Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Snels over het onterecht terugvorderen van toeslagen van zelfstandigen
Vragen van het lid Snels (GroenLinks) aan de Staatssecretarissen van Financiën over het onterecht terugvorderen van toeslagen van zelfstandigen (ingezonden 22 februari 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Van Huffelen (Financiën – Toeslagen en Douane) (ontvangen
2 juli 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2080.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Duizenden zelfstandigen in de kou na fout Belastingdienst»?
1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op het pijnlijke gegeven dat mogelijk 10 tot 15 duizend zelfstandigen
in de financiële problemen zijn gekomen door administratieve fouten van de Belastingdienst?
Antwoord 2
Hoewel ik het zeer betreur dat mensen in de financiële problemen zijn gekomen, wil
ik vooropstellen dat hier geen sprake is geweest van administratieve fouten van Belastingdienst/Toeslagen.
Het probleem was hier een ongelukkig effect van wet- en regelgeving.
Gemeenten kunnen op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz)
aan ondernemers die in financiële problemen zijn geraakt die het voortbestaan van
hun bedrijf bedreigen een lening verstrekken. Als na afloop van het boekjaar blijkt
dat het ondernemersresultaat onder het niveau van de bijstandsnorm zit, wordt deze
lening door gemeenten in een later jaar omgezet in een gift. Deze gift werd tot 2017
tot het fiscale inkomen van de ondernemer gerekend. Door de omzetting van de lening
in een gift, werd het fiscale inkomen in het jaar van de omzetting hoger en daarmee
ook het toetsingsinkomen voor de toeslagen in dat jaar, omdat dit toetsingsinkomen
gekoppeld is aan het fiscale inkomen. Voor een onbekend aantal ondernemers heeft dit
geleid tot terugvordering van toeslagen. Het is niet bekend hoeveel ondernemers exact
zijn getroffen, omdat gemeenten de omzetting van een lening naar een gift niet op
persoonsniveau hebben geregistreerd en de Belastingdienst/Toeslagen niet kan achterhalen
in welke gevallen er sprake is geweest van een hoger toetsingsinkomen als gevolg hiervan.
Een hoger inkomen van betrokkenen in het jaar waarover toeslagen zijn teruggevorderd
hoeft niet uitsluitend te komen door het «inkomen op papier». Daardoor is achteraf
niet goed te herleiden bij wie deze omzetting tot verlies van toeslagen heeft geleid.
Volgens inschattingen gemeenten ging het om circa 1.000 tot 1.500 ondernemers per
jaar. Op basis van realisatiecijfers van de eerdere compensatieregeling over 2014–2016,
zou het echter eerder om een geringer aantal gaan, namelijk circa 400 Bbz-gerechtigden
per jaar.
Met ingang van 2017 is de wet- en regelgeving aangepast door middel van de «eindheffing»,
waardoor de omzetting van een lening naar een gift niet meer gerekend werd tot het
fiscale inkomen van de ondernemer en dus ook niet meer doorwerkte naar het toetsingsinkomen
voor de toeslagen.
Vraag 3
Hoe kan het dat dit probleem al sinds 2010 bekend was maar het tot 2017 duurde voordat
er vanuit de Belastingdienst überhaupt enige actie ten aanzien van het stopzetten
van de administratieve fout ondernomen werd?
Antwoord 3
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, betreft het hier geen administratieve
fout van de Belastingdienst/Toeslagen, maar vergde het corrigeren van de onwenselijke
uitkomst van de wet een wijziging in wet- en regelgeving. Deze wijziging is uiteindelijk
pas met ingang van 2017 tot stand gekomen nadat de Nationale ombudsman eind 2014 had
opgeroepen hiervoor een oplossing te vinden. Omdat het probleem veroorzaakt werd door
een (ongelukkige) samenloop van wet- en regelgeving en meerdere departementen en uitvoeringsinstanties
betrokken moesten worden bij het vinden van een oplossing, heeft het de nodige tijd
gekost om daar overeenstemming over te bereiken. Omdat de structurele oplossing zo
lang op zich liet wachten en niet met terugwerkende kracht kon worden toegepast is
voor de jaren 2014 tot en met 2016 later een wettelijke compensatieregeling gekomen
die inhield dat het recht op toeslag voor die jaren op verzoek van de betreffende
ondernemer opnieuw werd vastgesteld op basis van een (lager) toetsingsinkomen waarin
het «papieren inkomen» buiten beschouwing werd gelaten.
