Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Tellegen en Wiersma over het bericht ‘Sociaal sekswerker hunkert naar erkenning: ‘Mensen met een beperking hebben ook behoeften en fantasieën”
Vragen van de leden Wiersma en Tellegen (beiden VVD) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Medische Zorg over het bericht «Sociaal sekswerker hunkert naar erkenning: «Mensen met een beperking hebben ook behoeften en fantasieën»» (ingezonden 3 juni 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 28 juni
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Sociaal sekswerker hunkert naar erkenning: «Mensen
met een beperking hebben ook behoeften en fantasieën»»?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met het artikel.
Vraag 2
Bent u het ermee eens dat sekswerk een normaal beroep is en ook op die manier moet
worden gezien en georganiseerd?
Antwoord 2
Ja, daar ben ik het mee eens.
Vraag 3
Bent u het ermee eens dat seksverzorgenden een belangrijke vorm van ondersteuning
kunnen bieden aan mensen met een beperking en dat een mogelijk taboe hierop onwenselijk
is?
Antwoord 3
Persoonlijke voorkeuren en keuzes ten aanzien van (beleving van) seksualiteit zijn
onderdeel van het recht op lichamelijke integriteit. Dat geldt ook voor mensen met
een beperking die in hun seksuele behoeften voorzien door middel van een sociaal sekswerker.
Hier zou geen taboe op moeten rusten. Desalniettemin bevinden thema’s rondom seksualiteit
en meer nog thema’s rondom betaalde seksualiteit zich al snel in de taboesfeer. Ik
probeer door het steunen van de Sekswerk Alliantie Destigmatisering stigma’s op dit
vlak tegen te gaan.
Vraag 4
Kunt u een overzicht geven van hoeveel mensen dit type werk doen en hoeveel mensen
dit type ondersteuning nu afnemen?
Antwoord 4
Een dergelijk overzicht is niet voorhanden, omdat dergelijke gegevens niet geregistreerd
worden.
Vraag 5
Kunt u inzicht geven in welke verschillende typen verzorging van elkaar zijn te onderscheiden
en in hoeverre daar bijvoorbeeld ook een opleiding voor gevolgd wordt? Is op dit laatste
punt ook overleg met bijvoorbeeld het onderwijsveld, voor het faciliteren van opleiding
en training?
Antwoord 5
Sekswerkers en seksverzorgenden houden geen overzicht bij van de verschillende typen
verzorging die aan een klant worden geboden. Er is geen overleg met het onderwijsveld
over dit onderwerp.
Vraag 6
In hoeverre is dit type ondersteuning vergunningsplichtig, of geldt hier een verbijzondering?
En onder welke wet- en regelgeving valt dit type ondersteuning? Hoe wordt dit gefinancierd?
Antwoord 6
Sociaal sekswerk is een vorm van sekswerk. Op grond van de Gemeentewet artikel 151a
kan een gemeente voorschriften stellen met betrekking tot het bedrijfsmatig geven
van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde
tegen betaling. Dit betreft bijvoorbeeld seksclubs maar ook escortbedrijven. Overige
vormen van sekswerk, zoals zelfstandig werkende sekswerkers, zijn op dit moment niet
vergunningplichtig. Financiering van alle vormen van sekswerk is in beginsel aan de
cliënt die de diensten afneemt.
Vraag 7
Begrijpt u de in het artikel geciteerde reactie van de voormalige Minister van Gehandicaptenzaken
Rick Brink, waarin hij stelt dat een voorstel zoals het verbod op betaalde seks mensen
met een beperking de mogelijkheid op een volwaardig seksleven ontneemt?
Antwoord 7
Ik begrijp wat de dhr. Brink in dit artikel zegt in reactie op het voorstel voor een
verbod op betaalde seks en ik onderschrijf dat een eigen persoonlijke beleving van
seksualiteit onderdeel is van een volwaardig leven. Het huidige kabinet staat een
dergelijk verbod niet voor. De Wet regulering sekswerk (hierna Wrs) die aan uw Kamer
is aangeboden, voorziet in verdere regulering van de seksbranche. Als het wetsvoorstel
wordt aangenomen is sociaal sekswerk nog steeds mogelijk, indien de individuele sekswerker
of het bedrijf waar hij/zij werkt, beschikt over een vergunning.
Vraag 8
Kunt u inzicht geven in de manier waarop deze vorm van ondersteuning op dit moment
mogelijk is binnen alleen bestaande hulp- en verzorgingsarrangementen? Kunt u daarbij
onderscheid maken tussen de verschillende typen regelingen, zowel centraal als decentraal,
die hiervoor kunnen worden aangewend?
Antwoord 8
Het betreft hier geen hulp- of verzorgingsarrangement binnen een bestaande (wettelijke)
regeling.
Vraag 9
Herkent u het beeld dat de mate waarin sociaal sekswerk nu wordt gefaciliteerd, afhangt
van de gemeente waar je woont? Bent u het ermee eens dat op dit punt de behoefte aan
ondersteuning leidend moet zijn?
Antwoord 9
Dit beeld herken ik niet, omdat sociaal sekswerk geen vorm van hulp of ondersteuning
is die op dit moment onder één van de wettelijke verantwoordelijkheden van een gemeente
te plaatsen is. Uit recente jurisprudentie blijkt dat ook de rechter in hoger beroep
heeft bepaald dat het vervullen van seksuele behoeften niet onder de reikwijdte van
de Wmo 2015 valt.2 Ook het oordeel van een seksuoloog dat (de bevrediging van) seksuele behoeften voor
mensen met een beperking volkomen normaal zijn, leidde in deze zaak niet tot een ander
oordeel van de Centrale Raad van Beroep. De (lokale) overheid heeft dus op dit moment
geen wettelijke rol in het voorzien in deze behoefte.
Vraag 10
Bent u het er voorts mee eens dat dit type werk en dit type ondersteuning van belang
is voor mensen met een beperking en ook als zodanig moet worden behandeld? En bent
u bereid om in dat kader ook verder onderzoek te doen of en hoe deze vorm van ondersteuning
beter dient te worden georganiseerd?
Antwoord 10
In het kader van het programma Volwaardig leven laat de Minister voor Medische Zorg
op korte termijn een onderzoek uitvoeren met als doel:
– meer inzicht te verkrijgen in de impact van het ervaren van intimiteit en seksualiteit
voor mensen met beperkingen in verschillende levensfasen;
– te kijken hoe we op basis daarvan (toekomstige) zorg- en ondersteuningsprofessionals
zouden moeten toerusten met specifieke kennis en vaardigheden om mensen met een beperking
en hun netwerken te ondersteunen rondom intimiteit en seksualiteit, met aandacht voor
de diversiteit van de doelgroep;
– en te bezien wat er zou moeten gebeuren om het maatschappelijke taboe rondom intimiteit
en seksualiteit voor mensen met een beperking te doorbreken, teneinde hun weerbaarheid,
kwaliteit van bestaan en de ontwikkeling van een seksuele identiteit te bevorderen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.