Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Agnes Mulder over het opruimen van de bij de grote brand in Noardburgum vrijgekomen scherven van zonnepanelen
Vragen van het lid Agnes Mulder (CDA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het opruimen van de bij de grote brand in Noardburgum vrijgekomen scherven van zonnepanelen (ingezonden 28 mei 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Yeşilgöz-Zegerius (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen
2 juli 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3234.
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «Gemeentes waarschuwen voor scherpe deeltjes van zonnepanelen
na brand: houd vee binnen»1, «Kaart: Hier zijn allemaal stukjes zonnepaneel terechtgekomen»2 en «Vijf dagen na de grote brand in Noardburgum liggen scherven zonnepanelen nog
in het gras: verzekeraars aan zet»3?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het juist dat bij de gemeente Tytsjerksteradiel 116 meldingen zijn binnengekomen
van boeren en anderen die scherven op hun grond hebben aangetroffen?
Antwoord 2
Het totaal aantal meldingen was op 10 juni 121.
Vraag 3
Klopt het tevens dat het gras op de getroffen percelen niet meer bruikbaar is als
veevoer en dat het afgevoerd zal moeten worden door een afvalverwerker?
Antwoord 3
De betrokken gemeenten en instanties als Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland,
GGD, de Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing (FUMO), Veiligheidsregio en het
RIVM hebben de dag na de brand een gezamenlijk advies uitgebracht aan met name de
eigenaren van weiland op het moment dat er deeltjes worden aangetroffen4.
Uit dit advies volgt dat het gras wat vervuild is met deeltjes van zonnepanelen niet
geschikt is als voer voor vee en daarom moet worden afgevoerd. De veroorzaker is op
grond van de Wet milieubeheer verantwoordelijk voor het ongedaan maken van de milieugevolgen
van de brand en wordt aansprakelijk gesteld voor de kosten voor het opruimen hiervan
(zie ook antwoord op vraag 4).
Omdat de deeltjes verspreid zijn over vier gemeenten hebben deze gemeenten gezamenlijk
de Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing (FUMO) ingeschakeld. De FUMO inventariseert
de naleving van de adviezen en heeft indien nodig het mandaat om de NVWA in te schakelen.
Vraag 4
Wie is verantwoordelijk voor het betalen van de kosten die daarbij komen kijken? Is
het juist dat hierover veel onduidelijkheid bestaat en dat deze vraag in eerste instantie
door de verzekeraars moet worden beantwoord?
Antwoord 4
Het is juist dat dit primair een vraag is voor de verzekeraars van de veroorzaker
en de benadeelden. Het Verbond van Verzekeraars geeft aan dat verzekeraars de schade
zullen vergoeden die onder de dekking van de bij hun afgesloten polis valt. Dat kan
per verzekeraar en verzekerde verschillen. Voor opruimingskosten is het mogelijk een
beperkte dekking (bijvoorbeeld tot een bepaald percentage, enkel eigen erf, maximaal
bedrag), een bredere dekking (opruimingskosten in de naburige omgeving, volledige
kosten) of iets hier tussenin af te sluiten. Het is aan verzekerde om samen met zijn
adviseur en in overleg met de verzekeraar bij het aangaan van de verzekering te bepalen
in hoeverre hij deze kosten wenst te verzekeren.
Vraag 5
Welke rol ziet u voor de overheid bij het vinden van een oplossing voor de onduidelijkheid
die bestaat omtrent de opruimingskosten en de nevenschade die dit soort branden tot
gevolg heeft? Bent u bereid om te onderzoeken hoe getroffen ondernemers kunnen worden
ondersteund?
Antwoord 5
De financiering van de opruimingskosten is een aansprakelijkheidskwestie die tussen
de betreffende verzekeraars opgenomen dient te worden. Op basis van de lopende onderzoeken
(zie antwoorden op vraag 7, 8 en 9) verwacht ik uw Kamer na de zomer nader te kunnen
informeren over de risico’s en de mogelijke benodigde vervolgstappen om deze risico’s
te mitigeren.
Vraag 6
Kunt u ingaan op de opruimmethoden die nodig zijn om de scherven die bij deze brand
zijn vrijgekomen op te ruimen? Is er inmiddels meer duidelijkheid over eenduidige
opruimingsmethoden die door het Verbond van Verzekeraars werden onderzocht? Zo ja,
wat zijn de uitkomsten van dit onderzoek en wat zal met deze uitkomsten in de praktijk
worden gedaan? Zo nee, wanneer verwacht u de uitkomsten van dit onderzoek?
Antwoord 6
Het advies van de betrokken gemeenten en instanties als LTO, GGD, de Fryske Utfieringstsjinst
Miljeu en Omjouwing (FUMO), Veiligheidsregio en het RIVM is om bij het aantreffen
van deeltjes als volgt te handelen5:
• Aansprakelijk stellen van de veroorzaker van de brand (de houthandel) via de eigen
verzekering. De benadeelde (veelal boeren) maakt zelf de afweging om wel of niet een
aansprakelijkheidsprocedure op te starten.
• Regelen van een schouw (vooral onderzoek in weiland) op visueel waarneembare verontreiniging.
• Bij aantreffen deeltjes, het opruimen daarvan in gang zetten.
• Gras wat vervuild is met deeltjes van zonnepanelen is niet geschikt als voer voor
vee. Dat geeft ook LTO aan. Dergelijke vervuilde percelen moeten gemaaid worden en
de afvoer van het gras met deeltjes van zonnepanelen moet gebeuren door een erkende
afvalverwerker.
