Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Paul over het bericht ‘Spanning in de klas: verdwijnen controversiële thema’s van het lesrooster?’
Vragen van het lid Paul (VVD) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht «Spanning in de klas: verdwijnen controversiële thema’s van het lesrooster?» (ingezonden 4 juni 2021).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 8 juli
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Spanning in de klas: verdwijnen controversiële thema’s van het lesrooster»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de uitkomsten van een enquête van de Vereniging docenten in Geschiedenis
en staatsinrichting in Nederland (VGN) en de Nederlandse Vereniging van Leraren Maatschappijleer
(NVLM), dat een deel van de Nederlandse docenten geschiedenis en maatschappijleer
«voorzichtiger» zijn geworden in het behandelen van «controversiële» onderwerpen in
hun klas?
Antwoord 2
Elke leraar moet in volledige vrijheid en veiligheid kunnen werken, ongeacht het onderwerp
en de gekozen werkvorm van de les. Afwegingen aangaande de inhoud en lesvorm horen
gemaakt te worden op basis van pedagogisch-didactische overwegingen en niet vanuit
een gevoel van angst en onveiligheid. Ik vind het zorgwekkend dat er leraren aangeven
voorzichtiger te zijn geworden bij het behandelen van bepaalde onderwerpen. De moord
op Samuel Paty en de bedreigingen van leraren in Nederland hebben grote indruk gemaakt
in het onderwijsveld. Ik kan mij goed voorstellen dat leraren zich door zulke gebeurtenissen
zorgen maken over de mogelijke gevolgen van het bespreken van controversiële onderwerpen
voor hun veiligheid. Tegelijkertijd is het van wezenlijk belang dat ook die onderwerpen
besproken blijven worden. Het klaslokaal is bij uitstek een plek waar leerlingen leren
omgaan met hen onwelgevallige meningen en waar de waarde van de vrijheid van meningsuiting
wordt overgebracht. Om dit te bewerkstelligen is het noodzakelijk dat leraren zich
vrij en veilig voelen alle onderwerpen te bespreken op een manier die zij passend
vinden en daarbij niet worden geïntimideerd en bedreigd.
Vraag 3
Bent u het met de schrijver van het artikel eens dat de enquête van de VGN en NVLM
een «inkijkje geven in een wereld waar we nog weinig van weten»? Wanneer heeft u voor
het laatst grondig onderzoek gedaan naar de twijfels en angsten bij leraren om openlijk
over «lastige» onderwerpen in de klas te praten en bent u bereid hier op korte termijn
onderzoek naar te doen?
Antwoord 3
Het is van belang goed zicht te hebben op het veiligheidsgevoel van leraren, onder
andere aangaande het bespreken van onderwerpen die gevoelig kunnen liggen. De Inspectie
van het Onderwijs (hierna inspectie) ziet toe op de naleving van de kerndoelen en
de (sociale) veiligheid op school. Scholen rapporteren jaarlijks aan de inspectie
over de veiligheidssituatie op hun school. Indien bij het toezicht signalen naar voren
komen dat leraren zich niet vrij en veilig voelen op school, wordt hierop geacteerd.
Daarnaast wordt in de tweejaarlijkse monitor sociale veiligheid de positie van leraren
meegenomen en is de veiligheid van leraren, mede op verzoek van uw Kamer, ook onderdeel
van de evaluatie van de Wet sociale veiligheid.2
In 2015 is voor het laatst groot wetenschappelijk onderzoek gevoerd dat zich specifiek
richt op het bespreken van onderwerpen die gevoelig kunnen liggen in de klas.3 Ik ben voornemens om bij de monitoring van het burgerschapsonderwijs hier actuele
informatie over te vergaren. Ik ga met het onderwijsveld, de inspectie en wetenschappers
in gesprek om te bezien wat hiervoor de beste onderzoeksopzet is. Tevens wordt er
veel relevante informatie opgehaald vanuit programma’s en organisaties die scholen
en leraren ondersteunen bij het bespreken van gevoelige onderwerpen in de klas. Zo
heeft Stichting School en Veiligheid (hierna SSV) de training Dialoog onder druk gegeven aan 3.500 onderwijsprofessionals in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs.
Uit hun ervaringen kunnen we bijvoorbeeld informatie destilleren over welke onderwerpen
leraren het lastigst vinden om te bespreken in de klas, wat de behoeftes zijn van
scholen en leraren aangaande de ondersteuning op dit gebied en hoeveel onderwijsprofessionals
gebruik maken van dit aanbod.
Vraag 4
Wat is uw reactie op de vier belangrijke knelpunten genoemd in het artikel als het
gaat om de worsteling van leraren met het bespreken van controversiële onderwerpen
in de klas? Kunt u deze reactie uitsplitsen per genoemd knelpunt uit het artikel?
