Schriftelijke vragen : De grondhouding bij de beoordeling van asielzaken door de IND en de rol van taalexperts bij het beantwoorden van vragen over de identiteit in de asielprocedure
Vragen van de leden Ceder (ChristenUnie), Jasper van Dijk (SP), Piri (PvdA) en Van der Werf (D66) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de grondhouding bij de beoordeling van asielzaken door de IND en de rol van taalexperts bij het beantwoorden van vragen over de identiteit in de asielprocedure (ingezonden 9 juli 2021).
Vraag 1
            
Welke eisen worden gesteld aan iemand die door de Immigratie- en Naturalisatiedienst
               (IND) als taalexpert wordt ingezet?
            
Vraag 2
            
Hoe vaak wordt het instrument taalanalyse afgenomen bij personen die al meer dan 10
               jaar in Nederland zijn?
            
Vraag 3
            
Is er wetenschappelijke informatie over hoe betrouwbaar een taalanalyse is, die afgenomen
               wordt nadat betrokkene meer dan 10 jaar niet meer in zijn oorspronkelijke taalomgeving
               verblijft? Zo ja, kunt u die delen?
            
Vraag 4
            
Wat zijn de criteria die gebruikt worden om bij twijfel aan de nationaliteit een taalanalyse
               al dan niet in te zetten bij minderjarige asielzoekers in de eerste asielprocedure?
               Gebeurt dit standaard bij twijfel aan de nationaliteit? Waarom wel/niet?
            
Vraag 5
            
Wanneer asielzoekers contraexpertise inschakelen die tot andere conclusies komt, hoe
               beoordeelt u dan aan welk oordeel u meer geloof dient te hechten? In hoeveel zaken
               komt dit voor als het gaat om taalanalyse? Gaat het daarbij vooral om bepaalde landen?
               Zo ja, welke?
            
Vraag 6
            
Als een taalexpert stelt dat een asielzoeker uit Tanzania afkomstig is, terwijl de
               persoon in kwestie beweert uit Burundi afkomstig te zijn, en na verloop van tijd blijkt
               uit verklaringen van de respectievelijke ambassades dat de asielzoeker inderdaad uit
               Burundi komt1, blijft u dit soort taalexperts dan nog steeds inzetten? Zo ja, waarom?
            
Vraag 7
            
Bent u het met ons eens dat verklaringen van ambassades die het verhaal van de asielzoeker,
               zoals genoemd in vraag 6 en na vele jaren pas verstrekt, ondersteunen, niet kunnen
               gelden als nieuwe feiten op basis waarvan een herhaald asielverzoek ingediend kan
               worden, maar gelden als onderbouwing van de eerdere en consistente verklaringen van
               betrokkene? Bent u het ermee eens dat in dit kader een eerdere onjuiste conclusie
               van de IND herzien zou moeten worden en de regels die golden op het moment dat die
               onjuiste conclusie was getrokken gehanteerd zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 8
            
Vindt u het acceptabel dat in een geval als in vraag 6 beschreven het vluchtverhaal
               van de asielzoeker nooit beoordeeld is, maar slechts is afgewezen op grond van de
               blijkbaar onjuiste conclusie over zijn land van herkomst en identiteit? Zo ja, waarom?
               Zouden in een dergelijk geval, bij gebrek aan documenten, niet ook de verklaringen
               en beschrijvingen van de asielzoeker over het land waar hij vandaan stelt te komen,
               zorgvuldig beoordeeld dienen te worden, zoals de rechtbank ook weergegeven heeft in
               haar uitspraak van 28 mei 2004?
            
Vraag 9
            
Deelt u de mening, als in een zaak als deze alsnog een nationaliteitsverklaring (zoals
               in deze zaak van Burundi) afgegeven wordt, dat dan het asielverzoek alsnog inhoudelijk
               zou moeten worden beoordeeld, in samenhang met een ambtshalve beoordeling artikel
               8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) (recht op privéleven)?
               Zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat in een eventuele hernieuwde asielaanvraag
               hieraan niet voorbij mag worden gegaan? Zo nee, waarom?
            
Vraag 10
            
Geldt voor zaken als deze dat de IND-ambtenaren alleen «hun best doen om afwijzingsgronden
               rond te krijgen en niet om te zoeken naar mogelijkheden om de zaak voor de asielzoeker
               op te lossen waar dat kan» zoals kennelijk in elk geval tot begin 2010 het beleid
               was?2 Acht u een dergelijke grondhouding in overeenstemming met de verplichtingen van het
               Vluchtelingenverdrag waar Nederland zich aan te houden heeft? Zo ja, kunt u dit toelichten?
            
