Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kat en Van Weyenberg over het bericht 'Hoe juist werken tot armoede leidt: ‘Het probleem is dat toeslagen, loon en uitkering niet op elkaar zijn afgestemd’'
Vragen van de leden Kat en Van Weyenberg (beiden D66) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Hoe juist werken tot armoede leidt: «Het probleem is dat toeslagen, loon en uitkering niet op elkaar zijn afgestemd»» (ingezonden 20 april 2021).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens Staatssecretaris
van Financiën (Van Huffelen) (ontvangen 24 juni 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2020–2021, nr. 2676.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Hoe juist werken tot armoede leidt: «Het probleem is
dat toeslagen, loon en uitkering niet op elkaar zijn afgestemd»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
In hoeverre herkent u het signaal dat mensen die een uitkering en/of toeslagen ontvangen
betalingsproblemen ervaren wanneer zij fluctuerende inkomsten hebben of een salaris
per vier weken uitbetaald krijgen?
Antwoord 2
Dit signaal herken ik. Op 1 maart jl. heb ik het rapport «Als verrekenen een beperking
is» aangeboden aan uw Kamer; dit rapport werpt een helder licht op deze problematiek2. In mijn reactie heb ik aangegeven welke acties al in gang zijn gezet en heb ik een
eerste beeld geschetst van wat er nog meer gedaan gaat worden. Zoals toegezegd informeer
ik u voor de zomer nader over de aanpak.
Vraag 3
Welke regels gelden er rond het ontvangen van een loonstrook en hoe lang mag een werkgever
de tijd nemen tussen het overmaken van het salaris en het verstrekken van een loonstrook?
Hoe verhoudt dit zich tot de snelheid waarmee een uitkeringsgerechtigde de inkomsten
moet opgeven?
Antwoord 3
De werkgever is verplicht bij elke loonbetaling de werknemer een «loonstrook» te verstrekken:
een schriftelijke of elektronische opgave van het loonbedrag, van de gespecificeerde
bedragen waaruit dit is samengesteld, en van de gespecificeerde bedragen die op het
loonbedrag zijn ingehouden. Een loonstrook hoeft niet te worden verstrekt als er ten
opzichte van de vorige betaling in geen van deze bedragen een wijziging is3. Eerdere verstrekking van een loonstrook dan uitvoering van de betaling is dus wel
toegestaan.
Veel werkgevers betalen binnen het tijdvak waarover het loon is berekend en verstrekken
ook op dezelfde dag of kort daarna de loonstrook. Bij betaling van het loon na afloop
van het tijdvak waarover het loon is berekend, hoeft de loonstrook ook pas na afloop
van dat tijdvak te worden verstrekt.
Uitkeringsgerechtigden moeten bij de gemeenten vaak tijdens het tijdvak waarover ze
recht hebben op een uitkering, opgave doen van hun inkomsten in dat tijdvak. Dit is
het geval bij verrekenen «op de maand». Een gemeente die de uitkering over de maand
mei betaalt op 29 mei, wil bijvoorbeeld vóór 25 mei alle loonstroken ontvangen hebben
over de maand mei. Dat lukt meestal niet, dus dan wordt een uitkering pas betaald
als de loonstrook er is (bijvoorbeeld op 3 juni).
Gemeenten die achteraf verrekenen, geven daarmee een maand extra speling: zij betalen
dan op 29 mei de uitkering over de maand mei, maar verrekenen daarmee het inkomen
van april. In dat geval moet dan vóór 25 mei de loonstrook van april binnen zijn (na
afloop van het tijdvak), dat levert qua loonstroken minder problemen op. Bij sterk
wisselende inkomsten hebben mensen zo een sterk fluctuerend totaalinkomen. Ook zal
aan het eind van de baan of uitkering een vordering ontstaan, waardoor mensen uit
de uitkering stromen met een schuld, of een maand een lage uitkering krijgen en ook
geen loon meer ontvangen.
