Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Raan over zandwinning uit de Waddenzee
Vragen van het lid Van Raan (PvdD) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Economische Zaken en Klimaat over zandwinning uit de Waddenzee (ingezonden 2 april 2021).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat), mede
namens Minister van Economische Zaken en Klimaat (ontvangen 23 juni 2021). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2487.
Vraag 1
Kent u het bericht «Verkoopverbod voor zand uit de Waddenzee»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat zandonttrekking uit de Waddenzee slecht is voor de natuurlijke omstandigheden
in het getijdengebied, mede omdat de zeespiegel stijgt en er tegelijk zand verdwijnt
waarmee de zandplatenstructuur achteruit gaat?
Antwoord 2
Tot op heden zijn er geen aanwijzingen dat zandonttrekking slecht is voor de natuurlijke
omstandigheden in het getijdengebied van de Waddenzee. Wel kan het leiden tot extra
zandverlies in de Noordzeekustzone (zie de beantwoording van vraag 3). De zeespiegel
stijgt dusdanig langzaam en de Waddenzee verzandt dusdanig snel dat het areaal aan
wadplaten juist trendmatig toeneemt. Daarnaast mag de zandonttrekking alleen plaatsvinden
als «bijproduct» bij het baggeren van de vaargeulen in opdracht van Rijkswaterstaat.
In plaats van opgebaggerd zand weer in de Waddenzee te verspreiden mag een deel van
dat zand aan wal worden gebracht. Deze praktijk wordt echter stapsgewijs in een periode
van vijf jaar afgebouwd. Per 2022 mag er geen zand meer aan het waddensysteem worden
onttrokken bij vaargeulonderhoud.
Vraag 3
Klopt het dat er vanaf 2022 geen zand meer gewonnen mag worden uit de Waddenzee om
ervoor te zorgen dat de zandplantenstructuur behouden blijft, maar dat baggerwerkzaamheden
door zullen blijven gaan en deze het gewonnen zand zullen verspreiden in de Waddenzee
in plaats van te verkopen?
Antwoord 3
Er mag inderdaad geen zand meer worden onttrokken bij vaargeulonderhoud in de Waddenzee
vanaf 2022, omdat zandonttrekking in de Waddenzee leidt tot extra zandhonger van de
Waddenzee, en daarmee uiteindelijk tot extra zandverlies in de Noordzeekustzone. Dit
kan vervolgens leiden tot extra kustonderhoud (zandsuppleties). Het in de vaargeulen
opgebaggerde zand wordt daarom vanaf 2022 verspreid in de daartoe aangewezen «verspreidingsvakken».
Vraag 4
Zijn de invloeden van het verspreiden van baggerzand op sedimentatie en ecologie onderzocht?
Zo ja, welke zijn deze en op welke bronnen baseert u zich?
Antwoord 4
Ja, het baggeren en verspreiden van baggerzand zijn met betrekking tot het optreden
van effecten door het Ministerie van IenW weergegeven in een Passende Beoordeling
(2016), opgesteld in het kader van het Beheerplan Natura 2000, die door het Ministerie
van LNV is beoordeeld.2
De effecten van het baggeren en verspreiden van baggerzand zijn onderzocht op de samenstelling
en functie van de bodem, de natuurlijke omstandigheden, onderwatergeluid, doorzicht,
primaire productie en voedselopname door schelpdieren. De effecten zijn beoordeeld
als lokaal en tijdelijk en niet van significante negatieve invloed op de kwalificerende
habitattypen en soorten van Natura 2000. In de Passende Beoordeling zijn ook de zandwinning
en de beoogde afbouw op bovenstaande aspecten beoordeeld.
Vraag 5
Hoeveel zand wordt er momenteel gewonnen uit de Waddenzee? Kunt u de hoeveelheid uitgesplitsen
naar zand gewonnen tijdens baggerwerkzaamheden en zand gewonnen om andere redenen.
Antwoord 5
Dit jaar mag nog maximaal 100.000 m³ zand worden onttrokken aan de Waddenzee, uitsluitend
in het kader van vaargeulonderhoud.
Vraag 6
Hoeveel zand zal er vanaf 2022 door baggeraars gewonnen worden en weer worden verspreid?
Antwoord 6
Na de met ingang van 2018 gefaseerde afbouw mag per 2022 bij het vaargeulonderhoud
geen zand meer worden onttrokken aan de Waddenzee en dient al het gebaggerde zand
te worden verspreid op de daartoe aangewezen verspreidingslocaties in de Waddenzee.