Bij ons is verder bekend dat gemeenten een deel van de (ex)ondernemers die gevolgen
hebben ervaren van de Bbz-problematiek al eerder hebben gecompenseerd door middel
van de bijzondere bijstand.
Vraag 4
Welke acties zijn er binnen de Belastingdienst en het Ministerie van Financiën tussen
2010 en 2014 ondernomen om de aard en omvang van de problematiek met de leenbijstand
boven tafel te krijgen?
Antwoord 4
Als gevolg van klachten en hardheidsclausuleverzoeken van zelfstandigen was het bestaan
van dit probleem bekend bij het Ministerie van Financiën, het Ministerie van SZW,
de Belastingdienst en de Belastingdienst/Toeslagen. Op de klachten is onder andere
gereageerd door middel van uitleg van de geldende wet- en regelgeving, waarvan ik
achteraf vind dat deze ongelukkig uitwerkte.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, registreerden gemeenten niet bij wie
de lening is omgezet in een gift, waardoor de omvang lastig vast te stellen was en
kon de Belastingdienst/Toeslagen dat niet uit de systemen achterhalen. Gemeenten hebben
de inschatting gemaakt dat het om 1000 tot 1500 gevallen per jaar kon gaan. Het is
niet bekend of in al deze gevallen het hogere toetsingsinkomen ook gevolgen heeft
gehad voor het recht op toeslagen, dit is afhankelijk van het totale toetsingsinkomen.
Vraag 5
Vindt u dat burgers die hier voor 2014 door in de problemen kwamen, net zo hard geschaad
zijn als burgers die hier van 2014 tot 2016 door in de problemen kwamen? Zo ja, waarom
is er destijds voor gekozen enkel voor de laatstgenoemde groep slachtoffers een compensatieregeling
in te stellen? Hoe verhoudt zich dit volgens u tot de algemene beginselen van behoorlijk
bestuur?
Antwoord 5
Ik denk inderdaad dat ondernemers voor 2014 net zoveel problemen hebben ondervonden
als gevolg van de uitwerking van de Bbz-systematiek als in de jaren tussen 2014 en
2016. Omdat de Nationale ombudsman in 2014 de oproep had gedaan om de problemen structureel
op te lossen en deze oplossing er pas in 2017 gekomen is, is een compensatieregeling
getroffen. Dit was mede naar aanleiding van een motie van de Kamer2, die de regering verzocht de ondernemers vanaf 2014 te compenseren. Met de keuze
voor het (begin)jaar 2014 is dus uitvoering gegeven aan de wil van de Kamer. De betreffende
compensatieregeling is opgenomen in het Belastingplan 2019 en in deze wet afgebakend
tot de toeslagjaren 2014 tot en met 2016. Daarmee is ervoor gekozen om de compensatieregeling
regeling te beperken tot de toeslagjaren die verstreken waren sinds de oproep van
de Nationale ombudsman. De compensatieregeling maakte het mogelijk dat ondernemers
zich tot 1 januari 2020 voor dit doel konden melden bij de Belastingdienst/Toeslagen.
Per saldo betekende dat dat ondernemers hiervoor een jaar de tijd hadden. Om zoveel
mogelijk mensen te bereiken is de compensatieregeling via het Belastingplan 2020 met
zes maanden verlengd naar aanleiding van een amendement van het lid Omtzigt3.
Samen met de Minister van SZW bezie ik of het wenselijk is om een compensatieregeling
open te stellen voor ondernemers die vóór 2014 als gevolg van de omzetting van de
leenbijstand in een gift zijn geconfronteerd met een terugvordering van toeslagen.
