Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kuiken, Paternotte en Bikker over de zogenoemde mondkapjesdeal
Vragen van de leden Kuiken (PvdA), Paternotte (D66) en Bikker (ChristenUnie) aan de Minister voor Medische Zorg en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de zogenoemde mondkapjesdeal (ingezonden 8 juni 2021).
Antwoord van Minister Van Ark (Medische Zorg) (ontvangen 29 juni 2021).
Vraag 1
Hoeveel mondkapjes van hetzelfde type kwaliteit waren er tijdens het sluiten van de
overeenkomst met Relief Goods Alliance B.V. (RGA) reeds beschikbaar bij het Landelijk
Consortium Hulpmiddelen (LCH) en voor hoeveel maanden was deze voorraad voldoende?
Klopt het aantal van 91 miljoen?1
Antwoord 1
Om deze vraag te beantwoorden heb ik teruggekeken naar rapportages van het LCH die
VWS destijds ontving. O.a. op basis van deze rapportages kreeg VWS een beeld van de
voorraden en het aantal persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm) in bestelling van
het LCH. Er bleek geen vaststaand compleet beeld van de destijds beschikbare aantallen
van dit type mondmaskers gegeven kon worden, omdat op het moment van sluiten van de
overeenkomst met RGA de IT-systemen van het LCH nog niet goed aan elkaar waren gekoppeld.
Ik vind het belangrijk dat de gegevens die toen beschikbaar waren, afgezet worden
tegen de data zoals die nu beschikbaar zijn. Ik zal daarom Deloitte (verder «onderzoeksbureau»)
verzoeken dat in het aanvullende onderzoek mee te nemen.
Het aantal van 91 miljoen herken ik niet.
Vraag 2
Kunt u bij Stichting Hulptroepen Alliantie of Relief Goods Alliance B.V., danwel de
betrokken personen bij de stichting of de B.V. nagaan of u de additionele documenten,
die betrekking hebben op deze deal, kunt delen met de Kamer, zoals u aanbiedt in de
beantwoording van eerdere vragen van bovengenoemde leden en zoals wel bekend bij Nieuwsuur?
Kan de Kamer ook de definitieve offerte ontvangen?2
Antwoord 2
Zoals ik in de beantwoording van de Kamervragen3,
4 op 1 juni jl. over de mondkapjesdeal heb aangegeven, heb ik er geen bezwaar tegen
om deze documenten te delen. De offerte waar u van spreekt in uw vraag is met VWS
gedeeld via een presentatie. De eigenaar van de presentatie is echter Stichting Hulptroepen
Alliantie (HA)/RGA. Ik heb hen gevraagd om de presentatie te delen. Zij maken geen
bezwaar tegen openbaarmaking, echter hebben ze VWS gevraagd of wij in gesprek willen
treden met de volgens HA/RGA andere betrokkenen bij de totstandkoming van deze presentatie
om vast te stellen of openbaring mogelijk is. Zoals eerder aangegeven vind ik dat
aan HA/RGA zelf. Ik heb uw verzoek nogmaals gedeeld, maar de andere betrokkenen zijn
niet benaderd. Daarom lijkt het mij goed als deze documenten in het aanvullende onderzoek
wordt meegenomen. De stukken waarover ik zelf beschik zal ik vanzelfsprekend aan de
onderzoekers geven.
Vraag 3
Wie van de partijen betrokken bij deze overeenkomst heeft geheimhouding bedwongen?
Was dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het LCH of RGA?
Antwoord 3
LCH-deelnemers die zich hebben ingezet ten behoeve van de werkzaamheden van het LCH,
hebben met elkaar afgesproken om in een convenant afspraken vast te leggen. Het gaat
hier bijvoorbeeld om werken zonder winstoogmerk en onder geheimhouding vanwege concurrentiegevoelige
informatie. Het was dus een wens van de deelnemers van het LCH.
Daarnaast maakte het LCH reguliere contractafspraken met leveranciers zoals RGA. VWS
is hierin geen partij en werd hierin geen geheimhouding bedwongen.
Vraag 4
Klopt het dat het LCH tot tweemaal toe schriftelijk bezwaar aantekende tegen de overeenkomst
met RGA? Kunt u deze (schriftelijke) bezwaren de Tweede Kamer doen toekomen? Wat is
een gebruikelijke procedure na afwijzen van LHC?