In de Waddenzee wordt ten behoeve van vaargeulonderhoud per jaar gemiddeld ongeveer
3,4 miljoen m³ aan zand gebaggerd en weer verspreid. Dit is exclusief het baggerwerk
van de aangrenzende havens (ca. 3,3 miljoen m³/jaar) en exclusief het baggerwerk in
de Eems en de aangrenzende havens (ca. 12 miljoen m³/jaar). Jaarlijks nemen de baggerwerkzaamheden
– en daarmee de hoeveelheden zand die worden verspreid in de Waddenzee – naar verwachting
gestaag toe door morfologische ontwikkelingen.
Vraag 7
Wordt baggerzand ingezet om bodemdaling als gevolg van gas- en zoutwinning te compenseren?
Zo ja, hoeveel ton baggerzand is er ingezet en voor hoeveel is dit zand verkocht?
Antwoord 7
Nee, het vereffenen van de gevolgen van de bodemdaling door gas- en zoutwinning vindt
plaats door middel van extra zandsuppleties in de Noordzeekustzone, niet in de Waddenzee.
Dit zand wordt gewonnen uit de Noordzee. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 9.
Vraag 8
Ontstaat er met het winnings- en verkoopverbod van zand uit de Waddenzee meer of juist
minder noodzaak voor het winnen van zand uit de Noordzee om bodemdaling door gas-
en zoutwinning te compenseren?
Antwoord 8
Stoppen met onttrekken van zand bij vaargeulonderhoud per 2022 in de Waddenzee zal
leiden tot minder zandvraag van de Waddenzee en daarmee tot minder noodzaak voor het
winnen van zand uit de diepere Noordzee voor suppleties op de Noordzeekusten van de
Waddeneilanden. Dit staat los van de zandsuppleties in relatie tot de gas- en zoutwinning.
Vraag 9
Hoeveel extra zand moet er nog uit de Noordzee komen om de schade aan de Waddenzee
als gevolg van bodemdaling tot 2050 te compenseren?
Antwoord 9
De bodem van de Waddenzee past zich op natuurlijke wijze aan de bodemdaling door mijnbouw
aan door extra zand en slib aan te voeren uit de Noordzeekustzone. Het zandverlies
dat hierdoor ontstaat in de Noordzeekustzone wordt met zandsuppleties gecompenseerd.
In de beantwoording van schriftelijke vragen van het lid Van Raan (PvdD) per brief
van 2 december 2020 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 988) is weergegeven hoeveel zand er nodig is voor het vereffenen van de gevolgen van
de verwachte bodemdaling onder de Waddenzee als gevolg van de thans vergunde gas-
en zoutwinning. Voor de zoutwinning door Frisia Zout BV is berekend dat 9,15 x 10⁶
m³ zand nodig is.
Voor het vereffenen van de gevolgen van de verwachte bodemdaling door de gaswinning
MLV (Moddergat, Lauwers en Vierhuizen, ook wel «gaswinning Waddenzee» genoemd) is
berekend dat tot 2050 1,51 x 10⁶ m³ zand nodig is.
Vraag 10
Klopt het dat afspraken over het winnen van zand uit de Noordzee, om schade van mijnbouw
te compenseren, onderdeel uitmaken van de verleende vergunningen voor gas- en zoutwinning
onder het Wad?
Antwoord 10
Bij besluiten over vergunningverlening voor diepe delfstoffenwinning onder de Waddenzee,
wordt de verplichting tot het suppleren van een hoeveelheid zand ter grootte van het
berekende dalingsvolume van de pleistocene ondergrond door het Ministerie van LNV
en het Ministerie van EZK opgenomen in de vergunningvoorschriften. Rijkswaterstaat
heeft overeenkomsten gesloten met NAM en Frisia waarin afspraken zijn opgenomen ten
behoeve van het uitvoeren van de zandsuppleties.
Vraag 11
Kunt u de contracten met twee mijnbouwbedrijven voor het winnen van zand onder de
Noordzee aan de Kamer sturen?
Antwoord 11
Er zijn overeenkomsten tussen Rijkswaterstaat en NAM en tussen Rijkswaterstaat en
Frisia waarin afspraken zijn gemaakt over het voor rekening van NAM en Frisia laten
uitvoeren van zandsuppleties door Rijkswaterstaat. Er zijn geen overeenkomsten tussen
mijnbouwbedrijven en Rijkswaterstaat over zandwinning.