Indien het antwoord daarop ja is, dient tevens te worden gekeken op welke wijze dat
dan mogelijk zou zijn. Vanwege de complexiteit van de materie en het feit dat het
hier gaat om gevallen die erg ver in het verleden liggen, vergt een zorgvuldig onderzoek
naar de eventuele compensatiemogelijkheden tijd. De overige toeslagdepartementen (VWS
en BZK) zijn daar vanwege de doorwerking naar de toeslagen als zodanig nauw bij betrokken,
daarnaast zijn de Belastingdienst/Toeslagen, de VNG en de gemeenten hierbij aangesloten.
Uw Kamer zal over de uitkomsten bij Kamerbrief worden geïnformeerd.
Vraag 6
Zijn er vanaf 2010 momenten geweest in dit vraagstuk dat verzoeken om openheid in
ambtelijke stukken die ten grondslag lagen aan relevante besluitvorming, zijn geweigerd,
bijvoorbeeld met een verwijzing naar het gegeven dat het om persoonlijke beleidsopvattingen
zou gaan? Zo ja, welke momenten zijn dit en hoe kijkt u hier achteraf op terug?
Antwoord 6
Op dit moment is dit mij niet bekend.
Momenteel wordt, naar aanleiding van een vraag van het lid Omtzigt, gekeken naar alle
schriftelijke documenten over de leenbijstand vanaf het jaar 2006. Deze stukken zullen
zo spoedig mogelijk naar de Kamer worden verzonden. Hierbij zullen ook de schriftelijke
documenten worden verstrekt vanaf 2010 die ten grondslag lagen aan relevante besluitvorming,
zolang die schriftelijke documenten bewindslieden (Minister van Financiën, Staatssecretaris
van Financiën, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en topambtenaren (de secretaris-generaal en plaatsvervangend
secretaris-generaal Financiën, de directeur-generaal belastingen, de directeur-generaal
fiscale zaken, de secretaris-generaal en plaatsvervangend secretaris-generaal SZW
en de directeur-generaal sociale zekerheid) hebben bereikt.
Vraag 7
Deelt u de mening dat er veel parallellen zijn tussen het kinderopvangtoeslagschandaal,
waarin grote bedragen onterecht teruggevorderd werden en de parlementaire ondervragingscommissie
Kinderopvangtoeslag terecht geconstateerd heeft dat compensatie te laat op gang kwam,
en de wijze waarop de Belastingdienst ook hier onterecht duizenden burgers raakt en
het vervolgens laat afweten als het op snelle en volledige compensatie aankomt? Wat
leren we daarvan?
Antwoord 7
Ik deel uw mening in die zin dat ik enkele parallellen zie, maar er zijn zeker ook
grote verschillen. Een belangrijk onderscheid tussen de problemen met de kinderopvangtoeslag
en de problemen met de Bbz-regeling is dat bij de Bbz-regeling geen sprake is geweest
van vooringenomen handelen van de Belastingdienst of een doorgeslagen fraudejacht.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft in deze casus wet- en regelgeving op een juiste
wijze uitgevoerd. Daarnaast zijn de bedragen waar het hier om gaat over het algemeen
– gelukkig – een stuk lager dan bij de kinderopvangtoeslagaffaire. Wel kan men achteraf
stellen dat de doorwerking van het Bbz naar het toetsingsinkomen en als gevolg daar
van de uitvoering door Belastingdienst/Toeslagen onwenselijke gevolgen heeft gehad
voor een onbekend aantal ondernemers. Ook is er overeenkomst in die zin dat het signaal
hierover pas laat is opgepakt en dat de structurele oplossing en de compensatieregeling
mede daardoor ook pas laat tot stand zijn gekomen. Het kabinet zet zich in om signalen
vanuit de praktijk beter en eerder op te pakken, zodat situaties waarin mensen door
hardheden in beleid of uitvoering in de knel komen eerder worden opgelost.
