Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het antwoord op de vragen van het lid Gijs van Dijk over het bericht dat de rechtbank opnieuw bevestigt dat Deliveroo-bezorgers gewoon werknemers zijn
2021D25089 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties
de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid over de op 18 mei 2021 ontvangen brief inzake het antwoord
op vragen van het lid Gijs van Dijk over het bericht dat de rechtbank opnieuw bevestigt
dat Deliveroo-bezorgers gewoon werknemers zijn.
De fungerend voorzitter van de commissie, Peters
De adjunct-griffier van de commissie, Blom
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
5
II
Antwoord/Reactie van de Minister
6
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het antwoord op
de vragen van het lid Gijs van Dijk over het bericht dat de rechtbank opnieuw bevestigt
dat Deliveroo-bezorgers gewoon werknemers zijn, zij hebben hierover nog een aantal
vragen en opmerkingen.
Allereerst is er inmiddels sprake van twee rechterlijke uitspraken rondom bezorgers
van bezorgplatformen. Eén, zoals aangehaald door de heer Gijs van Dijk, waar Deliveroo-bezorgers
in zijn totaliteit als werknemers worden gezien, en een tweede over een individuele
bezorger die daarentegen wel als ondernemer werd aangemerkt en aan wie geen vast arbeidscontract
moest worden aangeboden. Hoe duidt de Minister deze twee uitspraken? Is de Minister
op de hoogte van het feit dat er ook veel zelfstandige bezorgers zijn die juist geen
vast arbeidscontract willen, en deze bezorgdiensten als flexibele bijbaan inzetten?
Daarnaast vragen deze leden zich af aan welke voorwaarden een zelfstandige zonder
personeel (zzp’er) zou moeten voldoen om wel als zelfstandig bezorger te kunnen werken.
Welke vrijheden moeten mensen hebben om zelfstandig te kunnen werken? Op welk moment
worden deze vrijheden beperkt?
Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie ook nog vragen naar aanleiding van de
situatie in het Verenigd Koninkrijk waar, naast werknemers en zelfstandig ondernemers,
sprake is van een derde categorie. Hoe kijkt de Minister naar deze derde categorie?
Is er gekeken om een soortgelijke categorie in Nederland te creëren? Zo nee, waarom
niet? Deelt de Minister de mening dat er op een moderne arbeidsmarkt ook ruimte moet
zijn om modern te werken, ook als dat niet direct in de categorie werknemer of zelfstandig
ondernemer valt?
De leden van de VVD-fractie waarderen de aankondiging van de Minister om te komen
tot een uitwerking van een rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst
voor platformwerkers. Zij zijn benieuwd op welke termijn de Minister een concept daarvan
kan delen met de Kamer.
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd hoeveel Deliveroo-bezorgers en andere platformwerkers
op basis van de uitspraak van het Hof een arbeidsovereenkomst opeisen en wat er met
deze eisen in de praktijk gebeurt. Is de Minister bereid om deze informatie te verzamelen
en gebundeld aan de Kamer te doen toekomen, zodat de Kamer dit mee kan nemen in de
wegingen rondom het voorstel van de Minister?
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd of de Minister in de beoordeling en handhaving
bij de kwalificatie van de arbeidsrelatie ook een rol ziet voor de Inspectie SZW.
Kan de Minister zijn wegingen daarbij meenemen in de aangekondigde uitwerking? En
kan hij aangeven welke toetsingskaders de Inspectie SZW daarvoor nodig heeft en hoe
deze tot stand komen? Is de Minister het eens dat daarvoor specifieke en uitvoerbare
criteria nodig zijn, dus niet zozeer een bepaald uurtarief (wat onuitvoerbaar is gebleken),
maar dat door het platform opgelegde afspraken rondom bereikbaarheid, beschikbaarheid,
werkroosters etc. onderdeel moeten zijn van dergelijke toetsingskaders?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben nog enkele aanvullende vragen bij de beantwoording
van vragen over het bericht dat de rechtbank opnieuw bevestigt dat Deliveroo-bezorgers
werknemers zijn.
