Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Wassenberg en Teunissen over het manifest ‘Klimaat in de Klas’
Vragen van de leden Wassenberg en Teunissen (beiden PvdD) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het manifest «Klimaat in de Klas» (ingezonden 17 mei 2021).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 2 juli
2021).
Vraag 1
Kent u het manifest «Klimaat in de Klas»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u – net zoals de Minister van EZK – bereid om in gesprek te gaan met de initiatiefnemers
van het manifest «Klimaat in de Klas»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat dit
gesprek plaatsvinden?2
Antwoord 2
In algemene zin zijn we altijd bereid over dit soort thema’s in gesprek te gaan. Een
uitnodiging voor het gesprek is verzonden aan de initiatiefnemers.
Vraag 3
Onderschrijft u de oproep uit dit manifest dat het nieuwe curriculum doorlopend moet
meegroeien met de actuele ontwikkelingen op het gebied van klimaatverandering en duurzame
ontwikkeling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is daarop uw inzet?
Antwoord 3
Het onderwijs, en daarmee de doelen die via het curriculum hieraan worden gesteld,
moet uiteraard aansluiten bij de actualiteit en maatschappelijke ontwikkelingen. Dat
betreft daarmee natuurlijk ook de vraagstukken rondom duurzame ontwikkeling, waaronder
klimaatverandering. In de voorstellen van Curriculum.nu is er versterkte inzet op
kennis en vaardigheden rondom duurzaamheid in vergelijking met het huidige curriculum.
Het is de intentie om deze voorstellen aan te scherpen met de aanbevelingen van de
wetenschappelijke curriculumcommissie en deze vervolgens door te ontwikkelen tot kerndoelen
zodat álle leerlingen kunnen profiteren van goed onderwijs over het thema duurzaamheid.
In de kwalificatiestructuur van het mbo is duurzaamheid inmiddels in een groot aantal
kwalificatiedossiers opgenomen. Ook zijn er generieke keuzedelen duurzaamheid, die
als onderdeel van alle opleidingen kunnen worden gevolgd. Er is namelijk een toenemende
vraag naar kennis hierover vanuit het bedrijfsleven.
Vraag 4
Onderschrijft u de oproep uit dit manifest dat leerlingen actief betrokken moeten
worden bij de samenstelling van het curriculum? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is
daarop uw inzet?
Antwoord 4
Leerlingen zijn via het LAKS betrokken geweest bij de totstandkoming van de voorstelen
van de Curriculum.nu, en wij zullen LAKS in het vervolg daarop natuurlijk blijven
betrekken. Daarnaast is er een rol voor leerlingen weggelegd in het gesprek over een
bijgesteld curriculum op de school zelf. Wanneer een curriculum op landelijk niveau
wordt bijgesteld, moet dit uiteindelijk ook naar de schoolpraktijk worden vertaald,
waarbij er voldoende ruime is voor schooleigen keuzes. We verkennen graag met het
LAKS wat de rol van (de) leerlingen(raad) hierin zou kunnen zijn.
Vraag 5
Onderschrijft u de oproep uit dit manifest dat docenten meer vrijheid en faciliteiten
moeten krijgen om hun (klimaat)lessen te verbeteren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat
is daarop uw inzet?
Antwoord 5
We onderschrijven dat leraren meer zeggenschap over en keuzemogelijkheden moeten hebben
om hun eigen curriculum te kunnen samenstellen. Dit willen we bijvoorbeeld ondersteunen
door in de – nog bij te stellen – examenprogramma’s een bepaalde keuzeruimte voor
leraren te borgen, zodat zij kunnen inspelen op thema’s die bij hen of bij hun leerlingen
passen.
Vraag 6
Onderschrijf u de oproep uit dit manifest dat klimaatonderwijs meer vakoverstijgend
moet worden, vanwege de complexiteit van de klimaatcrisis? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, wat is daarop uw inzet?