Het Verbond van Verzekeraars onderzoekt op dit moment of de Stichting Salvage een
coördinerende rol kan spelen bij het opruimen van de deeltje. Dit onderzoek bevindt
zich in de afrondende fase en de uitkomsten worden na de zomer verwacht.
Vraag 7
Zijn er inmiddels (voorlopige) uitkomsten te rapporteren van het tot medio 2021 lopende
onderzoekproject «DIRECT» naar duurzaam en veilig ontwerp van zonnestroominstallaties?
Antwoord 7
Het RIVM werkt aan 2 projecten die in dit verband relevant zijn. Ten eerste werkt
het RIVM aan brandexperimenten om onderzoek te doen naar de samenstelling van de rook
die vrijkomt bij branden met zonnepanelen en de stoffen die in deze rook aanwezig
zijn. De brandexperimenten waren in het voorjaar van 2021 gepland maar hebben i.v.m.
coronarestricties nog niet plaats kunnen vinden. Uitgaande van de huidige versoepelingen
zullen de experimenten eind september plaatsvinden. De resultaten zullen dan naar
verwachting begin 2022 worden gepubliceerd.
Het tweede project is het onderzoekproject «DIRECT» dat zich richt op de kennisbehoefte
bij ontwerpers en belanghebbenden in de keten, om te komen tot een duurzaam en veilig
ontwerp van producten of diensten. Zonnestroominstallaties zijn daarvoor een casus.
Het DIRECT project loopt tot medio 2021, dan worden resultaten gepubliceerd.
Vraag 8
Kunt u een stand van zaken geven van het in de motie Agnes Mulder (Kamerstuk 32 813, nr. 634) verzochte onafhankelijk onderzoek naar de factoren, zoals installatie, dakisolatie
en constructie, van zonnepanelen op daken die van invloed zijn op de brandveiligheid
en daarmee op de verzekerbaarheid van daken met zonnepanelen?
Antwoord 8
N.a.v. de motie van de leden Agnes Mulder c.s. over knelpunten bij het verzekeren
van zon-op-dak-projecten, coördineert de TKI Urban Energy het onderzoek naar de factoren
(zoals installatie, dakisolatie en constructie) van zonnepanelen op daken die van
invloed zijn op de brandveiligheid en daarmee op de verzekerbaarheid. De resultaten
van het vooronderzoek zullen naar verwachting deze zomer beschikbaar zijn. Op basis
van dit vooronderzoek zal vervolgens o.a. een brandtestprogramma worden opgezet en
uitgevoerd.
Vraag 9, 10 en 11
Kunt u tevens aangeven wat de stand van zaken is van het in januari door het Instituut
Fysieke Veiligheid (IFV) gestarte onderzoek naar een handelingsperspectief voor partijen
die betrokken zijn bij grootschalige incidenten met zonnepanelen? Zijn er inmiddels
(voorlopige) resultaten van dit onderzoek beschikbaar, bijvoorbeeld met betrekking
tot mogelijkheden om eventuele gezondheids- en milieurisico's te beperken en het op
veilige en verantwoorde wijze saneren van neergeslagen verbrandingsproducten? Zo nee,
op welke termijn verwacht u dat deze resultaten wel beschikbaar komen?
Welke stappen gaat u, samen met uw collega van het Ministerie van Infrastructuur en
Waterstaat, zetten om zo snel mogelijk te komen tot eenduidige opruimingsmethoden?
Bent u bereid om, gezien het feit dat grootschalige branden en het vrijkomen van scherven
van zonnepanelen inmiddels geen incident meer lijken te zijn, in samenwerking met
het IFV, meer vaart te zetten achter het opstellen van aanvullende aanbevelingen voor
de brandbestrijding bij zonnepanelen en het opnemen van deze aanbevelingen in een
protocol? Op welke termijn acht u het mogelijk om een dergelijk protocol in te voeren,
zodat betrokken partijen daar gebruik van kunnen maken bij het omgaan met deze problematiek?
Antwoord 9, 10 en 11
Zoals ik ook aan heb gegeven in de beantwoording van eerdere Kamervragen over dit
onderwerp (Aanhangsel Handelingen 2020–2021 II, nr. 184 en nr. 808) zal ik zodra de brandexperimenten van het RIVM en het onderzoek van het IFV zijn
afgerond, hierover in overleg treden met de Staatssecretaris van Infrastructuur en
Waterstaat om te bezien of er eventueel vervolgstappen nodig zijn.
Het onderzoek van het IFV is inmiddels in de afrondende fase en het onderzoeksrapport
zal naar verwachting in de zomer gepubliceerd worden. In dit rapport zal het IFV,
voor zover op basis van de literatuur mogelijk is, ook ingaan op de aanpak van de
depositie van verbrandingsproducten en onverbrande resten van zonnepanelen.
Voor de bestrijding van een brand met zonnepanelen bestaan reeds richtlijnen. Indien
uit de lopende onderzoeken blijkt dat een aanvullend protocol voor het opruimen van
de depositie en afhandelen van branden met zonnepanelen nodig is, zal ik bezien welke
eventueel vervolgstappen hiervoor nodig zijn. Een zogeheten «panelenprotocol» is daarbij
één van de opties.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van der Plas
(BBB), ingezonden 26 mei 2021 (vraagnummer 2021Z08969).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.