Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Omtzigt, Peters, Lodders, Edgar Mulder, Van Weyenberg, Snels, Nijboer, Bruins, Van Raan, Azarkan, Van Haga, Van Otterloo, Leijten, Stoffer en Van Kooten-Arissen over het bericht dat de Belastingdienst de beslagvrije voet niet hanteert bij de verrekening van toeslagen
Vragen van de leden Omtzigt, Peters (beiden CDA), Lodders (VVD), Edgar Mulder (PVV), Van Weyenberg (D66), Snels (GroenLinks), Nijboer (PvdA), Bruins (ChristenUnie), Van Raan (PvdD), Azarkan (Denk), Van Haga (FvD), Van Otterloo (50PLUS), Leijten (SP), Stoffer (SGP) en Van Kooten-Arissen (Van Kooten-Arissen) aan de Staatssecretarissen van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat de Belastingdienst de beslagvrije voet niet hanteert bij de verrekening van toeslagen (ingezonden 10 maart 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Van Huffelen (Financiën – Toeslagen en Douane) (ontvangen
9 juli 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2446.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de brief van de Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden
(LOSR) van 9 maart 2021 aan de Staatssecretaris van Financiën, belast met Toeslagen
en Douane, over het niet toepassen van de beslagvrije voet bij de verrekening van
toeslagen?1
Antwoord 1
Ja, hiervan heb ik kennisgenomen.
Vraag 2
Klopt het dat wanneer een terugvordering van de huurtoeslag verrekend wordt met de
huurtoeslag, de Belastingdienst de beslagvrije voet niet toepast op dit moment?
Antwoord 2
Dit gebeurt inderdaad bij verrekeningen in het kader van een standaard betalingsregeling.
In een dergelijke situatie wordt een terugvordering verrekend met lopende voorschotten
van dezelfde toeslagsoort. Vanaf 18 december 2020 worden er geen nieuwe verrekeningen
meer opgestart. In de meegezonden brief is dit nader toegelicht.
Vraag 3
Klopt het dat iemand die een inkomen heeft van 1.300 euro (inclusief toeslagen, zoals
de huurtoeslag en de zorgtoeslag), een beslagvrije voet van 1.200 euro en bij wie
maandelijks 200 euro huurtoeslag wordt teruggevorderd via verrekening, dus effectief
1.100 euro inkomen op zijn of haar bankrekening krijgt en dat de Belastingdienst bij
deze verrekening de beslagvrije voet niet toepast?
Antwoord 3
De omschreven situatie kan zich inderdaad voordoen als op grond van een standaard
betalingsregeling de verrekening vóór 18 december 2020 heeft plaatsgevonden. Dus in
de geschetste situatie is de teruggevorderde huurtoeslag vóór 18 december 2020 verrekend
met het voorschot van de huurtoeslag over 2021 en is daardoor het maandelijkse voorschot
van de huurtoeslag in 2021 met € 200 verlaagd.
Vraag 4
Klopt het dat op dit moment de Belastingdienst bij toeslagen wel de automatische verrekening
in 24 maanden toepast, maar geen dwangverrekening? Ofwel dat bij toeslagen en verrekening
de beslagvrije voet effectief een wassen neus is?
Antwoord 4
Toeslagen kent zowel de dwangverrekening als de verrekening in het kader van de standaard
betalingsregeling. Op dit moment vinden er in verband met de uitvoering van de motie
Azarkan sinds 18 december geen dwangverrekeningen op toeslagen plaats. Als de invordering
weer opstart, zullen de Belastingdienst en Toeslagen conform de wet bij alle dwangverrekeningen
vóóraf de beslagvrije voet toepassen.2
Ook nieuwe verrekeningen in het kader van een standaard betalingsregeling worden sinds
18 december 2020 niet meer opgestart in het kader van de motie Azarkan. Er zijn wel
verrekeningen in het kader van de standaard betalingsregeling uitgevoerd in november
2020, waardoor de maandelijkse voorschotten in 2021 zijn verlaagd. Bij deze verrekeningen
is de beslagvrije voet ten onrechte niet toegepast. Voor een nadere toelichting hierop
verwijs ik u naar de meegezonden brief.