Antwoord 4
In het rapport van Grant Thornton, dat ik u op 18 juni jl. heb gestuurd5, kunt u lezen dat uit e-mailwisselingen is gebleken dat er binnen het LCH twijfel
was over de noodzaak tot het bestellen van de mondneusmaskers. Het LCH liet in een
interne e-mail op 22 april 2020 in cc aan VWS weten te twijfelen aan de hoeveelheid
mondneusmaskers die werden aangeboden «onder de vermelding dat de order vanuit de marktbehoefte niet nodig was». Dit heeft het LCH destijds ook laten weten aan VWS.
Zoals in de conceptopdracht voor het aanvullend onderzoek staat, dienen de onderzoekers
gebruik te maken van bestaande informatie en onderzoeksresultaten. Alle schriftelijke
informatie die er binnen VWS en het LCH is, zal daarom aan het onderzoeksbureau worden
meegegeven.
Het LCH besliste zelf over orders onder de vijf miljoen euro. Orders boven de vijf
miljoen euro moesten door VWS worden goedgekeurd. Het is mij niet bekend wat de procedure
was bij afwijzingen door het LCH. Ik zal deze vraag meegeven aan de onderzoekers.
Vraag 5
Waren onder andere de betrouwbaarheid van de wederpartij(en), de (1) leveringszekerheid,
(2) prijs (3) het reeds beschikken over voldoende voorraad of (4) het elders betere
aanbiedingen kunnen vinden onderdeel van deze bezwaren? Kunt u aangeven welke bezwaren
van toepassing waren en per bezwaar aangeven hoe deze zijn gewogen en waarom alsnog
is besloten deze persoonlijke beschermingsmiddelen in te kopen bij RGA?
Antwoord 5
In de beantwoording van de onderzoeksvragen door Grant Thornton in het rapport dat
ik u op 18 juni jl. heb toegezonden beschrijft Grant Thornton dat de orders (van RGA)
«tot stand zijn gekomen op basis van het proces, zoals dat gold voor in die periode
door LCH geplaatste orders. Zoals bij elke potentiële leverancier en potentiële order
was ook hier de kernvraag drieledig: is de leverancier in staat de beoogde producten
te leveren, is de kwaliteit goed en is de prijs redelijk? De antwoorden op deze vragen
waren in de RGA casus positief, waarna op de gebruikelijke wijze uitvoering is gegeven
aan de transactie. Voorafgaande discussies ten aanzien van de kwaliteit (o.a. juistheid
aanwezige certificaten) zijn opgelost, alvorens de order werd geplaatst. En ook kwaliteitsdiscussies
die achteraf plaats hebben gevonden zijn na het uitvoeren van aanvullende tests en
analyses opgelost.»
Over het bezwaar van LCH over het volume, beschrijft Grant Thornton dat er twijfel
leefde over de noodzaak tot het plaatsen van een order van een dergelijk volume. De
uiteindelijke goedkeuring van de orders bij RGA werd onderbouwd vanuit de politieke
wens om nooit meer geconfronteerd te worden met tekorten in combinatie met een op
dat moment nog onduidelijk verloop van de pandemie en mogelijke aanpassing van richtlijnen
van het dragen van mondneusmaskers in de zorg.
Vraag 6
In hoeveel andere gevallen tekende het LCH één of meerdere keren protest aan tegen
een voorgestelde inkoop in het kader van de bestrijding van het coronavirus?
Antwoord 6
Ik zal het onderzoeksbureau vragen om deze vraag mee te nemen in het aanvullende onderzoek
en dan ook in te gaan op de reden waarom er protest werd aangetekend indien dit gebeurde.
Vraag 7
In hoeveel van die gevallen heeft de inkoop alsnog plaatsgevonden?
Antwoord 7
Ook deze vraag zal ik meegeven aan Deloitte waarbij ik zal vragen om bij voorkomende
gevallen aandacht te geven aan de onderbouwing van die keuze.
