Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Raan over het bericht dat de Duitse Klimaatwet deels ongrondwettelijk is
Vragen van het lid Van Raan (PvdD) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, en van Buitenlandse Zaken over het bericht dat de Duitse Klimaatwet deels ongrondwettelijk is (ingezonden 30 april 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Yeşilgöz-Zegerius (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen
28 juni 2021).
Vraag 1
Kent u de berichten «Overwinning Fridays for Future: Duitse klimaatwet deels tegen Grondwet» en ««Historic» German ruling says climate goals not tough enough»?1,
2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Hoe duidt u deze uitspraak van het Duitse Constitutioneel Hof, onder andere in relatie
tot het Parijsakkoord, de Nederlandse Klimaatwet en de acute internationale opgave
om de klimaatcrisis zo snel mogelijk op te lossen?
Hoe duidt u de volgende passages: «The judges ruled that young people’s «fundamental rights to a human future» were
threatened and that the law in its current state jeopardised their freedom because
the goals set were too focused on dates too far in the future» en «It said that it was only possible to reduce the rise in average global temperatures
to between 1.5C and 2C – as set out in the 2015 Paris Agreement – with «more urgent
and shorter term measures»»?
Antwoord 2 en 3
Deze uitspraak van het Duitse Constitutioneel Hof moet worden begrepen in de context
van de Duitse rechtsorde en de uitleg van de bepalingen van de Duitse Grondwet. Dat
laat zich niet zonder meer vertalen naar de Nederlandse rechtsorde, waarin andere
verhoudingen en (Grond)wettelijke bepalingen aan de orde zijn.
Vraag 4
Erkent u dat dergelijke kritiek ook van toepassing kan zijn op de Nederlandse Klimaatwet?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Nee. De uitspraak van het Duitse Constitutioneel Hof (Bundesverfassungsgericht) heeft
betrekking op de Duitse Klimaatwet (Klimaschutzgesetz, 2019). Het Constitutioneel
Hof heeft geoordeeld dat enkele bepalingen van de Duitse Klimaatwet niet in overeenstemming
zijn met artikel 20a van de Duitse Grondwet (Grundgezetz), waarin de verantwoordelijkheid
voor de staat is vastgelegd om – ook voor toekomstige generaties – het milieu en dieren te beschermen door middel van wetgeving en rechtspraak.
De Duitse Klimaatwet bevatte de doelstelling om in 2050 klimaatneutraal te zijn en
in 2030 de uitstoot van broeikasgassen met ten minste 55% te reduceren ten opzichte
van 1990. Ook zijn voor de periode tot 2030 reductieroutes met emissieplafonds voor
verschillende sectoren vastgelegd. Voor de periode na 2030 is geen reductietraject
vastgelegd. De Klimaatwet bepaalt dat het reductietraject voor na 2030 in 2025 wordt
vastgesteld.
Het Constitutioneel Hof stelt vast dat de emissies die tot 2030 worden toegestaan
op grond van de Klimaatwet de resterende opties voor emissiereductie na 2030 aanzienlijk
beperken. In de periode na 2030 zullen steeds snellere en urgentere emissiereducties
nodig zijn om het doel van klimaatneutraliteit te bereiken. Het hof stelt dat deze
toekomstige verplichtingen impact hebben op elk type vrijheid dat door grondrechten
wordt beschermd, omdat vrijwel alle aspecten van het menselijke leven nog steeds te
maken hebben met uitstoot van broeikasgassen en dus mogelijk worden bedreigd door
noodzakelijke ingrijpende emissiereducties na 2030. Dat legt een onevenredige last
op toekomstige generaties en is in strijd is met artikel 20a van de Duitse Grondwet,
aldus het hof.
De wetgever had voorzorgsmaatregelen moeten nemen om deze grote last te verlichten.
Het hof heeft de wetgever daarom opgedragen uiterlijk eind 2022 de Klimaatwet aan
te passen en preciezer te omschrijven hoe het traject na 2030 er uitziet om de transitie
naar klimaatneutraliteit te realiseren.
Voor de Nederlandse Grondwet en de Nederlandse Klimaatwet, zie de antwoorden op vraag
8 vraag 9 en vraag 12.
