Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Plas over het bericht ‘Schade na brand Noardburgum groot, nog veel onduidelijk over zonnepaneeldeeltjes’
Vragen van het lid Van der Plas (BBB) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Schade na brand Noardburgum groot, nog veel onduidelijk over zonnepaneeldeeltjes» (ingezonden 26 mei 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Yeşilgöz-Zegerius (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen
2 juli 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3233.
Vraag 1
Is het de Minister bekend dat er op dit moment geen eenduidig protocol beschikbaar
is, die gehanteerd kan worden op het moment dat een dergelijke ramp zich voltrekt?1
Antwoord 1
Hoewel er richtlijnen bestaan voor brandbestrijding van branden met zonnepanelen,
klopt het dat er op dit moment geen specifiek protocol is voor het opruimen en afhandelen
van dergelijke incidenten.
Vraag 2
Is de Minister het met ons eens dat het primair een overheidstaak is ervoor te zorgen
dat zo’n protocol voorhanden is, om ondersteuning aan alle betrokken partijen te bieden
bij de afwikkeling na zo’n ramp? Zo ja; op welke termijn denkt u dat dat protocol
voorhanden te hebben?
Antwoord 2
De gevolgen van de brand in Noardburgum zijn erg ingrijpend voor alle betrokken partijen.
Gelukkig komen dit soort incidenten zelden voor, maar desondanks vind ik het belangrijk
om meer duidelijkheid te krijgen over de risico’s en gevolgen van branden met zonnepanelen.
Op dit moment werkt het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) aan een literatuuronderzoek
over depositie bij branden met zonnepanelen. Het onderzoek van het IFV is inmiddels
in de afrondende fase en het onderzoeksrapport zal naar verwachting in de zomer gepubliceerd
worden. In dit rapport zal het IFV, voor zover op basis van de literatuur mogelijk
is, ook ingaan op de aanpak van de depositie van verbrandingsproducten en onverbrande
resten van zonnepanelen.
Voor de bestrijding van een brand met zonnepanelen bestaan reeds richtlijnen. Indien
uit de lopende onderzoeken blijkt dat een aanvullend protocol voor het opruimen van
de depositie bij branden met zonnepanelen nodig is, zal ik bezien welke eventueel
vervolgstappen hiervoor nodig zijn. Een zogeheten «panelenprotocol» is daarbij een
van de opties.
Vraag 3
In de antwoorden op de schriftelijke vragen (Aanhangsel Handelen, nr. 808) van het
lid Agnes Mulder (CDA) geeft u aan dat omgevingsschade een nieuw fenomeen is, welke
stappen heeft u in de tussenliggende maanden gezet om dit nieuwe fenomeen, dat een
gevolg is van de door de overheid aangejaagde energietransitie, te onderzoeken dan
wel oplossingen te vinden voor het vraagstuk opruimingskosten?
Antwoord 3
Zoals ik in de antwoorden op de schriftelijke vragen (Aanhangsel Handelingen, nr. 808)
van het lid Agnes Mulder (CDA) al aangaf, zijn verschillende onafhankelijke instituten
bezig met onderzoek naar brand van zonnepanelen. Zo heeft mijn ambtsvoorganger in
aanvulling op het onderzoek van het IFV, de TKI Urban Energy gevraagd om onderzoek
te doen naar de factoren (zoals installatie, dakisolatie en constructie) van zonnepanelen
op daken die van invloed zijn op de brandveiligheid en daarmee op de verzekerbaarheid.
Daarnaast doet het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) onderzoek
naar de samenstelling van de rook die vrijkomt bij branden met zonnepanelen en de
stoffen die in deze rook aanwezig zijn. Zodra de brandexperimenten van het RIVM en
het onderzoek van het IFV zijn afgerond zal ik hierover in overleg treden met de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat om te bezien of er eventueel vervolgstappen nodig
zijn.
Vraag 4, 5
Bent u er van op de hoogte dat de opruimingskosten maar beperkt zijn meeverzekerd
in de polis, dat wil zeggen; 10 procent van de verzekerde waarde?
Erkent u dat deze 10 procent volstrekt ontoereikend is, uitgaande dat de omgevingsschade
strekt tot meer dan 10 kilometer vanaf de bron, en zo vele honderden of wellicht duizenden
hectares beslaat dat moet worden gesaneerd?