Vraag 8
Klopt het dat er alternatieve inkopers waren om persoonlijke beschermingsmiddelen
te leveren anders dan Relief Goods Alliance op dat moment? Zo ja, kan daarvan een
overzicht gegeven worden en alsmede worden aangegeven of deze al dan niet goedkoper
waren, of deze meer of minder ervaring hadden met inkopen op deze specifieke markt
dan Relief Goods Alliance en of er uiteindelijk óók bij deze partijen persoonlijke
beschermingsmiddelen zijn ingekocht?
Antwoord 8
Ik ga ervan uit dat u met «inkoper» doelt op «leveranciers». Er waren veel leveranciers
die aanbiedingen deden. Er werd gekeken naar de prijs, kwaliteit en hoeveelheid. Zoals
eerder aangegeven, zal ik het onderzoeksbureau verder onderzoek laten doen naar de
deal met RGA. In de conceptopdracht voor het aanvullend onderzoek inkoop pbm, die
ik u op 18 juni jl. heb gestuurd, is de strekking van uw vragen opgenomen.
Vraag 9
Klopt het dat de heer Van Lienden van RGA heeft voorgesteld om alle inkoop van het
LCH via RGA te laten lopen? Is dit onder meer een motief geweest om een overeenkomst
met RGA te sluiten?
Antwoord 9
Deze vraag kan ik met de informatie die ik nu heb, niet beantwoorden. Dit zal uit
het eerste deel van het onderzoek van Deloitte moeten blijken. Zij zullen door interviews
en andere onderzoeksmethoden onderzoeken of en hoe dit voorstel is gedaan.
Vraag 10
Kunt u inzage geven in de twee andere deals van meer dan 100 miljoen? Kunt u ten aanzien
daarvan aangeven welke type producten dit behelsde, welke kostprijs er per product
gold en of deze onder vergelijkbare voorwaarden is afgesloten als de overeenkomst
met RGA?
Antwoord 10
Zoals ik in mijn antwoord op 1 juni jl. op de Kamervragen heb aangegeven, heeft het
LCH voor de aankoop van persoonlijke beschermingsmiddelen bij in totaal drie leveranciers
overeenkomsten/orders gesloten, met elk een totaalwaarde van meer dan 100 miljoen
euro.
De overeenkomsten hadden betrekking op isolatiejassen, mondmaskers en onderzoekshandschoenen.
De voorwaarden van deze overeenkomsten kan ik nu nog niet geven omdat ik de overeenkomsten
nog niet in mijn bezit heb. Ook de stuksprijzen per product staan in die overeenkomsten
opgenomen en deze kan ik dus ook nog niet delen. Het aanvullende onderzoek zal zich
ook richten op deze overeenkomsten. Ik zal het onderzoeksbureau vragen om de door
u gevraagde details op te nemen in het onderzoek. Zoals ik in mijn brief van 18 juni
jl. heb aangekondigd, streeft het onderzoeksbureau ernaar dit deel van het onderzoek
op 1 oktober 2021 op te kunnen leveren.
Vraag 11
Hoeveel contracten van meer dan 50 miljoen euro zijn er in totaal afgesloten met het
LCH en kunt u hierbij de data geven waarop deze contracten zijn getekend?
Antwoord 11
Uit de gegevens van het LCH blijkt dat voor de aankoop van persoonlijke beschermingsmiddelen
bij zes leveranciers overeenkomsten/orders gesloten zijn met elk een totaalwaarde
van meer dan 50 miljoen euro. Over de drie overeenkomsten/orders met elk een waarde
van meer dan 100 miljoen euro heb ik u eerder geïnformeerd in mijn beantwoording van
de Kamervragen van 1 juni jl.
De overige drie overeenkomsten/orders zijn gesloten in de periode maart tot en met
mei 2020.
Vraag 12
Op welke datum tijdens de eerste golf van corona in het voorjaar van 2020 was er de
facto geen tekort meer aan mondmaskers?
Antwoord 12
Deze vraag kan ik nu alleen beantwoorden vanuit de voorraden van het LCH en of het
LCH kon voorzien in de vraag naar pbm bij het LCH. Natuurlijk zijn er ook andere leveranciers
die op een gegeven moment weer pbm aan de zorg konden leveren. Het LCH heeft medio
mei 2020 bekendgemaakt dat de voorraden op dat moment voldoende waren om in de vraag
naar FFP2-mondmaskers te kunnen voorzien. Ter verduidelijking merk ik op dat geplaatste
bestellingen niet gelijk stonden aan een daadwerkelijk beschikbare voorraad voor de
zorg. Begin augustus heeft het LCH bekend gemaakt dat er voldoende voorraden waren
om een tweede golf aan te kunnen. In oktober 2020 heb ik uw Kamer geïnformeerd6 dat er op dat moment voor vrijwel alle typen pbm voldoende voorraad was om twee covid-19
golven aan te kunnen.