Vraag 8
Hoe verklaart u dat van de 3.000 tot 4.500 gedupeerden die in aanmerking kwamen voor
de compensatieregeling, slechts 1.169 slachtoffers daadwerkelijk compensatie ontvangen
hebben? En dat slechts een klein deel van het begrootte bedrag voor de compensatieregeling
daadwerkelijk is uitgegeven? Wat is hier misgegaan?
Antwoord 8
Een precieze verklaring heb ik niet. Het aantal van 3.000 tot 4.500 gedupeerden over
de jaren 2014–2016 is gebaseerd op de eerdergenoemde schatting van gemeenten. Van
de specifieke groep die te maken kreeg met terugvordering van toeslagen als gevolg
van het «papieren inkomen» was geen registratie aanwezig, helaas kunnen we deze registratie
ook niet alsnog maken. Bekend is dat een aantal gemeenten deze ondernemers destijds
hebben ondersteund via de bijzondere bijstand. Een aantal gemeenten hebben zelf aangegeven
dat zij dit hebben gedaan, maar precieze (cijfermatige) informatie over het aantal
gemeenten die dat hebben gedaan en om hoeveel gevallen dat gaat is niet beschikbaar.
Daarnaast heeft de omzetting van een lening in een gift mogelijk niet in alle gevallen
geleid tot (hoge) terugvordering van toeslagen, omdat de doorwerking in het toetsingsinkomen
daarvoor niet groot genoeg was. Bovendien hoeft een hoger inkomen van betrokkene in
het jaar waarover toeslagen zijn teruggevorderd niet uitsluitend te komen door het
«papieren inkomen». Een reële mogelijkheid is dan ook dat het aantal gedupeerden een
stuk lager is dan in eerste instantie werd geschat.
Vraag 9
Welke acties hebben u en uw voorganger sinds oktober 2018 genomen om zoveel mogelijk
slachtoffers binnen de compensatieregeling te bereiken?
Antwoord 9
Om gebruik te kunnen maken van de compensatieregeling dienden gedupeerden zichzelf
te melden. Op diverse manieren is gepoogd de regeling duidelijk kenbaar te maken bij
mogelijk gedupeerden. De regeling is onder de aandacht gebracht op de website van
de BD Toeslagen. Daarnaast is de regeling via gemeenten, onder meer via hun websites
en gemeentepagina’s in huis-aan-huiskranten, en via de kanalen van de Nationale ombudsman,
onder de aandacht gebracht. Het Ministerie van SZW heeft gemeenten in de tweede helft
van 2019 via de Verzamelbrief en via «Schouders eronder» geattendeerd op de tijdelijke
regeling. Het Ministerie van SZW heeft ondernemersorganisaties als VNO NCW/MKB, ONL,
PZO gevraagd een persbericht over de regeling te verspreiden onder ondernemers. VNG
en Divosa hebben tezelfdertijd op hun website aandacht gevraagd voor de regeling;
het Ministerie van Financiën heeft aandacht gevraagd voor de regeling in het Uitvoeringspanel
van gemeenten en bij intermediairdagen. Ook Platform Stimulansz heeft aandacht gevraagd
voor de regeling. Verder is de regeling, om zoveel mogelijk mensen te bereiken, via
het Belastingplan 2020 met zes maanden verlengd naar aanleiding van een amendement
van het lid Omtzigt4.
Vraag 10
Wat is uw reactie op de vaststelling in het Volkskrantartikel dat de Belastingdienst
«nauwelijks moeite deed» de mensen te vinden die recht hadden op compensatie? Hoe
verklaart u dat de Belastingdienst serieus moeite heeft gedaan al deze mensen te vinden
als in totaal slechts een kwart van de slachtoffers bereikt is?
Antwoord 10
Daar ben ik het niet mee eens. Ik verwijs u tevens naar het antwoord op vraag 8 en
vraag 9.
Vraag 11
Bent u bereid in naam van de Belastingdienst uw excuses aan te bieden voor het leed
dat slachtoffers hier aangedaan is? En voor het feit dat de Belastingdienst moedwillig
in gebreke is gebleven daar waar het de compensatie aangaat? Waarom wel of niet?
