Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Snels over belastingontwijking door Pfizer
Vragen van het lid Snels (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Financiën over belastingontwijking door Pfizer (ingezonden 12 mei 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
(ontvangen 23 juni 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021,
nr. 3079.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Pfizer sluist miljardenwinst weg via Nederland»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3, 6 en 9
Deelt u de mening dat het maatschappelijk ongewenst is dat bedrijven doelbewust hun
onderneming zo structureren dat belastingafdrachten (in Nederland en daarbuiten) geminimaliseerd
worden, terwijl Nederland met publiek geld bijdraagt aan het onderzoek en de ontwikkeling
van medicijnen? Zeker als het gaat om bedrijven die al jarenlang miljardenwinsten
maken?
Deelt u de mening dat Nederland er geen enkel belang bij heeft om een vorm van belastingontwijking
te faciliteren die de Nederlandse schatkist niks oplevert? Hoe kijkt u vanuit dat
vertrekpunt naar de wenselijkheid van het voortbestaan van hybride mismatches tussen
Nederland en derde landen middels de zogenaamde cv-bv-structuur, ondanks initiatieven
als Anti-Tax Avoidance Directive (ATAD) II?
Wat kunt u zeggen over de omvang van de praktijk waarbij via hybride mismatches met
derde landen (niet-EU) de belastingdruk van Nederlandse vennootschappen geminimaliseerd
wordt? Is de Nederlands-Amerikaanse cv-bv-structuur de voornaamste wijze waarop via
hybride mismatches een mogelijke belastingclaim in Nederland omzeild wordt? Welke
andere structuren zijn in trek om gebruik te maken van hybride mismatches tussen Nederland
en derde landen?
Wat is bekend over de mate waarin het gebruik van de Nederlands-Amerikaanse cv-bv-structuur
is teruggedrongen sinds het ingaan van ATAD II, gezien de doelstelling van deze richtlijn
om hybride mismatches met derde landen tegen te gaan? Wat zegt het gegeven dat nog
steeds gebruik gemaakt wordt van een cv-bv-structuur over de effectiviteit van ATAD
II?
Antwoord 2, 3, 6 en 9
De aanpak van belastingontwijking is al vanaf het begin van deze kabinetsperiode een
van de speerpunten van dit kabinet.2 Het kabinet vindt het belangrijk dat iedereen, ook grote bedrijven, hun eerlijke
deel aan belasting betalen en daarmee bijdragen aan de collectieve voorzieningen.
De afgelopen jaren heeft het kabinet verschillende maatregelen tegen belastingontwijking
genomen die reeds in werking zijn getreden of binnen afzienbare tijd in werking zullen
treden. In een recente factsheet zijn alle maatregelen van dit kabinet opgenomen,
met een toelichting op de manier waarop het kabinet hiermee belastingontwijking en
-ontduiking voorkomt.3 In enkele recente brieven die ik naar uw Kamer heb verzonden ben ik uitgebreid ingegaan
op de aanpak van belastingontwijking.4
Over de cv/bv-structuur merk ik graag het volgende op. Dit kabinet acht het gebruik
van hybridemismatches tussen Nederland en derde landen om zo belasting te ontwijken
ongewenst. Hybridemismatches zijn situaties waarin een belastingvoordeel wordt behaald
door gebruik te maken van de verschillen tussen vennootschapsbelastingstelsels van
verschillende landen. Dit kan ertoe leiden dat een vergoeding of betaling in een zeker
land aftrekbaar is, maar de corresponderende opbrengst nergens wordt belast, of dat
een en dezelfde vergoeding of betaling meerdere malen aftrekbaar is. De zogenoemde
cv/bv-structuur is een van de hybridemismatchstructuren. Deze werd vooral in internationale
structuren gebruikt om belastingheffing uit te stellen. Per 1 januari 2020 heeft dit
kabinet de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (ATAD2)5 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd.6 Dit is een belangrijk instrument om belastingontwijking door middel van hybridemismatches
en ook de beschreven cv/bv-structuur te voorkomen. Hiermee is het fiscale voordeel
van de cv/bv-structuur weggenomen. Uit signalen uit de praktijk blijkt dat na de aankondiging
van deze wetgeving in 2016 vrijwel geen nieuwe cv/bv-structuren zijn opgezet en de
huidige structuren worden verlaten.7 Naar verwachting zijn structuren die voor inwerkingtreding van deze maatregelen gebruik
maakten van hybridemismatches tussen Nederland en derde landen dan ook niet meer in
trek. Op dit moment zijn echter nog geen aangiftegegevens bekend bij de Belastingdienst.