Vraag 13
Kan er een volledig overzicht gegeven worden van welk deel van alle inkoopcontracten
in het kader van de bestrijding van het coronavirus er niet, gedeeltelijk, dan wel
volledig vooraf is gefinancierd? Welke procedure, dan wel afwegingen werden gevolgd
in de keuze van voorfinanciering?
Antwoord 13
Uit de bij het LCH beschikbare gegevens blijkt dat bij 110 orders voor pbm een vorm
van aanbetaling heeft plaatsgevonden. Bij 93 orders voor pbm was dit niet het geval.
In totaal zijn door VWS met 39 leveranciers overeenkomsten gesloten voor de levering
van pbm’s, waarvan vijf met enige vorm van aanbetaling.
Het proces en met name de afwegingen rondom dit proces is een van de onderwerpen in
de conceptopdracht voor het aanvullend onderzoek.
Vraag 14
Bij hoeveel contracten van meer dan 50 miljoen euro waren bewindspersonen persoonlijk
betrokken, gegeven het feit dat u aangeeft bij eerdere antwoorden dat «het vaker [gebeurde]
dat ook door de Minister en op hoogambtelijk niveau hier aandacht aan werd besteed?»7
Antwoord 14
Bij het uitbreken van de coronapandemie ontstonden wereldwijd, acute problemen bij
de levering van pbm. Zoals ik mijn beantwoording van Kamervragen op 1 juni jl. heb
aangegeven ontvingen leden van het kabinet in die tijd veel aanbiedingen van pbm.
Meerdere bewindspersonen hebben zogenaamde leads aangedragen. Vaak ging dat via het
doorsturen van een «appje» of een «mailtje». Alle serieuze aanbiedingen (leads) die
VWS en het LCH toen bereikten zijn door het LCH zo zorgvuldig mogelijk bekeken en
beoordeeld aan de hand van de criteria prijs, kwaliteit en leveringszekerheid.
De vraag bij hoeveel overeenkomsten van meer dan 50 miljoen euro een bewindspersoon
betrokken was kan ik nu niet zeggen. Dit is een van de vragen in de conceptopdracht
voor het aanvullende onderzoek.
Vraag 15
Hoeveel andere leveranciers hebben Ministers (fysiek of telefonisch) zelf gesproken?
Antwoord 15
Voor zover bekend en op basis van de huidige beschikbare informatie heeft voormalig
Minister Bruins begin maart 2020 (fysiek) gesproken met de brancheorganisatie van
leveranciers waarbij ook een leverancier aanwezig was. Daarnaast heeft voormalig Minister
van Rijn – via Webex – gesproken met de brancheorganisatie en/of leveranciers om een
algemeen beeld te krijgen van de situatie en de markt. Daarnaast hebben – zoals vermeld
in mijn antwoord op vraag 14 – meerdere bewindspersonen zogenaamde leads aangedragen,
het is dus aannemelijk dat destijds meerdere bewindspersonen contact hebben gehad
met leveranciers.
Het aanvullend onderzoek is er op gericht preciezer in beeld te brengen hoe de contacten
tussen de verschillende leads bij VWS en het LCH tot stand zijn gekomen (in de verschillende
fasen van de totstandkoming van orders).
Vraag 16
Waarom is er niet voor gekozen om dit inkoopcontract volledig via het LCH te laten
verlopen?
Antwoord 16
De overeenkomst met RGA is door het LCH tot stand gekomen. Volgens de procesafspraken
van het LCH werden voorgenomen orders boven de € 5 mln. – en dus ook de order met
RGA – met VWS afgestemd voordat de overeenkomst tot stand kwam. Het proces naar de
totstandkoming van dit inkoopcontract maakt onderdeel uit van het aanvullend onderzoek.
Vraag 17
In hoeveel andere gevallen zijn er inkoopcontracten direct via het ministerie verlopen
in plaats van via het LCH?