Antwoord 11
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 betreft het hier geen fout van de Belastingdienst.
Ook is de Belastingdienst/Toeslagen niet in gebreke gebleven. Ik zie daarom geen aanleiding
excuses aan te bieden namens de Belastingdienst/Toeslagen.
Samen met de Minister van SZW bezie ik of het wenselijk is om een compensatieregeling
open te stellen voor ondernemers die vóór 2014 als gevolg van de omzetting van de
leenbijstand in een gift zijn geconfronteerd met een terugvordering van toeslagen.
Uw Kamer zal over de uitkomsten bij Kamerbrief worden geïnformeerd. Zie hierover ook
het antwoord bij vraag 5.
Vraag 12
Waarom verwijst u in een reactie in het genoemde Volkskrant-artikel naar gemeenten
en de bijzondere bijstand zonder te weten hoeveel mensen voor welk deel van de schuld
gecompenseerd zijn? Is de Belastingdienst niet zelf verantwoordelijk voor het oplossen
van door haarzelf gecreëerde problemen?
Antwoord 12
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, registreerden gemeenten niet bij wie
de lening is omgezet in een gift, waardoor de omvang lastig vast te stellen was. Dat
kon de Belastingdienst/Toeslagen ook niet in de systemen achterhalen. Daarnaast is
bekend dat een aantal gemeenten gedupeerden hebben gecompenseerd door middel van de
bijzondere bijstand.
Het probleem ontstond doordat bij het Bbz geen rekening was gehouden met de doorwerking
naar het toetsingsinkomen voor de toeslagen. Hoewel ik de situatie waarin mensen zijn
geraakt betreur, vloeiden de terugvorderingen tot 2017 voort uit een juiste toepassing
van de wet- en regelgeving.
Vraag 13
Hoe komt het dat er geen inzicht is in hoeveel mensen in welke mate gecompenseerd
zijn via de bijzondere bijstand? Waarom wordt daar genoegen mee genomen?
Antwoord 13
De bijzondere bijstand is financieel en beleidsmatig gedecentraliseerd naar gemeenten.
Bovendien komt in de statistiek voor de bijzondere bijstand de bedoelde compensatie
als aparte registratiecategorie niet voor. Dit laatste hangt samen met het incidentele
en onvoorziene karakter van deze compensatie.
Vraag 14
Zijn er op enig moment binnen dit vraagstuk dossiers vernietigd die nu het uitzoekwerk
en eventuele verdere compensatie in de weg staat? Is de vernietiging van deze dossiers
volgens de wet of niet? Kunt u garanderen dat geen van de dossiers van de betrokken
slachtoffers vernietigd wordt?
Antwoord 14
Zoals bij u bekend zijn er door de Belastingdienst/Toeslagen bijna 9000 beroepsdossiers
vernietigd voordat de bewaartermijn hiervan was verstreken. We kunnen niet met zekerheid
zeggen of er een overlap is tussen deze dossiers en de gevraagde informatie. Dit is
uitgebreid gedocumenteerd in onder andere het rapport van de Inspectie Overheidsinformatie
en Erfgoed.
Momenteel worden er bij de Belastingdienst/Toeslagen geen dossiers vernietigd ongeacht
of de bewaartermijn is verstreken of niet. Op enig moment zal dit moratorium worden
opgeheven, maar het is nog niet bekend in welke omvang dit gaat gebeuren. De huidige
bewaartermijn is 12 jaar na beëindiging van de toeslag.
Bij mij is niet bekend dat gemeenten inzake deze problematiek dossiers vernietigd
hebben. Ik wijs er wel op dat gemeenten dossiers op grond van de Archiefwet en de
AVG niet oneindig mogen bewaren. Dit betekent in principe dat gegevens na 10 jaar
niet meer bewaard worden, behalve in lopende dossiers. Ook is niet bekend wie de (ex)ondernemers
die hierdoor in de problemen zijn gekomen zijn en of zij reeds bijzondere bijstand
hebben gekregen. Ik kan daarom niet garanderen dat dossiers van die (ex)ondernemers
altijd (volledig) beschikbaar zijn.