Ik vind het belangrijk om de effecten van deze wetgeving op het gebruik van hybridemismatches
in de praktijk grondig te monitoren. Daarom heb ik in mijn brief van 29 mei 2020 toegezegd
dat ik uw Kamer op de hoogte zal stellen van de impact van de maatregelen. Hierin
zullen ook de gevolgen van de implementatie van ATAD2 op de cv/bv-structuur worden
meegenomen. Deze rapportage zal in 2024 worden opgeleverd. Er kunnen immers pas betrouwbare
uitspraken over de impact worden gedaan nadat de wetgeving enige tijd van kracht is.
Naast de maatregelen die het kabinet al heeft getroffen wil het kabinet de strijd
tegen belastingontwijking en -ontduiking voortvarend voortzetten. Uitdagingen die
samenhangen met belastingontwijking zijn immers vaak internationaal van aard en kunnen
het beste worden aangepakt door middel van internationale afspraken. In dit verband
steunt Nederland internationale initiatieven om tot een verdere gecoördineerde aanpak
van belastingontwijking te komen, zoals ik ook tot uitdrukking heb gebracht in mijn
brief van 14 juni 2021.8
Vraag 4
Hoeveel grote farmaceutische bedrijven zijn er in Nederland geregistreerd en wat is
de effectieve belastingdruk over hun Nederlandse fiscale winst? Zijn er farmaceutische
bedrijven die in hun openbare jaarverslag melding maken van het gegeven dat zij met
Nederlandse entiteiten gebruik maken van hybride mismatches?
Antwoord 4
De Belastingdienst heeft geen gegevens over de effectieve belastingdruk van de in
Nederland geregistreerde grote farmaceutische bedrijven. Uit een blik in enkele openbare
jaarverslagen van farmaceuten met aanwezigheid in Nederland blijkt niet of zij gebruik
maken van hybridemismatchstructuren. De Adviescommissie belastingheffing van multinationals
heeft in haar rapport wel onderzoek gedaan naar de effectieve belastingdruk in Nederland.
Hierbij is geen onderscheid gemaakt per sector. Uit dit onderzoek concludeert de Adviescommissie
dat de effectieve belastingdruk van winstgevende multinationals niet afwijkt van de
effectieve belastingdruk van niet-multinationals.9
Vraag 5
Heeft Nederland via subsidies of fiscale kortingen op enigerlei wijze onderzoek en
ontwikkeling van producten die uiteindelijk door Pfizer op de markt zijn gebracht,
financieel ondersteund? Zo ja, wat is de omvang van deze financiële steun?
Antwoord 5
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft met betrekking tot subsidies
bezien in hoeverre bedrijven handelend onder de naam Pfizer (Nederland) een begunstigde
partij is geweest daarvan. De periode waarover gegevens beschikbaar zijn verschilt
per regeling, maar bedraagt in ieder geval de laatste vijf jaar. In de verschillende
systemen waar RVO mee werkt is in het bijzonder gekeken naar subsidieregelingen die
onderzoek en ontwikkeling bevorderen. Pfizer is binnen die verschillende bekeken regelingen
niet als begunstigde partij gevonden.
