Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Kent en Ceder over het bericht ‘Nieuwe deurwaarderswet brengt schuldenaars in problemen’
Vragen van de leden Van Kent (SP) en Ceder (ChristenUnie) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Nieuwe deurwaarderswet brengt schuldenaars in problemen» (ingezonden 23 april 2021).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 1 juli
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2666.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht «Nieuwe deurwaarderswet brengt schuldenaars in problemen»?1
Antwoord 1
De Wet vereenvoudiging beslagvrije voet heeft als doel om het bestaansminimum van
mensen die met beslaglegging op het inkomen worden geconfronteerd, beter te waarborgen.
Iemand moet genoeg financiële middelen overhouden voor het betalen van de noodzakelijke
kosten van levensonderhoud, zoals de vaste lasten.
In het bericht worden twee verschillende methodieken aangehaald. Het gaat om het toepassen
van de beslagvrije voet en het toepassen van het zogenoemde vrij te laten bedrag bij
mensen die zijn toegelaten tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) of
een minnelijk schuldhulpverleningstraject doorlopen. Bij de beantwoording van vraag
4 wordt het onderscheid tussen deze methodieken toegelicht en beschreven wat er ten
aanzien van beide methodieken is gewijzigd per 1 januari 2021.
Vraag 2
Hoe kan het dat mensen met schulden te weinig geld overhouden om van te leven door
de invoering van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet, die als doelstelling had
om schuldenaars te beschermen?
Antwoord 2
Onder het oude systeem was de berekening van de beslagvrije voet grotendeels afhankelijk
van gegevens die mensen op wiens inkomen beslag werd gelegd, zelf moesten aanleveren.
Omdat veel mensen dit niet, niet volledig of niet juist deden, werd in ongeveer 75%
van de gevallen de beslagvrije voet te laag vastgesteld.2 Met factoren die de beslagvrije voet konden verhogen, zoals woonkosten, werd geen
rekening gehouden. Simpelweg omdat deze informatie in de meeste gevallen ontbrak bij
de berekening van de beslagvrije voet.
Teneinde een gedegen beslagvrije voet te kunnen berekenen, is een nieuwe berekeningswijze
opgezet. De berekeningswijze geldt sinds de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging
beslagvrije voet op 1 januari 2021. De beslagvrije voet wordt nu berekend op basis
van de inkomensgegevens en de leefsituatie van de betrokkene. Deze gegevens worden
uit reeds bestaande registraties gehaald: de polisadministratie van UWV en Basisregistratie
Personen (BRP). De betrokkene hoeft in beginsel de beslagvrije voet uitsluitend nog
te controleren. Dankzij deze nieuwe berekeningswijze wordt een beslagvrije voet berekend
die ervoor zorgt dat mensen minder snel dieper in financiële problemen terechtkomen.
Op deze manier kunnen mensen hun schulden afbetalen en houden zij genoeg over voor
de noodzakelijke kosten van hun levensonderhoud.
Binnen het oude systeem had het ontbreken van informatie over de woonkosten als gevolg
dat hier in het geheel geen rekening mee kon worden gehouden. Met de invoering van
de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet wordt dit wel gedaan. Juist omdat mensen deze
gegevens in het merendeel van de gevallen niet aanleverden en deze niet centraal worden
geregistreerd. Hierom is gekozen voor een systeem met fictieve woonkosten in plaats
van daadwerkelijke woonkosten. Er is aangesloten bij de systematiek uit de huurtoeslag:
woonkosten die passend zijn bij de reële inkomenssituatie. Hiervoor is uitgegaan van
de netto huurquote3 passend bij de leefsituatie en inkomensgroep. De cijfers hiertoe zijn afkomstig uit
het gegevensbestand van het Woononderzoek wat destijds is uitgevoerd door het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het CBS. Bij de totstandkoming van
de wet is rekening gehouden met de destijds zichtbare ontwikkelingen op de woningmarkt.
