Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Kent en Peters over het bericht ‘Rijk belemmert gemeenten in armoedebeleid’
Vragen van de leden Van Kent (SP) en Peters (CDA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Rijk belemmert gemeenten in armoedebeleid» (ingezonden 16 juni 2021).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 8 juli 2021).
Vraag 1
Vindt u het aan te raden voor mensen met een laag inkomen om een spaarpotje op te
bouwen als financiële buffer?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoeveel financiële buffer raadt u minima aan, voor alleenstaanden danwel samenwonenden?
Antwoord 2
Een algemene norm is op dit vlak niet te stellen. De hoogte van een buffer is afhankelijk
van iemands financiële risico’s in samenhang bezien met zijn financiële mogelijkheden.
Vraag 3
Richt u uw beleid erop in om mensen aan te moedigen die betreffende financiële buffer
aan te houden?
Antwoord 3
Het kabinet wil voorkomen dat mensen in de schulden komen en dat indien sprake is
van problematische schulden zij geholpen worden om er weer zo spoedig mogelijk uit
te komen. Uw Kamer is hierover geïnformeerd op 11 maart jl.2
Een mogelijke wijze waarop het aanhouden van een financiële buffer kan worden gestimuleerd
is door in een regeling te bepalen dat iemand om in aanmerking te komen voor de regeling
een deel van zijn tegoeden (zijn vermogen) niet hoeft aan te spreken. Verschillende
regelingen (de Participatiewet, de Toeslagen, de Regeling rond kwijtschelding van
belastingen) kennen zo’n eigen vermogensnormen. Die normen zijn afgestemd op het doel
van de desbetreffende regelgeving. Bij de bepaling van die norm worden verschillende
belangen meegenomen. Een daarvan is de wenselijkheid dat de betrokkene wordt gestimuleerd
een financiële buffer aan te houden. Andere belangen die kunnen spelen zijn het voorkomen
van een armoedeval (werk moet lonen) en een evenredige verdeling van de belastingdruk.
Vraag 4
Bij welk bedrag aan financiële buffer krijgen alleenstaanden danwel samenwonenden
geen vrijstelling meer van lokale belastingen? Op welke manier zorgt u ervoor dat
informatie over de hoogte hiervan makkelijk vindbaar is?
Antwoord 4
De normbedragen die gemeenten en waterschappen hanteren bij de geautomatiseerde kwijtscheldingstoets
voor burgers is € 1.675 voor een alleenstaande en € 2.200 voor samenwonenden.3 De exacte vermogensnorm (binnen een beperkte marge) hangt af van de keuzes van de
lokale overheden, zoals het hanteren van 90% of 100% van de bijstandsnorm als kosten
van bestaan.
Die informatie is te vinden op de websites van de individuele gemeenten. Er is geen
landelijk overzicht beschikbaar, omdat er binnen een beperkte marge beleidsvrijheid
is bij gemeenten en waterschappen. Daarnaast heeft het NIBUD de website «bereken uw
recht»4 waarop burgers eenvoudig kunnen nagaan op welke verschillende tegemoetkomingen ze
recht hebben. Voor de aangesloten gemeenten op deze website kan de burger hier tevens
nagaan of hij recht heeft op kwijtschelding van de lokale heffingen.
Vraag 5
Wat is uw reactie op het Centraal Planbureau (CPB)-rapport «Sturen naar vermogen;
de vermogensopbouw bezien vanuit de levensloop» en de kritiek daarop in het artikel?
Antwoord 5
Het vraagstuk is complexer dan de beschouwing van het CPB. Zoals in de mede namens
mij verzonden brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 21 juni 20215 beschreven, zijn er veel elementen die hierbij een rol spelen, zoals de aard van
de regeling, het principe dat werken moet lonen en de effecten op de belastingdruk
voor andere belastingplichtigen. Vanwege die complexiteit en zijn demissionaire status
laat het kabinet de besluitvorming hierover over aan een volgend kabinet.