Antwoord 6
In het verlengde van het antwoord op vraag 3, kunnen we ons voorstellen dat thema’s
als duurzaamheid en klimaat inderdaad vragen om een multidisciplinair perspectief.
Dat vraagt erom dat deze thema’s in verschillende leergebieden terugkomen, vanuit
een stevige (vakspecifieke) kennisbasis. Op het niveau van de school kunnen leraren
vanuit verschillende disciplines en vakexpertises gezamenlijk invulling geven aan
onderwijs over klimaat. Of zij dit relatief meer vakgericht doen, of via vakoverstijgende
projecten is aan hen. Voorbeelden over hoe dat kan ten aanzien van duurzaamheid zijn
beschikbaar via bijvoorbeeld netwerken die aangesloten zijn bij de door het Ministerie
van LNV ondersteunde coöperatie «Leren voor Morgen».
Vraag 7
Onderschrijft u de oproep uit dit manifest dat klimaatonderwijs objectief ontwikkeld
en gegeven moet worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is daarop uw inzet?
Antwoord 7
In algemene zin moet al het onderwijs aan de hoogst mogelijke wetenschappelijke standaarden
voldoen, zo ook het onderwijs dat gaat over klimaat, milieu en duurzaamheid. Vandaar
dat bij de curriculumbijstelling diverse vakinhoudelijke experts en vakdidactici worden
betrokken. Hoe scholen en leraren vervolgens invulling aan deze kerndoelen en eindtermen
geven, is aan hen.
Vraag 8
Onderschrijft u de oproep uit dit manifest dat een volledige terugtrekking van vervuilende
bedrijven uit het onderwijssysteem noodzakelijk is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat
is daarop uw inzet?
Antwoord 8
Scholen zijn financieel niet afhankelijk van bedrijven, daar de financiering via de
rijksoverheid verloopt. Inhoudelijk hebben scholen en leraren de autonomie om zelf
het curriculum in de praktijk vorm te geven en lesmaterialen te kiezen en gebruiken.
Desgewenst kunnen zij daarbij gebruik maken van specifiek aanbod van bedrijven of
organisaties. Het staat elk bedrijf of maatschappelijke organisatie in beginsel vrij
om lesmaterialen te ontwikkelen en aan te bieden aan de scholen. Daarbij is het niet
aan de overheid om bepaalde methoden uit te sluiten, maar aan de scholen en leraren
zelf om al dan niet gebruik te maken van bepaalde (les)materialen. Wel zijn voor de
inzet van bedrijven en maatschappelijke organisaties het convenant Kindermarketing
en de richtlijnen van de Reclame Code Commissie recent aangescherpt.
Vraag 9
Herinnert u zich dat vertegenwoordigers van dit kabinet en het ministerie aanwezig
waren bij Generation Discover, het aantoonbaar misleidende techniekfestival van Shell?3
Antwoord 9
Ja, enkele vertegenwoordigers van het kabinet waren hierbij aanwezig. De kwalificatie
«misleidend» laat ik aan u.
Vraag 10 en 11
Herinnert u zich dat dit kabinet royale subsidies heeft uitgedeeld aan partijen als
Agractie om, zonder controle op de lesinhoud, onderwijsprojecten op te zetten die
de vee-industrie promoten?4
Erkent u dat dit kabinet nauwelijks serieuze stappen heeft gezet om korte metten te
maken met de beïnvloeding van het onderwijs door de fossiele industrie, vee-industrie,
jagers en andere ontwrichtende sectoren? Zo nee, welke stappen meent u wel gezet te
hebben?
Antwoord 10 en 11
Ook hiervoor verwijzen we u naar antwoorden op eerdere vragen, via de link in het
antwoord op vraag 10. De invloed van het kabinet op de keuzes die scholen maken op
het gebied van leermiddelen is, zoals u weet, beperkt gelet op de grondwettelijke
vrijheid van onderwijs. Daarnaast zijn de bepalingen uit het convenant kindermarketing
en de geldende regels vanuit de Reclame Code Commissie van toepassing.