Het UWV betaalt een werkloosheidsuitkering na afloop van de maand, na ontvangst van
de opgave van inkomsten. In de meeste gevallen heeft de werknemer dan al zijn loon
en de loonstrook over die maand ontvangen en staat het inkomen dat de WW-gerechtigde
heeft ontvangen al in de vooraf ingevulde inkomstenopgave van het UWV van die maand.
Indien dat niet het geval is, kan de WW-gerechtigde na afloop van de maand inkomstenopgave
(IKO) doen of wachten totdat de werkgever de gegevens over het inkomen via de Belastingdienst
aan UWV heeft doorgegeven. Het UWV verrekent met de uitkering het inkomen van de maand
waarover de uitkering achteraf wordt betaald (bijvoorbeeld betaling in juni van de
uitkering over mei, met verrekening van loon van mei)4.
Bij bijvoorbeeld een WIA-uitkering hoeft de werknemer alleen op te geven dat hij aan
het werk is gegaan, en hoeft hij geen loonopgave te doen. Het UWV betaalt vervolgens
de WIA-uitkering op basis van een geschat inkomen. Daardoor kunnen mensen maandenlang
te weinig of te veel uitkering ontvangen, met nabetaling of navordering als gevolg.
Bij de definitieve vaststelling achteraf verrekent het UWV de inkomsten op basis van
de gegevens in de polisadministratie. Indien in sommige gevallen geen gebruik gemaakt
kan worden van de polisadministratie (bijvoorbeeld als de werkgever niet tijdig loonaangifte
heeft gedaan) worden er toch loonstroken opgevraagd.
Vraag 4
Hoeveel mensen ontvangen een salaris per vier weken en hoeveel daarvan ervaren hierdoor
liquiditeitsproblemen?
Antwoord 4
Volgens gegevens van de Belastingdienst werden over het eerste aangiftetijdvak in
2021 in totaal 1.481.224 inkomstenverhoudingen met vierwekelijks loon aangegeven.
Het genoemde aantal geeft niet precies het aantal werknemers weer.
Voor dezelfde werknemer kan de werkgever namelijk aangifte doen in meer dan één inkomstenverhouding,
bijvoorbeeld bij meerdere dienstbetrekkingen van de werknemer tot dezelfde werkgever
in hetzelfde tijdvak.
Niet bekend is hoeveel personen in verband met de ontvangst van salaris per vier weken
liquiditeitsproblemen ondervinden.
Vraag 5
Kan het voorkomen dat personen in een bepaalde maand minder toeslagen of een lagere
uitkering ontvangen wanneer er in deze maand twee uitbetalingen over een periode van
vier weken plaatsvinden (bijvoorbeeld op de tweede en de 29e van de maand)?
Antwoord 5
Het is mogelijk dat een persoon in een maand een geringere of geen uitkering ontvangt
als in een maand twee uitbetalingen vallen van loon per vier weken.
Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij de inkomstenverrekening op grond van de WW. Daarbij
wordt het loon verrekend in de maand waarin de periode van vier weken, waarop het
loon betrekking heeft, eindigt in de loonaangifte van de werkgever. Het moment van
de betaling door de werkgever (het «genietingsmoment») kan afwijken van het moment
van het einde van de periode van de loonaangifte. Bij de WW is het mogelijk dat in
de maand waarin twee loonbetalingen van vier weken plaatsvinden, de uitkering met
een maand wordt stopgezet en na een maand wordt hervat. Dit komt meestal voor bij
uitkering over de maand november of december. Betrokkenen worden hierop gewezen door
het UWV. In december worden inkomsten van twee perioden verrekend met de uitkering.
In januari krijgt de betrokkene minder of geen uitkering maar in totaal heeft hij
niet minder inkomsten. In december krijgt hij immers twee keer loon.
Bij gemeenten zijn hier over het algemeen twee werkwijzen. Een deel van de gemeenten
verrekent bij vierwekelijkse inkomsten alleen de werkelijk ontvangen bedragen, waardoor
in december twee perioden worden verrekend. Een ander deel van de gemeenten verrekent
elke kalendermaand al 1/13 extra inkomsten (omrekenen vierwekelijks inkomen naar maandbedragen),
zodat in de maand waarin twee uitbetalingen van loon vallen, er toch een uitkering
beschikbaar kan worden gesteld. In deze oplossing is het inkomen in de kalendermaanden
waarin deze omrekening plaatsvindt telkens wel lager.
Toeslagen zoals de zorgtoeslag, huurtoeslag en kinderopvangtoeslag worden per kalenderjaar
vastgesteld op basis van het jaarinkomen, en het vastgestelde bedrag wordt in maandelijks
gelijke delen uitbetaald. Het ontvangen van twee betalingen over vier weken in één
maand heeft in principe geen gevolgen voor de hoogte van de uitbetaalde toeslag in
die maand. Wel kan het voorkomen dat een jaaropgave van de gemeente over de uitkering
van het verstreken jaar niet klopt, doordat op het moment van opmaken daarvan de loonstrook
van het tweede betaalmoment nog niet beschikbaar is. Dat heeft gevolgen voor de toeslagen.
Mogelijk is het voor de burger ingewikkelder om het juiste jaarinkomen/toetsingsinkomen
te bepalen op basis van uitbetaling per vier weken dan bij een maandelijks salaris.
Een onjuiste inschatting leidt tot een nabetaling of terugvordering van de toeslag.
De rekenhulp op de site van Toeslagen geeft de burger de mogelijkheid om aan te geven
dat loon vierwekelijks wordt uitbetaald.
Vraag 6
In hoeverre ervaren uitvoeringsorganisaties problemen met het vaststellen van de hoogte
van toeslagen en/of uitkeringen wanneer personen salaris per vier weken uitbetaald
krijgen?
Antwoord 6
De verrekening van loon dat is uitbetaald per vier weken met uitkering en de vaststelling
van de hoogte van de uitkering op basis van dat loon is voor de uitvoeringsorganisatie
mogelijk, maar vraagt aandacht.
Van belang is om die situatie goed te onderkennen in de polisadministratie, de loonopgave
of de loonstrook. Indien de werkgever de loonaangifte over de vierwekenbetaling niet
per vier weken maar per maand doet, spoort het tijdvak van loonberekening niet met
het tijdvak van de loonaangifte. In sommige gevallen moet dan bij de uitkeringsverstrekker
een omrekening plaatsvinden.
Gemeenten kunnen de inkomsten omrekenen naar maandbedragen. De meeste gemeenten doen
dit, zij rekenen de inkomsten dan toe naar de maand waarin ze verworven zijn. In de
«Werkwijzer Verrekenen Parttime Inkomsten» van Divosa is een casus opgenomen die laat
zien dat mensen daardoor maandelijks minder te besteden kunnen hebben dan de uitkeringsnorm5.
De complexiteit rond verrekenen van vierwekelijkse inkomens maakt het berekenen van
de juiste uitkering gevoeliger voor fouten, minder transparant en lastig te controleren
voor de inwoner. Gemeenten moeten elke maand de inkomsten toerekenen aan de maand
waarop ze betrekking hebben6 (het transactiesysteem). Als een vierwekenperiode valt in twee maanden (bijvoorbeeld
twee weken in mei en twee weken in april), dan wordt het inkomen gesplitst en administratief
aan twee verschillende maanden toegerekend. Dat is arbeidsintensief.
De betaling van periode 13 komt vaak aan het eind van het kalenderjaar, of in de eerste
week van het nieuwe jaar. Als de gemeente die betaling gaat verwerken en er blijkt
een afwijking te zijn ten opzichte van de gemaakte toerekening van 1/13 (zie antwoord
5), dan wordt dat in de uitkering van januari gecorrigeerd. Daarbij komt het voor
dat het bedrag op de jaaropgave over het voorgaande kalender achteraf gezien niet
klopt. Als gemeenten niet maandelijks omrekenen voor de 13e periode, moet in december
alsnog het bedrag (aan inkomsten boven de norm) verrekend worden. Dit is soms een
groot bedrag, wat kan leiden tot een inhouding op de uitkering in de eerste maanden
van het nieuwe kalenderjaar.
De hoogte van de toeslagen wordt berekend op basis van het jaarinkomen. Bij de definitieve
berekening gaat de dienst Toeslagen uit van het inkomen zoals door de inspecteur vastgesteld
bij de aanslag inkomstenbelasting of, bij afwezigheid daarvan, de fiscale jaaropgaaf.
Daarbij is het niet van belang of de betaling eens per maand of per vier weken plaatsvindt.
Toeslagen ervaart daarom geen problemen bij de definitieve vaststelling van de toeslagen.
Vraag 7
Wat zijn de voor- en nadelen van een uitbetaling per vier weken ten opzichte van een
maandelijks salaris?
Antwoord 7
Werkgevers kunnen voordeel hebben van uitbetaling per vier weken. Zij hebben ooit
gekozen voor uitbetaling per vier weken en hebben hun kostenberekenings- en plannings-,
facturerings- en betaalsystemen en (boekhoudkundige) rapportages daarop al sinds jaar
en dag ingericht. In branche-cao’s kunnen tabellen staan voor periode- en maandsalaris,
en werkgevers kunnen daaruit kiezen. In sectoren waarin bijvoorbeeld veel met parttimers
en wisselende diensten wordt gewerkt, of waarin in de cao wordt gerekend met uurlonen,
kan een voorkeur bestaan voor salarisbetaling per vier weken (of per week) die aansluit
bij de gewerkte uren per week, wat heel inzichtelijk is voor werkgevers en werknemers.
De salarisbetaling is direct te herleiden naar de gewerkte uren per week. Elke periode
is even lang, terwijl bij maandsalaris een fictie wordt gehanteerd van een maandelijks
even hoog aantal gewerkte uren. Een terugkerend punt van periodesalarissen (of vier
wekensalarissen) is dat een jaar niet exact deelbaar is in weken of in perioden van
vier weken. Om de zoveel jaar komt wel de vraag op over al of niet een 53ste week opvoeren.
Voor werknemers is het eerste belang dat zij kunnen rekenen op tijdige en correcte
betaling van hun loon, en een tijdig afgegeven, kloppende en inzichtelijke loonstrook.
Voor de meeste werknemers die per vier weken (of per week) betaald krijgen, is er
mogelijk geen direct belang in verandering naar betaling per maand, omdat zij geen
uitkering genieten en niet te maken hebben met verrekening. Een nadeel van betaling
per vier weken voor werknemers kan zijn dat die minder goed aansluit bij de maandelijkse
uitgaven voor allerlei vaste lasten. De werknemer moet daarop anticiperen en dat is
niet altijd makkelijk bij een laag inkomen.
Vraag 8
Zou het uniformeren van salarisbetalingen naar maandelijkse betalingen of halfmaandelijkse
betalingen kunnen helpen om problemen met verrekening van uitkeringen of toeslagen
te voorkomen? Wat zijn daar de voor- en nadelen van?
Antwoord 8
De salarisbetaling is thans wettelijk niet uniform geregeld. De werkgever moet de
werknemer zijn loon op de bepaalde tijd voldoen, en het in geld naar tijdruimte vastgestelde
loon telkens na afloop van het tijdvak waarover het loon wordt berekend7. Het tijdvak voor voldoening is in beginsel niet korter dan één week en niet langer
dan één maand. Werkgevers zijn binnen deze regels en eventuele afspraken in een cao
of arbeidsovereenkomst, vrij om een systeem te kiezen van betaling van het loon, doorgaans
per maand of per vier weken, per week of per dag. Betaling per halve maand is niet
gebruikelijk.
Bij het uniformeren van de betalingen van loon tot betalingen per maand achteraf (in
het Burgerlijk Wetboek, zonder mogelijkheid van afwijking bij cao of schriftelijke
arbeidsovereenkomst) zouden de met uitkeringen te verrekenen loonbedragen beter aansluiten
bij de uitkeringen die per maand (achteraf) worden betaald. Ook voor uitkeringen moet
dan worden geregeld dat deze per maand (achteraf) worden betaald8.
Een uniform ritme van uitbetaling sluit echter niet aan bij de werkwijze van alle
werkgevers en alle uitkeringsverstrekkers. Een deel van de werkgevers zal zijn administratieve
en betaalsystemen moeten aanpassen. Dit geeft eenmalige en mogelijk structurele administratieve
lasten voor werkgevers en uitvoeringskosten voor uitkeringsverstrekkers. Voor werknemers
die nu hun loon per vier weken krijgen, worden de loonstrook en het ontvangen loon
mogelijk minder inzichtelijk omdat het loon minder aansluit bij de berekening van
het loon per uur en de berekening van gewerkte uren in tijdvakken van vier weken.
Naast het reguliere loon vindt vaak, op grond van de wet dan wel de toepasselijke
cao of andere arbeidsvoorwaarden, periodiek opbouw plaats van verschillende looncomponenten,
zoals opbouw van vakantiebijslag, eindejaarsuitkering, of individueel keuzebudget,
waarbij die componenten eenmaal of op meerdere momenten worden uitbetaald uit die
opbouw. De uitbetaling van die componenten loopt niet gelijk met de reguliere betaling
van uitkeringen, en, indien van toepassing, de eenmalige uitbetaling van vakantiebijslag
over die uitkeringen. Indien salarisbetalingen geüniformeerd worden naar één termijn
(per maand), dan zouden ook uniforme regels moeten gelden voor die extra componenten,
om disharmonie te voorkomen.
Vraag 9 en 10
Zijn internationaal vergelijkbare gevallen bekend waar salaris per vier weken en toeslagen
en uitkering per maand worden uitbetaald?
Zo ja, kennen zij dezelfde problematiek als beschreven in het bovengenoemde artikel
en op welke wijze gaan zij hier mee om? Zijn er landen die een bepaald betaalritme
verplichten voor het uitbetalen van salaris?
Antwoord 9 en 10
Het is mij niet bekend hoe in andere landen wordt omgegaan met uitbetaling van loon
per vier weken en van uitkering per maand, en de verrekening van loon met de uitkering.
Vraag 11
Welke mogelijkheden ziet u om de problemen met het verrekenen van het vakantiegeld,
ook als dat nog niet is ontvangen, te verminderen of te voorkomen? Is het wat u betreft
wenselijk als het vakantiegeld direct wordt uitbetaald?
Antwoord 11
Denkbaar is dat geen vakantiebijslag (of eindejaarsuitkering/ extra periode salaris,
of een individueel keuzebudget) periodiek wordt opgebouwd over loon of over uitkeringen.
Dan wordt het bedrag van de vakantiebijslag direct met het reguliere loon uitbetaald,
en op dezelfde wijze en in hetzelfde tijdvak verrekend met uitkering als het reguliere
loon («all-inverloning»)9.
Een andere mogelijkheid is om de opbouw per tijdvak en de eenmalige uitbetaling van
vakantiebijslag in stand te laten, maar de uitbetaling van vakantiegeld over loon
te verrekenen met de uitkering die in het tijdvak wordt betaald waarin het vakantiegeld
wordt uitbetaald, in plaats van de opgebouwde vakantiebijslag. De uitbetaling van
vakantiebijslag over loon en de uitbetaling van vakantiebijslag over uitkeringen vinden
mogelijk niet in dezelfde maand plaats. Bij verrekening van andere opgebouwde looncomponenten
zoals eindejaarsuitkering en individueel keuzebudget doen zich vergelijkbare vragen
voor als bij verrekening van vakantiebijslag.
Het is aan sociale partners om afspraken te maken over de uitbetaling van looncomponenten
zoals vakantiebijslag, eindejaarsuitkering en individueel keuzebudget. In regels over
minimumloon en minimumvakantiebijslag en in regels over vaststelling van de hoogte
van uitkeringen wordt thans rekening gehouden met deze looncomponenten.
Vraag 12
Bent u bereid om de antwoorden op deze vragen mee te nemen in de nadere reactie op
het rapport van het UWV «Als verrekenen een beperking is»?10
Antwoord 12
De antwoorden op deze vragen worden meegenomen in het onderzoek naar aanleiding van
het rapport. Daarin wordt nader ingegaan op de werkwijzen bij inkomstenverrekening.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.