Voornoemde zandsuppletie-overeenkomsten treft u in de bijlagen3 aan. Een toelichting daarop:
– De hoeveelheden zand en de prijzen voor de suppleties zijn niet opgenomen in de overeenkomsten
met NAM en Frisia. In de overeenkomsten is opgenomen dat Rijkswaterstaat suppleties
uitvoert ter aanvulling van de bodemdaling als gevolg van de mijnbouwactiviteiten
van NAM en Frisia en dat de kosten daarvoor in rekening worden gebracht bij de voornoemde
partijen;
– De overeenkomst tussen NAM en Rijkswaterstaat dateert van 2006. Daarin worden de uitvoeringskosten
van de feitelijke uitvoering van de zandsuppleties doorberekend aan de NAM;
– De overeenkomst tussen Frisia en Rijkswaterstaat dateert van 2013. Daarin worden naast
de daadwerkelijke uitvoeringskosten, ook de interne RWS kosten (de totale integrale
kosten), in rekening gebracht;
– Dit verschil komt door voortschrijdend inzicht mede door (en vooruitlopend op) de
inwerkingtreding van de Wet Markt en Overheid, waarin is bepaald dat overheden ten
minste de integrale kosten van hun goederen of diensten in hun tarieven moeten doorberekenen;
– Binnenkort is er een evaluatiemoment over de overeenkomst van NAM en zal worden bezien
of de lopende overeenkomst kan worden aangepast, conform de kostenbepaling in de overeenkomst
van Frisia.
Vraag 12
Hoe oordeelt u over het toevoegen van zand (afkomstig uit bijvoorbeeld de Noordzee)
om bodemdaling door gas- en zoutwinning onder de Waddenzee te compenseren, bedenkent
dat dat de natuurlijke omstandigheden van de Waddenzee behouden moeten blijven ter
bescherming van de zandplatenstructuur?
Antwoord 12
De Waddenzee reageert op de extra bodemdaling door zelf, op natuurlijke wijze, extra
zand en slib te importeren uit de Noordzeekustzone (zie ook de beantwoording van vraag
2). Door het bezinken en ophopen van deze sedimenten is de Waddenzee in staat op natuurlijke
wijze mee te groeien, zodat het morfologisch evenwicht en daarmee het zandplaatareaal
in stand blijft. Het toevoegen van zand in de Noordzeekustzone – mede als gevolg van
bodemdaling door gas- en zoutwinning onder de Waddenzee – is nodig om de zandbalans
van het kustsysteem op orde te houden en structurele erosie van de Noordzeekustzone
te voorkomen. Daarom wordt de verplichting tot het suppleren van zand bij gas- en
zoutwinning onder de Waddenzee door het Ministerie van LNV en het Ministerie van EZK
opgenomen in de vergunningvoorschriften.
Vraag 13
Beaamt u dat het winnen van gas en zout onder de Waddenzee de zandplantenstructuur
aantast? Zo nee, waarom niet en op welke bronnen baseert u zich?
Antwoord 13
Nee, zolang de bodemdalingssnelheid van de gas- en zoutwinning binnen de beschikbare
gebruiksruimte blijft, is er geen sprake van aantasting van de zandplatenstructuur.
Deze gebruiksruimte wordt bepaald door het vastgestelde meegroeivermogen, ofwel de
natuurlijke sedimentatiesnelheid, van de komberging waarin de winning plaatsvindt,
te verminderen met de relatieve zeespiegelstijging.
Mocht er sprake zijn van een (dreigende) overschrijding van het meegroeivermogen dan
kan de Minister van EZK, op basis van het «hand aan de kraan»-principe, besluiten
de winning te beperken of te stoppen. Hierbij hoort een omvangrijk meet- en monitoringsprogramma.
Tot nu toe is er nog geen sprake geweest van een situatie waarin bijsturing nodig
is geweest (zie ook Kamerstuk 29 684, nr. 213).
Vraag 14
Beaamt u dat gas- en zoutwinning in ieder geval gestopt dienen te worden wanneer bodemdaling
gecompenseerd moet worden met zandsuppletie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14
Nee, het importeren van zand door het meegroeien van de Waddenzee aan de zandvoorraad
vanuit de kusten van de Waddeneilanden is een natuurlijk proces. Ook wanneer er geen
gas- en zoutwinning plaats zou vinden, is het suppleren van zand nodig om de basiskustlijn
te handhaven. De ecologische impact van te suppleren zand is reeds verschillende malen
beoordeeld, zoals ook is aangegeven in antwoorden op de schriftelijke vragen van het
lid Van Raan (PvdD) per brief van 18 augustus 2020 (Kamerstukken II 2019/2020, 29 684, nr. 205). De uitkomst van deze beoordelingen was dat de extra suppleties, onder de gestelde
voorwaarden, niet leiden tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van de Noordzeekustzone
of een ander Natura 2000-gebied.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.