De leden van de D66-fractie vragen wat de stand van zaken is rond het uitwerken van
het rechtsvermoeden rondom platformwerk. Deze leden vragen wat de overwegingen waren
om toch te besluiten dat het van toepassing verklaren van de Wet allocatie arbeidskrachten
door intermediairs (Waadi) op bepaalde vormen van platformwerk niet haalbaar bleek.
Deze leden vragen of een groot deel van het platformwerk niet als driehoeksrelatie
kan worden gezien, als het algoritme van het platform bepalend is voor welke werkzaamheden
kunnen worden uitgevoerd. Deze leden vragen ook of de Minister nader toe kan lichten
dat als het werk door particulieren wordt gedaan, gelijkstelling van arbeidsvoorwaarden
geen verbetering vormt. De leden van de D66-fractie vragen hoe het staat met de uitwerking
van het rechtsvermoeden voor platformwerkers, en of er al een gesprek met de Europese
Commissie heeft plaatsgevonden over de Europese houdbaarheid daarvan.
De leden van D66-fractie vragen of de Minister nader kan ingaan op de consultatie
van de Europese Commissie over collectief onderhandelen en het mededingingsrecht.
De Minister verwees eerder in het debat over de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal
Beleid van 14 juni naar verschillen tussen Directoraat-Generaal Competition en Directoraat-Generaal
Employment. In de impact assessment worden verschillende groepen zzp’ers onderscheiden
die mogelijk extra bescherming nodig hebben op de arbeidsmarkt: alleen de zelfstandigen
die via een digitaal platform werk verrichten, of ook een deel van de zzp’ers die
aan bedrijven (met enige omvang) hun diensten leveren, eventueel bepaalde vrije beroepen
uitgezonderd. Deze leden vragen in dat kader of de Minister zou kunnen reflecteren
op dit onderscheid en of dit behulpzaam kan zijn bij het onderscheiden van (schijn)zelfstandigen,
niet alleen binnen het mededingingsrecht.
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie of de Minister zou willen reageren op
het voorstel van verschillende platforms aan de formatietafel over platformwerk, waar
onder andere in wordt aangekaart dat de maatschappelijke discussie over de positie
van platformwerkers vaak weinig mét platformwerkers wordt gevoerd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie constateren uit de beantwoording van schriftelijke vragen
over het bericht «dat de rechtbank opnieuw bevestigt dat Deliveroo-bezorgers gewoon
werknemers zijn» dat de Minister weinig urgentie voelt om kwaadwillende bedrijven,
zoals Deliveroo, Uber Eats en Temper die overduidelijk met schijnzelfstandigen werken,
aan te pakken. Deze leden lezen in de beantwoording dat de maaltijdbezorgers, die
als schijnzelfstandigen worden ingezet, het zelf mogen uitzoeken en dat zij, als kwetsbare
werknemers, zelf hun recht moeten opeisen. Is de Minister het eens dat kwetsbare werknemers,
als zij hun stem laten horen, het risico lopen hun werk en inkomen daardoor te verliezen?
Hoe reëel vindt de Minister het dat werknemers zelf hun recht kunnen opeisen? Laten
bovendien de vertragende tactieken, wraken van raadsheer etc., van Deliveroo in de
rechtszaal niet zien dat het voor werknemers, zelfs met een vakbond achter zich, heel
lastig is om hun recht op te eisen? Is de Minister het daarom eens dat deze werknemers
steun vanuit een overheid nodig hebben en dat maaltijdbezorgbedrijven die met schijnzelfstandigen
werken door de overheid moet worden aangepakt?
Is de Minister het verder eens met dat het feit dat deze zaak onder de civiele rechter
ligt, niet hoeft te betekenen dat alles onder het fiscale en sociale zekerheidsrecht
stil moet komen te vallen? Gaat de Minister het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
(UWV) en de Belastingdienst aansporen op te treden tegen Deliveroo op fiscaal en sociaal
zekerheidsterrein om zodoende duizenden euro’s aan misgelopen belastingen en premies
te kunnen innen? Zo nee, vindt de Minister dan niet dat hij een enorm slecht signaal
geeft aan goede en fatsoenlijke werkgevers die wel gewoon belasting en premies betalen?