Vraag 5
Onderschrijft u de volgende passage: «In de toekomst kunnen ingrijpende vrijheidsbeperkingen noodzakelijk zijn om het klimaat
te beschermen, zo schrijven de rechters, en het is aan de regering het land in zo'n
toestand over te dragen dat «deze niet alleen maar door radicale onthouding of soberheid
te redden valt»»?3 Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ik begrijp deze passage zo dat ingrijpende maatregelen nodig zullen zijn om de uitstoot
van broeikasgassen drastisch te verminderen.
Met het huidige Nederlandse beleid wordt ingezet op een geleidelijke transitie richting
een situatie waarbij conform de Nederlandse Klimaatwet de uitstoot in 2050 is teruggebracht
tot maximaal 5% van de uitstoot in 1990. Dit 2050-doel en het daarmee samenhangende
beleid zullen aangepast moeten worden om het in lijn te brengen met het doel van klimaatneutraliteit
voor de Europese Unie in 2050, dat in de Europese Klimaatwet wordt verankerd.
De transitie die nodig is, vergt inspanningen van de huidige en toekomstige generaties
die resulteren in ingrijpende veranderingen van consumptie- en productiepatronen.
Vraag 6
Erkent u dat het Nederlandse klimaatbeleid op dit moment volledig tekortschiet op
deze punten? Zo nee, waaruit blijkt dat dit niet zo is?
Antwoord 6
Nee, dat erken ik niet. Ik erken wel dat volgens de raming van het Planbureau voor
de Leefomgeving (PBL) het huidige beleid nog onvoldoende is om in 2030 het streefdoel
van 49% emissiereductie ten opzichte van 1990 te realiseren vanwege o.a. het feit
dat nog niet al het beleid door PBL is doorgerekend, ontwikkelingen op de energiemarkten
en statistische bijstellingen. Hier zal het kabinet, in lijn met de borgingscyclus
van de Klimaatwet, in de Klimaatnota die in oktober verschijnt, ook invulling aan
geven.
Vraag 7
Waarom is «snelheid van uitstootreductie» nog altijd niet het leidende criterium in
uw klimaatbeleid?
Antwoord 7
Het beleid is gericht op een uitstootreductie die in lijn is met de doelen uit het
Parijsakkoord op een manier die haalbaar en betaalbaar is en die ook belangen als
gelijk speelveld en leveringszekerheid meeneemt. Daarmee wordt beoogd voldoende voortgang
te boeken, zodat voorkomen wordt dat door partijen in de samenleving nu of in de toekomst
grote kosten moeten worden gemaakt die voorkomen hadden kunnen worden.
Vraag 8
Kunt u toelichten wat de juridische verschillen zijn tussen Nederland en Duitsland
wat betreft de wijze waarop het «recht op een toekomst» wettelijk is geborgd?
Antwoord 8
Een juridisch verschil tussen de Duitse Grondwet en de Nederlandse Grondwet is dat
de opdracht die in artikel 20a van de Duitse Grondwet voor de staat – en in het bijzonder
voor de wetgever – is opgenomen om zorg te dragen voor het milieu vereist dat dit
gebeurt met een blik op toekomstige generaties. In artikel 21 van de Nederlandse Grondwet
is de zorgplicht van de overheid voor de bewoonbaarheid van het land en de bescherming
van het leefmilieu opgenomen, maar is geen verwijzing naar toekomstige generaties
opgenomen. Ik ga hier in het antwoord op vraag 9 nader op in.
Vraag 9
Wat zijn volgens u de relevante Nederlandse equivalenten van artikel 20a van de Duitse
Grondwet, waarin staat dat «de staat ook voor komende generaties de verantwoordelijkheid heeft het milieu en
de dieren door middel van wetgeving en rechtspraak te beschermen»?4
Antwoord 9
Artikel 21 van de Nederlandse Grondwet bepaalt dat de zorg van de overheid is gericht
op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu.
Een groot aantal wetten geeft gestalte aan de zorgplicht van artikel 21 Grondwet,
zoals de Wet milieubeheer, de Wet natuurbescherming, de Klimaatwet en, in de toekomst,
de Omgevingswet.
De doelen uit de Klimaatwet voor het terugdringen van de Nederlandse emissies van
broeikasgassen, evenals het wettelijk kader dat de wet biedt voor het ontwikkelen
van beleid om invulling te geven aan de verantwoordelijkheid die Nederland heeft om
de mondiale stijging van de temperatuur te beperken, zien bij uitstek ook op de belangen
van toekomstige generaties.