In de wet is een uitzondering opgenomen voor diegenen aan wie op basis van het inkomen
reeds de maximaal geldende beslagvrije voet is toegekend. Dit zijn veelal mensen met
een hoger inkomen. Voor hen kan de beslagvrije voet voor de duur van zes maanden worden
verhoogd. Dit kan als de huur minimaal 10% meer bedraagt dan de zogeheten rekenhuur
voor de huurtoeslag (in 2021: 752,33 euro). De eerste 10% boven de rekenhuur komen
voor eigen rekening van de mensen. Voor het meerdere, dus meer dan 827,56 euro, kan
de beslagvrije voet worden verhoogd. De termijn van zes maanden kan met zes maanden
worden verlengd, als binnen die termijn de vordering waarvoor het beslag is gelegd
volledig kan worden voldaan. Het onderzoek «Profielschets beslagenen»4 liet zien dat in 37% van alle beslagen de looptijd van het beslag korter is dan een
half jaar en in meer dat 50% van alle gevallen het beslag korter duurt dan één jaar.
De zes maanden termijn, alsmede de mogelijkheid om deze termijn met zes maanden te
verlengen, zal voor kortdurende beslagen veelal voldoende zijn om de beslagperiode
zonder aanpassingen van de woonsituatie te doorstaan.
De wet bevat een hardheidsclausule. De hardheidsclausule ziet op situaties waarbij
onverkorte toepassing van de regelgeving tot een kennelijk onevenredige hardheid leidt
als gevolg van een omstandigheid waarmee geen rekening is gehouden bij de vaststelling
van de beslagvrije voet. Op grond hiervan kan de kantonrechter op verzoek van de burger
de beslagvrije voet in uitzonderlijke, individuele situaties verhogen voor een door
hem te bepalen periode.
Bij de totstandkoming van de wet is met uw Kamer gewisseld dat een beslag niet een
maatregel is die direct na het uitblijven van betaling binnen de gestelde betalingstermijn
volgt. Tussen het verzoek tot betaling en de uiteindelijke inning via een loonbeslag
liggen in bijna alle gevallen zeker twee maanden zo niet beduidend meer. Dit is een
periode waarbinnen ook verschillende momenten zijn ingebouwd om met de schuldeiser
in contact te treden om tot een reëele betalingsregeling te komen.
Zoals omschreven in de memorie van toelichting bij de wet, wordt hiermee ook gestimuleerd
dat mensen die in verhouding tot het inkomen te hoge woonkosten hebben, op zoek gaan
naar goedkopere woonruimte. Te hoge uitgaven aan levensonderhoud, waarvan de woonkosten
een groot deel beslaan, kunnen in veel gevallen oorzaak zijn van financiële problemen.
De wet heeft mede tot doel te voorkomen dat mensen, na een moeilijke periode waarin
beslag op het inkomen is gelegd, terugvallen in de oude situatie met vaste lasten
die te hoog zijn voor hun inkomen.
Vraag 3
Hoe verklaart u dat er zoveel mis gaat bij de invoering van deze wet?
Antwoord 3
De invoering van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet is een
implementatietraject van grote omvang. Het gaat hier om een samenwerking tussen UWV,
de SVB, het CJIB, de Belastingdienst, het LBIO, alle gemeenten, waterschappen en lokale
belastingsamenwerkingen en meer dan 700 gerechtsdeurwaarders. Wat bijdraagt aan de
complexiteit is dat de wet van toepassing is op honderdduizenden derdenbeslagen die
elk jaar worden gelegd en honderdduizenden verrekeningen die jaarlijks plaatsvinden,
het traject een grote IT-component heeft en de nieuw ontstane keten voor derdenbeslag
nauw verweven is met de loonaangifteketen.
Een dergelijk implementatietraject kan helaas niet zonder opstartproblemen worden
doorlopen. Ik hecht eraan te benadrukken dat het artikel waarop onderhavige vragen
zien, niet gaat over iets wat «mis» is gegaan rond de Wet vereenvoudiging beslagvrije
voet. De methodiek van het meerekenen van de woonkosten bij de beslagvrije voet is
een weloverwogen keuze geweest bij de totstandkoming van deze wet (zie hierover het
antwoord op vraag 2).