Deze leden vragen de Minister om dieper in te gaan op de passage: «De Belastingdienst
kan niet automatisch afgaan op een gerechtelijke uitspraak waarbij de Staat der Nederlanden
geen procespartij is». Waarom zou dit volgens de Minister niet kunnen? Betekent dit
dan dat de Belastingdienst enkel kijkt naar gerechtelijke uitspraken waar zij zelf
bij betrokken is? Stelt de Minister hiermee dat jurisprudentie van de rechter, waar
de overheid niet bij betrokken is, dus geen invloed meer gaat hebben op wetgeving?
Geeft de Minister hiermee dus ook aan dat de Belastingdienst, immers geen procespartij,
het Groen/Schoevers-arrest1 niet meer volgt? Kan de Minister begrijpen dat de leden van de PvdA-fractie verbaasd
zijn over deze passage en kan de Minister weerleggen dat hij wel degelijk rekening
houdt met rechterlijke uitspraken, dus ook die over Deliveroo, over de praktische
uitwerking van wetgeving?
Verder lezen de leden van de PvdA-fractie dat «gelet op de interpretatieverschillen
in beoordeling die op grond van de huidige wet- en regelgeving mogelijk zijn, kan
een opdrachtgever in een geschil met de inspecteur een pleitbaar standpunt hebben
dat geen sprake is van een dienstbetrekking». Is de Minister het eens dat hiermee
de door de Minister bedachte term «kwaadwillendheid» een wassen neus is? Indien dit
zo is, gaat u de definitie van kwaadwillendheid aanpassen, waardoor bedrijven in de
maaltijdbezorging geen gebruik meer kunnen maken van schijnzelfstandigen? En indien
u niet bereid bent dit te doen, hoe denkt u dan invulling te geven aan de eerder aangenomen
moties Palland (Kamerstuk 29 544, nr. 935) en Heerma c.s. (Kamerstuk 34 775 XV, nr. 47), waarin expliciet wordt verzocht om maximaal te handhaven in de maaltijdbezorging
en in de «tussentijd de mogelijkheden tot handhaven bij kwaadwillendheid wil aanscherpen»?
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister verder een uiteenzetting, in algemene
zin, te geven welke acties er afgelopen jaren door de Belastingdienst zijn ondernomen
in de maaltijdbezorging. Hoe vaak en wanneer is de Belastingdienst bij bedrijven in
de maaltijdbezorging langs geweest? Hoeveel individuele toetsingen zijn er geweest
en wanneer zijn deze gestart? Hoe ziet zo’n individuele toetsing eruit? Is deze alleen
administratief of wordt er ook gekeken naar de feitelijke omstandigheden en wordt
er dus ook in de praktijk gecontroleerd? Hoeveel onderzoeken zijn er door de Belastingdienst
gestart? Hoeveel aanwijzingen zijn er richting bedrijven in de maaltijdbezorging geweest?
Hoeveel capaciteit is er bij de Belastingdienst om te handhaven op kwaadwillendheid?
Deze leden zien graag een uitsplitsing tussen administratieve handhaving en inspecties
die ook in de praktijk handhaven (en zo alle omstandigheden kunnen bekijken) tegemoet.
Kan de Minister aangeven of er voldoende capaciteit bij de Belastingdienst is, of
dient deze te worden uitgebreid? Hebben deze inspecties ook tijdens de coronaperiode
plaatsgevonden? Zo nee, vinden deze nu wel al weer plaats?
Met betrekking tot de naleving van de arbeidswetgeving door de Inspectie SZW vragen
deze leden hoe vaak er een bestuurlijke boete is uitgedeeld aan bedrijven in de maaltijdbezorging.