Vraag 5, 6
Herinnert u zich dat in de memorie van toelichting van het wetsvoorstel vereenvoudiging
beslagvrije voet het volgende stond: «Voorts wordt aan de limitatieve opsomming een
vordering tot periodieke betaling toegevoegd: een tegemoetkoming als bedoeld in artikel
2, eerste lid, onderdeel h, Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) (onderdeel
j), uitgezonderd de Kinderopvangtoeslag. Bij de bedoelde tegemoetkomingen gaat het
om de huurtoeslag, de zorgtoeslag en het kindgebonden budget. Ook bij beslag dan wel
verrekening met betrekking tot deze toeslagen dient de beslagvrije voet in acht te
worden genomen»?3
Heeft u er kennis van genomen dat in de geciteerde passage het woord verrekening staat
en dat daaronder toch echt verstaan moet worden verrekening van een te hoog voorschot
in de huurtoeslag met de lopende huurtoeslag (en zorgtoeslag met de huidige zorgtoeslag
en kindgebonden budget met het huidige kindgebonden budget)?
Antwoord 5, 6
Met deze toelichting ben ik bekend. Toeslagen maakt onderscheid tussen de verrekening
in het kader van de standaard betalingsregeling en de «dwangverrekening». Bij de standaard
betalingsregeling wordt de terugvordering van een bepaalde toeslagsoort uitsluitend
verrekend met het voorschot van diezelfde toeslagsoort.4 Bij de «dwangverrekening» wordt de terugvordering van een bepaalde toeslagsoort verrekend
met de lopende voorschotten van alle toeslagsoorten.5
Als de Belastingdienst gebruik maakt van zijn verrekeningsbevoegdheid, ongeacht of
dit gebeurt om de terugvordering te verrekenen met een voorschot huurtoeslag, zorgtoeslag
of kindgebonden budget, dient hij op grond van de Wet vBVV de beslagvrije voet in
acht te nemen.
Vraag 7
Herinnert u zich dat het hele traject van de vereenvoudiging van de beslagvrije voet
juist begonnen is met de rapporten van de Nationale ombudsman sinds 2012 over mensen
die bij verrekeningen van toeslagen in de problemen kwamen (zie het rapport van de
Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties)?6
Antwoord 7
Ja, dat herinner ik mij. In het verleden hebben (maatschappelijke) organisaties, zoals
de Landelijke Cliëntenraad, de LOSR, de No, de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet
en de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders met regelmaat aandacht
gevraagd voor problemen rond de beslagvrije voet. Er zijn verschillende onderzoeken
gedaan naar de praktijk van de beslagvrije voet.7
Vraag 8
Wat vindt u van het feit dat we na acht jaar Kamervragen, wetsvoorstellen en verhalen
van mensen die in diepe ellende gestort zijn door terugvorderingen – denk aan het
kinderopvangtoeslagschandaal – nu moeten constateren dat de beslagvrije voet nog altijd
niet toegepast wordt bij verrekening?
Antwoord 8
Toeslagen en de Belastingdienst zijn zich ervan bewust dat verrekeningen zonder toepassing
van de beslagvrije voet kunnen leiden tot onwenselijke en schrijnende situaties. Voor
de dwangverrekening is de beslagvrije voet conform de wet geïmplementeerd.
Ik vind het enorm vervelend en onwenselijk dat mensen onder het bestaansminimum kunnen
komen doordat in het kader van de standaard betalingsregeling door middel van verrekening
een te hoog aflossingsbedrag wordt betaald en de beslagvrije voet wordt overschreden.
Toeslagen en de Belastingdienst concluderen nu dat het een verkeerde veronderstelling
is geweest dat mensen altijd stilzwijgend instemmen met de standaard betalingsregeling.
