Lijst van vragen : Lijst van vragen inzake de EU-rechtelijke kaders rondom sociale huisvesting in Nederland (Kamerstuk 29453-535)
2021D25832 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 28 mei
2021 inzake de EU-rechtelijke kaders rondom sociale huisvesting in Nederland (Kamerstuk 29 453, nr. 535).
De fungerend voorzitter van de commissie, Bosma
De griffier van de commissie, Roovers
Nr
Vraag
1
Waarom is destijds gekozen voor een aparte overeenkomst (EC-besluit 2009) met de Europese
Commissie?
2
Hebben andere lidstaten soortgelijke overeenkomsten die meer ruimte bieden voor het
wijzigen van toewijzingsgrenzen, inkomensgrenzen of het bieden van staatssteun?
3
Kan schematisch worden weergegeven hoe groot de sociale huursector naar verhouding
in andere EU-landen is?
4
Kan nader worden aangeven op welke manier andere landen steun verlenen aan hun sociale
woningbouwsegment en hoe deze verschilt of overeenkomt met de Nederlandse aanpak?
5
Op welke manier wordt er binnen de Europese criteria getoetst of een compensatie «niet
hoger is dan noodzakelijk, waarbij een redelijk rendement mag worden behaald»?
6
Op welke manier wordt bepaald of na een wijziging van de DAEB-regelgeving het een
«beperkte groei van de doelgroep» betreft?
7
Kan worden aangegeven wat de Nederlandse inzet is bij de evaluatie van de DAEB-vrijstellingsbesluit
van de EC?
8
Kan aangegeven worden of het klopt dat de Nederlandse overheid minder bewegingsvrijheid
heeft dan alle andere EU-lidstaten? Kan de Minister aangeven hoe dit te legitimeren
is?
9
Kan aangegeven worden waar de opmerking eigenlijk vandaan komt dat bij een substantiële
verhoging van de inkomensgrens een meerderheid van de bevolking onder de DAEB-doelgroep
valt? Hoe verhoudt zich dit met de constatering uit het SEO onderzoek dat de primaire
doelgroep voor de sociale huursector nog maar 35% is?
10
Kan aangegeven worden hoe het evidente markt falen, en de bijbehorende bevoegdheden
van lidstaten om een DAEB in te richten indien markt falen optreedt, zich verhoudt
tot de beperkte mogelijkheden die de Nederlandse overheid voor haarzelf ziet m.b.t.
het wijzigen van de inkomensgrens? Heeft de Nederlandse overheid niet veel meer beleidsruimte
dan de brief doet voorkomen?
11
Kan aangegeven worden welk percentage van de huishoudens, onder de nu voorgestelde
inkomstengrenzen, geen betaalbare huisvesting op de markt kan vinden maar ook geen
toegang heeft tot de sociale huursector?
12
Kan ingegaan worden op de mogelijkheden om, conform Iers voorbeeld, specifiek voor
deze doelgroep, woningcorporaties te belasten met een nieuwe DAEB?
13
Kan ingegaan worden op de mogelijkheden om onder het DAEB-vrijstellingsbesluit woningcorporaties
vrij te stellen van de verhoogde overdrachtsbelasting, de vennootschapsbelasting en
de effecten van de ATAD?
14
Kan aangegeven worden hoe de aanwezigheid van een overcompensatiemechanisme op lidstaatniveau
zich verhoudt met de constatering in de brief dat de EC bij nieuwe steunvormen zou
toetsen of dit wel voldoet aan het criterium dat dat «niet meer steun mag worden gegeven
dan noodzakelijk is». Wordt hier door de aanwezigheid van een overcompensatieregeling
a priori niet al aan voldaan?
15
Hoe verhoudt Nederland zich tot de resolutie van het Europees Parlement waarin zij
een oproep aan de Europese Commissie heeft gedaan om binnen het DAEB-vrijstellingsbesluit
meer ruimte te creëren om ook middeninkomens, die geen betaalbare huisvesting op de
markt kunnen vinden, onder de DAEB-doelgroep te brengen?
16
Kan aangegeven worden welke andere landen (zoals bijvoorbeeld het Portugees voorzitterschap)
de lijn die doorklinkt in de resolutie van het Europees Parlement steunen?
17
Hoeveel procent van het totale woningaanbod aan sociale huurwoningen is er in omringende
landen? Graag uitgesplist voor de landen: Oostenrijk, Duitsland, Zweden, Denenmarken,
Zwitserland, België en Noorwegen?
18
Hoeveel procent van het totale woningaanbod aan middenhuurwoningen is er in omringende
landen? Graag uitgesplist voor de landen: Oostenrijk, Duitsland, Zweden, Denenmarken,
Zwitserland, België en Noorwegen?
19
Hoeveel procent van het totale woningaanbod aan dure huurwoningen is er in omringende
landen? Graag uitgesplist voor de landen: Oostenrijk, Duitsland, Zweden, Denenmarken,
Zwitserland en België en Noorwegen?
20
Hoe vaak is het voorgekomen dit jaar, vorig jaar en in 2019 dat een corporatie teveel
compensatie moest terugbetalen aangezien het niet paste binnen het kader van het EC-besluit
2009?
21
Kan een overzicht gegeven worden van alle EU-lidstaten met een (zo actueel mogelijk)
percentage van het aandeel sociale huurwoningen?