Waarvoor zijn deze boetes uitgedeeld? Wordt er bovendien ook gehandhaafd in het kader
van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav)?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
antwoorden van de Minister op de vragen van het lid Gijs van Dijk, en hebben nog een
aantal vervolgvragen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoeveel zzp’ers er op dit moment in Nederland
zijn. Zij vragen de Minister naar zijn inschatting van het aandeel zzp’ers dat volgens
het arbeidsrecht eigenlijk als werknemer zou moeten worden aangemerkt, en of dit ook
de groep is die de Minister aan zou merken als schijnzelfstandigen. Voorts vragen
deze leden hoe groot de groep is bij wie dat nu al direct problematisch is, omdat
het gebeurt om de arbeidskosten te drukken, waardoor zij zich niet kunnen verzekeren
of pensioen kunnen opbouwen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook een aantal aanvullende vragen over de
handhaving. Zij vragen of de Minister kan aangeven hoeveel fulltime equivalent (fte)
beschikbaar is bij het themaprogramma schijnconstructies bij de Inspectie SZW. Wordt
de beschikbare capaciteit ook volledig voor dit doel ingezet? Zijn er nog mensen in
opleiding om deze capaciteit uit te breiden?
Voorts vragen deze leden of de Minister kan aangeven hoeveel fte op dit moment beschikbaar
is en is opgeleid om te handhaven bij de Belastingdienst om te controleren of wel
op de juiste manier loonheffing en sociale premies wordt afgedragen. Wordt de beschikbare
capaciteit op dit moment ook volledig voor deze handhaving ingezet en zijn er nog
mensen in opleiding om deze capaciteit uit te breiden? Door hoeveel fte wordt er op
dit moment gehandhaafd op kwaadwillendheid? Is daar extra capaciteit van de Landelijke
Stuurgroep Interventieteams (LSI) voor beschikbaar?
De Minister schrijft over de sectorspecifieke benadering bij de implementatie van
de webmodule. Kan de Minister aangeven hoeveel fte op dit moment beschikbaar en opgeleid
is voor deze sectorspecifieke benadering? Kan de Minister dit uitsplitsen per sector?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd wat de opbrengsten zijn geweest van
de capaciteit voor handhaving van de verschillende diensten in de afgelopen vier jaar.
Kan de Minister dit nader toelichten? Voorts vragen deze leden wat er zou gebeuren
als het handhavingsmoratorium per direct zou worden opgeheven.Wat zou dat betekenen
voor de inzet van handhaving?
Deze leden vragen de Minister het vroegst mogelijke pad te schetsen voor het (gedeeltelijk)
afbouwen van het handhavingsmoratorium. Voorts vragen deze leden of het klopt dat
met het opheffen van het handhavingsmoratorium vooral zal worden gehandhaafd op het
juist afdragen van sociale premies en loonheffing. Verwacht de Minister ook een effect
van de webmodule op de wijze waarop mensen werken binnen het arbeidsrecht? Wat zijn
de randvoorwaarden om handhaving weer volledig op te kunnen starten in termen van
capaciteit bij de verschillende diensten? Hoeveel tijd is nodig om aan deze randvoorwaarden
te voldoen? Hoeveel extra fte is bij de Belastingdienst en de Inspectie SZW nodig
om weer volledig te handhaven, op zowel kwaadwillendheid en schijnconstructies, als
op loonheffing en de inning van sociale premies? Bij welke uitkomst van de pilot van
de webmodule is het wat u betreft niet mogelijk om te starten met handhaving? Wat
gebeurt er in dat geval?
Ten slotte zijn de leden van de GroenLinks-fractie van mening dat de arbeidsombudsman
een belangrijke rol kan spelen bij het opeisen van de rechten van werkenden. Deelt
de Minister deze mening, en kan hij aangeven wat de oprichting van een dergelijke
ombudsman zou kosten en op welke termijn zo’n ombudsman het vroegst mogelijk zou kunnen
zijn ingesteld?
II Antwoord/reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.P.H.J. Peters, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
L.B. Blom, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.