Vraag 4
Onderschrijft u de uitspraak van Bureau Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp)
en de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) dat het rekenen met fictieve
woonlasten in 25 tot 40 procent van de dossiers leidt tot een vaak forse afname van
het vrij te laten bedrag, waardoor een schuldenaar regelmatig niet rond kan komen?
Antwoord 4
Wanneer sprake is van beslag op periodieke inkomsten geldt de beslagvrije voet.5 Als iemand is toegelaten tot de Wsnp of een minnelijk schuldhulpverleningstraject
doorloopt, is het vrij te laten bedrag van toepassing. Om tot het vrij te laten bedrag
te komen wordt de beslagvrije voet verhoogd met een zogeheten nominaal bedrag.6 Dit nominale bedrag wordt berekend aan de hand van de rekenmethode die door Recofa7 is ontwikkeld.
Onder de oude wetgeving kon de beslagvrije voet worden verhoogd op basis van daadwerkelijke
woonkosten. Hierbij was een veel voorkomend probleem dat de schuldenaar de daadwerkelijke
kosten niet aanleverde. Hierdoor kon met deze kosten geen rekening worden gehouden
bij de berekening van de beslagvrije voet. Onder de nieuwe wetgeving worden fictieve
woonkosten meegerekend in de berekening van de beslagvrije voet. Er wordt niet alleen
gerekend met «fictieve» woonkosten omdat mensen woonkosten onder de oude wetgeving
in het merendeel van de gevallen niet aanleverden, maar ook omdat deze kosten niet
centraal worden geregistreerd.
In een Wsnp- of schuldhulpverleningstraject is de schuldenaar gehouden om medewerking
te verlenen. Dat is een voorwaarde om het traject te starten en (succesvol) af te
ronden. De medewerking bestaat onder meer uit het verstrekken van alle relevante gegevens,
waaronder de woonkosten.
De nieuwe systematiek waarbij wordt uitgegaan van fictieve woonkosten bij de vaststelling
van de beslagvrije voet zorgt ervoor dat een aanzienlijk deel van de woonkosten wordt
meegenomen in de berekening. In sommige gevallen wordt hierdoor zelfs meer gecompenseerd
dan de daadwerkelijke woonkosten.
De aanpassing van de berekeningswijze van de beslagvrije voet heeft gevolgen voor
de hoogte van het vrij te laten bedrag. Echter, het vrij te laten bedrag wordt voor
een belangrijk deel gevormd door het nominale bedrag waarvan de vaststelling verloopt
via de rekenmethode van Recofa. Over de juistheid van de schatting die Bureau Wsnp
heeft gemaakt, kan ik geen uitspraak doen. De schatting gaat over de mensen voor wie
het vrij te laten bedrag van toepassing is.
Vraag 5
Bent u bereid met onmiddellijke ingang ervoor te zorgen dat er niet meer met fictieve
woonlasten wordt gerekend maar met de reële woonlasten? Zo ja, hoe en wanneer kan
dit geregeld worden? Zo nee, hoe gaat u dan garanderen dat mensen met schulden genoeg
geld overhouden om van te leven?
Antwoord 5
De keuze om bij de totstandkoming van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet uit
te gaan van fictieve woonkosten is gestoeld op twee gedachten. Directe aanleiding
van de invoering van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet was de wetenschap dat
het overgrote deel van mensen die kampen met beslaglegging op het inkomen niet, niet
tijdig, of geen juiste gegevens verstrekten. In stressvolle schuldensituaties komt
het begrijpelijkerwijs echter regelmatig voor dat mensen informatie niet, te laat
of onvolledig geven. Voor de berekening van de beslagvrije voet zijn beslagleggers
onder de nieuwe wet niet langer vooral afhankelijk van informatie van de burger. Het
nieuwe systeem is weliswaar grofmaziger, maar biedt tegelijkertijd een robuustere
beslagvrije voet dan voorheen. Waar in het oude systeem veelal helemaal geen rekening
kon worden gehouden met de woonkosten, is de beslagvrije voet onder de nieuwe wetgeving
verzekerd van een woonkostencomponent op basis van fictieve woonkosten die passen
bij het daadwerkelijke inkomen.