Vraag 15
Op welke momenten en op welke manier heeft u zich er persoonlijk voor hard gemaakt
dat er meer slachtoffers bereikt zouden worden? Welke concrete veranderingen zijn
hierdoor in gang gezet? Wat zijn hier de effecten van geweest? Hoe kijkt u hier nu
op terug?
Antwoord 15
Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op vraag 9.
Vraag 16
Welke ambtelijke adviezen hebben u en uw voorganger sinds oktober 2018 ontvangen over
het vraagstuk of er wel of niet meer slachtoffers bereikt zouden moeten worden? Welke
besluiten zijn op basis van deze adviezen genomen? Mochten deze bestaan, kunt u deze
adviezen dan aan de Kamer sturen?
Antwoord 16
Momenteel wordt, naar aanleiding van een vraag van het lid Omtzigt, gekeken naar alle
schriftelijke documenten over de leenbijstand vanaf het jaar 2006. Deze stukken zullen
zo spoedig mogelijk naar de Kamer worden verzonden. Bij deze stukken zullen ook de
ambtelijke adviezen vanaf oktober 2018 naar uw Kamer worden verzonden.
Vraag 17
Waarom is de compensatieregeling in januari 2020 beëindigd? Hoe is dat besluit genomen?
Was er op dat moment tevredenheid over het in termen van de gerealiseerde compensatie
bereikte resultaat? Waarom wel of niet? Waaruit blijkt dat?
Antwoord 17
De compensatieregeling voor de jaren 2014–2016 die was opgenomen in het Belastingplan
2019 maakte het mogelijk dat ondernemers zich tot 1 januari 2020 voor dit doel konden
melden bij de Belastingdienst/Toeslagen. Per saldo betekende dat dat ondernemers hiervoor
een jaar de tijd hadden. Om zoveel mogelijk mensen te bereiken is de compensatieregeling
via het Belastingplan 2020 met zes maanden verlengd naar aanleiding van een amendement
van het lid Omtzigt5.
Vraag 18
Wat is er met het niet-bestede deel van de 17 miljoen euro die vrijgemaakt was voor
de compensatieregeling, gedaan?
Antwoord 18
In begrotingen van de toeslagendepartementen was bij opstellen van de compensatieregeling
rekening gehouden met in totaal circa 15 mln. euro extra nabetalingen aan toeslagen
(daarnaast circa 2 mln. euro uitvoeringskosten bij de Belastingdienst).
Dit was een onzekere raming, op grond van een inschatting welk deel van de Bbz-populatie
mogelijk met terugvorderingen kon zijn geconfronteerd en voor welk gemiddeld bedrag.
Van deze specifieke deelgroep was geen rechtstreekse registratie aan de voorkant aanwezig.
Uiteindelijk is op grond van uitvoeringsinformatie gebleken dat de uitgaven op circa
3 mln. euro zijn uitgekomen. Het verschil met de raming is meegelopen in het totaalbeeld
van mee- en tegenvallers, zoals te doen gebruikelijk bij open-einde (uitkerings)regelingen.
Dit betekent dat de lager dan verwachte uitgaven worden weggestreept tegen tegenvallers
elders op de begroting (conform de begrotingsregels).
Vraag 19
Waarop zijn uw schattingen gebaseerd dat door administratieve fouten ten aanzien van
toeslagen en de leenbijstand 10 tot 15 duizend slachtoffers zijn gemaakt? Welke stappen
gaat u zetten om tot de bodem uit te zoeken hoeveel slachtoffers er in totaal precies
gemaakt zijn, en welke burgers hier precies door geraakt zijn? Wat is op dit punt
de tijdlijn? Op welke manier bent u van plan de Kamer over de voortgang te informeren?