Naast de veronderstelde instemming bij verrekeningen in het kader van de standaard
betalingsregeling is meegewogen dat, als de hoogte van het aflossingsbedrag tot problemen
zou leiden bij mensen, zij de verrekening daarvan kunnen stoppen door een persoonlijke
betalingsregeling aan te gaan. Ik concludeer dat deze werkwijze, gezien het doel en
de strekking van de Wet vBVV, onvoldoende bescherming aan burgers biedt. Ik waardeer
het zeer dat de LOSR dit signaal kenbaar heeft gemaakt en dat Toeslagen en de Belastingdienst
nu werken aan een oplossing.
Vraag 9
Op welk moment heeft de regering bepaald dat verrekening met een lopende toeslag –
dat toch echt de overgrote meerderheid van de gevallen betreft – niet onder deze wet
zou vallen en hoe heeft de regering dat aan de Kamer meegedeeld?
Antwoord 9
Toeslagen en de Belastingdienst zijn zich er altijd van bewust geweest dat dwangverrekening
met een lopende toeslag onder de Wet vBVV valt. Ik wijs daarbij op artikel 79.5a van
de Leidraad Invordering 2008. Bij de verrekening in het kader van de vigerende standaard
betalingsregeling zijn Toeslagen en de Belastingdienst er ten onrechte van uitgegaan
dat de beslagvrije voet niet van toepassing is. Het is niet precies terug te halen
op welk moment die veronderstelling is ontstaan.
Bij het opstellen van de herijking van de uitvoeringstoetsen op de Wet vBVV in 2019
hebben Toeslagen en de Belastingdienst daarom de beslagvrije voet niet meegenomen
in het proces van de verrekening van het aflossingsbedrag in het kader van de standaard
betalingsregeling. Dit is daarom niet opgenomen in de uitvoeringstoets zoals op 12 november
2019 aan uw Kamer is verzonden. Wel is in de toelichting op de wet8 en ook in 2019 toen er verschillende tussenmaatregelen werden genomen vooruitlopend
op de uitgestelde inwerkingtreding van de wet,9 vermeld dat de beslagvrije voet toegepast zou worden bij dwangverrekeningen. Daarbij
is niet ingegaan op de verrekening in het kader van de standaard betalingsregeling.
Vraag 10
Deelt u de mening van de sociaal raadslieden dat uit twee wetten, namelijk art. 475c,
eerste lid, onder j, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en art. 4:93,
vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), volgt dat de verrekening in maximaal
24 maanden gewoon onder de wet vereenvoudiging beslagvrije voet valt?
Antwoord 10
Bij het toepassen van de verrekeningsbevoegdheid van artikel 30 Awir moet op grond
van artikel 475c, eerste lid, onder j, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
en artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht de beslagvrije voet
worden toegepast, ongeacht de duur of het aantal verrekeningen.
Vraag 11
Deelt u de mening dat de lagere regelgeving (namelijk artikel 7 van de Uitvoeringsregeling
Awir, die stelt: «De Belastingdienst/Toeslagen kan ambtshalve een betaling in termijnen
bewerkstelligen door middel van verrekening van de terugvordering met aan dezelfde
belanghebbende periodiek uit te betalen bedragen») feitelijk indruist tegen de hogere
wetgeving en dat dus deze verrekening niet kan plaatsvinden?