Vraag 11
            
Is de genoemde algemene grondhouding die beschreven wordt in het aangehaalde document
               inderdaad aangepast sinds 2010? Zo ja, wat is dan nu de grondhouding? Wat betekent
               de geschetste grondhouding voor de zorgvuldigheid van de beslissingen in asielverzoeken
               van voor 2010? Kunt u volhouden dat asielzoekers voor die tijd een objectieve beoordeling
               van hun vluchtverhaal hebben gekregen dat er niet op gericht was om «de afwijzingsgronden
               rond te krijgen»? Bent u het met mij eens dat de IND een objectief oordeel zou moeten
               vellen over de vraag of een asielzoeker bescherming nodig heeft of niet, in plaats
               van het vinden van afwijzingsgronden?
            
Vraag 12
            
Kunt u het document waar in de mail naar verwezen wordt met de Kamer delen, zodat
               de Kamer zich ook een beeld kan vormen van de discussie die kennelijk gespeeld heeft.
               Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 13
            
Deelt u de mening dat het document uit noot 2 over de grondhouding aanleiding is om
               onafhankelijk te doen naar de manier waarop de IND asielverzoeken beoordeelt? Zo niet,
               waarom niet?
            
Vraag 14
            
Als een asielzoeker, zoals in deze casus, als gevolg van een op verkeerde gronden
               getrokken conclusie dat zijn identiteit niet klopt, niet de bescherming krijgt onder
               het categoriaal beschermingsbeleid dat op het moment van aanvraag gold voor Burundi,
               zou hij daar dan niet met terugwerkende kracht alsnog onder moeten vallen? Zo nee,
               waarom niet?
            
Vraag 15
            
Hoe kan het gebeuren dat een alleenstaande minderjarige asielzoeker niet behandeld
               wordt volgens het AMA (alleenstaande minderjarige asielzoeker)-beleid, zoals in deze
               zaak ook gebeurd is?
            
Vraag 16
            
Als een uitgeprocedeerde asielzoeker, zoals in aangehaalde casus, in het kader van
               pogingen terug te keren naar het land van herkomst in het bijzijn van medewerkers
               van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) een ambassade bezoeken en daar te horen
               krijgen dat de asielzoeker in kwestie de nationaliteit heeft waarvan de IND beweert
               dat deze die niet heeft, zou die DT&V medewerker dan niet verplicht moeten zijn die
               informatie aan de IND door moeten geven, en zou de IND de beoordeling van de zaak
               dan niet ambtshalve moeten bijstellen? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 17
            
Begrijpt u dat de burgemeester van Enschede, dhr. dr. G.O. van Veldhuizen, in een
               brief aan uw ambtsvoorganger uit 20183 over deze casus uitspreekt dat hij «[e]en reflectie van de IND en DT&V over de afgelopen
               16 jaar gehanteerde verkeerde aanname» heeft gemist, alsook «het dragen van de consequentie
               van een verkeerde stellingname»? Deelt u de mening dat een reflectie in zaken als
               deze en het dragen van de consequentie van een verkeerde stellingname verwacht zou
               mogen worden van de IND die uit naam van u handelt? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 18
            
Waarom krijgt een asielzoeker waarvan, zoals in deze casus, de DT&V herhaaldelijk
               aangeeft, zoals burgemeester Van Veldhuizen in zijn brief stelt, «dat ook zij niet
               wist welke andere acties hij nog kon ondernemen» om te vertrekken geen verblijfsvergunning
               op grond van het buitenschuldcriterium, nog afgezien van de aangetoonde verkeerde
               beoordeling van zijn asielverzoek? Bent u bereid die alsnog te verlenen in dergelijke
               gevallen? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 19
            
In welke gevallen geeft u wel een zogenoemde buiten schuld-vergunning? Om hoeveel
               gevallen gaat dit in de afgelopen jaren?
            
Vraag 20
            
Zo u niet van mening bent dat iemand als in deze zaak alsnog verblijf als vluchteling
               toegekend zou dienen te worden, deelt u dan de mening dat zo iemand, gezien het verloop
               van de zaak en de gedocumenteerde pogingen om te vertrekken, een verblijfsvergunning
               op basis van artikel 8 EVRM vanwege privéleven, verleend zou moeten worden? Zo nee,
               waarom niet?
            
Vraag 21
            
Bent u van mening dat asielzoekers die op vergelijkbare manier zijn afgewezen, recht
               is gedaan? Zo ja, waarom? Bent u van mening dat in dergelijke zaken de menselijke
               maat nog in het oog gehouden is? Zo ja, kunt u toelichten hoe?
            
Vraag 22
            
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 Don Ceder, Tweede Kamerlid
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 Kati Piri, Tweede Kamerlid
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 J.J. (Jasper) van Dijk, Tweede Kamerlid
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 Hanneke van der Werf, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
 
           
   
  