Op grond van fiscale geheimhoudingplicht die is neergelegd in artikel 67 van de Algemene
wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan het kabinet niet ingaan op de fiscale positie
van een individuele belastingplichtige. In zijn algemeenheid kan worden opgemerkt
dat de stimulering van onderzoek en ontwikkeling met publieke middelen ten behoeve
van bedrijven qua financiële omvang voor het overgrote deel plaatsvindt door middel
van fiscale regelingen zoals de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO)
en de innovatiebox in de vennootschapsbelasting. De WBSO is niet winstafhankelijk
en komt in mindering op de verschuldigde loonbelasting. Van de innovatiebox kan gebruik
worden gemaakt als de winst die hiervoor in aanmerking komt in Nederland belast wordt.
Bovendien dient het onderzoek en de ontwikkeling in Nederland te worden uitgevoerd.
De hiermee gemoeide publieke middelen stimuleren dat activiteiten in Nederland plaatsvinden
en worden belast.
Vraag 7
Wat zeggen de Europese staatssteunregels over het gebruik van een cv-bv-structuur?
Aan welke voorwaarden moet voldaan worden om te spreken van ongeoorloofde staatssteun?
Klopt het dat het gebruik van een Nederlands-Amerikaanse cv-bv-structuur geldt als
ongeoorloofde staatssteun? Waarom wel of niet? Kunt u de ambtelijke notitie van 26 februari
2016 over precies dit vraagstuk ongelakt aan de Kamer doen toekomen (in lijn met de
nieuwe bestuurscultuur)?
Antwoord 7
De Europese staatssteunregels zijn opgenomen in het Verdrag betreffende de Werking
van de Europese Unie (VWEU). Artikel 107, eerste lid, VWEU omschrijft de voorwaarden
waaraan voldaan moet zijn om te spreken van een steunmaatregel in de zin van dit artikel.
De maatregel moet afkomstig zijn van of toe te rekenen zijn aan de staat, de begunstigde
moet een onderneming zijn (een entiteit die economische activiteiten verricht), de
maatregel moet een economische voordeel opleveren, de maatregel moet selectief zijn
en de maatregel moet leiden tot een (potentiële) vervalsing van de mededinging en
een ongunstige beïnvloeding van de handel tussen de lidstaten.
Staatssteun is in beginsel verboden, tenzij sprake is van geoorloofde staatssteun
op grond van artikel 107, tweede of derde lid, VWEU.
Voor de staatssteunbeoordeling in de fiscaliteit geldt dat bepalend is of door een
maatregel van de staat een belastingplichtige een (selectief) belastingvoordeel heeft
genoten ten opzichte van andere belastingplichtigen die zich feitelijk en juridisch
in een vergelijkbare positie bevinden.
Voor een cv/bv-structuur gelden geen specifieke regels. Een cv/bv-structuur is namelijk
geen zelfstandige entiteit voor de belastingheffing die een selectief voordeel zou
kunnen genieten dat tot staatssteun zou leiden. Niet de structuur zelf, maar de commanditair
vennootschap (cv) en de besloten vennootschap (bv) zijn de belastingplichtigen die
eventueel een voordeel zouden kunnen genieten. Van belang is daarom of de aan Nederlandse
belasting onderworpen entiteit evenveel belasting betaalt als andere belastingplichtigen
die zich feitelijk en juridisch in een vergelijkbare positie bevinden. Hoeveel belasting
betaald moet worden, hangt af van de belastingwetgeving in het land van vestiging
van de (vennoten van de) cv en de bv. Zolang evenveel belasting betaald wordt als
door andere belastingplichtigen die feitelijk en juridisch in vergelijkbare positie
verkeren, kan er geen sprake zijn van staatssteun, omdat niet voldaan wordt aan de
hiervoor genoemde voorwaarden (geen voordeel en geen selectiviteit).
De ongelakte versie van de notitie van 26 februari 2016 is als bijlage10 bij de aanbiedingsbrief die hoort bij de beantwoording van deze Kamervragen toegevoegd.