In de Omgevingswet vormt «duurzame ontwikkeling» het kerndoel van de wet (artikel
1.3 Omgevingswet). De toepassing van de (toekomstige) Omgevingswet moet plaatsvinden
met het oog op duurzame ontwikkeling. Duurzame ontwikkeling is in de Omgevingswet
gedefinieerd als «een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie
zonder de mogelijkheden voor toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien
in gevaar te brengen» (bijlage 1 Omgevingswet). Verder verwijst de Omgevingswet naar
het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, waarmee in de Omgevingsvisie
rekening wordt gehouden (artikel 3.3 Omgevingswet).
Vraag 10 en 11
Erkent u dat ook inwoners van Nederland recht op een toekomst hebben? Zo nee, waarom
niet?
Deelt u de mening dat het recht op een toekomst zou moeten gelden voor alle huidige
en toekomstige menselijke en niet-menselijke inwoners van de Aarde? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 10 en 11
Effecten van klimaatverandering kunnen een voldoende reëel en ernstig risico op aantasting
van het leven en welzijn van personen met zich meebrengen, waarvoor geldt dat staten
een deelverantwoordelijkheid hebben in het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen
(zie Urgenda-uitspraak). Dit verband tussen mensenrechten en klimaat geldt in het
bijzonder voor degenen die het meest met de gevolgen van klimaatverandering te maken
gaan krijgen, zoals kinderen en toekomstige generaties. Daarom wordt – op grond van
internationale afspraken, Europeesrechtelijke verplichtingen en de Nederlandse regelgeving
– door de regering klimaatbeleid gevoerd dat zich richt op de lange termijn, zowel
ten aanzien van het reduceren van de (Nederlandse) broeikasgasuitstoot, als op het
klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van Nederland.
Op grond van internationale verdragen, Europeesrechtelijke verplichtingen en nationale
regelgeving gelden tevens waarborgen om natuurwaarden te beschermen. Deze wet- en
regelgeving bepalen de taken en verantwoordelijkheid van de overheid en leggen beperkingen
op aan activiteiten die schadelijk kunnen zijn voor de natuur. Daarmee waarborgt deze
wet- en regelgeving een goede en robuuste bescherming van de natuur, nu en in de toekomst.
Vraag 12
Erkent u dat de Nederlandse Klimaatwet volstrekt ontoereikend is om het recht op een
toekomst zeker te stellen? Zo nee, waaruit blijkt dat dit niet zo is?
Antwoord 12
Nee. De Klimaatwet biedt een kader voor het ontwikkelen van nationaal beleid gericht
op het onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen
teneinde de wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te
beperken. Uit een doorrekening van het Energieonderzoek Centrum Nederland en het PBL
uit 2017 blijkt dat de in de wet vastgelegde doelen – met de toen geldende inzichten
– in lijn zijn met de doelstelling uit de Overeenkomst van Parijs om de temperatuurstijging
tot ruim onder de 2oC te beperken. Als gevolg van de (aanstaande) inwerkingtreding van de Europese Klimaatwet
zullen de doelen in artikel 2 van de Nederlandse Klimaatwet moeten worden aangepast
om de nationale doelen in lijn te brengen met de (aangescherpte) klimaatdoelen voor
de Unie die in de Europese Klimaatwet worden vastgelegd. Het PBL heeft beoordeeld
dat het ambitieuze EU-doel van een klimaatneutrale Unie in 2050 in lijn is met de
temperatuurdoelstelling van de Overeenkomst van Parijs en dat het EU-doel van ten
minste 55% reductie in 2030 grosso modo aansluit bij dit doel voor 2050.
Vraag 13
Herinnert u zich dat de Tweede Kamer alle 17 amendementen van de Partij voor de Dieren
verwierp, die als doel hadden om de leeggepolderde Nederlandse Klimaatwet te repareren,
waardoor de Partij voor de Dieren nu genoodzaakt is om met de «Klimaatwet 1.5» te
komen?5,
6
Antwoord 13
Ja, ik herinner mij die stemming.
Vraag 14
Waaruit blijkt dat de Nederlandse Klimaatwet, in tegenstelling tot de Duitse Klimaatwet,
wel volledig grondwettelijk zou zijn?
Antwoord 14
In het antwoord op vraag 9 heb ik aangegeven dat verschillende wetten, waaronder de
Nederlandse Klimaatwet, gestalte geven aan de zorgplicht van artikel 21 van de Grondwet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.