Antwoord 4, 5
De dekking van opruimingskosten is afhankelijk van de polisvoorwaarde en verschilt
per verzekeraar. Ik kan dus niet bevestigen dat de opruimkosten per definitie beperkt
zijn tot 10 procent van de verzekerde waarde. Het Verbond van Verzekeraars geeft aan
dat sommige verzekerden een beperkte dekking hebben afgesloten voor opruimingskosten
(bijvoorbeeld beperkt tot een bepaald percentage, enkel eigen erf, maximaal bedrag).
Andere verzekerden hebben een bredere dekking afgesloten (opruimingskosten in de naburige
omgeving, volledige kosten) of iets wat hier tussen in zit. Het is aan de verzekerde
om samen met zijn adviseur en de verzekeraar bij het aangaan van de verzekering te
bepalen in hoeverre hij deze kosten wenst te verzekeren. Dat kan namelijk afhangen
van het verzekerde object en het risico dat een verzekerde verwacht te lopen. Het
advies van het Verbond van Verzekeraars is om indien er bijvoorbeeld zonnepanelen
op het dak liggen, een ruimere vergoeding van opruimingskosten mee te verzekeren.
Vraag 6
Als de burgemeester van de gemeente Tytsjerksteradiel in de media uit dat ze bij gebrek
aan protocol het asbestprotocol hanteren, zou het dan niet logisch zijn dat ook bij
het saneren van zonnepaneelresten in de omgeving dit, net als asbest, valt onder de
milieuverzekering? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Nee, niet per se. Het klopt dat de kosten voor sanering meestal niet gedekt zijn onder
een reguliere gebouwenverzekering maar onder de milieuschadeverzekering. Omdat er
bij branden met zonnepanelen tot nu toe geen noodzaak is tot sanering (het afgraven
van de grond), maakt dat dekking onder de milieuverzekering niet per se logisch. Het
Verbond van Verzekeraars geeft aan dat verzekeraars mogelijkheden zien om op termijn
het dekken van de gevolgschade bij dit soort incidenten verzekeringstechnisch op te
lossen, ofwel binnen bestaande gebouwen- of milieuschadeverzekeringen ofwel door aanvullende
producten te ontwikkelen.
De gemeente volgt ook niet 1-op-1 het asbestprotocol als het gaat om het opruimen
van deeltjes maar volgt wel de manier van handelen die het asbestprotocol schetst
voor aansprakelijkheid. In dit geval gaat dat om de aansprakelijkheidstelling van
de benadeelden bij de veroorzaker (de houthandel).
Vraag 7
Deelt u de mening dat anders dan u stelde in uw beantwoording op vragen van het lid
Mulder, nu er in korte tijd al een derde situatie zich voordoet, het niet meer gaat
om een beperkt risico en zo ja, dat overheidsingrijpen hierbij wel genoodzaakt is?
Antwoord 7
Vooralsnog deel ik dat beeld niet. Nog steeds geldt dat het aantal incidenten heel
beperkt is in verhouding tot het aantal zonnepanelen in Nederland. Wel vind ik het
van belang dat er meer inzicht komt in deze incidenten zodat er een completer beeld
ontstaat van de risico’s en mogelijke gevolgen. Vandaar dat meerdere instituten op
dit moment bezig zijn met onderzoeken en experimenten naar brand met zonnepanelen.
Op basis van de uitkomst van deze onderzoeken ontstaat een beter beeld van de risico’s
en de mogelijke benodigde vervolgstappen om deze risico’s te mitigeren.
Vraag 8
Bent u bereid, zo lang er nog geen eenduidige protocollen hieromtrent bestaan en de
nevenschade vrijwel onverzekerd blijkt, te onderzoeken hoe de overheid de getroffen
ondernemers kan ondersteunen bij de financiering van de opruimingskosten?
Antwoord 8
De financiering van de opruimingskosten is in eerste instantie een aansprakelijkheidskwestie
die tussen de betreffende verzekeraars opgenomen dient te worden. Op basis van de
lopende onderzoeken hoop ik uw Kamer na de zomer nader te kunnen informeren over de
risico’s en de mogelijke benodigde vervolgstappen om deze risico’s te mitigeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.