Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Markuszower over de delicten die Bredanaar J. B. onder toezicht van de Reclassering pleegde
Vragen van het lid Markuszower (PVV) aan de Minister van Rechtsbescherming over de delicten die Bredanaar J. B. onder toezicht van de Reclassering pleegde (ingezonden 14 juni 2021).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming), mede namens de Minister van Justitie
en Veiligheid (ontvangen 5 juli 2021).
Vraag 1, 2
Wist u op het moment van antwoord geven op 25 oktober 2017 dat de tikkende tijdbom
J.B. uit Breda niet alleen op 14 september 2017 een vrouw had neergestoken, maar een
week daarvóór op 7 september 2017 in Breda ook een vrouw meermaals heeft verkracht,
terwijl hij op dat moment onder toezicht van de Reclassering stond?1
Waarom heeft u in de beantwoording van uw schriftelijke vragen op 25 oktober 2017
niets gezegd over deze verkrachting van 7 september 2017?2
Antwoord 1, 2
Het was de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie bij de beantwoording van
de schriftelijke vragen op 25 oktober 2017 niet bekend dat betrokkene een week vóór
de steekpartij een ander ernstig strafbaar feit had gepleegd.
Vraag 3, 4
Deelt u de mening dat er sprake is geweest van falend toezicht door de Reclassering,
aangezien voorkomen had kunnen worden dat deze levensgevaarlijke crimineel slachtoffers
kon maken? Zo nee, waarom niet?
Hoe kan het dat, zoals u in uw eerdere antwoorden stelt, de Reclassering samenwerkte
met het Veiligheidshuis, het Openbaar Ministerie (OM) en de politie en dat deze levensgevaarlijke
crimineel toch binnen één week twee keer kon toeslaan?3
Antwoord 3, 4
Nee, die mening deel ik niet. De reclassering spant zich dag in dag uit in om het
toezicht zo goed en professioneel mogelijk uit te voeren binnen de mogelijkheden die
zij hebben. Dit gebeurt, afhankelijk van de casus en de gestelde bijzondere voorwaarden,
in samenspraak met één of meerdere ketenpartners. Ook in deze casus is dat gebeurd.
Op het moment dat de reclassering door het OM geïnformeerd werd over de aanhouding
en inverzekeringstelling van de betrokkene vanwege de steekpartij, was bij de reclassering
niet bekend dat betrokkene zich een week daarvoor schuldig had gemaakt aan een ander
ernstig strafbaar feit. Het opsporingsonderzoek hierin door de politie liep op dat
moment nog.
Vraag 5
U stelt in uw eerdere antwoorden dat men geprobeerd heeft de «risicofactoren te ondervangen»; kunt u in een feitenrelaas van dag tot dag aangeven hoe dit toezicht er in september
2017 uitzag, welke instantie op welk moment verantwoordelijkheid droeg en welke informatie
de verschillende instanties op welk moment deelden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Het past mij niet om in detail in te gaan op een individuele zaak. Wel kan ik uw Kamer
het volgende melden. Zoals is aangegeven in de beantwoording van de schriftelijke
vragen op 25 oktober 2017, heeft de reclassering deze casus tijdens het toezicht regelmatig
besproken met instanties als het Veiligheidshuis, het OM en de politie.4 De reclassering, politie en het OM hebben betrokkene toestemming gegeven om als tijdelijke
noodoplossing bij zijn moeder te verblijven, omdat er nog geen geschikte huisvesting
voor hem gevonden was. Indien deze tijdelijke oplossing niet aan de betrokkene was
toegestaan, zou hij op straat zijn beland. Ingeschat werd dat dit een groter risico
op zou leveren, omdat hij in dat geval mogelijk uit zicht zou zijn geraakt. Van belang
is te vermelden dat de reclasseringsvoorwaarden op dat moment niet werden geschonden
en betrokkene zich coöperatief toonde. Er was dan ook geen grond om (alsnog) tenuitvoerlegging
van het voorwaardelijk deel van de in 2012 opgelegde jeugddetentie te vorderen.
Vraag 6, 7
Deelt u de mening dat deze serieverkrachter in september 2017 helemaal nooit vrij
rond had mogen lopen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat de vier jaar gevangenisstraf die het OM vorige maand heeft geëist
een onacceptabel lage straf is voor deze gevaarlijke serieverkrachter, dat deze straf
geen recht doet aan het leed dat deze verkrachter heeft veroorzaakt bij verschillende
slachtoffers en al helemaal niet afschrikwekkend is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6, 7
Het past mij niet om mij uit te laten over de strafeis of opgelegde straf in individuele
zaken. Het openbaar ministerie en de rechter zijn onafhankelijk in het bepalen van
respectievelijk de strafeis en de straf.
Vraag 8
Beseft u dat alleen het invoeren van zware minimumstraffen de maatschappij maximaal
beschermt tegen dit soort gevaarlijke criminelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer
begint u met het invoeren van zware minimumstraffen?
Antwoord 8
Nee. Zoals bekend is dit kabinet geen voorstander van de invoering van minimumstraffen,
omdat daarmee een te grote inbreuk wordt gemaakt op de vrijheid van de onafhankelijke
rechter in zijn oordeelsvorming over de strafoplegging. De strafrechter levert steeds
per individueel geval maatwerk en legt een passende straf op. Naar mijn mening doet
de strafrechter dat uiterst consciëntieus en professioneel.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.