22
Hoe vaak is het voorgekomen dit jaar, vorig jaar en in 2019 dat overheden niet voldeden
aan de voorwaarden van de vrijstellingsverordening en voor de steunverlening goedkeuring
moeten vragen aan de EC?
23
Hoeveel procent van een bevolking mag qua inkomensgrens recht hebben op sociale huur
onder EU-staatssteunregels?
24
Kan een schematisch overzicht gegeven worden van het aandeel sociale huurwoningen
sinds 2009?
25
Hoeveel procent van een huurmarkt mag qua punten sociale huur zijn onder EU-staatssteunregels?
26
Hoeveel procent van een huurmarkt mag qua huurprijs sociale huur zijn onder EU-staatssteunregels?
27
In hoeverre klopt het dat een vergroting van de sociale huursector in de grote steden
alleen is toegestaan onder EU-staatssteunregels als de sociale huursector in de regio
verkleind wordt of als de particuliere huursector vergroot wordt?
28
Zijn er andere rechtsvormen te bedenken voor woningcorporaties (bijvoorbeeld verenigingen)
waarbij zij niet als onderneming worden gezien en dus niet onder de EU-staatssteunregels
zouden vallen?
29
Welke compenserende maatregelen hebben landen, zoals Oostenrijk en Frankrijk, genomen
om een hoge inkomensgrens te hanteren voor sociale huur en tegelijkertijd niet meer
dan 50% van de bevolking te laten vallen onder sociale huur en te voldoen aan EU-staatssteunregels?
30
Kan worden aangegeven hoe in een stad als Wenen het percentage sociale huurwoningen
veel hoger is dan in Nederlandse steden en Oostenrijk hiermee wel voldoet aan de EU-regelgeving?
31
Kan een overzicht worden gegeven waaruit de staatssteun die corporaties jaarlijks
krijgen precies bestaat?
32
Hoe verhoudt de inkomensgrens voor sociale huurwoningen zich tot het feit dat – mede
door het tekort aan woningen – de gemiddelde marktprijs de afgelopen jaren fors is
gestegen? Is dat binnen de EU-regelgeving een argument om de inkomensgrens te verhogen
omdat de markt faalt? Zo nee, waarom niet?
33
Kan aangegeven worden op welke momenten sinds 2009 Nederland met de Europese Commissie
gesproken heeft over het aanpassen van de toepassing van het DAEB-vrijstellingsbesluit
voor Nederland?
34
In hoeverre klopt de redenering dat Nederland bij het wijzigen van de inkomensgrens
de kaders van het DAEB-vrijstellingsbesluit én het veel beperkender kader van het
EC-besluit van 2009 in acht moet nemen? Zou Nederland, net zoals alle andere EU-lidstaten,
niet eigenlijk gewoon vrij zijn de inkomensgrens te wijzigen binnen alleen de kaders
van het DAEB-vrijstellingsbesluit?
35
Kan worden aangegeven hoe evident markt falen, en de bijbehorende bevoegdheden van
lidstaten om een DAEB in te richten indien markt falen optreedt, zich verhoudt tot
de beperkte mogelijkheden die de Nederlandse overheid voor haarzelf ziet m.b.t. het
wijzigen van de inkomensgrens? Heeft de Nederlandse overheid niet veel meer beleidsruimte
dan de brief doet voorkomen?
36
Wat voor instrumenten gebruiken andere lidstaten om hun staatssteun vorm te geven
in vergelijking met de geborgde leningen die Nederland hoofdzakelijk gebruikt?
37
Kan worden aangegeven hoe de aanwezigheid van een overcompensatiemechanisme op lidstaatniveau
zich verhoudt met de constatering in de brief dat de EC bij nieuwe steunvormen zou
toetsen of dit wel voldoet aan het criterium dat dat «niet meer steun mag worden gegeven
dan noodzakelijk is»? Wordt hier door de aanwezigheid van een overcompensatieregeling
a priori niet al aan voldaan?
38
Kan worden ingegaan op de mogelijkheden om onder het DAEB-vrijstellingsbesluit woningcorporaties
vrij te stellen van de verhoogde overdrachtsbelasting, de vennootschapsbelasting en
de effecten van de ATAD?
39
Wanneer wordt iets gezien als aanvulling op de bestaande DAEB en wanneer als aanpassing?
40
Welke aanpassingen van de DAEB zijn nog denkbaar op te geven als aanvulling in plaats
van aanpassing?
41
Wanneer is er precies sprake van een aanvulling en wanneer van een aanpassing? Waar
ligt precies de grens? Kan hierbij worden aangegeven op basis van welke wetsartikelen
uit het EU-recht de Minister tot deze onderverdeling en grens komt?
42
Kan de Minister ingaan op de mogelijkheden om, conform Iers voorbeeld, specifiek voor
huishoudens die geen betaalbare huisvesting op de markt kunnen vinden maar ook geen
toegang hebben tot de sociale huursector, woningcorporaties te belasten met een nieuwe
DAEB?
43
Kan worden aangegeven waar de opmerking dat bij een substantiële verhoging van de inkomensgrens een meerderheid van de bevolking onder de DAEB-doelgroep
valt op gebaseerd is? Hoe verhoudt zich dit met de constatering uit het SEO-onderzoek
dat de primaire doelgroep voor de sociale huursector nog maar 35% is?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Martin Bosma, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.