Antwoord 11
Artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Awir druist niet in tegen hogere wetgeving. Het
artikel is gebaseerd op artikel 31 Awir, waarin is bepaald dat bij ministeriële regeling
regels worden gesteld met betrekking tot het verlenen van uitstel van betaling. Op
grond van het derde lid van artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Awir kan Toeslagen
ambtshalve een betaling in termijnen bewerkstelligen door middel van verrekening van
de terugvordering met aan dezelfde burger periodiek uit te betalen bedragen. In de
context van de veronderstelde instemming met het aangeboden aflossingsbedrag en de
aangeboden betaalmethode (verrekening) is de term «ambtshalve» door Toeslagen en de
Belastingdienst zo uitgelegd, dat de burger niet zelf een beroep doet op verrekening,
maar stilzwijgend aan Toeslagen verzoekt om te verrekenen. «Ambtshalve» interpreteerden
Toeslagen en de Belastingdienst dus (achteraf ten onrechte) niet als een uitoefening
van zijn verrekeningsbevoegdheid. De uitoefening van de verrekeningsbevoegdheid wordt
beperkt door de beslagvrije voet.
De verrekeningsbevoegdheid van Toeslagen is gebaseerd op artikel 30 Awir. Deze luidt
dat Toeslagen bevoegd is tot verrekening van een door de burger verschuldigd bedrag
aan terugvordering met een aan hem uit te betalen tegemoetkoming of voorschot daarop,
een en ander ongeacht de inkomensafhankelijke regeling die het betreft en ongeacht
het berekeningsjaar. De beslagvrije voet die bij deze verrekeningsbevoegdheid moet
worden toegepast is gebaseerd op artikel 475c, eerste lid, onder j, van het Wetboek
van burgerlijke rechtsvordering en artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Deze toepassing is verder ingevuld in artikel 79.5a van de Leidraad Invordering 2008.
Voor de toepassing van een verrekeningsbevoegdheid is geen instemming van de burger
vereist.
Vraag 12
Is de Staat, indien mensen door verrekening onder de beslagvrije voet terechtkomen,
aansprakelijk voor de vervolgschade omdat hij zich niet aan de wet houdt?
Antwoord 12
Indien een burger meent dat hij door overheidshandelen schade heeft geleden heeft
hij de mogelijkheid om de overheid daarop aan te spreken.
Ik wil vooropstellen dat mensen die door de verrekeningen onder het bestaansminimum
komen, bij Toeslagen kunnen verzoeken om de verrekeningen te stoppen door een persoonlijke
betalingsregeling aan te gaan. Daarbij wordt rekening gehouden met de betalingscapaciteit
van de burger. In de gesprekken die ik voerde met de No en de LOSR kwam naar voren
dat mensen die onder het bestaansminimum komen met deze werkwijze niet zijn geholpen.
Zij worden onvoldoende bereikt, de aanvraagprocedure voor de persoonlijke betalingsregeling
sluit niet aan bij het doenvermogen van deze mensen en het duurt te lang voordat de
het bestaansminimum kan worden verzekerd en de verrekening daadwerkelijk stopt. Zoals
ik ook in de begeleidende brief heb aangegeven, vind ik het van zeer groot belang
dat we deze mensen, die de afgelopen maanden onder het bestaansminimum hebben moeten
leven, omdat bij de verrekening de beslagvrije voet niet is toegepast, tegemoetkomen
door die verrekeningen actief terug te draaien en de te veel ingehouden bedragen uit
te betalen tot en met januari 2021. Toeslagen gaat de mensen op wie dit betrekking
heeft zo snel mogelijk per brief of waar mogelijk telefonisch informeren over hun
situatie. Afhankelijk van de aantallen zal dit plaatsvinden in volgorde van de financieel
vermoedelijk meest kwetsbare mensen. Ook kunnen mensen op eigen initiatief contact
met de BelastingTelefoon opnemen. Ook aan stakeholders en intermediairs wordt gevraagd
de mensen die Toeslagen niet heeft kunnen bereiken, te informeren en door te verwijzen
naar Toeslagen om iedereen te kunnen helpen.
Ik zet samen met Toeslagen en de Belastingdienst alles in het werk om, ook als de
invordering weer opstart, een passende oplossing te kunnen bieden om te voorkomen
dat mensen opnieuw onder het bestaansminimum kunnen komen door verrekeningen van toeslagen.