Antwoord 17
In totaal zijn met 39 leveranciers overeenkomsten gesloten door het Ministerie van
VWS voor de levering van pbm’s, waarvan 24 voorafgaand aan de oprichting van het LCH.
Van de 15 overeenkomsten die gesloten zijn door VWS na de oprichting van het LCH hebben
er 10 betrekking op het opzetten of het verkrijgen van PBM’s via productie in Nederland.
De totstandkoming van de contracten zal ook onderwerp zijn van het aanvullende onderzoek.
Vraag 18
Klopt het dat het feitenrelaas zoals genoemd in de beantwoording van eerdere vragen
onvolledig was, zoals Follow The Money constateert in hun artikel van 4 juni jongstleden?
Zo ja, kunt u dit feitenrelaas aanvullen en uitbreiden naar 30 april 2020?8
Antwoord 18
In mijn beantwoording van de Kamervragen op 1 juni jl. heb ik een feitenrelaas weergegeven
over de periode 10 april tot en met 20 april 2020 betreffende de contacten die er
in die periode zijn geweest tussen het Ministerie van VWS en HA/RGA, dan wel personen
betrokken bij deze organisatie en bv. Follow the Money constateert in het artikel
van 4 juni jl. dat de heer Van Lienden aangeeft «veel vaker» met voormalig Minister
van Rijn aan tafel te hebben gezeten, maar ook dat het totaal aantal gesprekken hem
niet bekend is.
Ik zal aan het onderzoeksbureau vragen om mijn eerdere feitenrelaas te controleren
en dit tevens naast dat van Follow the Money leggen.
Vraag 19
Kunt van dit feitenrelaas de e-mails en de gespreksverslagen delen met de Kamer?
Antwoord 19
Het onderzoeksbureau zal het beschikbare onderzoeksmateriaal zoals e-mails en gespreksverslagen
betrekken in het onderzoek. Voor zover dit juridisch mogelijk is, zal ik dergelijke
informatie daarna ook openbaar maken.
Vraag 20
Hoe vaak heeft er in totaal overleg (telefonisch en fysiek) plaatsgevonden tussen
RGA en bewindspersonen? Hoe vaak met andere vertegenwoordigers van het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en/of Financiën? Wat is er in die gesprekken
exact gedeeld? Op welke data heeft dit plaatsgevonden?
Antwoord 20
Deze vragen maken onderdeel uit van het aanvullende onderzoek.
Vraag 21
Klopt de bewering van de heer Van Lienden dat hij zelf een viertal keer contact heeft
gehad met de Minister? Zo ja, op welke data heeft dit plaatsgevonden en wat is er
precies in deze gesprekken gedeeld?
Antwoord 21
Zoals ik in mijn beantwoording van Kamervragen op 1 juni jl. heb aangegeven heeft
de Minister van VWS verschillende berichten van de heer Van Lienden ontvangen om zijn
activiteiten onder de aandacht te brengen. Daarnaast is er in maart 2020 contact geweest
tussen de heer Van Lienden en de toenmalig Minister voor Medische Zorg.
Ik wil zicht krijgen op alle contactmomenten van de heer Van Lienden en de Ministers
en wanneer dit het geval was. Daarom wordt deze vraag in het aanvullende onderzoek
betrokken.
Vraag 22
Klopt het dat de heer Van Lienden van RGA door de beveiliging uit het gebouw van het
Landelijk Consortium Hulpmiddelen is verwijderd? Was het ministerie daarvan op de
hoogte en waarom zijn daar geen gevolgen aan gegeven?
Antwoord 22
VWS is destijds op de hoogte gesteld van de situatie dat het LCH op enig moment aan
de heer Van Lienden heeft gevraagd om het gebouw te verlaten.
Ik vind het belangrijk dat bovengenoemde situatie ook wordt meegenomen in het feitenrelaas
dat onderdeel uitmaakt van het aanvullend onderzoek.
Vraag 23
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en uiterlijk voor de behandeling van het Jaarverslag
en Slotwet VWS op 23 juni 2021 beantwoorden?
Antwoord 23
Uw vragen heb ik afzonderlijk beantwoord. Helaas was het niet mogelijk om de vragen
voor de behandeling van het Jaarverslag en Slotwet VWS te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.