Vraag 12
Wat is tot nu toe uw oordeel over het effect van de aanpassingen in het vrijblijvende
convenant over sponsoring in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs voor de jaren
2020–2022?5
Antwoord 12
Het effect van het sponsorconvenant wordt periodiek geëvalueerd. Uit het laatste onderzoek
van 2019 bleek dat ongeveer een kwart van de scholen sponsoring accepteert. Twee derde
van deze scholen meende dat hun school in sterke mate aan de richtlijnen van het convenant
voldoet. Schoolleiders, mr-leden en convenantpartijen onderschrijven in grote mate
de richtlijnen in het convenant en de toegevoegde waarde ervan. In het convenant 2020–2022
zijn door de convenantpartijen verbeteringen aangebracht. Na afloop van het sponsorconvenant
wordt een volledige evaluatie uitgevoerd, en dan kan een afgewogen oordeel gegeven
worden over de effecten die het convenant heeft gehad.
Vraag 13
Is er al sprake van een aantoonbare vermindering van het aantal geslaagde pogingen
van bedrijven om het onderwijs te beïnvloeden? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Antwoord 13
Er wordt niet landelijk bijgehouden hoe vaak en waarmee bedrijven of andere partijen
proberen het onderwijs te beïnvloeden. Bovendien is er geen eenduidige definitie te
geven van wat een «geslaagde» poging is.
Vraag 14
Wanneer gaat u eindelijk eens paal en perk stellen aan als lesmateriaal verpakte kindermarketing
door ontwrichtende sectoren?
Antwoord 14
Gezien de grondwettelijke vrijheid van meningsuiting staat het in beginsel iedereen
vrij om lesmateriaal te ontwikkelen en aan scholen aan te bieden, en gezien de grondwettelijke
vrijheid van onderwijs is het aan scholen en leraren zelf om al dan niet van een bepaald
aanbod gebruik te maken. We hebben geen signalen dat scholen massaal gebruik maken
van materialen die zijn ontwikkeld door derden: in de regel worden de reguliere vakspecifieke
lesmethoden gebruikt die worden ontwikkeld door educatieve uitgevers. We zijn voortdurend
in gesprek met leermiddelenmakers en de onderwijssectoren zelf, om te bezien welke
kwalitatieve waarborgen ingebouwd kunnen worden bij de ontwikkeling van leermiddelen.
Vraag 15
Kunt u een actuele stand van zaken geven van de uitvoering van de aangenomen motie
van het lid Van Raan (d.d. 16 juni 2020) waarin de regering werd verzocht te onderzoeken
op welke wijze het beste tegemoet kan worden gekomen aan de behoefte van leraren omtrent
kennis en lesmaterialen rondom duurzaamheid en de samenwerkende non-profitorganisaties
voor duurzaam onderwijs te betrekken bij dit onderzoek?6
Antwoord 15
Deze motie wordt meegenomen in de bijstelling van het curriculum van het funderend
onderwijs. De kerndoelen worden in de praktijk beproefd alvorens ze definitief vast
te stellen, en dit wordt uitgebreid gemonitord. Daarbij zal in lijn met deze motie
aandacht zijn voor de behoefte die leraren hebben aan ondersteunend materiaal rondom
specifieke thema’s, zoals duurzaamheid. Op dit moment is de vraag hoe we komen tot
bijstelling van de kerndoelen en eindtermen onderwerp van gesprek met Uw Kamer.
In de tussentijd ondersteunt het interdepartementale en interbestuurlijke programma
DuurzaamDoor onder regie van het Ministerie van LNV diverse onderwijsnetwerken die
zich met duurzaamheid bezighouden. Deze zijn verenigd in de coöperatie «Leren voor
Morgen». In de komende jaren zal dit netwerk ondersteund worden in het ontsluiten
en delen van good practices, trainingen en onderzoek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.