Hierbij hanteren Toeslagen en de Belastingdienst als uitgangspunt, dat een betalingsregeling
recht doet aan de belangen van de burger, voorkomt dat mensen onnodig in de dwanginvordering
komen en nooit tot gevolg mag hebben dat mensen onder het bestaansminimum komen. Hierover
ben en blijf ik graag in gesprek met de No, de LOSR en andere stakeholders.
In het geval van een dwangverrekening, wordt de beslagvrije voet overigens al op initiatief
van de Belastingdienst berekend en kan de burger desgewenst verzoeken om een herberekening
indien hij van mening is dat deze berekening onjuist is.
Vraag 13
Wat gaat u doen wanneer iemand uit zijn huis gezet wordt omdat hij door verrekening
onder de beslagvrije voet komt en de Belastingdienst de wet niet naleeft? Waar kan
zo’n persoon terecht voor onmiddellijke hulp (dus geen formulieren, bezwaren en beroepen)?
Antwoord 13
Voor dit soort urgente en schrijnende situaties kunnen mensen zich altijd melden bij
de Stella-teams van de Belastingdienst en Toeslagen. Het Stella-team komt in actie
als er sprake is van multi-problematiek, kastje-naar-de-muurervaringen of wanneer
het probleem te groot is om zelfstandig of aan de balie op te lossen. Deze teams kunnen
vervolgens snel handelen en helpen waar nodig.
Vraag 14
Waarom maakt de Belastingdienst op de website onderscheid tussen verrekening en dwangverrekening:
«De beslagvrije voet berekenen we alleen bij zogeheten «dwangverrekening». Dus nadat
u bijvoorbeeld een aanmaning of een dwangbevel hebt gekregen»?
Antwoord 14
Voor een antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de meegezonden brief en de antwoorden
bij vraag 5, 6 en 11.
Vraag 15
Klopt het dat de Awb geen onderscheid kent tussen verrekening en dwangverrekening,
al was het alleen maar omdat de verrekening niet vrijwillig is, maar eenzijdig door
de Belastingdienst opgelegd wordt? Indien dat onderscheid in de Awb wel bestaat, kunt
u dan aangeven waar dat gemaakt wordt in de Awb?
Antwoord 15
Het klopt dat de Awb dit onderscheid niet kent.
Vraag 16
Krijgt een deurwaarder, indien deze bij de Belastingdienst opvraagt wat de huurtoeslag
is van een persoon die 350 euro toeslag krijgt en een verrekening van 200 euro zodat
hij effectief 150 euro per maand ontvangt, dan het bedrag van 350 euro of van 150
euro te horen? En baseert de deurwaarder de berekening van de beslagvrije voet dan
op 350 euro of op 150 euro huurtoeslag per maand?
Antwoord 16
Een deurwaarder kan de hoogte van de huurtoeslag opvragen als hij voornemens is beslag
te leggen. Toeslagen en de Belastingdienst geven dan aan de gerechtsdeurwaarder het
bedrag door dat uitbetaald wordt. In het genoemde voorbeeld is dat het bedrag van
EUR 150.
Als er ruimte is om beslag te leggen, berekent de gerechtsdeurwaarder vervolgens zelf
de beslagvrije voet. Als een deurwaarder verzoekt om deze informatie te verstrekken,
geven Toeslagen en de Belastingdienst het bedrag dat verrekend wordt door aan de gerechtsdeurwaarder.
Vraag 17
Bent u bereid om op zeer, zeer korte termijn in overleg te treden met zowel de Nationale
ombudsman als de sociaal raadslieden en binnen twee weken met een voorstel te komen
waardoor mensen niet door verrekening van toeslagen onder de beslagvrije voet kunnen
komen? Kunt u een gezamenlijk voorstel aan de Kamer doen toekomen?
Antwoord 17
Voor een antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de meegezonden brief en antwoord
11 op de vragen van het lid Lodders.
