen? Zo ja, hoe is
de Minister voornemens deze plannen te ondersteunen? De Minister geeft aan voornemens
te zijn een groot deel van de huidige voorraad te verkopen. Is het al duidelijk wie
daar de afnemers van zullen zijn? Ziet de Minister de mogelijkheid hierbij ontwikkelingslanden
te prioriteren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Tijdens de coronacrisis is een mooie (door)start gemaakt voor wat betreft de productie
van om persoonlijke beschermingsmiddelen in ons land. Op dit moment worden voldoende
FFP2-maskers en chirurgische mondmaskers in Nederland geproduceerd en ook de grondstof
voor deze maskers, meltblown polypropyleen, wordt sinds kort op Nederlandse bodem
gemaakt. Op dit moment ben ik bezig met het opstellen van een strategische beleidsagenda
ten aanzien van leveringszekerheid van medische producten. Productie dichtbij huis
kan daar een belangrijke bijdrage aan leveren. Het behoud van productiecapaciteit
in Nederland die eventueel opschaalbaar is in tijden van crisis heeft als voordeel
dat kennis en kunde behouden blijft, machines up-to-date blijven en biedt tevens ruimte
voor voortdurende innovatie. Dit heeft mijn voorkeur boven het weer «koud» opstarten
van productie bij een volgende crisis en is van belang in het licht van het versterken
van leveringszekerheid. Wel zal kritisch gekeken moeten worden hoe dit mogelijk kan
worden gemaakt, welke meerkosten dit met zich meebrengt en wie deze gaat dragen.
Voor het doelmatig afbouwen van de noodvoorraad tot een omvang die minimaal nodig
is om de functie van noodvoorraad te behouden (zie mijn brief van april 2014), werk
ik momenteel een plan uit: een goederen exit-strategie. Ik stem daarbij af met het
Ministerie van Financiën, waaronder met Domeinen Roerende Zaken (wettelijk aangewezen
om overtollige goederen van de rijksoverheid te verwerken). Voorbeelden van overwegingen
die in de goederen exit-strategie een plaats moeten krijgen:
• Prijsbeleid, inc. douanebepalingen (in relatie tot marktverstoring);
• Beleid tav landen/bestemmingen (in afstemming met Buitenlandse Zaken);
• Prioritering producten (houdbaarheid en kwaliteit);
• Voorwaarden volgend uit wet- en regelgeving (zoals de Wet markt en overheid)
• Duurzaamheid (mogelijkheden tot recyclen van materiaal)
Daarnaast heb ik opdracht gegeven om, waar mogelijk en zinvol, mee te werken aan aanvragen
tot donaties. Ook hierbij stem ik af met Financiën en, indien het een donatie aan
het buitenland betreft, Buitenlandse Zaken. Recente voorbeelden zijn bijvoorbeeld
donaties aan Suriname en Indië.
Vraag
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd te lezen dat de Minister anticipeert
op toekomstige crises en zich laat informeren over crises ten gevolge van klimaatverandering.
De voorgenoemde leden vragen of de Minister een overzicht van de verschillende virussen
die mogelijk kunnen leiden tot een nieuwe pandemie naar de Kamer kan sturen. Ziet
de Minister de mogelijkheid om ook verdere zorgcrisis risico’s in kaart te brengen
en de Kamer van een plan van aanpak voor deze scenario’s te sturen?
Antwoord
Bij het RIVM is het onderdeel LCI (landelijke coördinatie infectieziektebestrijding)
verantwoordelijk voor de voorbereiding op de bestrijding van infectieziekten. Zij
stellen daartoe richtlijnen op per infectieziekte, waaronder virussen, waaronder de
virussen met pandemisch potentieel. Op de website staan ongeveer 100 richtlijnen,
50 draaiboeken en andere producten zoals factsheets en handleidingen. Deze richtlijnen
geven per infectieziekte een schematisch overzicht van de meest recente kennis over
relevante aspecten, landelijke afspraken over de aanpak van de bestrijding en de rol
van de GGD en andere professionals betrokken bij de bestrijding. In een richtlijn
staan alle aspecten die relevant zijn voor betrokken van een infectieziekte beschreven,
zoals epidemiologie, onderzoek, preventie en bestrijding. De richtlijnen worden aangepast
als de actualiteit hier aanleiding toe geeft.
Wereldwijd is het aantal potentiële ziekteverwekkers zeer groot, de WHO heeft daarom
een tool ontwikkeld om te bekijken welke ziekten vanwege hun pandemisch potentieel
het grootste risico voor de volksgezondheid vormen. Op dit moment zijn de prioritaire
ziekten van de WHO, naast COVID-19:
• Krim-Congo hemorragische koorts
• Ebola-virusziekte en Marburg-virusziekte
• Lassakoorts
• Middle East Respiratory Syndrome coronavirus (MERS-CoV) en Severe Acute Respiratory
Syndrome (SARS)
• Nipah en henipavirale ziekten
• Rift Valley-koorts
• Zika
• «Ziekte X», een pandemie kan immers worden veroorzaakt door een pathogeen waarvan
momenteel niet bekend is dat het ziekten bij de mens veroorzaakt.
Dit is geen uitputtende lijst en geeft evenmin de meest waarschijnlijke oorzaken van
de volgende epidemie aan. De WHO herziet en actualiseert deze lijst wanneer de behoeften
zich voordoen en de methodologieën veranderen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier