Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 16 juni 2021, over inwerkingtreding Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen
35 603 Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen
Nr. 87 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
            
Vastgesteld 17 augustus 2021
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat en de vaste commissie voor Binnenlandse
                  Zaken hebben op 16 juni 2021 overleg gevoerd met de heer Blok, Minister van Economische
                  Zaken en Klimaat, en mevrouw Ollongren, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
                  over:
               
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 11 mei 2021 inzake
                           wetsvoorstel Tijdelijke wet Groningen (Kamerstuk 35 603, nr. 81);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 5 juni 2021 inzake
                           reactie op notitie Gedifferentieerde inwerkingtreding van wetten, in verband met het
                           wetsvoorstel versterking gebouwen Groningen (Kamerstuk 35 603, nr. 82);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 16 juni 2021 inzake
                           reactie provincie Groningen inzake voornemen gefaseerde inwerkingtreding Wet voor
                           versterking gebouwen in Groningen (Kamerstuk 35 603, nr. 85).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Azarkan
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Martin Bosma
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Nava
Voorzitter: Leijten
Griffier: Reinders
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Beckerman, Boucke, Grinwis, Kops, Leijten,
                  Agnes Mulder, Nijboer en Aukje de Vries,
               
en de heer Blok, Minister van Economische Zaken en Klimaat, en mevrouw Ollongren,
                  Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
               
Aanvang 19.15 uur.
De voorzitter:
Een goede avond, allemaal. Ik open deze vergadering van de vaste Kamercommissie voor
                     Economische Zaken en Klimaat. Aan de orde is het commissiedebat over de inwerkingtreding
                     van de wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met versterking van gebouwen
                     in de provincie Groningen. Ik heet de bewindspersonen, te weten de Minister van Economische
                     Zaken en Klimaat – ik moet er nog een beetje aan wennen, maar u vast niet – en de
                     Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van harte welkom, evenals
                     de nu aanwezige leden, mevrouw Beckerman van de SP, de heer Kops van de PVV en de
                     heer Boucke van D66. Mevrouw De Vries van de VVD had zich net gemeld en komt vast
                     zo terug. Als er nog andere leden binnenkomen, zal ik dat vermelden. Ik heet ook iedereen
                     welkom die dit debat volgt. Dat is wel zo netjes. Er zitten zelfs mensen van de pers
                     op de tribune. Welkom allemaal. De spreektijd is drie minuten per fractie. Ik doe
                     nog niets met interrupties, maar ik herinner u eraan dat u twee uur voor dit debat
                     heeft staan. Dus als het uit de klauwen loopt met de interrupties, ga ik ze beperken.
                     Ik geef het woord aan mevrouw Beckerman van de SP-fractie.
                  
Mevrouw Beckerman (SP):
Vandaag precies vier jaar geleden was demissionair Minister-President Mark Rutte in
                     Groningen. Hij zei: «Verschrikkelijk wat hier gebeurt». En hij zei: «De plannen voor
                     versterking van woningen en betere schadeafhandeling zijn klaar. We moeten ons nu
                     richten op uitvoeren, uitvoeren, uitvoeren.» Vandaag is het precies vier jaar later
                     en het beloofde plan voor de versterking, de Versterkingswet, is niet af, laat staan
                     het uitvoeren. Ondertussen zijn er gedupeerden die letterlijk de vernieling in zijn
                     geholpen. Al die jaren hoorden we beloftes van Rutte. In 2018 was het «het spijt ons
                     diep», in 2019 hoorden we zelfs drie keer «excuses» en in 2021 legde Rutte de koppeling
                     met de toeslagenaffaire en noemde beide «een smet op mijn premierschap».
                  
De koppeling met de toeslagenaffaire is precies juist. Duizenden toeslagenouders en Groningers wachten nog steeds. Dit is niet een ramp voor alleen de Groningers
                     en de toeslagenouders. Dit is ook een ramp voor de rechtsstaat. En nu maakt het kabinet
                     het nog erger. Het kabinet weigert twee aangenomen amendementen uit de Versterkingswet
                     uit te voeren. Professor Voermans oordeelde hard en zei: dit is in strijd met de Grondwet.
                     Ook het oordeel in het in opdracht van de Kamer gemaakte rapport is hard. Wij, de
                     Kamer, worden buitenspel gezet. Het is een schoffering van de gedupeerden en een schoffering
                     van de Tweede Kamer. Waar hebben we het over?
                  
Het amendement op stuk nr. 38 luidt: zorg dat de gedupeerden juridische bijstand en
                     technisch advies kunnen krijgen. Dat is precies wat Rutte heel Nederland beloofde.
                     Het kabinet geeft zelf ongelimiteerd geld uit aan juridische steun voor zijn kant,
                     namelijk ruim 7,5 miljoen aan de landsadvocaat tussen 2018 en 2020 en er zijn bijna
                     100 juristen in dienst. Maar het kabinet wantrouwt de gedupeerden blijkbaar zo dat
                     het amendement niet wil uitvoeren. En wat het amendement op stuk nr. 68 betreft, waarmee
                     we eigenaren de mogelijkheid geven de versterking geheel in eigen beheer uit te voeren,
                     zodat ze zeggenschap over hun eigen huis hebben en de regie over hun leven terug hebben:
                     het kabinet wil het niet.
                  
Het kabinet had alle mogelijkheid om het te doen, voor en na de stemming over de wet.
                     Maar nee, het kabinet wachtte eerst maanden af en koos toen voor de route in strijd
                     met de Grondwet en volhardde daar de afgelopen weken in. Waarom? Waarom heeft het
                     kabinet het zo ver laten komen? En nu zet het kabinet óns het mes op de keel. Als
                     we niet doen wat het kabinet zegt, zou het slecht zijn voor de Groningers. Het lef!
                  
Gedupeerden moeten een ongelijke strijd voeren en nu wordt die strijd nog ongelijker,
                     omdat het kabinet zelfs bereid is om in strijd met de Grondwet te handelen. Het niet-uitvoeren
                     van de amendementen is ongekend. Er is maar één antwoord van het kabinet mogelijk,
                     namelijk toegeven dat dit nooit zo had mogen gebeuren en er nu mee stoppen.
                  
Mijn laatste zin, voorzitter. Ik heb één vraag aan de Kamer. Als we deze schoffering
                     nu tolereren, bent u wellicht de volgende. Dit kan een precedent zijn om amendementen
                     niet meer uit te voeren. We kunnen het hier over alles oneens zijn, maar over één
                     ding toch niet, namelijk dat we samen strijden voor onze rechten als volksvertegenwoordigers.
                     Dank u wel.
                  
De voorzitter:
Ik let altijd heel erg op laatste zinnen en dit was een laatste zin. Soms worden «ten
                     slotte» en «laatste zin» wel vier keer gebruikt, maar het ging nu goed. Dank, mevrouw
                     Beckerman van de SP. Intussen zijn de heer Nijboer voor de Partij van de Arbeid en
                     mevrouw Mulder van het CDA binnengekomen. Ik geef het woord aan de heer Kops van de
                     PVV.
                  
De heer Kops (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Het Groningse aardbevingsdrama, en dan met name de bestuurlijke
                     arrogantie en de onwil om het op te lossen, kent geen grenzen. Hoe vaak hebben de
                     Groningse gedupeerden en ook wij als Kamer de Minister niet opgeroepen om tempo te
                     maken en het op te lossen? Hoe vaak hebben wij als Kamer niet gezegd: schiet nou eens
                     op met die Groningenwet, om de schadeafhandeling en de versterking te versnellen?
                  
Die wet is er nu dus: de Tijdelijke wet Groningen. Maar wie had kunnen denken dat
                     we nog een debat zouden hebben over de inwerkingtreding van die wet, omdat de Minister
                     weigert twee aangenomen amendementen van de SP in werking te laten treden? Het ene
                     amendement gaat over het in eigen beheer uitvoeren van versterkingsmaatregelen, oftewel
                     de regie naar de bewoners, iets wat de Minister volgens mij ook graag wil. Het andere
                     amendement gaat over juridische bijstand en financieel advies. Dat is eigenlijk allemaal
                     heel vanzelfsprekend.
                  
Waarom wil de Minister deze amendementen niet in werking laten treden? Enerzijds omdat
                     ze onuitvoerbaar zouden zijn, zegt hij. En anderzijds – en nu komt het – omdat D66
                     en het CDA per ongeluk voor hebben gestemd, terwijl ze eigenlijk tegen waren. Die
                     stemmingsuitslag bevalt de Minister dan niet en dan zegt hij: als ze tegen hadden
                     gestemd, waren de amendementen niet aangenomen. Ja, «als». «Als» valt een beetje in
                     de categorie «als mijn zus een jongen was geweest, had ik nu een broer gehad». Maar
                     zo werkt het natuurlijk niet. Als een amendement eenmaal is aangenomen, is het aangenomen.
                     Punt uit.
                  
Ook onze eigen Reglement van Orde is er glashelder over. Het maakt voor de uitslag
                     van een stemming helemaal niets uit of daarbij een fout is gemaakt. Wat dat betreft
                     maakt het Groninger Gasberaad een treffende vergelijking: als er tijdens een voetbalwedstrijd
                     per ongeluk in eigen doel wordt geschoten, geldt dat ook gewoon als een doelpunt.
                     Wim Voermans, hoogleraar staatsrecht, is keihard en glashelder tegelijk: de Minister
                     heeft het recht helemaal niet om aangenomen amendementen zomaar naast zich neer te
                     leggen. Dat zou neerkomen op ontamenderen, een recht dat helemaal niet bestaat.
                  
En nu, zo schrijft de Minister, wil hij een nieuw wetsvoorstel waarin deze onderdelen
                     worden aangepast. Zo staat het in zijn brief. Het klinkt een beetje vaag, maar het
                     komt feitelijk neer op een herstemming. Dat kan toch niet, een herstemming omdat de
                     stemmingsuitslag de Minister niet bevalt? Dat is ongehoord en onacceptabel. Het staatsrecht
                     wordt met voeten getreden, de Kamer wordt als een soort stempelmachine gebruikt en
                     de Groningse gedupeerden worden voor de zoveelste keer geschoffeerd. Dat laatste is
                     natuurlijk het allerergste. Dit kan niet. We kunnen hier urenlang over debatteren,
                     maar de enige conclusie in dit debat is dat die amendementen gewoon in werking moeten
                     treden, en niets anders.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kops. Ik geef het woord aan de heer Boucke van D66.
De heer Boucke (D66):
Dank je wel, voorzitter. Laat ik beginnen met te zeggen dat ik het heel spijtig vind
                     dat het zo gaat. De wet waarover we het vandaag hebben, is een wet waar heel lang
                     aan gewerkt is. Deze wet moet de versterking van de huizen in Groningen goed regelen
                     en dat doen we niet. We hebben het vandaag met elkaar over politiek Den Haag, terwijl
                     het over Groningen en de Groningers moet gaan. Ik zei het in mijn maidenspeech al:
                     we doen dit voor de Groningers. Ik vraag de bewindspersonen om alles wat ze doen vanuit
                     dat perspectief te bezien. Ik zie dat er weer onzekerheid en vertraging dreigen op
                     te treden.
                  
Voorzitter. Het afgelopen weekend was er weer een aardbeving in Groningen, bij Loppersum.
                     We draaien de gaskraan wel dicht, maar de grond blijft bewegen. De Groningers hebben
                     recht op een sterk en veilig huis. Daar doen we het voor, en dat moeten we ook regelen
                     met deze wet. Bij de wetsbehandeling zat ik nog niet in de Kamer, maar ik heb de wet
                     wel doorgelezen. De wet beschrijft een navolgbaar en transparant versterkingsproces
                     met een verbetering van de positie voor de Groningers. Dat lukt ons nog niet. Twee
                     amendementen zijn abusievelijk aangenomen. Dat is heel vervelend, want dat geeft onduidelijkheid.
                     D66 staat voor een uitvoerbare wet waarmee we de Groningers echt helpen.
                  
Daarom heb ik een paar vragen aan de Ministers. Kunnen de Ministers helder uitleggen
                     waarom deze amendementen niet uitvoerbaar zouden zijn? Nogmaals, ik vraag dit vanuit
                     het perspectief van de Groninger, want ze willen zekerheid en snelheid en dat we aan
                     de slag gaan. Een veilig huis, een sterk huis en weinig kopzorgen, dat is wat de Groninger
                     wil.
                  
Ik heb nog een andere vraag voor de bewindspersonen. Hoe zorgt dit kabinet ervoor
                     dat de gedupeerden de nodige juridische en bouwkundige bijstand ofwel financieel advies
                     krijgen? En misschien nog wat explicieter: voor welke bedragen kunnen dan kosten gemaakt
                     worden? Ik denk dat het heel belangrijk is om die duidelijkheid te geven.
                  
Voorzitter. Ten slotte. De wens van D66 is eenvoudig, namelijk een uitvoerbare wet
                     waarmee we de Groninger echt helpen, zodat de Groninger zich zo snel mogelijk weer
                     veilig kan voelen.
                  
Dank je wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat roept vragen op bij mevrouw Beckerman en de heer Nijboer. Ik geef
                     eerst het woord aan mevrouw Beckerman.
                  
Mevrouw Beckerman (SP):
«We doen dit voor de Groningers», «spijtig», «onzekerheid en vertraging», «onduidelijkheid».
                     Hoe komt dat, zou ik de heer Boucke van D66 graag willen vragen. Wie veroorzaakt die
                     onduidelijkheid?
                  
De heer Boucke (D66):
Toen ik net Kamerlid was, heb ik veel gelezen over het Groningendossier. Ik ben ook
                     naar Groningen toegegaan – dat was mijn eerste werkbezoek – en ik heb daar veel mensen
                     gesproken. De Groningers zijn lang genegeerd en niet serieus genomen, zowel door de
                     NAM als de politiek. Dat duurt te lang. Wat mij betreft gaan we nu echt stappen zetten.
                     Vandaar ook mijn vragen aan deze Ministers.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman, in tweede instantie.
Mevrouw Beckerman (SP):
«De NAM», «de politiek» en «nu stappen zetten»: dat is allemaal mooi, maar sorry,
                     dat hoor ik al jaren. Ik heb dat net nog voorgelezen. Hoe komt het dat we nu over
                     aangenomen amendementen spreken? Het kabinet heeft geen recht op het ontamenderen
                     van de wet. Het kabinet heeft in strijd met de Grondwet gehandeld. Is de heer Boucke
                     het daarmee eens? Zou hij hierover dan ook wat harder kunnen oordelen? Het gebeurt
                     nu met ónze amendementen, maar als we dit laten gebeuren, moeten we straks bij elk
                     aangenomen amendement weer denken: o, misschien wordt het wel niet ingevoerd; o, misschien
                     gaat het kabinet wel in strijd met de Grondwet handelen. Daar mogen we toch iets harder
                     over oordelen dan zeggen: «spijtig», «we doen het voor de Groningers» en «nu echt
                     stappen maken»?
                  
De voorzitter:
Helder.
De heer Boucke (D66):
Ik vind echt dat we dit voor de Groningers moeten doen. We zitten hier met deze twee
                     bewindspersonen om van hen duidelijkheid te krijgen over de uitvoerbaarheid van deze
                     wet en over hoe we het goed gaan organiseren voor de Groningers, zodat we snel die
                     stappen kunnen zetten. Ik zie het niet anders.
                  
De voorzitter:
De heer Nijboer. Meneer Boucke, het is fijn als u uw microfoon uitdoet als een ander
                     een vraag stelt. Voor ons maakt het niet uit, maar dan is het duidelijk voor de beeldregie
                     wie ze in beeld moeten nemen.
                  
De heer Boucke (D66):
Een beginnersfout.
De voorzitter:
Geeft niets. We helpen u eraan herinneren. De heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik vind dat D66 naar de bekende weg vraagt. We hebben een wetsbehandeling gehad. We
                     hebben een oordeel van het kabinet over de amendementen gehad. Het kabinet heeft ze
                     stevig ontraden, maar uiteindelijk heeft de Kamer vóór gestemd. Ik had van D66 veel
                     meer verwacht dat zij een principieel betoog zouden houden over de verhouding Kamer-kabinet
                     als de Kamer een uitspraak doet, zeker in deze nieuwe bestuurscultuurtijd waarin we
                     verkeren. Hoe verhouden die zich dan tot elkaar? Het is vragen naar de bekende weg.
                     We kennen de argumenten van het kabinet. Die zijn allemaal gegeven, schriftelijk en
                     in het debat. De amendementen zijn ontraden en er is gestemd.
                  
De heer Boucke (D66):
Ik probeer even de vraag te vertalen.
De heer Nijboer (PvdA):
De vraag is waarom D66 zich niet druk maakt over de staatsrechtelijke, grondwettelijke
                     positie van de Kamer als er amendementen zijn aangenomen. Hoe ziet D66 zijn eigen
                     stemgedrag daarin? Want zeggen «we doen het voor de Groningers» doet iedereen hier,
                     zoals u weet, voorzitter. Dat is een beetje een dooddoener.
                  
De voorzitter:
Helder. De heer Boucke.
De heer Boucke (D66):
We voeren hier vanavond een debat over Den Haag. Dat zei ik ook al in mijn betoog.
                     De Groningers die vanavond kijken, willen volgens mij één ding: dat deze wet er komt,
                     dat het goed geregeld is, dat er voldoende financiële middelen vrijgemaakt worden
                     voor de versterking van de woningen, dat het juridisch goed geborgd wordt en dat ze
                     de gelegenheid krijgen om zelf hun eigen woning te versterken. Dat willen we allemaal
                     regelen. We willen niet het Haagse spel elke keer maar weer oprakelen. Dat is de reden
                     waarom ik heel graag van deze bewindspersonen antwoord op mijn vragen wil. Ja, u kunt
                     het anders willen, maar dit is hoe ik erin sta.
                  
De voorzitter:
Ik vermoed dat de heer Nijboer nog een extra vraag heeft.
De heer Nijboer (PvdA):
Deze Groninger zit niet alleen te kijken, die zit er zelfs bij. Die zit ook in Den
                     Haag en heeft een wetsbehandeling gehad waar hij zelf tegen stemde, omdat hij de wet
                     slecht vond, maar hij waakt ook altijd over de positie van de Tweede Kamer. Het is
                     een grote discussie. Dram je als kabinet je mening door of luister je naar de Kamer?
                     Ik verwacht van D66 in deze discussie een stevige positie, maar ik hoor alleen maar
                     dooddoeners en dat stelt mij teleur.
                  
De voorzitter:
Ik heb geen vraag gehoord, maar als u wilt reageren mag dat. Nee? Dan heeft de heer
                     Kops nog een vraag aan u.
                  
De heer Kops (PVV):
Het is een heel slap algemeen verhaal van D66 in dit debat, dat specifiek gaat over
                     de amendementen die de Minister niet in werking wil laten treden. Ik heb aan het einde
                     van mijn betoog gezegd dat er eigenlijk maar één conclusie mogelijk is. Die amendementen
                     zijn aangenomen. Het is staatsrechtelijk helemaal niet mogelijk om die dan naast je
                     neer te leggen. Is D66 met de PVV van mening dat die amendementen simpelweg moeten
                     worden uitgevoerd? Ja of nee?
                  
De voorzitter:
Heldere vraag. De heer Boucke.
De heer Boucke (D66):
D66 vindt dat we een goede wet moeten hebben. Dat is wat wij willen. Wij zitten hier
                     met elkaar vanavond om ervoor te zorgen dat die wet er komt, wat mij betreft. Niet
                     voor mevrouw Beckerman, niet voor meneer Kops, niet voor mij, maar voor de Groningers.
                     Daarom zitten we hier vanavond.
                  
De heer Kops (PVV):
Dit is echt belachelijk. Sorry.
De voorzitter:
De heer Kops krijgt een vervolgvraag.
De heer Kops (PVV):
Excuseer, voorzitter. Dit is echt belachelijk. Ik stel een hele concrete vraag: moeten
                     die amendementen wel of niet worden uitgevoerd? Het amendement op stuk nr. 68 bijvoorbeeld
                     gaat over het in eigen beheer uitvoeren van die hele operatie. Daar heeft D66 zelf
                     ook vóór gestemd en ik heb begrepen dat dat geen vergissing is geweest van D66. D66
                     heeft daar dus heel bewust vóór gestemd in de zin van «dat vinden wij een goed idee».
                     Is D66 dan van mening dat dit amendement niet moet worden uitgevoerd? Klopt dat? Terwijl
                     ze er zelf bewust vóór hebben gestemd? Ja of nee?
                  
De heer Boucke (D66):
Ik zei het net al in een van mijn eerdere antwoorden. Het in eigen beheer uitvoeren
                     van versterking is iets waar wij voor zijn. Dat kunnen we ook gewoon regelen. Wat
                     mij betreft gaan we dat ook doen.
                  
De voorzitter:
Dan gaan we naar de heer Nijboer van de Partij voor de Arbeid voor zijn termijn in
                     dit debat.
                  
De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. De PvdA-fractie heeft uiteindelijk tegen deze wet gestemd, omdat wij deze
                     wet onvoldragen vonden en vooral omdat schade en versterking niet in één hand waren.
                     Dat betekent dat als je schade hebt aan een gebouw en moet versterken, je verschillende
                     procedures moest aflopen bij verschillende instanties en helemaal vastliep. Dat is
                     uiteindelijk de dragende reden geweest waarom wij hebben gezegd: liever geen wet dan
                     deze wet.
                  
Maar dat is niet de vraag vandaag. De vraag is of het kabinet de ruimte heeft om achteraf
                     met welke interpretatie dan ook, aangenomen amendementen van de Tweede Kamer naast
                     zich neer te leggen. Die amendementen waren een verbetering voor de Groningers en
                     maakten de wet minder slecht, maar ook met de aangenomen amendementen heeft de PvdA-fractie
                     tegen de wet gestemd. De vraag is dus of het kabinet de ruimte heeft om te zeggen:
                     die amendementen leggen we uiteindelijk toch naast ons neer, omdat fracties verkeerd
                     hebben gestemd, of omdat ze niet uitvoerbaar zijn. Alle argumenten, of het uitvoerbaar
                     was of wat de argumentatie dan ook was, zijn gewisseld.
                  
De Tweede Kamer heeft gestemd. Het amenderingsrecht is een grondrecht van deze Kamer
                     en dat wordt heel lichtzinnig door dit kabinet terzijde geschoven in een politiek
                     gesternte waarbij je het niet voor mogelijk houdt dat het zoiets doet. Van de Minister
                     van Binnenlandse Zaken verwacht ik dat zij ook nog een beetje rekening houdt met de
                     Grondwet. Premier Rutte ging toch ook behoorlijk onderuit in de informatievoorziening
                     aan de Kamer en de rol macht-tegenmacht en dat soort zaken. Het lijkt helemaal geen
                     rol te spelen. Ze zijn demissionair en ze zeggen: deze amendementen leggen we terzijde.
                     Dat is onbespreekbaar. Zelfs als ik mordicus tegen de amendementen had gestemd, was
                     het een onbegaanbare weg. Deze brug moeten we nooit over. Als de Kamer dit één keer
                     laat gaan en de mogelijkheid hiertoe geeft, zoals dat ook bij moties kan ... Je kunt
                     overigens veel zeggen over de hoeveelheid moties die we indienen. Als wij één keer
                     laten gebeuren dat een kabinet amendementen van de Kamer naast zich neerlegt, zijn
                     we ons amenderingsrecht kwijt. Dat moeten we nooit laten gebeuren, zeker niet op deze
                     avond, en zeker niet op Groningen.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Nijboer. Ik heb verzuimd om de heer Grinwis welkom te heten, die
                     later is binnengekomen. Maar we gaan nu naar mevrouw Aukje de Vries van de VVD voor
                     haar termijn in eerste instantie.
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik begreep dat wij drie minuten hebben? Dat had ik even gemist
                     toen ik even weg was. Ik had het verkeerde stuk bij me, excuses.
                  
Er zijn twee belangrijke dingen waar wij als VVD naar kijken. Ten eerste denken we
                     dat het inderdaad een feit is dat er abusievelijk is gestemd over een tweetal amendementen.
                     Dat is ook direct aangegeven bij de stemmingen. Ik denk dat mensen dat niet kunnen
                     ontkennen. Ik vind het dan ook belangrijk dat, als er een route gekozen wordt, het
                     een route is waarover de Tweede Kamer zich opnieuw kan uitspreken. Dat is een belangrijk
                     punt voor ons.
                  
Een tweede punt is dat we vinden dat er snel duidelijkheid moet komen en dat de snelste
                     route gekozen moet worden voor de Groningers. Ik denk zelf dat dit de door het kabinet
                     voorgestelde route is. Die bevat dat wij ons er opnieuw over kunnen uitspreken. Dan
                     kan de Kamer alsnog aangeven wat zij van deze twee voorstellen vindt. Maar ik ben
                     nog wel benieuwd naar de snelheid van die route. De wet zou dan deels in werking treden,
                     maar hoe snel kunnen die twee andere voorstellen aan de Kamer voorgelegd worden?
                  
Er is natuurlijk een discussie over een novelle. Dat pad zou ook kunnen. Ik denk dat
                     het een langere weg is, omdat die route minder snel duidelijkheid geeft, omdat de
                     andere delen van de wet dan niet in werking treden. Ik ben wel benieuwd naar de reactie
                     van de beide Ministers daarop. Ik wil ook graag weten hoe snel dit allemaal kan, want
                     die duidelijkheid moet er zo snel mogelijk komen.
                  
Dat was het wat mij betreft, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat roept een vraag op bij mevrouw Beckerman van de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik heb in mijn termijn een duidelijke oproep gedaan dat wij als Kamer, even los van
                     wat we van het amendement en van de inhoud van deze wet vinden, moeten bewaken dat
                     een aangenomen amendement ook echt een aangenomen amendement is. Ik zou heel graag
                     van de fractie van de VVD willen weten wat zij vinden van de reactie van professor
                     Voermans, die zegt dat dit in strijd met de Grondwet is. Wat vindt de fractie van
                     de VVD van het rapport dat we zelf hebben laten maken, waarin wordt geconcludeerd
                     dat de Kamer buitenspel is gezet?
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Over dat buitenspel zetten heb ik net iets aangegeven. Ik vind het belangrijk dat
                     wij ons hierover als Tweede Kamer weer gaan uitspreken. Dan is het aan iedere fractie
                     hier om te bepalen hoe zij daarover stemmen. Er is inderdaad een rapport gemaakt door
                     Bureau Wetgeving. Ik vind het nooit zo netjes om hier wat over ambtelijke rapporten
                     te zeggen. Het is openbaar gemaakt; ja, dat weet ik. Een van de conclusies is dat
                     gesteld kan worden dat de inwerkingtredingsbepaling van dit wetsvoorstel in technisch-juridische
                     zin ruimte biedt voor een gedifferentieerde inwerkingtreding. Er zit inderdaad een
                     artikel in deze wet dat dit mogelijk maakt. Ik begrijp dat u dat geen nette manier
                     vindt om het te doen. Dat kan. Maar ik heb ook gezien dat er abusievelijk foutief
                     is gestemd en dat dat aangegeven is tijdens de stemmingen, weliswaar nadat er geconcludeerd
                     was. Dé goede weg is volgens mij dan dat wij als Tweede Kamer nog een keertje stemmen
                     over de betreffende voorstellen.
                  
De voorzitter:
Kort, mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Mevrouw De Vries zegt dat ik dit niet de nette weg vind. Moet ik daaruit concluderen
                     dat mevrouw De Vries dit wel de nette weg vindt, maanden wachten en het dan op deze
                     manier doen, in plaats van vooraf aangeven, gewoon de wet direct naar de Eerste Kamer
                     sturen of de koninklijke route? Vindt u de weg die het kabinet heeft gekozen dan de
                     nette weg?
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik vind de nette weg dat de Tweede Kamer zich opnieuw uitspreekt over deze voorstellen,
                     omdat er abusievelijk fout is gestemd. Dat is wat mij betreft de nette weg. Daar mag
                     iedereen anders over denken en het niet de nette weg vinden. Dat kan natuurlijk. Het
                     is niet omdat ik denk dat dit nou zo'n leuk proces is. Nee, ik vind het verschrikkelijk
                     vervelend. Ik vind het vooral heel verschrikkelijk, vervelend en lastig voor al die
                     Groningers. Zij zitten nu in onzekerheid. Er is onduidelijkheid. Dus ik wil ook dat
                     de snelste route om dat te herstellen er komt, namelijk door ons opnieuw erover uit
                     te spreken. Dat vind ik belangrijk.
                  
De heer Kops (PVV):
Mevrouw De Vries zegt dus dat als er fout is gestemd, we het opnieuw moeten gaan bekijken
                     en er dan opnieuw over stemmen. Hoe verhoudt dat zich dan met onze eigen Reglement
                     van Orde, artikel 8.27? Daarin staat dat het voor de uitslag van de stemming helemaal
                     niet uitmaakt of er een fout is gemaakt.
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Het wetsvoorstel is vastgesteld en de amendementen zijn vastgelegd. Dat klopt. Ik
                     ben het helemaal eens dat dat conform ons Reglement van Orde is. Maar er is ook aangegeven,
                     tijdens de stemming nog of kort na de stemming, dat er abusievelijk fout is gestemd.
                     Daarom vind ik het juist zo belangrijk dat de Kamer zich opnieuw erover uitspreekt.
                     Die mogelijkheid is er. Die is ook in de wet opgenomen. De wet waarin dat is opgenomen
                     is ook de wet die u heeft vastgesteld. Laten we het dus zo snel mogelijk opnieuw aan
                     de Tweede Kamer voorleggen, zodat er duidelijkheid is.
                  
De heer Kops (PVV):
Ik vind het ...
De voorzitter:
De heer Kops.
De heer Kops (PVV):
Sorry, voorzitter. Ik vind het toch een beetje raar. Stemmingsuitslag is stemmingsuitslag.
                     Dan doet het er niet toe of direct na de stemming «oh, sorry, fout» wordt gezegd.
                     Voor mijn part wordt een paar dagen later of een halfjaar later «oh, toch fout» gezegd.
                     Je kunt toch niet achteraf in stemmingsuitslagen gaan lopen shoppen van «oh, nee,
                     dat is niet goed geweest, ik moet het toch opnieuw doen»? Wat heeft zo'n uitslag dan
                     eigenlijk voor waarde?
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
De waarde is dat die uitslag is vastgesteld. Daarin ben ik het helemaal met u eens.
                     Maar nogmaals, en laat ik het dan ook eens een keer zeggen: er worden hier wel vaker
                     voorstellen herhaaldelijk in stemming gebracht, door deze Kamer zelf. Dat mag, dat
                     is prima. Maar mijn punt blijft staan, namelijk: kies de snelste weg voor de Groningers
                     om duidelijkheid en zekerheid te krijgen, want die onzekerheid is er nu wel en die
                     onduidelijkheid is er nu ook. En twee: Kamer, spreek je hier opnieuw over uit op zo'n
                     kort mogelijke termijn. Daarover heb ik vragen gesteld aan de bewindspersonen, zodat
                     zij kunnen aangeven wat de kortste weg is.
                  
De voorzitter:
De heer Nijboer heeft ook een vraag aan u, mevrouw De Vries.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik vind dat mevrouw De Vries best precies formuleert en ze zegt dat we opnieuw moeten
                     stemmen. Maar net in de beantwoording zei ze ook dat hier wel vaker herhaaldelijk
                     dezelfde voorstellen worden gedaan. Maar het probleem hiermee is natuurlijk dat dit
                     wetgeving betreft. Over moties stemmen we bij de vleet – daar kun je ook een discussie
                     over hebben – maar wetgeving staat echt vast. Erkent mevrouw De Vries dat wij als
                     Kamer die brug niet over moeten dat als de Kamer een wet heeft aangenomen, die alleen
                     bij een nieuwe wet weer aangepast kan worden? Wetten kunnen natuurlijk altijd weer
                     aangepast worden. Dat kan altijd. Maar erkent zij dat een wet alleen bij een nieuwe
                     wet weer aangepast kan worden, en dat een kabinet niet kan zeggen «nou, de Kamer heeft
                     wel wat gestemd, maar die dingen nemen we niet over»?
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Volgens mij blijf ik mezelf herhalen. Het staat het kabinet natuurlijk vrij om een
                     nieuw voorstel aan ons voor te leggen. Ik vind het persoonlijk zelf ook wenselijk
                     dat wij ons hierover nogmaals uitspreken. Ik vind dat dat ook zo hoort. Maar ik denk
                     dat de heer Nijboer ook niet kan ontkennen dat er in deze wet – de heer Nijboer heeft
                     overigens niet vóór gestemd – ook een artikel zit waarin staat dat de wet bij koninklijk
                     besluit in werking treedt maar ook dat delen van de wet bij koninklijk besluit in
                     werking treden. Daar kun je achteraf misschien van alles van vinden, maar er is niet
                     eens discussie over geweest tijdens de wetsbehandeling van deze wet. Laat dat ook
                     helder zijn. Dus ik zeg: laat de Tweede Kamer gewoon haar rol pakken en nogmaals een
                     uitspraak doen over deze voorstellen.
                  
De voorzitter:
De heer Nijboer heeft een vervolgvraag. Kort, alstublieft.
De heer Nijboer (PvdA):
Toch even voor de helderheid. De VVD zegt dat als de amendementen niet bij een nieuwe
                     wet worden gewijzigd, de wet gewoon ongewijzigd moet worden ingevoerd. Dan kun je
                     nog over de termijn en inwerkingtredingsbepalingen spreken, dat is wel vaker zo bij
                     wetten. Maar dat is het standpunt van mevrouw De Vries?
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ja. Als ik zeg dat de Kamer zich opnieuw erover moet uitspreken, zou dat raar zijn
                     als er gewoon een normale stemming over is geweest, zonder dat er abusievelijk is
                     gestemd. Als een meerderheid dan voor die amendementen is, lijkt het mij dat het kabinet
                     dan zegt dat ze moeten worden uitgevoerd, ook al ziet het daar hele grote uitvoeringsproblemen.
                     Die zie ik zelf ook wel. Ik vind vooral die over de veiligheid wel echt een ding,
                     omdat wij moeten kunnen garanderen dat mensen straks in een veilig huis wonen. Maar
                     dan is er een tweede uitspraak, en dan ga ik niet zeggen dat die dan niet telt. Zo
                     werkt het natuurlijk niet in het leven, meneer Nijboer.
                  
De voorzitter:
Wilt u een vraag stellen, mevrouw Mulder, of wilde u ...
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Verrast u dat, mevrouw de voorzitter?
De voorzitter:
Nee, het verrast me helemaal niet. Ik wilde u het woord gaan geven, maar dan geef
                     ik u een interruptie. Maar niet voordat ik heb gezegd dat Bureau Wetgeving onze eigen
                     juridische Kamerdienst is, maar als zo'n document openbaar wordt gemaakt, is het een
                     commissiedocument. Dus het is van de commissie Economische Zaken en Klimaat. Mevrouw
                     Mulder.
                  
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Over dat document wilde ik het graag hebben met mevrouw De Vries, want daarin wordt
                     eigenlijk gezegd dat de meest geëigende route de route van de novelle is. Het voorstel
                     van de regering wijkt daarvan af. Dus waarom zou mevrouw De Vries met haar VVD niet
                     kiezen voor de meest geëigende route, namelijk de novelle?
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik heb aangegeven dat ik de snelste route wil voor duidelijkheid en zekerheid. Volgens
                     mij is over een groot deel van de wet geen discussie. Er zal nog wel discussie over
                     zijn, maar een meerderheid is voor. Dus dan kun je ook zeggen: als dat de snelste
                     route is, laat die dan in werking treden en laat de Kamer zich later uitspreken over
                     de wijzigingsvoorstellen.
                  
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ja, daar heb ik ook over na zitten denken. Maar wanneer komt die tweede nieuwe wet
                     dan? En wat staat er dan in? Wie zegt dat dat sneller is? Hoe kijkt mevrouw De Vries
                     daarnaar?
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Volgens mij heeft het kabinet in de brief die naar de Kamer is gestuurd op basis van
                     het memo van de commissie – daar heeft u gelijk in, voorzitter – aangegeven dat dat
                     volgens hen de snelste route is. Ik heb er ook nog naar gevraagd of het klopt dat
                     dit de snelste route is. Qua tempo zou je misschien nog kunnen zeggen dat het gelijk
                     op zou kunnen lopen, maar je hebt dan wel dat een deel van die wet niet in werking
                     is getreden. Dat speelt wat mij betreft ook nog mee.
                  
De voorzitter:
Uw derde interruptie.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Maar het is toch zo dat als er een novelle komt, we het er dan hier in de Tweede Kamer
                     weer over hebben? Dan kunnen we toch weer van alles indienen, want we hebben het er
                     weer over? Waarom zou dat dan niet de snelste route zijn?
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Omdat dan de andere delen van de wet niet in werking treden. Maar goed, ik hoor graag
                     wat de Ministers daarover aangeven. Ik heb er ook naar gevraagd. Hoe snel kan dit?
                     Wat is de snellere route? Wat zijn de gevolgen als je het inderdaad in de vorm van
                     een novelle zou doen? Ik schat nu in dat er het snelst duidelijkheid komt voor de
                     Groningers – weliswaar in twee stappen – met de gekozen route die het kabinet aangeeft.
                     Maar daarvan hoor ik nog graag de onderbouwing van de beide Ministers.
                  
De voorzitter:
Dan dank ik u, mevrouw De Vries, en geef ik het woord aan Agnes Mulder namens de CDA-fractie
                     in eerste termijn.
                  
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dank, voorzitter. Ik wil me aansluiten bij de vragen die ook de VVD-fractie heeft
                     over de snelheid van de verschillende trajecten, en waarom het een wel of niet sneller
                     is dan het andere.
                  
Ik ga het niet hebben over de inhoud van de wetsbehandeling, want die hebben we uitgebreid
                     met elkaar besproken, al was dat wel onder hele grote druk nog vlak voor de verkiezingen.
                     Amendementen konden destijds niet goed worden gemaakt. Dat heeft er mede voor gezorgd
                     dat we nu in deze situatie zitten en is misschien ook waarom we hier zo in zitten.
                     Het moet een les voor onszelf zijn dat we wetgeving niet onder druk door de Kamer
                     heen zouden moeten jassen. Ik heb dat ook gezien bij de belastingplannen. We moeten
                     het niet op die manier doen. Dat is dus een les voor onszelf. Dan wordt er ook nog
                     verkeerd gestemd, nota bene ook door onze eigen partij. Maar ik dacht: het is geen
                     onaanvaardbaar amendement, dus in de praktijk los je dat wel op.
                  
Vervolgens krijgen we ongeveer twee maanden na de stemmingen een brief dat het dus
                     niet op deze manier kan en er wordt een route voorgesteld die mij niet heel bekend
                     voorkwam. Toen dacht ik: wat moet ik daar nou mee? Ik moet maar eens even deze en
                     gene gaan bellen om te vragen hoe gebruikelijk dit is.
                  
Vervolgens vond ik de oplossing om Bureau Wetgeving hiernaar te laten kijken eigenlijk
                     een hele nette. Mijn gevoel zei dat een novelle netjes zou zijn. Dat komt ook uit
                     die analyse. En ja, dat is ook wat mijn fractie graag zou willen zien, maar dat dwing
                     ik natuurlijk niet af. De Minister had al direct na de stemming, toen hij het probleem
                     zag opdoemen, kunnen kiezen voor een novelle. Nu is er in één keer een tijdsprobleem
                     en ligt het bij de Kamer. Ik vind dat eerlijk gezegd een hele vreemde gang van zaken.
                     Waarom hebben beide Ministers niet voor de stemmingen aangegeven dat het amendement
                     onaanvaardbaar was? Dan had mevrouw Beckerman – dat mag ik toch hopen – vast gewoon
                     haar amendementen veranderd en ingetrokken. Dan was er een andere stemming geweest
                     en was je er wel uitgekomen. Anders weet je met toekomstige amendementen niet goed
                     wat de gevolgen zijn. Daar heeft onze fractie moeite mee. We denken daarom dat een
                     novelle een goede snelle weg zou zijn. Daar kunnen we het hier in de Tweede Kamer
                     dan gewoon over hebben.
                  
Ik vind het echt betreurenswaardig. Ik heb voor de wet gestemd en ik zie die haast
                     en alles wel. Ik weet ook dat hier partijen zijn die tegen de wet hebben gestemd en
                     die de wet het liefst niet hadden gehad. Dan kun je daar nog eens even uitgebreid
                     zo'n traject als vandaag voor nemen, zeg ik dan even kritisch naar die partijen. Dat
                     heb ik vorige week ook gezegd in de procedurevergadering. Als wij met elkaar zeggen
                     «een novellerichting zou netjes zijn», dan hadden we dit debat niet nodig gehad en
                     hadden we wel de snelheid gehad. Maar helaas is een en ander wat vertraagd. Wij zouden
                     graag van de Ministers willen horen hoe ze hier nu mee omgaan en of een novelle voor
                     hen eigenlijk ook niet de geëigende weg is.
                  
Misschien nog een laatste opmerking. Het gebeurt weleens vaker. We hebben laatst bijvoorbeeld
                     de Mediawet gehad. En er is een amendement geweest van mijn eigen collega, Harry van
                     der Molen. Hij had een amendement ingediend en dat kon niet. Dat is gewoon met een
                     novelle keurig teruggestuurd naar de Tweede Kamer, en dat ging vrij vlot. Dus het
                     kan gewoon. En als het niet kan, leg het me dan uit. Neem me mee in waarom het dan
                     niet kan en waarom dit een hele goede nieuwe geëigende weg zou zijn.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Mulder. Ik zie een korte vraag bij mevrouw Beckerman. Of heb ik
                     iemand te laat gezien? De heer Nijboer was eerst? Dat is goed hoor. De heer Nijboer.
                     Ik sta nog één vraag toe, zo kort mogelijk.
                  
De heer Nijboer (PvdA):
U wordt streng, voorzitter, terwijl het zulke fundamentele vragen zijn voor parlementariërs,
                     zoals u weet. Mevrouw Mulder zei dat het ook wel een les voor onszelf is en dat we
                     het niet te snel en te rommelig moeten doen. Ik vind het niet per se leuk, maar ik
                     wil toch in herinnering brengen dat een aantal partijen het controversieel wilden
                     verklaren, juist omdat dit zo groot is en zo belangrijk voor Groningers is, en ook
                     omdat het zo verdeeld lag in de Kamer. Een van die partijen was de PvdA, naast de
                     SP en de PVV. Hoe kijkt mevrouw Mulder daarop terug? Laat ik het maar gewoon een beetje
                     open vragen.
                  
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik kijk terug op een wetsbehandeling waarvan ik op het eind zie dat mevrouw Beckerman
                     in de knel kwam met haar amendementen. Dat wist ik van tevoren niet, en achteraf kijk
                     je een koe in de kont, meneer Nijboer, zo is het dan ook. En dan moet je er een oordeel
                     op geven. Vervolgens stem je per ongeluk verkeerd. Dat kan. Maar er is geen oordeel
                     gekomen vanuit de Ministers dat het onaanvaardbaar zou zijn. En ja, dan loopt het
                     zoals het loopt, maar ik vond het wel problematisch dat tijdens die dag de amendementen
                     niet geleverd konden worden. Ligt dat dan aan een gebrek aan capaciteit in onze ondersteuning?
                     Dat kan ook een oorzaak zijn. Hoe het allemaal ook precies ligt, ik vind dat wel een
                     probleem. Je dient amendementen niet voor niets in en die moet je goed kunnen bespreken.
                     Ik had graag deze wet in werking gesteld willen zien, want er zitten twee amendementen
                     van mijn eigen hand in. Eentje gaat over duurzaam versterken. Het IMG heeft gelukkig
                     hier in een hoorzitting gezegd dat het er wel op die manier al mee werkt, en daar
                     ben ik blij om. Maar er stond ook een ander amendement in, over de NCG en dat die
                     vervolgens meer kon doen dan alleen maar op veiligheid zaken uit het slop trekken.
                     Dat staat nu allemaal on hold en ik vind dat toch lastig.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Mulder, ook kort antwoorden graag. We houden allemaal van het debat hier.
                     Ik weet daar alles van. Wilde mevrouw Beckerman nog een vraag stellen? Een korte?
                  
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik sloeg een beetje aan op de insinuatie die ik hoorde bij mevrouw Agnes Mulder dat
                     de partijen die tegen de wet hebben gestemd, nu de wet aan het traineren zijn. Maar
                     wat mij betreft kunnen we dit debat afronden. Het kabinet kan namelijk gewoon zeggen:
                     dit hadden we niet moeten doen en we brengen de wet zoals die nu is ongewijzigd naar
                     de Eerste Kamer. Insinueerde mevrouw Mulder dat wij dit willen traineren? Is zij het
                     ermee eens dat de route die ik net voorstelde, eigenlijk veel logischer en veel sneller
                     is en dat we dan naar huis kunnen?
                  
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik volg de lijn van Bureau Wetgeving dat een novelle het meest geschikt is. Als er
                     een probleem is, heb je het er hier in de Tweede Kamer over en vervolgens heb je het
                     erover in de Eerste Kamer. Dat vind ik een hele nette route.
                  
De voorzitter:
Héél kort, want volgens mij is het heel duidelijk wat iedereen vindt.
Mevrouw Beckerman (SP):
Een novelle is een geëigende route als je de wet zou willen wijzigen. Maar waarom
                     zouden we de wet willen wijzigen? Waarom zouden we die twee amendementen en de hele
                     wet zoals die nu is, niet gewoon naar de Eerste Kamer sturen?
                  
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dat is natuurlijk ook al gedaan. Alleen, de Ministers willen dat niet. Dus die moeten
                     komen met een novelle. Als zij dat willen.
                  
De voorzitter:
Oké. Dan de heer Grinwis van de ChristenUnie, als laatste. «Lest best», zeggen ze
                     dan. U heeft drie minuten.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
De druk wordt opgevoerd. Dank, voorzitter. Volgend jaar is het tien jaar geleden dat
                     de grote beving bij Huizinge plaatsvond, en al bijna tien jaar wachten veel Groningers
                     op erkenning, herstel en versterking van hun huis. De ChristenUnie wil dat niet vertragen.
                     Maar ja, hoe zijn we enerzijds staatsrechtelijk zuiver, terwijl we anderzijds geen
                     snelheid verliezen? Ik leg onze dilemma's op tafel met de vraag om een reactie van
                     de bewindslieden.
                  
Mijn eerste vraag is de volgende. Is de weg waarvoor het kabinet nu opteert, echt
                     een nette weg? Voermans en Bureau Wetgeving zeggen: nee. Dan is mijn vraag: waarom
                     dan volgens de bewindslieden toch wel? Wat is hun juridische onderbouwing dat het
                     wel netjes is om het via een nieuwe wet in stemming te brengen bij de Tweede Kamer?
                     Ik ben het eens met collega De Vries, die zegt dat het ermee begint dat wij als Tweede
                     Kamer ons moeten kunnen uitspreken.
                  
Dan heb ik nog een andere vraag. Bureau Wetgeving zit eigenlijk op het spoor van de
                     novelle. Mijn vraag aan de bewindslieden is waarom het zo lang zou moeten duren. Ik
                     ben daar toch een beetje verbaasd over. Collega Agnes Mulder zei al dat als ze gelijk
                     na de stemmingen in het geweer waren gekomen, we hier mogelijk al niet hadden meer
                     gezeten.
                  
Ten tweede. Er zijn in het verleden heel veel wetten en hersteloperaties supersnel
                     door de Raad van State heen gekomen. Ik herinner me vaag de schilderijenaankoop van
                     Marten en Oopjen. Dat was volgens mij binnen een dag gefikst. De eigenrisicobevriezing
                     in de zomer van 2017 was niet het mooiste wetsvoorstel, dat geef ik gelijk en graag
                     toe, maar die ging met een enorm spoedig advies door de Raad van State heen. Het was
                     toen geen crisis en er was geen pandemie of wat dan ook, dus het argument dat het
                     alleen maar met coronawetgeving of met een andere crisiswet kan, deed bij deze twee
                     voorbeelden geen opgeld. Ik ben daarom benieuwd naar de reactie van de bewindslieden.
                     Ik weet dat ze niet namens de Raad van State kunnen spreken, maar die kijken vast
                     mee.
                  
Dan mijn volgende vraag. Wat gaat er exact mis als de aangenomen amendementen worden
                     uitgevoerd? Dat is mij niet helemaal helder uit de brief van het kabinet. Wat zijn
                     bijvoorbeeld de financiële consequenties? Ik ben heel erg benieuwd. Wat maakt het
                     amendement over de juridische ondersteuning van collega Beckerman nou heel veel anders
                     dan de uitgevoerde motie van mijn voorganger Dik-Faber en collega Mulder?
                  
Dit waren in de kern mijn vragen. Sommige zijn aanvullend, want die zijn al gesteld.
                     Ik loop hier nog maar heel kort rond, maar ik vind wel dat we best goed moeten kijken
                     naar de snelheid waarmee we soms wetgeving door de Kamer rammen. Ik heb zelf pas de
                     Winkeltijdenwet aan de orde gehad. Dat was een gedoe en lastig. Ik heb toen maar verzocht
                     om een week uitstel van de stemmingen. Ik heb nog eens goed naar de tekst van het
                     amendement gekeken, het opnieuw ingediend en het uiteindelijk weer ingetrokken na
                     een reactie vanuit het kabinet op het nieuwe amendement. Uiteindelijk is er dus keurig
                     gestemd en is er geen gemankeerde wet aangenomen. Dit is eigenlijk meer een soort
                     oproep aan onszelf, aan mijzelf, om onze wetgeving heel zorgvuldig tot stand te brengen.
                     Dit is dus eigenlijk meer bedoeld als een soort toepassing bij deze preek.
                  
De voorzitter:
Ik dacht: nou komt ie aan een afronding. Maar toen kwam de anekdote van een amendement
                     waar ook de voorzitter bij betrokken is geweest, dus toen kon ik niet anders dan u
                     die af laten maken.
                  
We komen hiermee aan het einde van de eerste termijn van de kant van de Kamer, waarvoor
                     dank. De Ministers hebben aangegeven dat zij tien minuten willen schorsen.
                  
De vergadering wordt van 19.58 uur tot 20.08 uur geschorst.
De voorzitter:
Het is precies acht minuten over acht. Iedereen heeft zich keurig aan de tijd gehouden.
                     Ik kijk even naar de Ministers. Begin ik met de Minister van Economische Zaken en
                     Klimaat? Ja? Dan geef ik graag het woord aan de Minister van Economische Zaken en
                     Klimaat voor zijn beantwoording in eerste termijn.
                  
Minister Blok:
Dank u wel, voorzitter. Twee weken geleden was ik voor het eerst in deze functie in
                     het gebied. Ik heb gesproken met bewoners en ik ben bij ze thuis langsgegaan. Ik heb
                     natuurlijk ook gesproken met bestuurders. De meesten van de Kamerleden hier bezoeken
                     natuurlijk al jarenlang het gebied en ik weet dat sommigen daar ook wonen. Zij hebben
                     dus de beelden al veel langer heel indringend op het netvlies. Maar in de oproep die
                     eigenlijk alle Kamerleden op hun eigen manier deden – zorg voor snelheid en helderheid –
                     herken ik ook de oproep die ik twee weken geleden hoorde. Dat leidt op dit moment
                     op onderdelen nog tot verschillende conclusies in het debat dat we net volgden. Collega
                     Ollongren en ik zullen u aangeven waarom wij de optie aan u voorleggen zoals wij die
                     aan u voorleggen. Daarbij zal de verdeling zijn dat ik de gekozen en verder voorgestelde
                     procedure zal toelichten. Collega Ollongren zal ingaan op de betekenis van de amendementen
                     en de uitvoerbaarheidsvraag.
                  
Allereerst wil ik benadrukken dat het verschil in ieder geval niet zit in de wens
                     die iedereen aan deze tafel heeft uitgesproken om zo snel mogelijk helderheid voor
                     de bewoners te creëren. Dat is ook precies de afweging die het kabinet de afgelopen
                     tijd gevolgd heeft en waarbij wij inderdaad de verschillende opties afgewogen hebben.
                     Wat zou nu het snelst tot duidelijkheid leiden? Op grond van die afweging zijn wij
                     met overtuiging tot de conclusie gekomen dat de huidige route het snelst die duidelijkheid
                     biedt. De route is dus: de wet voor dat deel dat probleemloos in werking kan treden,
                     in werking laten treden, en de amendementen nu niet in werking laten treden, maar
                     wel degelijk de mogelijkheid aan de Kamer bieden om zich daar expliciet over uit te
                     spreken. Ik voel mij daarin gesterkt door de brief die wij gisteren kregen van het
                     provinciebestuur in Groningen, dat ook aangaf dat ze het belang van urgentie delen
                     en ook de keuze om het juridisch zorgvuldig te doen door het later alsnog bij de eerste
                     gelegenheid in de wet te verankeren.
                  
Dan ga ik in op de vragen die daarover gesteld zijn. Ik begin even met de heer Grinwis,
                     omdat hij met de principiële vraag begon of dit nu een nette weg was. Ik geloof dat
                     hij dat zei.
                  
De voorzitter:
U mag dat zo meteen gaan doen, maar niet voordat de heer Nijboer een korte vraag aan
                     u heeft gesteld.
                  
De heer Nijboer (PvdA):
De Minister zegt dat alle Kamerleden snel helderheid willen. De PvdA heeft altijd
                     het standpunt gehuldigd – andere partijen deden dat overigens ook – dat wij liever
                     een goede wet hebben dan een slechte wet. Daarom hebben wij ook tegen deze wet gestemd.
                     Liever een nieuw kabinet dat een overtuigend herstelplan voor Groningen heeft, dat
                     ook steun heeft van de bewoners en de maatschappelijke organisaties, dan deze wet.
                     Ik wil de Minister corrigeren. Niet iedereen zegt: «Doe maar snel. Het maakt ons niet
                     uit hoe slecht het allemaal is en of die amendementen nou wel of niet in werking treden,
                     als we maar snel duidelijk hebben hoe het allemaal wordt». Dat is niet de positie
                     van de hele Kamer.
                  
Minister Blok:
De heer Nijboer heeft gelijk. Zijn fractie heeft met betrekking tot de hele wet een
                     ander standpunt ingenomen. Dus wat ik kort heb samengevat, vertegenwoordigt inderdaad
                     niet de mening van de PvdA. Dat heeft u terecht opgemerkt.
                  
Dan toch naar de vraag van de heer Grinwis of deze route staatsrechtelijk een juiste
                     weg is. Een aantal van u verwees naar het artikel van de heer Voermans, die daar vraagtekens
                     bij zet. Ik heb het artikel van de heer Voermans uiteraard met interesse gelezen.
                     Hij heeft overigens eerder artikelen over wetten van mijn hand geschreven. Dus ik
                     heb het opnieuw met interesse gelezen. Daarnaast heb ik ook met interesse het artikel
                     van professor Van den Braak gelezen, die als hoogleraar parlementaire geschiedenis
                     dezelfde vraag stelt en tot een andere conclusie komt. Dat brengt ons nog steeds in
                     de positie dat wij natuurlijk met interesse naar beide standpunten kijken, maar dat
                     we geen eensluidend antwoord van die kant hebben.
                  
Dan weer teruggaand naar de vraag hoe je zo snel mogelijk én op een juridisch zuivere
                     manier duidelijkheid geeft aan de Groningers. Daar heeft de heer Grinwis gewoon gelijk
                     in. Vandaar ook dat wij niet zeggen: deze onderdelen treden niet in werking en daar
                     laten we het bij. Nee, wij zeggen: die treden nu niet in werking. Overigens bedebatteren
                     wij dat hier met u, want u gaat er uiteindelijk over. Ons voorstel is: die treden
                     nu niet in werking, maar wij komen zo snel mogelijk met een fatsoenlijke wetsbehandeling,
                     geconsulteerd en langs de Raad van State, dus een zuivere route, waar dit onderdeel
                     weer aan u wordt voorgelegd, zodat u weer alle ruimte heeft om op dat moment voor
                     ja of nee of misschien voor een nieuwe geamendeerde vorm te kiezen. Daarmee zijn wij
                     er echt van overtuigd dat het én juridisch zuiver is én dat we de beoogde spoed kunnen
                     handhaven.
                  
Daarmee kom ik op de vraag van zowel mevrouw De Vries als mevrouw Mulder als de heer
                     Grinwis. Zij vroegen of een novelle een betere oplossing zou bieden. Een novelle is
                     opnieuw een wetsbehandeling. De procedure voor een novelle is dus niet anders dan
                     die voor een andere wet: consulteren, Raad van State, Tweede Kamer en Eerste Kamer.
                     Bij iedere novelle of andere wet kun je aan alle betrokken partijen vragen om die
                     met spoed te behandelen. Daar zijn voorbeelden van. Die gaf u en die heb ik zelf ook
                     meegemaakt. Natuurlijk kan dat, met welwillendheid van alle partijen. Daarbij moet
                     je op zorgvuldigheid letten. De partij die het vraagt, zal natuurlijk doorvragen.
                     Die zal over het algemeen ook zelf gekeken hebben wat precies de aanleiding voor de
                     spoed is, en zal uiteindelijk een afweging maken. Uiteindelijk is het oordeel in handen
                     van die drie partijen. Het kan, maar er zijn geen garanties.
                  
Volgens mij zou het heel onverstandig zijn om de consultatie af te raffelen, omdat
                     het hier om uitvoeringsvragen gaat. Collega Ollongren gaat daar uitgebreider op in.
                     Of het nou een novelle of een volledige wetsbehandeling is, ik zou in beide gevallen
                     van alle betrokkenen – bewoners, bestuurders, deskundigen en uitvoerders – een reactie
                     willen hebben. Dat geldt zowel bij een novelle als bij de route die wij nu voorstellen,
                     want het gaat juist om de uitvoering.
                  
Dan de vraag of het met een novelle sneller gaat. Dat is zeer de vraag. Ook bij de
                     route die wij voorstellen, heb je met een wetswijziging en een procedure te maken.
                     De vraag was niet wat het cruciale verschil is. Bij de route novelle treedt deze wet
                     niet in werking, dus ook niet die delen – ik wil de heer Nijboer niet tekortdoen –
                     waarvan heel veel Kamerleden en fracties gezegd hebben dat ze die heel graag willen.
                     Sommige werden door u genoemd, zoals de rolverdeling met IMG en het onderdeel duurzaam
                     versterken. Die onderdelen zullen in werking treden op het moment waarop de nieuwe
                     wet in werking treedt. Ze treden niet in werking als wij nu een novelle indienen.
                     U kunt daarvan vervolgens in meerderheid zeggen dat u dat accepteert, maar geen misverstand:
                     de novelleroute betekent dat er voorlopig niets van deze wet in werking treedt dat
                     pas in werking kan treden op het moment dat de hele wet, inclusief novelle, in werking
                     is getreden.
                  
Ik ga dan weer terug naar mijn beginvraag, die ik bij velen van u meende te horen:
                     hoe kunnen we zo snel mogelijk duidelijkheid creëren voor de Groningers en het tegelijkertijd
                     juridisch zuiver doen? Het kabinet komt daarbij vol overtuiging tot de conclusie dat
                     snelheid mogelijk is door die delen van de wet in werking te laten treden die nu in
                     werking kunnen treden, en dat juridische zuiverheid mogelijk is door zo snel mogelijk,
                     goed geconsulteerd en langs de zuivere wetgevingsroute de vraag rond de amendementen
                     weer aan uw Kamer voor te leggen.
                  
De voorzitter:
Dat roept een vraag op bij in ieder geval mevrouw De Vries en mevrouw Beckerman. Eerst
                     mevrouw De Vries.
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
De Minister geeft aan dat de andere delen dan niet in werking treden. Dat is helder.
                     De vraag is wat daarvan de gevolgen zijn. Ik heb zelf een amendement ingediend over
                     het verplicht meer samenwerken van NCG en IMG. Dat vind ik heel belangrijk. Mevrouw
                     Agnes Mulder heeft al het herstel van funderingen genoemd. Wat betekent dit in de
                     praktijk? Of gaat de andere Minister daar straks op in?
                  
Minister Blok:
Wellicht, maar u stelt mij nu de vraag. Hier is geen rechtsgrond voor. Dan kom je
                     op een rechtsstatelijke vraag, namelijk: in hoeverre mogen uitvoeringsorganisaties
                     en overheden zonder rechtsgrond handelingen verrichten? Er bestaat geen twijfel over
                     dat er dan geen heldere rechtsgrond is.
                  
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik hoor nu heel vaak «zuiver» en «tempo» zeggen. Het gevoel dat mij een beetje bekruipt,
                     is dat de Kamer wordt verweten dat wij het tempo onderuit zouden halen. Maar het is
                     het kabinet dat vooraf had kunnen aangeven dat het deze amendementen niet wilde uitvoeren.
                     Vervolgens heeft dit kabinet twee, of bijna drie maanden gewacht met deze reactie.
                  
Minister Blok:
Wat mij betreft is het doel van de avond niet om verwijten aan wie dan ook uit te
                     delen. Wat mij betreft is het doel van de avond, nogmaals, zo snel mogelijk helderheid
                     voor de Groningers.
                  
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat is geen antwoord.
Minister Blok:
Beide amendementen zijn ontraden. Ik mag al een hele tijd wetten behandelen. Het predicaat
                     «ontraden» van de regering laat niets aan duidelijkheid te wensen over. Dat is voor
                     een belangrijk deel schriftelijk gegaan, heb ik gezien. Er is dus ook een toelichting
                     gegeven bij het ontraden. Ook ik heb weleens meegemaakt dat een ontraden amendement
                     werd aangenomen. Vervolgens is het aan de Kamer om de argumenten te wegen. De term
                     «ontraden» wordt zo vaak gebruikt, dat daar volgens mij geen misverstand over kan
                     bestaan.
                  
Over het tijdsverloop heb ik al aangegeven dat wij gezocht hebben hoe we tegelijkertijd
                     recht kunnen doen aan het belang van helderheid en spoed, en aan een juridisch goede
                     fundering. Dat doe je niet in een achternamiddag, ook nog wetend dat de wet inmiddels
                     bij de Eerste Kamer lag. Dat was de bedoeling, in ieder geval voor een groot deel
                     van deze zaal.
                  
Ik zal het zuiver formuleren. U bent namelijk speciaal van verkiezingsreces teruggekomen
                     omdat in ieder geval een meerderheid van mening was dat hier echt haast bij was. De
                     wet lag op dat moment bij de Eerste Kamer. Naar de Eerste Kamer en naar alle betrokkenen
                     is het zuiver om goed onderbouwd aan te geven waarom je doet wat je doet. Dat heeft
                     even tijd gevraagd, maar is vervolgens volgens de zuivere route toegelicht, namelijk
                     met een brief aan het parlement, zijnde de Eerste en Tweede Kamer.
                  
Mevrouw Beckerman (SP):
Hoe zuiver is dat? Het is niet alleen professor Voermans die concludeert dat dit in
                     strijd is met de Grondwet. Er is ook een rapport van de Kamer zelf dat zegt: dit staat
                     op gespannen voet met de Grondwet, en de Tweede Kamer is hiermee buitenspel gezet.
                     Erkent de Minister dat dan ten minste?
                  
Minister Blok:
Met betrekking tot professor Voermans heb ik aangegeven dat ik zijn artikel met interesse
                     gelezen heb, maar ook een artikel van zijn collega-hoogleraar die tot een andere conclusie
                     kwam. Ik heb ook de notitie gelezen van Bureau Wetgeving, of inmiddels de commissie.
                     Die eindigt met de formulering: «Of de toepassing van gedifferentieerde inwerkingtreding
                     in dit geval rechtmatig is, is een politieke afweging.» Volgens mij zitten we daarom
                     hier.
                  
De voorzitter:
Ik zag ook een vraag van mevrouw Mulder.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Het oordeel «ontraden» wordt natuurlijk best vaker gegeven. Het kan zijn dat iets
                     niet in lijn is met het beleid van het kabinet. Ik heb begrepen dat het hier een kwestie
                     is van onaanvaardbaarheid. Er is een verschil tussen ontraden als in niet willen,
                     en onaanvaardbaar als in niet kunnen. Daarom heb ik ook gevraagd naar de casus van
                     het amendement van mijn collega Harry van der Molen. In de Eerste Kamer bleek dat
                     een «niet kunnen» te zijn. Dan wordt de novelleroute gevolgd. Waarom gebeurt dat hier
                     niet? Ik snap het niet.
                  
Minister Blok:
Ik meen dat ik heb toegelicht waarom de novelleroute wel kan, maar naar onze overtuiging
                     grotere nadelen heeft dan wat hier voorligt. De term «onaanvaardbaar» wordt niet zo
                     vaak gebruikt in de Kamer, maar het is wel een politiek bekende term. Die is heel
                     zwaar. Die betekent eigenlijk dat de hele wet bij aanname wordt ingetrokken. Dan zouden
                     we weer in het traject komen waarvan de regering zegt: we zaten toen bij elkaar tijdens
                     een verkiezingsreces, omdat we vonden dat dit spoed had. Daarmee verhoudt zich niet
                     het oordeel onaanvaardbaar bij een motie die door het ontraden en de toelichting daarbij
                     al van een duidelijk predicaat voorzien was.
                  
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Maar dan is het dus gewoon een kwestie van niet willen, en niet van niet kunnen.
Minister Blok:
Ik heb een toelichting nodig op wat mevrouw Mulder bedoelt met «niet willen».
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Eigenlijk zegt de Minister dat het oordeel onaanvaardbaar zo zwaar is, dat je dat
                     zelden inzet, maar dat dat achteraf gezien wel van toepassing was op deze twee amendementen.
                     Dan waren ze door mevrouw Beckerman misschien aangepast, of ze had ze ingetrokken.
                     Die gelegenheid is er nu niet geweest. Als in het debat was gezegd dat ze onaanvaardbaar
                     waren, of in de dagen voor de stemming, dan had ik daarin een andere afweging gemaakt.
                     Misschien u allemaal ook. Iedereen had daar dan een andere afweging in kunnen maken.
                     Achteraf blijkt door verkeerd stemmen van mijn club en een andere club dat het niet
                     om onaanvaardbaarheid gaat, maar om ontraden. Dat is eigenlijk de conclusie van vanavond.
                     Die had ik niet zien aankomen.
                  
Minister Blok:
Zoals u het aan het eind formuleert, klopt het. Want inderdaad, het kabinet heeft
                     de amendementen ontraden. De term «onaanvaardbaar» kan, maar dat is een zwaarder juridisch
                     kanon. Dan was de implicatie geweest dat bij aanvaarding de wet niet in werking zou
                     zijn getreden. Dit zeg ik allemaal om te proberen ons voor te stellen wat er dan gebeurd
                     zou zijn. Er zou waarschijnlijk een heel heftig debat ontstaan over het feit dat de
                     regering dreigde voor grote vertraging te zorgen door de term «onaanvaardbaar» te
                     gebruiken. Ik neem aan dat dat debat dan ontstaan was. Ik ben een beetje aan het speculeren.
                     In ieder geval is de term «onaanvaardbaar» bewust niet gebruikt, omdat die een heel
                     andere lading heeft. Die lading zou echt leiden tot grote vertraging.
                  
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Toch is dit heel relevant. Als het oordeel onaanvaardbaar was geweest, ben ik ervan
                     overtuigd dat mevrouw Beckerman dat grote kanon op zich af had zien komen. Zij had
                     dan gedacht: misschien moet ik nog wat aanpassen. Dan waren we misschien met z'n allen
                     naar mevrouw Beckerman gelopen om te vragen of zij iets wilde aanpassen. Dan had je
                     een stemverklaring kunnen afleggen. Je had van alles kunnen doen als dat het oordeel
                     was geweest. Maar nu blijkt het dus toch gewoon ontraden te zijn geweest. Dat betekent
                     dat de regering dit gewoon niet wil, maar dat het ’m niet zit in de uitvoering. Als
                     het echt niet kan, was het namelijk onaanvaardbaar geweest. Ik probeer het hier vanavond
                     even scherp te krijgen.
                  
De voorzitter:
Ik kan u volgen hoor, mevrouw Mulder. De Minister.
Minister Blok:
Mevrouw Mulder probeert in te schatten hoe het anders gelopen zou zijn. Dat heb ik
                     ook gedaan. Wij proberen beiden te speculeren. Ik kan alleen constateren dat beide
                     moties ontraden zijn, met argumentatie. Bij beide moties hebben heel veel fracties
                     tegengestemd. Bij beide moties hebben twee fracties achteraf gezegd dat ze tegen hadden
                     willen stemmen. Kennelijk waren er in beide gevallen heel veel fracties die op grond
                     van het nu gegeven advies, namelijk ontraden, tot de conclusie kwamen: dan maar liever
                     niet doen.
                  
De voorzitter:
De Minister spreekt over moties, maar hij bedoelt amendementen. Voor ons allemaal
                     is helder dat u dat bedoelt. Meneer Grinwis heeft ook een vraag.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank aan de Minister voor zijn heldere betoog. Ik heb een vraag naar aanleiding daarvan.
                     Er worden nu steeds twee amendementen in één zin of beweging genoemd. Maar zijn ze
                     allebei even zwaar? De vraag wat er misgaat, komt misschien nog. Het amendement op
                     stuk nr. 38, over juridische bijstand, lijkt in de brief min of meer gelijkgesteld
                     te worden aan de motie-Dik-Faber/Mulder op stuk nr. 62. Dat, terwijl het amendement
                     op stuk nr. 68 wat zwaarder lijkt te zijn. Kan daar meer duiding bij worden gegeven?
                     Of moet ik even geduld hebben tot collega Ollongren aan de beurt is?
                  
Minister Blok:
Dat is een terechte vraag, die u ook eerder gesteld heeft. Die is inderdaad aan collega
                     Ollongren.
                  
De voorzitter:
Dan krijgt u weer het woord. Of wilt u nog een vraag stellen aan de heer Blok?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, want volgens mij heb ik nu wél een vraag voor de heer Blok. Wat is dan in het
                     spoor dat het kabinet voor ogen heeft het karakter van die tweede wet? Is dat dan
                     een reparatiewet? Is het een invoeringswet? Wat moet ik me daar precies bij voorstellen
                     en wat komt daar precies in te staan?
                  
Minister Blok:
Die wet staat sowieso op het programma, maar ik moet in de tweede termijn even terugkomen
                     op de vraag welke wet dat is. Die staat al op het programma. Ik kom daar in de tweede
                     termijn op terug. Dan kan ik iets preciezer zeggen waarom hij op het programma staat
                     en we daar dus goed in kunnen meeliften. Per saldo komt de vraag dan expliciet en
                     zo snel mogelijk weer bij u terug.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman, toch nog een vraag?
Mevrouw Beckerman (SP):
Ja, ik wil even doorvragen op de vraag van mevrouw Agnes Mulder. Ik denk dat die heel
                     juist is en dat de conclusie is dat de Kamer wel degelijk buitenspel is gezet, namelijk
                     op de volgende wijze. Als het kabinet zegt dat een amendement ontraden is, in plaats
                     van onaanvaardbaar is, dan heeft de Kamer niet, zoals bij onaanvaardbaarheid, de mogelijkheid
                     om zich te realiseren: we passen het aan. Nu geeft u niet van tevoren aan dat ze onaanvaardbaar
                     zijn. U zegt simpelweg «ontraden», waarmee wij als Kamer het beeld hebben gekregen
                     dat de amendementen weliswaar ontraden zijn, maar niet onuitvoerbaar. Vervolgens komen
                     we er achteraf achter dat ze niet worden uitgevoerd. Dan is de conclusie toch juist
                     dat mij of de Kamer niet de mogelijkheid is geboden om ervoor te zorgen dat dat predicaat
                     eraf ging en dat ze direct met de wet konden meegaan?
                  
Minister Blok:
Dat ben ik niet met mevrouw Beckerman eens. Ik heb al aangegeven dat niet uit de stemmingen
                     zelf maar uit de stemverklaringen bleek dat bij beide amendementen meerderheden – weliswaar
                     twee verschillende meerderheden – wel degelijk de conclusie hadden getrokken dat zij
                     het amendement niet hadden willen steunen. Kennelijk waren zij tot die conclusie gekomen
                     op basis van de argumenten die over die amendementen waren gewisseld. Je kunt dus
                     niet concluderen dat er een totaal onbegrip was. Dat is alleen niet in de stemming
                     tot uiting gekomen zoals bedoeld.
                  
We moeten natuurlijk een beetje speculeren over wat er gebeurd was bij de term «onaanvaardbaar».
                     Ik heb het genoegen om al een tijdje in verschillende rollen in deze Kamer rond te
                     mogen lopen. Ik heb u aangegeven dat ik heel zeker weet dat de term «onaanvaardbaar»
                     zeer weinig gebruikt wordt. Dan was er echt een stilte gevallen in de Kamer. Dan werd
                     er een kanon naar buiten gereden. Misschien was er gebeurd wat u nu zegt en had u
                     het amendement gewijzigd. Maar ik heb zomaar het vermoeden dat ook gebeurd zou kunnen
                     zijn wat ik eerder geschetst heb, namelijk dat het kabinet heftige verwijten zou hebben
                     gekregen over de term «onaanvaardbaar», omdat daarmee enorme druk gezet werd op het
                     debat en de mogelijkheid dat de Groningers pas later hun recht zouden krijgen. Het
                     blijft speculeren, maar volgens mij kan er geen verschil van mening over bestaan dat
                     de term «onaanvaardbaar» heel zwaar is en heel zelden gebezigd wordt.
                  
De voorzitter:
Ik ga naar de heer Boucke. Of heeft u nog een vervolgvraag, mevrouw Beckerman?
Mevrouw Beckerman (SP):
De Minister geeft aan dat hij het genoegen heeft om in dit huis verschillende rollen
                     te hebben gehad. Maar de rol die hij nu pakt, heeft hij daadwerkelijk niet. Dat is
                     namelijk dat de Minister zegt dat hij zich kan bemoeien met de stemmingsuitslag van
                     de Tweede Kamer. De Tweede Kamer stemt zoals ze stemt, of ze nou fout stemt, goed
                     stemt of wat uw oordeel daarover dan ook is. Dat is zijn rol niet. Ik wil terugkomen
                     op het punt dat we wel degelijk buitenspel zijn gezet. De Minister gaat de aangenomen
                     amendementen niet uitvoeren en weet niet eens te melden wanneer dat dan wel gebeurt.
                     Hij zegt dat hij in de tweede termijn nog wel op een wet komt die al op het programma
                     staat. We hebben dus nu geen enkel idee wat er met aangenomen amendementen van de
                     Tweede Kamer gaat gebeuren.
                  
Minister Blok:
Zo somber is het niet, want uiteindelijk beslist u. Wij hebben u een helder voorstel
                     voorgelegd: nu doorgaan met het overgrote deel van de wet, dat kan doorgaan, maar
                     nog niet met de amendementen. Die komen expliciet terug, zo snel mogelijk. Ik zal
                     inderdaad even opzoeken in het kader van welke wet dat gebeurt. Dat gebeurt zo snel
                     mogelijk, zodat de Kamer op dat moment weer alle rechten heeft die ze heeft en dit
                     juridisch buiten iedere twijfel verheven wordt vastgelegd.
                  
De voorzitter:
Ik zag de heer Boucke voor een interruptie.
De heer Boucke (D66):
Ik heb een vraag aan de Minister over de verschillende routes. Hij noemde de novelle
                     en hij gaf aan waarom die route mogelijk niet sneller zou zijn dan een reparatiewet,
                     of hoe je die ook zou willen noemen. Ik vraag me af waarom dat zo is. Dat kan namelijk
                     heel snel. Kan de Minister uitleggen waarom het net zo lang of misschien iets minder
                     lang moet duren, en niet gewoon heel vlot geregeld kan worden? Dat heb ik nog niet
                     gehoord in het antwoord van de Minister.
                  
Minister Blok:
Ik heb een aantal sprekers vanavond horen wijzen op het belang van zorgvuldige wetgeving.
                     Dat deel ik met diegenen die dat gezegd hebben. De discussie over onderdelen van de
                     wet waarover we het nu hebben, gaat over de uitvoerbaarheid en de consequenties daarvan.
                     Normaal gesproken is onderdeel van iedere wetsbehandeling ook een fatsoenlijke consultatie.
                     Die gaat juist over uitvoerbaarheid. Je wilt dan van alle betrokkenen weten – van
                     de bewoners, de uitvoeringsdiensten en de bestuurders – wat de wet betekent voor de
                     uitvoering. Dat is in z'n algemeenheid waar, maar dat is nog meer waar nu we met zoveel
                     nadruk tegen elkaar zeggen dat zorgvuldige wetgeving van belang is, en nog meer waar
                     omdat de discussie gaat over de vraag hoe uitvoerbaar deze amendementen zijn. Dus
                     of het nu via de wetsroute of de novelleroute gaat, in beide gevallen is consultatie
                     volgens mij van cruciaal belang.
                  
Dat brengt mij tot de conclusie dat je echt niet kunt zeggen dat de ene route veel
                     sneller zal gaan dan de andere. Bij beide routes zul je aan alle betrokken schakels
                     moeten vragen: wilt u dit zo snel mogelijk, maar tegelijkertijd zorgvuldig behandelen?
                  
De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Boucke of dit een antwoord is op zijn vraag, of dat hij
                     nog een vervolgvraag wil stellen. Anders ga ik naar de heer Nijboer. Het hoeft niet,
                     maar het mag wel, zeg ik altijd maar.
                  
De heer Boucke (D66):
Er is nog een ander punt dat hier ter sprake gekomen is. Dat is wat de meest zuivere
                     route is. We leggen de opties langs alle latten die we belangrijk vinden. Kan de Minister
                     aangeven hoe hij of het kabinet die twee opties weegt? We praten hier hopelijk voor
                     de laatste keer over deze wet, zou ik bijna willen zeggen. Maar dat zal wel niet zo
                     zijn. Ik vind het belangrijk dat we dit heel helder hebben. Wij zitten hier vanavond
                     bij elkaar en er zitten vast ook mensen in Groningen te kijken. Ik hoop dat zij snappen
                     wat we hier aan het doen zijn.
                  
Minister Blok:
Beide routes zijn juridisch zuiver. De novelleroute is juridisch zuiver. Die volgt
                     de nette procedure van consultatie, Raad van State, Tweede Kamer en Eerste Kamer.
                     De route die wij nu voorleggen, is ook juridisch zuiver. Het verschil zit ’m dus niet
                     in de zuiverheid. Dat was ook de vraag waar de heer Grinwis mee begon. Het verschil
                     zit ’m in de consequenties voor de inwerkingtreding. Daarbij is de consequentie van
                     de keuze voor de novelle onvermijdelijk dat die delen van de wet waarvan de meerderheid
                     vindt dat ze in werking zouden moeten treden ook nog niet in werking treden. Dat is
                     het cruciale verschil.
                  
De heer Nijboer (PvdA):
Ik ben het met de Minister eens dat het oordeel onaanvaardbaar niet zo vaak voorkomt,
                     maar ik heb dat weleens meegemaakt. Maar dit heb ik nog nooit meegemaakt, namelijk
                     dat een Kamer amendementen aanneemt en dat het kabinet zegt: daar gaan we nog een
                     beetje naar kijken en we kijken nog een beetje naar de stemmingsuitslag. Het probleem
                     daarvan is dat als je één keer die brug overgaat er uiteindelijk ook druk op coalitiefracties
                     kan ontstaan. Ik geloof niet dat dat nu zo is, hoor. Daar gaat het helemaal niet om.
                     Maar uiteindelijk kan na stemmingen druk op coalitiefracties ontstaan, met: misschien
                     hebben we het toch verkeerd gedaan; corrigeer me de volgende keer. Je krijgt dan na
                     een debat en na alle macht en tegenmacht ellende in de Kamer, als we al heel veel
                     discussie hebben gehad. Dat gaat er gebeuren. Dat is mijn probleem hierbij. Ik vraag
                     de Minister dan ook: waarom laat u de wet niet volledig in werking treden, dient u
                     daarna een novelle in en past u het aan? Als de Kamer dan anders stemt, kan dat. Maar
                     dit is principieel echt een grote brug. Ik geloof onmiddellijk dat dit was misgegaan,
                     maar als dit één keer als excuus wordt geaccepteerd, kan de volgende keer druk ontstaan.
                     Dat is mijn grote probleem met deze constellatie.
                  
De voorzitter:
Ik hoor geen vraag, maar misschien wil de Minister toch reageren.
Minister Blok:
Ik neem aan dat de heer Nijboer dat verwacht. De heer Nijboer schetst zijn zorg over
                     precedentwerking: als we aangenomen amendementen nog niet in werking laten treden,
                     ontstaat een situatie van druk. Zo formuleert hij dat. We kunnen feitelijk constateren
                     dat hier twee fracties direct na de stemming zonder enige druk naar de microfoon zijn
                     gelopen en hebben gezegd: we hebben per ongeluk verkeerd gestemd. Er was geen situatie
                     van druk.
                  
Wij constateren nu dat we in een situatie zitten waarin de wet is aangenomen zoals
                     hij is aangenomen, met de verklaringen zoals die zijn aangenomen, met de praktische
                     uitvoerbaarheidsbezwaren rond de amendementen en met het feit dat wij die zo willen
                     oplossen dat de Groningers daarvan geen nadeel ondervinden. Vandaar dat we met de
                     oplossing komen die we in dit geval gekozen hebben. Gezien het verloop van de stemming,
                     waarbij helemaal geen druk is uitgeoefend, zie ik geen precedentwerking.
                  
De heer Nijboer (PvdA):
Daar ben ik het echt niet mee eens. Er is eens een weg aangelegd aan de verkeerde
                     kant van Utrecht, meen ik, omdat de PvdA iemand niet leverde. Iemand van de Partij
                     voor de Dieren zat in een trein toen een heel ethische wet is aangenomen. Dat is gewoon
                     de consequentie van verkeerd stemmen in de Kamer, ook als dat achteraf wordt verklaard.
                     Dat is altijd algemeen geaccepteerd geweest in deze Kamer. Daarmee wordt nu gebroken.
                     Dat is het principiële, staatsrechtelijke punt dat vandaag op tafel ligt. Ik wil de
                     collega's niet tekortdoen door «amendementjes» te zeggen, maar het gaat hier bijvoorbeeld
                     om juridische bijstand. Ik vind dat dat terzijde wordt geschoven met een grootsheid
                     die echt niet kan. Wat mij betreft komt de wet er niet, maar komt er een nieuw kabinet
                     met een betere wet. Als het kabinet snelheid wil, laat het de wet ingaan met de amendementen,
                     en dient het een andere wet in met consultatie. We hebben in de consultatie al gezien
                     wat het Gasberaad ervan vindt. Dat is het hier niet mee eens en vindt dit slecht.
                     Dat heeft iedereen kunnen lezen. Dan gaat de wet gewoon in en stemt de Kamer vervolgens
                     over een nieuwe wet. Ik vind dit een principieel punt. Die brug moet het kabinet ook
                     zelf niet over willen, denk ik.
                  
Minister Blok:
De heer Nijboer maakt niet het onderscheid dat ik maak in de situatie zoals die zich
                     nu voordoet. De feitelijke situatie waar we het over hebben, is dat er gestemd is
                     na een debat en na een helder oordeel over amendementen. Direct na de stemming hebben
                     twee fracties aangegeven tegengestemd te willen hebben. Dat verandert niets aan de
                     stemming, maar de mededelingen zijn wel gedaan. Die situatie is nogal uniek. Vervolgens
                     is het oordeel dat dat onherroepelijk is, een politiek oordeel. Ik ga dan toch weer
                     naar de slotzin van de commissienotitie, die ook tot die conclusie komt: uiteindelijk
                     is het een politiek oordeel. Over de consequenties van dat politieke oordeel hebben
                     wij het vanavond.
                  
De voorzitter:
De heer Grinwis. Daarna wil ik eigenlijk naar de Minister van Binnenlandse Zaken gaan,
                     ook met een blik op de tijd.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik heb nog een vraag over de consultatie en de Raad van State, en de mogelijkheid
                     om dat serieel te organiseren. Collega Nijboer zegt dat er al een brief van het Groninger
                     Gasberaad is. Er zijn brieven van bestuurders in Groningen en van wie niet al. De
                     meningen zijn dus wel duidelijk. In hoeverre is het parallel schakelen van processen
                     hier mogelijk om én ordentelijk een novelle te creëren, én recht te doen aan consultatie,
                     én snelheid te creëren?
                  
Minister Blok:
Ik denk dat het zuiver is als bij een consultatie ook degenen die nog geen reactie
                     hebben gestuurd wel de gelegenheid krijgen om te reageren. We hebben de reacties overigens
                     allemaal goed gelezen, en die waarderen we. Ik denk dus dat het zuiver is om zo'n
                     consultatie breed bekend te maken en iedereen de gelegenheid te geven daarop te reageren,
                     zoals we dat altijd doen. Daar heb je enig tijdverloop voor nodig. Het is niet aan
                     mij om voor de Raad van State te spreken, maar ik kan mij heel goed voorstellen dat
                     hij zegt dat hij ook de uitkomst van de consultatie een wezenlijk onderdeel vindt
                     voor het vormen van zijn oordeel.
                  
De voorzitter:
Ik kijk naar de Minister van Economische Zaken en Klimaat en constateer dat hij klaar
                     is. Dan gaan we naar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik
                     had twee punten voor u genoteerd: de inhoud van de amendementen en de uitvoerbaarheid.
                     Ik meld de Kamer dat we nog een halfuur hebben. Als jullie een tweede termijn met
                     een concluderende slotzin willen, maan ik u tot terughoudendheid.
                  
Minister Ollongren:
Dank u wel, voorzitter. Ook van mijn kant dank aan de Kamer voor deze gelegenheid.
                     Ik denk dat dit belangrijk is. We spreken elkaar vaak over Groningen en over het versterken
                     van de woningen in Groningen. Maar vandaag gaat het eigenlijk meer over de procedure.
                     Ik geloof dat het de heer Nijboer was, of de heer Boucke, die zei: dit is voor de
                     mensen in Groningen best lastig te volgen. We hebben eigenlijk een debat met onszelf
                     over de vraag hoe we omgaan met dit procedurele voorstel. Het is belangrijk dat we
                     dat doen, want we moeten dit zorgvuldig doen. Wetgeving tot stand brengen, doen kabinet
                     en Kamer samen. We zijn medewetgever. Daarom wordt dit debat vandaag in alle openheid
                     gevoerd, want we willen graag zorgvuldige en goede wetgeving tot stand brengen die
                     ook uitvoerbaar is. Daar gaat het eigenlijk allemaal om. Collega Blok begon door te
                     zeggen dat we helderheid willen voor de bewoners van het aardbevingsgebied. Daar is
                     deze wet voor. Daarvoor is het belangrijk dat we dit vandaag met elkaar delen.
                  
Bij de afweging hebben we steeds alleen maar gekeken naar inhoudelijke doelen. Hoe
                     kunnen we Groningen snel veilig maken? Hoe kunnen we zo snel mogelijk duidelijkheid
                     geven aan de bewoners, die daar recht op hebben? Hoe kunnen we dat doen op basis van
                     een uitvoerbare wet? Er zijn twee amendementen aangenomen waarover al tijdens de wetsbehandeling
                     discussie was. U heeft het daar net uitvoerig over gehad met mijn collega. Naar het
                     oordeel van het kabinet zijn die niet uitvoerbaar. We hebben ons gebogen over de vraag
                     hoe we de wet wel uitvoerbaar kunnen maken, en toch het tempo kunnen betrachten dat
                     we graag willen zien. We vinden het belangrijk dat dit wettelijke pakket en deze juridische
                     basis het pakket vervangen op basis waarvan we nu werken. Vandaar het voorstel van
                     het kabinet voor gedifferentieerde inwerkingtreding. Dat is een route die juridisch
                     kan en die in onze ogen de belangen van de inwoners van Groningen het beste dient.
                  
Ik zal, zoals mevrouw de voorzitter al aangaf, vooral ingaan op de vragen over de
                     amendementen. De heer Boucke vroeg of ze niet gewoon uitvoerbaar zijn, want dat zou
                     het eigenlijk makkelijker maken. We hebben het als kabinet bij de wetsbehandeling
                     ontraden. We hebben gezegd dat die amendementen niet uitvoerbaar zijn. We hebben natuurlijk
                     wel gekeken of de amendementen uitvoerbaar te maken zijn, bijvoorbeeld met aanvullende
                     regels. Maar die ruimte bieden de amendementen niet. Daarbij komt – dat is ook een
                     vraag van de heer Grinwis – dat een van twee amendementen, namelijk het amendement
                     op stuk nr. 68, dusdanig grote gevolgen heeft voor de uitvoering van de versterkingsoperatie
                     en voor de verantwoordelijkheid die we daarvoor hebben, dat wij het echt heel onwenselijk
                     vinden om dat amendement in werking te laten treden. Het verschil is dat het amendement
                     op stuk nr. 68 echt over de zorgplicht voor de veiligheid gaat en dat het amendement
                     op stuk nr. 38 – ik ga hier zo inhoudelijk nog op in – ik zou bijna zeggen «slechts»
                     financiële implicaties heeft. Dus er is wel een onderscheid in de appreciatie, want
                     ik vind dat veiligheid altijd zwaarder moet wegen dan financiële implicaties. Maar
                     beide amendementen vinden we niet uitvoerbaar.
                  
Ik wil ze beide even bespreken. Allereerst de onafhankelijke juridische ondersteuning.
                     Het kabinet vindt het belangrijk dat bewoners gebruik kunnen maken van onafhankelijke
                     juridische ondersteuning. Ik heb een motie van die strekking van mevrouw Dik-Faber
                     – de voorganger van de heer Grinwis – en mevrouw Mulder gesteund. Deze heeft oordeel
                     Kamer gekregen. Dat getuigt ervan dat we het op dat punt inhoudelijk gewoon eens zijn.
                     We hebben wel gezegd, ook toen, dat het vanuit gedegen financieel beheer normaal is
                     om er iets van een kostenmaximering in aan te brengen. Dat hoort bij de kwaliteit
                     van het wetgevingsproces. Het amendement gaat verder. Het gaat ook veel verder dan
                     iedere vorm van gesubsidieerde rechtsbijstand die we in Nederland kennen. Daarom hebben
                     wij gezegd dat de financiële consequenties op deze manier niet te overzien en ook
                     niet te dragen zijn.
                  
Op dit moment worden er regelingen uitgewerkt voor hoe je juridische bijstand, trouwens
                     ook bouwkundige bijstand, kunt verlenen. Dit was een van de vragen van zonet. Dat
                     is dus naar aanleiding van de aangenomen motie in gang gezet. De regelingen worden
                     nu uitgewerkt, in samenspraak met de regio en ook in samenspraak met de maatschappelijke
                     organisaties. De bedragen die daarvoor nodig zijn en ook beschikbaar zullen worden
                     gesteld, moeten nog worden vastgesteld. Zodra we de regelingen hebben, zullen we de
                     Kamer daar natuurlijk over informeren.
                  
Dan de versterking in eigen beheer. Ook wat dat betreft wil ik echt onderstrepen dat
                     wij er voorstander van zijn dat bewoners versterking in eigen beheer kunnen uitvoeren.
                     Het wetsvoorstel geeft die ruimte. Ik ben het helemaal eens met iedereen die zei dat
                     het uiteindelijk een groot wetsvoorstel met behoorlijk wat wijzigingen was. Tijdens
                     de wetsbehandeling hebben we natuurlijk geprobeerd, ook met de amendementen van de
                     Kamer et cetera, om de wet nog verder te verbeteren. Maar het is niet meer gelukt,
                     ook door tijdsdruk, om het amendement van mevrouw Beckerman uitvoerbaar te krijgen.
                     Dat is alleszins begrijpelijk, want uiteindelijk is alles wat we doen mensenwerk.
                     Het heeft dus niet voorgelegen. De versie van het amendement waarover gestemd is,
                     was een versie waarover het kabinet van oordeel was: zo kan het niet. Dat doet niets
                     af aan het belang dat we hechten aan de invloed die bewoners hebben en aan de ruimte
                     die we willen bieden in de versterking. Overigens bieden we die ruimte nu ook al,
                     via bijvoorbeeld Heft in Eigen Hand, Eigenaar Kiest Bouwer en de praktijkaanpak. We
                     hebben er vaak over gesproken. De mogelijkheden om versterking in eigen beheer uit
                     te voeren, wil het kabinet juist doorzetten. Daar willen we juist de ruimte voor bieden.
                  
Maar op het moment dat je de publiekrechtelijke verankering van de veiligheidskant
                     van de versterking helemaal loslaat – en dat doet het amendement dat is aanvaard –
                     dan is het onmogelijk om objectief te toetsen aan een veiligheidsnorm. Dan kun je
                     het niet meer overzien. Dan kun je daar niet meer de verantwoordelijkheid voor nemen.
                     Dan kun je daar niet meer de zorgplicht voor hebben. Die kun je geen invulling meer
                     geven. De zorgplicht berust bij de beide hier aanwezige Ministers. Dat is de reden
                     dat we zeggen dat dat amendement, op die manier, wat ons betreft nog niet in werking
                     treedt. We zouden het willen vervangen door uitvoering in eigen beheer op een manier
                     die wél kan. We zouden het wettelijk willen verankeren, want ik denk dat dat op zich
                     best zou kunnen, als de Kamer dat graag zou willen. Als de Kamer zou willen meegaan
                     in het voorstel dat we hebben gedaan, zouden we dát debat misschien met elkaar kunnen
                     voeren bij de wetswijziging. Dus nogmaals, ik denk dat we op de inhoud helemaal niet
                     ver van elkaar verwijderd zijn. Maar over de wijze waarop het nu is verankerd met
                     het amendement, zeggen we: zo kunnen we het niet uitvoeren.
                  
Voorzitter. Voor het overige sluit ik me eigenlijk aan bij collega Blok. Ik denk dat
                     de meeste vragen nu zijn beantwoord, maar uiteraard sta ik open voor aanvullende vragen.
                  
De voorzitter:
Ik bedank de Minister voor dit korte en heldere antwoord. Er zijn nog wel wat vragen
                     uit de Kamer. De heer Grinwis, u was het natuurlijk al beloofd.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het verhaal over het amendement op stuk nr. 68 vond ik helder. Ik kom toch nog even
                     terug op het amendement op stuk nr. 38, in vergelijking met de motie-Dik-Faber/Agnes
                     Mulder. Want wat er gaat nu precies fout als dat amendement blijft staan? Ik begrijp
                     van de Minister dat het amendement min of meer een openeinderegeling is, terwijl de
                     motie min of meer een soort gelimiteerd bedrag is. Wat zijn dan de potentiële meerkosten?
                     Is er een worst-case? Is er een maximale meerkostenschatting, een minimale kostenschatting,
                     een mediane schatting? Nu krijgen we alleen maar de toelichting dat er mogelijk meer
                     kosten aan verbonden zijn. Maar hoeveel het betreft en hoe erg het is, weten we niet.
                  
Minister Ollongren:
Omdat het eigenlijk ongelimiteerd is. Je kunt eigenlijk geen enkele vorm van kostenmaximering
                     opnemen op basis van de wijze waarop het nu geformuleerd is. Nog even los van dat
                     het hier over de versterkingsoperatie in Groningen gaat, is het überhaupt heel ongebruikelijk,
                     zo niet niet voorkomend in de wetgeving. We hebben in de wetgeving eigenlijk altijd
                     wel een vorm van maximering, een vorm van afperking van dat soort kosten. Nogmaals,
                     het is niet dat ik verwacht dat het gaat gebeuren, maar het zou wel kunnen dat hele
                     hoge uurtarieven en heel veel uren gewoon vergoed zouden moeten worden. De vraag is
                     of je die precedentwerking wilt hebben, terwijl dat helemaal niet nodig is. Ik denk
                     namelijk dat we heel goed in staat zijn om een regeling te ontwerpen waarin een normale
                     vergoeding voor gewoon degelijke juridische bijstand kan worden gegeven.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het is op zich helder, maar het klinkt toch wel alsof het zou kunnen. Wat gaat er
                     dan mis als het amendement van kracht wordt, dit onderdeel wél wordt uitgevoerd en
                     we inderdaad op enig moment dit amendement «zonder dekking» – zo vertaal ik het maar
                     even – herstellen? Als ik het goed beluister, gaat er dan niet zo heel veel mis op
                     dit amendement.
                  
Minister Ollongren:
Als je vindt dat het amendement eigenlijk zo ruim geformuleerd is dat je een regeling
                     moet ontwerpen die diezelfde ruimte geeft, heb ik de voorkeur voor een route die zegt:
                     nee, we herstellen dat en dan gaan we een regeling ontwerpen die wél gelimiteerd is
                     in financiële zin. Dat vind ik vanuit de kwaliteit van wetgeving beter en dat vind
                     ik eigenlijk ook beter voor de wet waar het hier over gaat. Het omgekeerde is dat
                     je de wet eerst in werking laat treden, dat je een tijdlang iets hebt wat niet gelimiteerd
                     is, dat je het daarna gaat corrigeren en dat je dan naar iets anders toekomt. Dan
                     ontstaat er mogelijk een soort rechtsongelijkheidssituatie. Deze voorkom je als je
                     de route zou volgen die het kabinet nu voorstelt.
                  
Mevrouw Beckerman (SP):
Het Groninger Gasberaad noemde het spreekwoord «zoals de waard is, vertrouwt hij zijn
                     gasten». Ik geloof dat dat hier wel een beetje opgaat. Het kabinet heeft zelf advocaten
                     met hele hoge uurtarieven. Tussen 2018 en 2020 hebben we 7,5 miljoen euro uitgegeven
                     aan Groningen. Er zijn bijna 100 juristen in dienst. Ik weet dat het kort moet, voorzitter.
                     Welk beeld heeft de Minister van Groningen en de Groningse gedeputeerden als zij zegt:
                     als we dit doen, dan gaat het uit de klauwen lopen? Het loopt toch uit de klauwen
                     door de manier waarop zij het zelf heeft ingericht?
                  
Minister Ollongren:
Ik sluit me aan bij collega Blok, die zei: ik ben hier op geen enkele manier wie dan
                     ook iets aan het verwijten en ik spreek hier ook geen verwachtingen uit. Integendeel,
                     we zijn er heel erg op gericht om te zorgen dat de operatie die loopt doorgang heeft,
                     dat Groningers krijgen waar zij recht op hebben en dat het ook kan steunen op een
                     degelijke juridische onderbouwing. Het is belangrijk dat het dat fundament heeft.
                     Ik vind ook dat wij als medewetgever met elkaar moeten kijken naar wat voor wetten
                     en financiële regelingen we eigenlijk maken. Ik denk dat we het op de inhoud eens
                     zijn over wat er hier moet gebeuren. We zoeken alleen naar de vorm waarin dat ook
                     kán. De Kamer vraagt ook terecht wat voor precedentwerking ervan uitgaat. Dus onze
                     oproep is: laten we dit repareren, laten we weer teruggaan naar datgene wat we graag
                     wilden realiseren, namelijk dat er voor de bewoners onafhankelijke juridische ondersteuning
                     beschikbaar is, en laten we daar een regeling voor maken.
                  
De voorzitter:
De heer Boucke heeft nog een vraag.
De heer Boucke (D66):
Ik heb op dit punt toch nog een vraag aan de Minister, die aansluit bij wat de heer
                     Grinwis vroeg. Als je een gedupeerde bewoner bent en je luistert naar dit debat, kan
                     ik me voorstellen dat je de indruk krijgt dat je niet alle bouwkundige of juridische
                     bijstand die je nodig hebt, vergoed kunt krijgen. Daar zit ik wel mee. Even los van
                     amendementen en toestanden, is het belangrijk dat het duidelijk is dat mensen wél
                     de juridische of bouwkundige bijstand kunnen krijgen die ze nodig hebben. We moeten
                     niet op voorhand zeggen: dat begrenzen we, want anders loopt het uit de klauwen. Ik
                     kan dat niet uitleggen met mijn beperkte kennis. Vandaar mijn vraag aan de Minister,
                     die het vast heel goed kan uitleggen.
                  
Minister Ollongren:
Wat de mensen in Groningen volgens mij vooral nodig hebben, is duidelijkheid en perspectief,
                     dus zicht op wat er voor hén gaat gebeuren en wat er voor hún woning nodig is, en
                     het gevoel dat ze in control zijn over datgene wat er gebeurt. Daarom is het belangrijk
                     om de mensen voor wie dat nodig is, aan te bieden dat zij zowel bouwkundig als juridisch
                     kunnen rekenen op onafhankelijk advies. Naar aanleiding daarvan zijn we samen met
                     de bestuurders in de regio, maar ook met de maatschappelijke organisaties, juist gaan
                     werken aan die regelingen. Ikzelf heb volgens mij op geen enkele manier uitgestraald
                     dat we daar niet ruimhartig in willen zijn. Integendeel, we zijn er volop mee bezig.
                     Nogmaals, prioriteit nummer één is dat het werk gewoon wordt uitgevoerd. Mensen moeten
                     uiteraard op die onafhankelijke bouwkundige en juridische bijstand kunnen rekenen.
                     In algemene zin: als de Kamer samen met het kabinet, als medewetgever, wetten maakt,
                     hoor je daar gewoon naar te kijken. Je hoort geen openeinderegelingen te maken die
                     ongelimiteerd zijn. Je hoort daar gewoon goed naar te kijken. Dat hoort hier ook.
                     Nogmaals, de bedragen die nodig zijn en die beschikbaar zullen komen, moeten nog vastgesteld
                     worden. Ik wil de Kamer daar natuurlijk helemaal in meenemen. Maar nogmaals, ik vind
                     het in algemene zin, los van Groningen en van het versterken, niet verstandig om wetgeving
                     te maken die in financiële zin geen enkele beperking heeft.
                  
De voorzitter:
Ik dank de bewindspersonen voor de beantwoording in eerste termijn. Ik wil voorstellen
                     dat we een korte tweede termijn doen van ieder een minuut. Daarin kunt u conclusies
                     trekken of nog vragen stellen; dat maakt me allemaal niet zo heel veel uit. Maar ik
                     houd u wel aan de minuut. Ik zeg gewoon: laatste zin. Dan weet u dat. Het woord is
                     aan mevrouw Beckerman namens de SP, voor de tweede termijn.
                  
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Wat hebben we hier nou gedaan? Ik vind het echt verschrikkelijk. We zijn
                     hier geen millimeter wijzer geworden. Er zijn twee aangenomen amendementen. We weten
                     nu hetzelfde als aan het begin van de avond, namelijk dat het kabinet deze niet wil
                     uitvoeren. En de Minister kan niet vertellen wanneer het kabinet dat dan wél wil doen.
                  
Voorzitter. Laat ik het dan eens zijn met één conclusie van het kabinet, namelijk
                     dat het een politieke afweging is. Volgens mij is het een politieke afweging die we
                     als Kamer moeten maken. Ik vraag een tweeminutendebat aan, want de belangrijkste vraag
                     die ik aan het einde van mijn eerste termijn stelde, blijft staan. Als we dit één
                     keer zo doen, als we dit één keer tolereren, hoe gaat het dan in het vervolg? Zijn
                     we er straks nog wel zeker van dat onze aangenomen amendementen daadwerkelijk worden
                     uitgevoerd? Als dit nu gebeurt en als het kabinet denkt dat zij gaan over wie wel
                     of niet goed gestemd heeft, dan kan het weer gebeuren.
                  
Dank u wel, voorzitter. Het tweeminutendebat is aangevraagd.
De voorzitter:
U ook bedankt, mevrouw Beckerman. We gaan het noteren. Het woord is aan de heer Kops
                     namens de PVV, voor de tweede termijn.
                  
De heer Kops (PVV):
Voorzitter. Zoals altijd horen we van de Ministers heel veel mooie woorden. Snelheid,
                     duidelijkheid, we doen het voor de Groningers, in het belang van de Groningers, versterkingsoperatie
                     versnellen; het zijn exact de woorden die we al jarenlang horen, en exact dát waarvan
                     zo weinig terechtgekomen is. We hebben het hier in dit debat over het niet uitvoeren
                     van aangenomen amendementen. Ik vraag me dan af wat de Ministers denken dat dit doet
                     met het vertrouwen van de Groningers. Is dat vertrouwen er überhaupt nog wel? Hoe
                     moeten mensen die in een kapot huis wonen en dit debat zien, ooit nog het vertrouwen
                     hebben dat het goedkomt? Hoe zien de Ministers dit?
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook bedankt. Het woord is aan de heer Boucke namens D66.
De heer Boucke (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik blijf erbij dat dit niet mooi gegaan is. Het is ook moeilijk
                     uit te leggen. Ik dank de bewindspersonen voor hun antwoorden. Het geeft in ieder
                     geval iets meer duidelijkheid over de opties die we hebben, hoewel mijn conclusie
                     is dat we twee opties hebben die volgens Minister Blok niet heel veel van elkaar verschillen
                     in tijd. Ik ga voor snelheid; dat zei ik aan in het begin van mijn inbreng ook. Daar
                     blijf ik bij, want ik denk dat de Groninger daarmee het beste geholpen is.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook bedankt. Dan is het woord aan de heer Nijboer namens de Partij van de Arbeid.
De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. Ik heb al gezegd dat ik niet enthousiast was over de wet en dat ik tegengestemd
                     heb. Maar ik ben wel een democraat en sta voor onze rechten als Kamer. Ik vind het
                     geen pas geven om aangenomen amendementen niet uit te voeren, om welke reden dan ook.
                     Het is niet aan het kabinet om in overwegingen te treden. Deze zijn altijd voor meerdere
                     uitleg vatbaar. Een ding is niet voor uitleg vatbaar, namelijk het stemgedrag van
                     de Kamer en de uitslag. Daar moeten we echt aan vasthouden. Ik vond de argumentatie
                     van een openeinderegeling met een financiële regeling heel dun en eigenlijk nergens
                     op slaan. De heer Grinwis vroeg er overigens nog op door.
                  
Los daarvan zijn er drie opties. Óf de wet gaat in inclusief alle amendementen. Óf
                     de wet gaat niet in en de regering trekt hem in, houdt hem aan bij de Eerste Kamer
                     of weet ik niet wat. Óf er komt een novelle en er wordt over gestemd. Dat zijn de
                     opties. Dan kun je alles regelen wat je wilt. Verder is alles wat daarin niet gebeurt
                     niet democratisch en in strijd met onze Grondwet en rechtsstaat. Daar zouden deze
                     bewindslieden, zeker in demissionaire status, nooit gehoor aan moeten geven.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Nijboer. Het woord is aan mevrouw Aukje de Vries namens de VVD.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de beide Ministers voor hun antwoorden. Ik vind
                     het heel vervelend dat wij hier op deze manier moeten zitten. Er is inderdaad abusievelijk
                     foutief gestemd. Ik vind de oordelen die hier door sommige collega's gegeven worden
                     dan ook wel heel hard. Ik wil graag dat het amendement dat ik heb ingediend over de
                     plicht tot samenwerking tussen de NCG en het IMG zo snel mogelijk in werking treedt.
                     Ik hoop ook dat het amendement van mevrouw Agnes Mulder over het herstel van fundering
                     zo snel mogelijk in werking treedt. Over de andere zaken zou ik graag willen dat de
                     Tweede Kamer zich zo snel mogelijk opnieuw kan uitspreken.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U bedankt. Het woord is aan mevrouw Agnes Mulder namens het CDA.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Ik kan mij nog steeds vinden in de notitie van ons Bureau Wetgeving. Wat
                     ze daarin schetsen, lijkt me een geëigend pad. Dat zou voor mij de novelle zijn. Ik
                     zie de problemen met de amendementen van mevrouw Beckerman. Ik denk dat zij die zelf
                     ook wel ziet. Was het anders gelopen met een onaanvaardbaarverklaring, dan had ze
                     het mogelijk aangepast. Dat zullen we nooit weten, maar als ik een beetje kijk naar
                     de redelijkheid die mevrouw Beckerman toch ook weleens laat zien, zou dat misschien
                     wel een optie kunnen zijn. In een novelletraject kan zij dat alsnog laten zien, dus
                     dat lijkt me een goede route.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is tot slot het woord aan de heer Grinwis namens de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank. Dank aan de beide bewindspersonen voor de heldere beantwoording.
                     Het is inderdaad aan ons om te kiezen. De heer Nijboer had het over drie opties. Er
                     is natuurlijk nog een vierde optie, namelijk: het amendement op stuk nr. 68 niet uitvoeren
                     vanwege de door het kabinet geuite twijfels en het amendement op stuk nr. 38 wél gewoon
                     in werking laten treden. Daar twijfel ik nog over, even terugkijkend naar het artikel
                     van Van den Braak en de uitroep van Wttewaall van Stoetwegen, te weten: «het is gekkenwerk»
                     wat we hier aan het doen zijn, namelijk ongedekte amendementen aannemen et cetera.
                     Dat werd later gewoon gecorrigeerd met nieuwe wetgeving met alsnog een dekking. Ik
                     ben wat het amendement op stuk nr. 38 betreft nog niet overtuigd door de argumentatie
                     van het kabinet, maar wat het amendement op stuk nr. 68 betreft wel. De novelle heeft
                     staatsrechtelijk gezien mijn voorkeur, maar ik heb, ook gehoord hebbende het verhaal
                     van het kabinet, geen principiële bezwaren tegen de voorgestelde route. Maar dat heeft
                     dan echt vooral betrekking op het amendement op stuk nr. 68, niet op het amendement
                     op stuk nr. 38 ...
                  
De voorzitter:
Punt.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
... omdat het voor de Groningers echt snel verder moet.
De voorzitter:
Ik vind het eigenlijk ongebruikelijk om in tweede termijn nog een interruptie toe
                     te staan, maar ik geef mevrouw Agnes Mulder kort de gelegenheid voor een korte vraag
                     aan de heer Grinwis.
                  
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Mijn vraag aan de heer Grinwis is: waarom zou het eigenlijk aan de Kamer moeten zijn?
                     Het had ook gewoon een novelle kunnen zijn. Die conclusie had ook getrokken kunnen
                     worden.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Volgens mij heb ik mij in mijn eerste termijn al aangesloten bij de vraag van collega
                     Mulder waarom een dag na de stemmingen niet begonnen is met het traject van de novelle.
                     Deze vraag is inderdaad in eerste termijn niet goed beantwoord. Het is dus een geheugensteuntje
                     om de vraag alsnog te beantwoorden en door te passen naar het kabinet. Tegelijkertijd
                     voel ik me als nieuweling in dit huis niet helemaal lekker op mijn plaats om hier
                     enorme beschouwingen over te gaan geven. Dus ik pass de vraag die ik eigenlijk al
                     had gesteld op deze manier even door.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Grinwis. Nieuwelingen leren ook snel, zeker in de Kamer. Er was
                     nog een punt dat openlag voor de Minister, ook van de heer Grinwis. Kunt u meteen
                     overgaan tot het beantwoorden van de vragen? Er zijn er een aantal gesteld, de meeste
                     op het terrein van de Minister van Economische Zaken, maar volgens mij ook nog twee
                     voor de Minister van Binnenlandse Zaken. We beginnen met de Minister van Economische
                     Zaken en Klimaat voor de tweede termijn van de kant van de regering.
                  
Minister Blok:
Van de heer Grinwis stond uit de eerste termijn nog de vraag open bij welk wetsvoorstel
                     de amendementen opnieuw aan de Kamer kunnen worden voorgelegd. Waarschijnlijk wordt
                     het een apart wetsvoorstel. We kijken naar de snelste route – dat staat voorop – maar
                     waarschijnlijk wordt het een apart wetsvoorstel en hoe dan ook met de hele consultatieroute.
                  
De vraag van de heer Grinwis waarom de regering niet direct een novelle heeft ingediend,
                     meende ik al te hebben beantwoord, maar ik zal hem nog een keer beantwoorden. We hebben
                     die afweging gemaakt. We hebben verschillende routes verkend hoe we na de nieuw ontstane
                     situatie – de uitslag van de stemming inclusief de verklaringen daarover en onze uitvoeringsbezwaren –
                     recht doen aan het belang van snelle uitvoering en het juridisch goed verankeren.
                     Daarbij stuitten we op het feit dat de keuze voor de novelleroute, ook als we die
                     toen meteen gemaakt hadden, zou hebben betekend dat de wet niet gelijk in werking
                     zou zijn getreden, maar dat we op dat moment een wetgevingstraject zouden zijn ingegaan.
                     In eerste termijn hebben ik en mevrouw collega Ollongren dat al uitgebreid met u gedeeld.
                     Dan had je er dus met zekerheid voor gekozen dat de wet nu nog niet in werking zou
                     zijn getreden. Dat vonden we nadelig ten opzichte van de situatie waarvoor ik een
                     aantal van u ook nu nog hoor pleiten – zorg in ieder geval dat die delen van de wet
                     waarvan een grote meerderheid voorstander is, in werking treden – want die route had
                     er dan niet meer op gestaan.
                  
Mevrouw Beckerman geeft aan de politieke afweging te willen maken op basis van een
                     tweeminutendebat en de stemming. Dan treffen wij elkaar daar opnieuw.
                  
In antwoord op de heer Kops merk ik op dat het heel moeilijk is om in z'n algemeenheid
                     aan te geven wat een debat als dit doet voor het vertrouwen bij de Groningers. Ik
                     heb u wel met overtuiging aangegeven dat, nu we eenmaal in deze situatie zitten, het
                     niet helpt om elkaar verwijten te maken. We moeten zo snel mogelijk een oplossing
                     vinden. Volgens mij is dat het punt waar we het wél over eens zijn. We moeten eruit
                     zien te komen. Dat was eigenlijk ook de stelling van de heer Boucke. Snelheid gecombineerd
                     met zorgvuldigheid heeft zijn voorkeur.
                  
Ik ben het eens met de formulering van de heer Nijboer dat de democratie het woord
                     moet voeren. Er komt een tweeminutendebat. Er komt, afhankelijk van de uitkomst van
                     dat debat, snel een verdere behandeling in de Eerste en Tweede Kamer. Dus de democratie
                     zal niet alleen vanavond, maar ook de komende tijd hierover haar weg vinden.
                  
Mevrouw De Vries gaf aan dat het niet in werking treden van de wet ook gevolgen zal
                     hebben voor het amendement over de samenwerking tussen de NCG en het IMG. Dit heeft
                     voor de hele wet het gevolg dat het vertraagd wordt.
                  
Mevrouw Mulder gaf aan een voorkeur te hebben voor de novelleroute. We hebben uitgebreid
                     gewisseld welke gevolgen die zou hebben.
                  
De andere vraag van de heer Grinwis over de implicaties van de beide amendementen
                     ligt meer op het terrein van Minister Ollongren.
                  
De voorzitter:
Dan loopt het toch altijd zo dat de voorzitter officieel het woord geeft. Ik dank
                     de Minister van Economische Zaken voor het antwoord in tweede termijn en geef graag
                     het woord ...
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Voorzitter, volgens mij is nog gevraagd wanneer die wet dan komt of welke wet dan
                     wordt aangepast. Of heb ik het antwoord daarop gemist?
                  
De voorzitter:
Ja, daar is de Minister mee begonnen.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
O, excuus. Dan heb ik niet goed genoeg opgelet. Het is een lange dag. Excuus.
De voorzitter:
Ik haal zo meteen nog even de onduidelijkheden op, maar ik wil nu graag het woord
                     geven aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor beantwoording
                     van de aan haar gestelde vragen. Vervolgens kijken we of er nog onduidelijkheden liggen
                     en dan ga ik het debat afsluiten. Het woord is aan de Minister van Binnenlandse Zaken.
                  
Minister Ollongren:
Voorzitter. Richting mevrouw De Vries merk ik op dat collega Blok net zei dat het
                     een aparte wet wordt. Het tempo hangt natuurlijk ook af van de vraag of de Kamer ermee
                     zal instemmen. Daarmee wil ik mij echt nog even aansluiten bij de woorden van collega
                     Blok over de democratie. Deze doet hier natuurlijk volop haar werk. Het kabinet mag
                     de Kamer iets voorhouden en de Kamer zal ons zeggen wat zij ervan vindt. Dat is democratie.
                  
De Eerste Kamer moet het overigens nog behandelen. Dus er is nog geen wet, want er
                     is nog een horde te nemen. Zij heeft aangegeven het op zich voor de zomer te willen
                     behandelen, mits wij er hier natuurlijk met elkaar uit zijn. Ik wil nogmaals zeggen,
                     eigenlijk in reactie en antwoord op wat de woordvoerders zonet hebben gezegd, dat
                     het de wettelijke basis voor de versterkingsoperatie is. Het vervangt daarmee de basis
                     die we nu hanteren, te weten het pakket aan beleidsregels, de interim-betaalovereenkomst
                     met de NAM en de bestuurlijke afspraken van 6 november. Dat wordt allemaal verankerd
                     in die wet. Daarom denk ik dat het zo belangrijk is om die snelheid ... Nou ja, «snelheid»;
                     ik kan in de richting van Groningen nou niet beweren dat het heel erg snel is gegaan.
                     Maar het is in ieder geval belangrijk om een dusdanig tempo te betrachten dat de wet
                     deze zomer in werking zou kunnen treden en daarmee meer zekerheid kan worden gegeven.
                     Maar nogmaals: met inachtneming van een ordentelijk democratisch proces.
                  
Dan kom ik op de vraag van de heer Grinwis. In antwoord daarop heb ik inderdaad gezegd
                     dat ik de zorgplicht voor de veiligheid zwaarder vind wegen dan de financiële implicaties,
                     de openeinderegeling in financiële zin. Daar blijf ik ook bij, dat is ook zo. Desalniettemin
                     vind ik het ook heel belangrijk dat we zorgen dat er geen rechtsongelijkheid komt.
                     Op het moment dat ik dat zei, dacht ik de heer Grinwis op enig begrip te kunnen betrappen.
                     We kunnen niet op basis van de in werking getreden wet en het amendement zeggen: we
                     doen nu eerst een regeling zonder financiële kaders en daarna gaan we die verengen.
                     Dat zou een onwenselijke situatie opleveren, want dat geeft rechtsongelijkheid voor
                     mensen. Dus dat kan sowieso niet. Wat misschien wel zou kunnen, is dat we zorgen dat
                     we heel voortvarend doorwerken met de regelingen, zodat de regeling als zodanig niet
                     hoeft te wachten op de wetswijziging. Ik zou de heer Grinwis willen toezeggen dat
                     ik daar heel serieus naar ga kijken. Dat voorkomt dat het niet in werking treden van
                     het amendement leidt tot een oponthoud in het beschikbaar stellen van juridische bijstand.
                     Wij voeren immers de gezamenlijke motie van het CDA en de ChristenUnie gewoon uit.
                  
De voorzitter:
Dank aan de Minister van Binnenlandse Zaken. Er was één onduidelijkheid gerezen. Ik
                     sta alleen een interruptie toe om echt opheldering te vragen, zou ik willen zeggen.
                  
Mevrouw Beckerman (SP):
In eerste termijn werd gezegd: we nemen het mee in een ander wetsvoorstel. In tweede
                     termijn werd gezegd: waarschijnlijk wordt het toch een apart wetsvoorstel. Maar is
                     er een moment of een datum?
                  
De voorzitter:
Heeft u zicht op wanneer dat in de Kamer zal arriveren, vraag ik aan de Minister van
                     Economische Zaken en Klimaat.
                  
Minister Blok:
Ik heb zelf misschien een beetje verwarring gecreëerd, maar ik gaf ook aan dat ik
                     eventjes moet navragen hoe het zit. Dat heb ik gedaan. De keuze is gevallen op een
                     apart wetsvoorstel, omdat dat het snelst gaat. Wij hopen dat het heel snel na de zomer
                     komt, maar ook hiervoor geldt dat we het traject van consulteren en de Raad van State
                     moeten doorlopen. Ik kan dus niet tot op de dag nauwkeurig zeggen wanneer het wetsvoorstel
                     naar de Kamer komt.
                  
De voorzitter:
Dan noteren we het als volgt: spoedig. U informeert de Kamer altijd over de planning
                     van wetgeving. Daar zal de Kamer strak naar kijken. Ik constateer dat er geen toezeggingen
                     zijn gedaan die genoteerd moeten worden.
                  
Ik bedank alle leden, de bewindspersonen, de ondersteuning, de mensen op de publieke
                     tribune en iedereen die heeft meegekeken. Mevrouw Beckerman heeft een tweeminutendebat
                     geagendeerd. Wij weten dat de Eerste Kamer wacht op de afronding van dit proces, dus
                     ik vraag de griffier om door te geven dat we de planning graag zo snel mogelijk zouden
                     willen ontvangen. Mocht het zo zijn dat we dit moeten aangeven bij de plenaire zaal,
                     dan geef ik als uw voorzitter de aanvrager van het tweeminutendebat een seintje om
                     het alsdan te vragen voor de planning. Maar misschien kunnen we sowieso doorgeven
                     dat hier enige spoed op zit, dus dat dat we het tweeminutendebat bij voorkeur volgende
                     week zouden willen voeren in plaats van de laatste week voor het reces.
                  
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Kunnen we afspreken dat we dat proberen te vragen?
De voorzitter:
Zeker. Als dat niet lukt en als het in de zaal moet, geef ik mevrouw Beckerman de
                     opdracht om dat dan namens iedereen te verzoeken. Dan weten we allemaal wat we hebben
                     afgesproken. Ik wens u allen een fijne en gezonde reis huiswaarts.
                  
Sluiting 21.16 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F. Azarkan, Tweede Kamerlid - 
              
                  Mede ondertekenaar
Martin Bosma, Tweede Kamerlid - 
              
                  Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.