Vraag 18
Welke lessen heeft u nu geleerd van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag
en de Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties om burgers in ieder geval recht
te laten houden op de beslagvrije voet?
Antwoord 18
Een belangrijke les is dat Toeslagen en de Belastingdienst moeten voorkomen dat schrijnende
situaties ontstaan door de massaliteit waarmee de centrale processen worden uitgevoerd.
Naast geautomatiseerde oplossingen voor de meerderheid moet er ruimte zijn voor maatwerk
en uitzonderingen waar nodig. Daarbij moet aandacht zijn voor het doenvermogen van
mensen met name daar waar sprake is van kwetsbare doelgroepen. In de oplossingen die
wij zoeken voor de mensen die nu door verrekeningen onder het bestaansminimum uit
kunnen komen, wordt aangesloten bij deze lessen. Gezocht wordt naar een wijze om deze
groep te bereiken passend bij hun doenvermogen en hen vervolgens een oplossing te
bieden die past bij de specifieke situatie.
Een belangrijke les is tevens dat rekening gehouden moet worden met de mogelijkheden
in de uitvoering. In dit verband speelt mee dat de invoering van een geautomatiseerde
berekening van de beslagvrije voet voorafgaand aan alle verrekeningen grote wijzigingen
in de centrale systemen van de Belastingdienst en Toeslagen tot gevolg heeft. Dit
is op korte termijn niet mogelijk. Zoals toegezegd in de kabinetsreactie op de parlementaire
ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag zal de invorderingsstrategie van Toeslagen
en de Belastingdienst tegen het licht worden gehouden en worden de maatregelen rond
stroomlijnen van de invorderingsregelgeving voor toeslagen en belastingen (Stroomlijnen
Rood Blauw) – die opgenomen zijn in de Fiscale Vereenvoudigingswet 2017 – heroverwogen.
Hierbij wordt onderzocht welke onderdelen, al dan niet in aangepaste vorm, wenselijk
zijn voor de burger.
Zoals eerder gezegd, zal ik uw Kamer daarnaast blijven informeren over de voortgang
van de oplossing bij het opstarten van de invorderingsactiviteiten, voor mensen die
door verrekeningen van toeslagen onder het bestaansminimum uit kunnen komen.
Vraag 19
Geven de gemeentes op de juiste wijze invulling van de beslagvrije voet?
Antwoord 19
Op 1 januari jl. is de Wet vBVV in werking getreden. Een deel van de gemeenten en
waterschappen was per 1 januari nog niet gereed om de nieuwe wet volledig uit te voeren.
Teneinde verder uitstel van inwerkingtreding van de wet te voorkomen, konden organisaties
een beroep doen op de overgangstermijn. Die bood de mogelijkheid om tot uiterlijk
1 juli jl. de oude methode voor de berekening van de beslagvrije voet te hanteren.
Aan andere onderdelen van de Wet vBVV, zoals de volgorderegeling en het coördinerend
deurwaarderschap, moeten alle organisaties wel reeds vanaf 1 januari jl. onverkort
toepassing geven.
De VNG en het Ministerie van SZW onderhouden sinds de inwerkingtreding van de Wet
vBVV nauw contact over de organisaties die een beroep hebben gedaan op de overgangstermijn
en de tijdige overgang van deze organisaties naar de nieuwe berekeningsmethode. Het
merendeel van de organisaties was gereed om de nieuwe methode vanaf 1 juli jl. toe
te passen. De resterende organisaties kunnen dat naar verwachting binnen enkele weken
en uiterlijk in september. Tot die tijd leggen ze geen nieuwe beslagen, maar houden
ze deze aan.
Vraag 20
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord 20
Het is, mede gezien de gesprekken met de No en de LOSR en de afstemming over de ingezette
oplossingen, helaas niet gelukt om u een beantwoording te geven op de Kamervragen
binnen de verzochte 3 weken.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen van het lid Lodders (VVD), ingezonden
10 maart 2021 (vraagnummer 2021Z04390).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.