Antwoord 4
1. Burgerschapsonderwijs stelt nog weinig voor
Ik erken dat het burgerschapsonderwijs nog niet overal op het gewenste niveau zit.
Dit komt mede doordat de huidige burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend
onderwijs te vrijblijvend en onvoldoende duidelijk is. Daarom ben ik verheugd dat
het wetsvoorstel ter verduidelijking en aanscherping van de burgerschapsopdracht is
aangenomen. Hiermee wordt wettelijk verankerd dat burgerschapsonderwijs op elke school
doelgericht, samenhangend en herkenbaar wordt vormgegeven en gericht is op het bevorderen
van het respect voor en de kennis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat.
Dat betekent onder meer dat de waarde van de vrijheid van meningsuiting overgebracht
dient te worden. Ook volgt uit de wet dat scholen moeten zorgdragen voor een schoolcultuur
in overeenstemming met de basiswaarden, waarin leerlingen en leraren zich veilig en
geaccepteerd weten. In een dergelijke schoolcultuur leren leerlingen respect op te
brengen voor leraren en wordt ferm opgetreden tegen elke vorm van intolerantie of
intimidatie. Ook de uitgebreide ondersteuning die wordt geboden en het aanscherpen
van de kerndoelen burgerschap zullen een impuls geven aan het burgerschapsonderwijs.
2. De tenen worden langer en dat merken leraren
Nederlanders hebben het gevoel dat de polarisatie in de samenleving toeneemt, zo constateerde
het SCP.4 Dit vertaalt zich logischerwijs ook naar het klaslokaal en leraren worden hiermee
geconfronteerd. Dit benadrukt de noodzaak hen goed voor te bereiden op het voeren
van gesprekken over onderwerpen die gevoelig kunnen liggen en hen de hulp te bieden
die zij nodig hebben. Ook tonen de SCP-conclusies het belang aan van goed burgerschapsonderwijs
zodat jongeren respect leren opbrengen voor anderen, en andere opvattingen.
3. Leraren zijn hun kennismonopolie kwijt
Het is een gegeven dat leerlingen tegenwoordig veel informatiebronnen tot hun beschikking
hebben. Dit kan er toe leiden dat leraren door hen geconfronteerd worden met alternatieve
«feiten» en dat dit tot discussie kan leiden. Zolang dit op een respectvolle manier
gebeurt, beschouw ik dit niet als een probleem, maar als een kans om mediawijsheid
te doceren, leerlingen te leren omgaan met informatiebronnen en om feiten van fictie
te onderscheiden.
4. Docenten moeten het vaak zelf uitvogelen
Het is van groot belang dat leraren zich gesteund voelen door collega’s, de schoolleiding
en de overheid. Het is geen gemakkelijke opgave om onderwerpen bespreekbaar te maken
als je het gevoel hebt dat dit mogelijk ten koste gaat van jouw veiligheid. Dit is
een collectieve verantwoordelijkheid, die nooit louter bij leraren maatschappijleer
of geschiedenis gelegd mag worden. Het is aan de schoolleiding en de overheid om de
juiste randvoorwaarden te creëren. Dan gaat het over zaken als een uitgebreid ondersteuningsaanbod,
tijd en ruimte creëren voor de bijscholing van leraren, aandacht in de lerarenopleidingen
voor burgerschap en een helder wettelijk kader dat de verantwoordelijkheid bij het
bevoegd gezag legt en niet bij de leraar. Als concrete veiligheidsincidenten plaatsvinden,
dienen het bevoegd gezag en de autoriteiten pal voor de leraar te gaan staan. Zo zou
de aangifte idealiter gedaan worden door het bevoegd gezag en niet (alleen) door de
leraar in kwestie en verlenen politie en een partij als SSV adequate ondersteuning.
Het is goed om te zien dat deze ondersteuning wordt geboden en er steeds beter wordt
samengewerkt tussen de betrokken domeinen, getuige de integrale aanpak van het Actieplan
wapens en jongeren.5
Vraag 5
Herkent u het beeld dat slechts een kwart van de leraren naar eigen zeggen door de
schoolleiding werd gestimuleerd om de moord van de Franse leraar Samuel Paty te bespreken
met hun leerlingen? En dat zelfs op enkele scholen door de schoolleiding dit actief
werd afgeraden? Zo ja, welke stappen heeft u concreet gezet om dit te adresseren en
de situatie voor leraren te verbeteren?
Antwoord 5
Er is geen representatief onderzoek gedaan naar hoeveel schoolleiders gehoor hebben
gegeven aan de oproep van mijn collega Van Engelshoven en mijzelf, dan wel dit actief
afgeraden hebben. Op basis van deze enquête onder 141 respondenten is dat niet te
concluderen.