Antwoord 19
Jaarlijks kregen gemiddeld zo’n 4.100 mensen een Bbz-uitkering. Volgens de grove schatting
destijds van de gemeenten zijn tot 1 januari 2017 ongeveer 1.000 tot 1.500 gevallen
per jaar geconfronteerd met het probleem van het «papieren inkomen». Op basis van
realisatiecijfers van de eerdere compensatieregeling over 2014–2016, wordt duidelijk
dat in totaal 1.169 ondernemers zich hebben gemeld voor compensatie, dat zijn circa
400 Bbz-gerechtigden per jaar. Een reële mogelijkheid is dan ook dat het aantal gedupeerden
een stuk lager is dan in eerste instantie werd geschat.
Samen met de Minister van SZW bezie ik of het wenselijk is om een compensatieregeling
open te stellen voor ondernemers die vóór 2014 als gevolg van de omzetting van de
leenbijstand in een gift zijn geconfronteerd met een terugvordering van toeslagen.
Uw Kamer zal over de uitkomsten bij Kamerbrief worden geïnformeerd. Zie hierover ook
het antwoord bij vraag 5.
Vraag 20
Heeft u een overzicht van hoeveel mensen precies buiten de boot zijn gevallen door
de beperkte focus (enkel 2014–2016) van de compensatieregeling? Zo nee, welke stappen
gaat u zetten om dit tot op de bodem uit te zoeken? Hoe gaat u de Kamer over de voortgang
informeren?
Antwoord 20
Ik verwijs u hiervoor graag naar de antwoorden op vraag 8 en vraag 19.
Vraag 21
Deelt u de mening dat het niet meer dan rechtvaardig is als slachtoffers van voor
2014 alsnog gecompenseerd worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid zich alsnog
voor deze compensatie hard te maken?
Antwoord 21
Samen met de Minister van SZW bezie ik of het wenselijk is om een compensatieregeling
open te stellen voor ondernemers die vóór 2014 als gevolg van de omzetting van de
leenbijstand in een gift zijn geconfronteerd met een terugvordering van toeslagen.
Uw Kamer zal over de uitkomsten bij Kamerbrief worden geïnformeerd. Zie hierover ook
het antwoord bij vraag 5.
Vraag 22
Deelt u de mening dat, als u tot compensatie over gaat, het bedrag van schadevergoeding
niet enkel zou moeten bestaan uit de schade zelf, maar ook uit een aantal opslagen,
zoals gebruikelijk in de compensatieregeling bij het kinderopvangtoeslagschandaal?
Antwoord 22
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 21 bezie ik samen met de Minister van SZW
of het wenselijk is om een compensatieregeling open te stellen voor ondernemers die
vóór 2014 als gevolg van de omzetting van de leenbijstand in een gift zijn geconfronteerd
met een terugvordering van toeslagen. Uw Kamer zal over de uitkomsten bij Kamerbrief
worden geïnformeerd. Zie hierover ook het antwoord bij vraag 5.
Vraag 23
Wat is op dit moment en in de nabije toekomst de organisatorische ruimte binnen de
Belastingdienst om bovengenoemde zaken tot op de bodem uit te zoeken en meer mensen
te compenseren, gegeven de op andere terreinen aangekondigde herstelacties, de operatie
van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) en bijvoorbeeld het noodspoor
e-commerce? Welke randvoorwaarden zijn nodig voor een degelijke uitvoering en hoe
kunnen deze geschapen worden? Welke acties gaat u daartoe ondernemen?
Antwoord 23
De organisatorische ruimte bij de Dienst Toeslagen is beperkt. Dit heeft enerzijds
te maken met de lopende uitvoering van Herstel Toeslagen en anderzijds met diverse
maatregelen die de komende jaren nog worden geïmplementeerd, onder meer als gevolg
van de Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen. De ruimte voor nieuwe maatregelingen
en hersteloperaties is daarom beperkt.
Belangrijke randvoorwaarden kunnen worden gecreëerd door nieuwe maatregelen goed te
toetsen op uitvoerbaarheid en door signalen tijdig te onderkennen en op te volgen.
Hiervoor wil ik aansluiten bij de aanbevelingen van de Commissie Bosman.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.