Daarnaast was de gedachte om mensen met te hoge lasten in verhouding tot het inkomen
te stimuleren werk te maken van het omlaag brengen van deze lasten. Indachtig de huidige
woningmarkt besef ik mij daarbij terdege dat dit niet eenvoudig is.
De huidige wet is sinds 1 januari jl. in werking getreden. De wet voorziet in een
evaluatie – binnen vijf jaar na inwerkingtreding – van de doeltreffendheid en de effecten
van de wet in de praktijk. Daarnaast zal de werking van de wet in 2022/2023 worden
onderzocht door een externe partij. Ik zal de effecten rond de woonkosten meenemen
in het externe onderzoek en de wetsevaluatie.
Vraag 6
Welke aanpassingen aan het rekenmodel hebt u in voorbereiding voor mei? In hoeverre
gaat dit voor een oplossing zorgen voor de gesignaleerde problemen?
Antwoord 6
Ik heb geen aanpassing aan het rekenmodel in voorbereiding daar waar het gaat om de
woonkosten. De in het NOS-artikel aangehaalde aanpassing ziet op het vrij te laten
bedrag. Weliswaar vormt de beslagvrije voet de basis van dit vrij te laten bedrag,
maar de berekeningswijze van het vrij te laten bedrag wordt vastgesteld door Recofa.
Recofa beslist over aanpassing van het rekenmodel. Mijn ministerie heeft overleg met
Recofa over de berekeningswijze van de beslagvrij voet. Recofa heeft bij mij aangegeven
de berekening van het vrij te laten bedrag aan te passen. De uitkomst van de berekening
zal naar boven – of eventueel naar beneden – worden bijgesteld op basis van onder
andere individuele woonlasten.
Vraag 7 en 8
Wat is uw reactie op de uitspraak van jurist André Moerman van Schuldinfo.nl die zegt dat het probleem van een te lage beslagvrije voet door hoge
woonlasten ook na mei blijft bestaan bij mensen die niet in een schuldtraject zitten,
maar bij wie wel beslag is gelegd op het inkomen? Bent u bereid om ook voor deze groep
mensen een oplossing te zoeken?
Bent u bereid om met onmiddellijke ingang te garanderen dat mensen met schulden niet
een lagere beslagvrije voet krijgen dan dat zij hadden voor 1 januari 2021?
Antwoord 7 en 8
De invoering van de Wet vereenvoudiging beslagvrij voet is een grote vooruitgang voor
diegenen in een financieel kwetsbare positie die met beslag op hun inkomen worden
geconfronteerd. Zoals ik hiervoor uiteen heb gezet is de berekeningswijze van de beslagvrije
voet aan de hand van fictieve woonkosten voor veel mensen met schulden een verbetering
ten opzichte van het oude systeem waarbij moest worden gerekend met de daadwerkelijke
woonkosten, maar waarin die kosten veelal onbekend bleven en dus niet konden worden
meegerekend.
Bij de totstandkoming van de wet zijn daarnaast ook keuzes gemaakt zodat mensen bij
wie voorheen werd gesteld dat zij geen afloscapaciteit bezaten alsnog een prikkel
krijgen om aan de financiële verplichtingen te voldoen. Daarom is in de wet opgenomen
dat de beslagvrije voet voor inkomens lager dan en gelijk aan de bijstandsnorm altijd
op 95% van het netto-inkomen inclusief vakantiebijslag wordt vastgesteld. Dit kan
betekenen dat sommige mensen een lagere beslagvrije voet krijgen dan zij hadden voor
1 januari 2021.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.