Vraag 6
Herkent u het beeld dat er momenteel binnen lerarenopleidingen het burgerschapsonderwijs
nog te beperkt aan bod komt? En op welke manier wordt er binnen bijscholing voor leraren
aandacht geschonken aan de behandeling van de burgerschapsopdracht, aangezien het
artikel stelt dat in de jaren negentig van de vorige eeuw het überhaupt niet ging
over burgerschapsonderwijs binnen de lerarenopleiding?
Antwoord 6
Er zijn grote stappen gezet in de lerarenopleidingen. Burgerschap en sociale veiligheid
maken sinds de herijking in 2018 onderdeel uit van de kennisbasis van de pabo en de
lerarenopleidingen. Dat betekent dat reguliere studenten die in 2018 zijn ingestroomd
binnenkort afstuderen en het onderwijs instromen. Het curriculum van de lerarenopleidingen
is mede gebaseerd op de wettelijke eisen en zal dus worden aangepast op de hernieuwde
burgerschapsopdracht.
Ik herken het beeld dat er voor 2018 te weinig aandacht werd besteed aan burgerschap
in de lerarenopleidingen. Het is dan ook belangrijk dat er een uitgebreid ondersteuningsaanbod
is voor bijscholing. Ik ondersteun diverse organisaties die materiaal ontwikkelen
dat zich specifiek richt op het bespreekbaar maken van onderwerpen die gevoelig kunnen
liggen in de klas. Scholen kunnen kosteloos gebruik maken van deze trainingen, lesbrieven
en handreikingen. U kunt hierbij denken aan het ondersteuningsaanbod van SSV, de Stichting
Leerplan Ontwikkeling, de Anne Frank Stichting en het COC. Daarnaast worden nu ook
afspraken gemaakt met het programma «Ter Info» van de Universiteit Utrecht, zodat
scholen gebruik kunnen maken van lesbrieven om bijvoorbeeld terreuraanslagen en ernstige
geweldsincidenten in de klas bespreekbaar te maken. Ik roep scholen op om gebruik
te maken van dit aanbod en ruimte en tijd vrij te maken voor leraren die behoefte
hebben aan bijscholing.
Vraag 7
Wat is de huidige stand van zaken over de toezegging gedaan tijdens het wetgevingsoverleg
Burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs d.d. 9 november 20206 met betrekking tot de eisen die inmiddels zijn gesteld binnen het curriculum van
lerarenopleidingen, als het gaat om burgerschapsopdracht een verplicht onderdeel te
laten zijn van de lerarenopleiding en waarbij toekomstige leraren specifiek handvatten
meekrijgen om ogenschijnlijk moeilijke maatschappelijke thema’s in de lessen te kunnen
bespreken? Welke stappen zijn er sinds die toezegging gezet om toekomstige leraren
hiervoor beter op te leiden?
Antwoord 7
Mijn collega Van Engelshoven heeft gesproken met de vertegenwoordigers van de lerarenopleidingen
over de wetswijziging burgerschap en de curriculumherziening. Deze twee ontwikkelingen
willen de opleidingen gezamenlijk meenemen in de herijking van de kennisbasis voor
2024. Voor het zomerreces komt er een vervolggesprek met de opleidingen om te bezien
hoe leraren het best kunnen worden ondersteund bij de implementatie van de burgerschapsopdracht
en kunnen aansluiten op de ondersteuningsstructuur burgerschap. Het onderwijsveld,
waaronder de sectorraden en de profielorganisaties, zijn tevens nauw betrokken bij
de totstandkoming van deze ondersteuningsstructuur en denken mee over hoe we de bekendheid
van het aanbod in het veld kunnen vergroten. Daarnaast is er, met steun van het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, additioneel aanbod gecreëerd dat zich specifiek
richt op het bespreken van onderwerpen die gevoelig kunnen liggen, waaronder radicalisering.
Daarmee is uitvoering gegeven aan de moties Bruins en Rog7, Heerma8 en aan de toezegging richting het lid Heerma.9
Vraag 8
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat het bespreken van zogenaamde controversiële
onderwerpen in de klas lijkt te verdwijnen, terwijl de wereld er niet minder controversieel
op wordt? En dat de schoolklas bij uitstek een plek hoort te zijn waarbij leerlingen
en leraren vrij deze thema’s moeten kunnen bediscussiëren? Zo ja, op welke concrete
manier gaat u leraren ondersteunen zodat zij vrij en zonder angst voor intimidatie
en geweld hierin hun vak kunnen uitoefenen?
Antwoord 8
Zie antwoorden op de vragen 2, 3, 4, 6 en 7.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.