Vraag 6
Wat is uw reactie op de oproep van de Oecumenische Janskerkgemeente aan gemeenten
tot burgerlijke ongehoorzaamheid, door mensen met een hoger spaarpotje dan de norm
wel kwijtschelding van gemeentelijke belasting te geven?
Antwoord 6
Het kabinet verwacht dat gemeenten zich aan de wet houden. Een verhoging van de vermogensnorm
heeft niet alleen een effect op de financiële buffer van degenen die voor kwijtschelding
in aanmerking komen, maar ook effect op de vraag of aan het werk gaan al dan niet
lonend is (risico van de armoedeval) en de belastingdruk voor andere belastingplichtigen.
Dit strookt niet met het karakter van de kwijtscheldingsregeling. Het is niet aan
gemeenten om zelfstandig deze aspecten te wegen en te bepalen welke wetten en regels
voor hun wel of niet gelden.
Vraag 7
Wat is de juridische positie van een dergelijke gemeente in deze? Wilt u de genoemde,
niet geëffectueerde wet uit 2010 betrekken in uw juridische beschouwing?
Antwoord 7
Niet alleen burgers en bedrijven, maar ook overheden, zoals gemeenten dienen zich
aan de wet te houden. Zoals beschreven in mijn reactie op een verslag van een schriftelijk
overleg6 is het een bewuste keuze geweest van het toenmalige kabinet om na inwerkingtreding
van de door u bedoelde wet7 niet de vermogensnorm te verhogen in de nadere regels, vanwege het effect op de armoedeval.
Dit is door toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitgelegd
in de brief van 2 maart 20128.
Vraag 8
Welke mogelijkheden heeft u om het normbedrag voor vermogen bij kwijtschelding gemeentelijke
belasting aan te passen?
Antwoord 8
Op basis van artikel 255 van de Gemeentewet kan het kabinet afwijkende regels maken
voor de wijze waarop de gemeenteraad het vermogen in aanmerking neemt, waardoor er
in ruimere mate kwijtschelding kan worden verleend.
Vraag 9
Bent u bereid om het normbedrag voor vermogen substantieel te verhogen, bijvoorbeeld
door het gelijk te trekken met de normbedragen hiervoor in de bijstand?
Antwoord 9
Het kabinet heeft de breed aangenomen motie op dit vlak nog niet uitgevoerd, omdat
het huidige demissionaire kabinet het niet opportuun acht om hier nu over te beslissen,
gezien de vele elementen die een rol spelen, zoals de aard van de regeling, het principe
dat werken moet lonen en de effecten op de belastingdruk voor andere belastingplichtigen.
Zoals aangegeven in de mede namens mij door de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties aan u aangeboden brief van 21 juni 20219 is bijstand in de eerste plaats bedoeld als een vangnet om in het basale levensonderhoud
te kunnen voorzien. Lokale belastingen worden door eenieder betaald voor het gebruik
of het profijt hebben van overheidsvoorzieningen. Gelijkstelling van de vermogensnormen
is daarom niet direct logisch. Bovendien zijn de huidige vermogensnormen voor kwijtschelding
en bijstand op verschillende uitgangspunten gebaseerd. Dat maakt het ingewikkeld om
de vermogensnormen dichter bij elkaar te brengen. Verder geldt in meer algemene zin
dat:
a. een stijging van het aantal kwijtscheldingen negatieve gevolgen heeft voor de belastingdruk
voor de groep die niet voor kwijtschelding in aanmerking komt; en
b. kwijtschelding een armoedeval in zich herbergt. Neemt het inkomen toe dan vervalt
immers het recht op kwijtschelding, waardoor de inkomstenstijging deels te niet wordt
gedaan. Door de vermogensnormen te verhogwn neemt het aantal personen dat in aanmerking
komt voor kwijtschelding toe, waardoor dus ook het bovengeschetste risico op een armoedeval
toeneemt. Werken wordt dan minder lonend. Dit is onwenselijk.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.