Vraag 8, 10 en 11
Op welke manier vermoeilijkt de huidige fiscale regelgeving (met name ATAD II) de
opzet van een cv-bv-structuur die enkel tot doel het ontwijken van een dividendbelastingplicht
heeft? Welke mogelijkheden houden bestaande regelingen, bijvoorbeeld ATAD II, tegelijkertijd
nog open voor commanditaire vennoten om via deze structuur geen dividendbelasting
af te hoeven dragen?
Aan welke voorwaarden moet een commanditaire vennootschap voldoen om binnen een Nederlands-Amerikaanse
cv-bv-structuur substantiële economische activiteiten te ontplooien, waardoor de dividendbelastingplicht
voor de vennoten vervalt? Wat zijn de overwegingen om deze voorwaarden op deze wijze
vast te stellen? Hoe wordt periodiek beoordeeld of commanditaire vennootschappen aan
deze voorwaarden voldoen?
Deelt u de mening dat de in vraag 1 genoemde casus aanleiding biedt om te onderzoeken
of de voorwaarden die bepalen of een commanditaire vennootschap substantiële activiteiten
onderneemt in Nederland, voldoende scherp zijn? Waarom wel/niet? Wanneer zijn deze
voorwaarden wat u betreft scherp genoeg?
Antwoord 8, 10 en 11
De implementatie van ATAD2 in Nederlandse regelgeving verhindert dat in structuren
waarin een hybride entiteit wordt gebruikt een aftrek in het land van de betaler niet
gecompenseerd wordt door belasting in een ander land. Dat gaat dus over aftrekbare
betalingen van bijvoorbeeld royalty’s.
Het al dan niet bestaan van een verplichting tot inhouding van Nederlandse dividendbelasting
wordt niet in ATAD2 geregeld. Wel heeft Nederland zelf maatregelen genomen om te voorkomen
dat bij hybridemismatchstructuren als de genoemde cv/bv-structuur een belastingverdrag
ertoe kan leiden dat geen Nederlandse dividendbelasting wordt ingehouden ondanks dat
de verdragspartner het uitbetaalde dividend niet ziet als inkomen van een inwoner.
Het is Nederlands verdragsbeleid om in belastingverdragen een bepaling op te nemen
die ervoor zorgt dat verdragsvoordelen niet gelden indien een hybridemismatch ertoe
leidt dat een dividend of een ander inkomensbestanddeel door de verdragspartner niet
in de heffing wordt betrokken. Nederland heeft er onder meer voor gekozen om deze
bepaling door middel van het Multilateraal instrument (MLI) in belastingverdragen
te laten doorwerken.
Tegen de hybridemismatch als gevolg van de genoemde cv/bv-structuur is in het verdrag
tussen Nederland en de Verenigde Staten in het vierde lid van artikel 24 al een dergelijke
bepaling opgenomen. Een besluit waarin die bepaling onder voorwaarden buiten werking
werd gesteld11 is met ingang van 1 januari 2020 ingetrokken.12 In de genoemde cv/bv-structuur in relatie tot de Verenigde Staten kan daarom geen
beroep worden gedaan op het verdrag.
De antimisbruikbepalingen in het verdrag met de Verenigde Staten kennen verder geen
uitzondering voor (vennoten van) hybride lichamen die substantiële economische activiteiten
ontplooien. Een onderzoek hiernaar lijkt daarom niet zinvol.
Vraag 12
Welke verdere stappen zou Nederland mogelijk kunnen zetten om misbruik via hybride
mismatches, bijvoorbeeld via de cv-bv-structuur, tegen te kunnen gaan? Hoe weegt u
de wenselijkheid van deze stappen?
Antwoord 12
Met de implementatie van ATAD2 is het niet langer mogelijk om belasting te ontwijken
door het creëren van een hybridemismatch, bijvoorbeeld door middel van een cv/bv-structuur.
Dit neemt niet weg dat er nog stappen te zetten zijn om misbruik van de Nederlandse
belastingwetgeving in specifieke situaties tegen te gaan. Zo heeft het kabinet aangekondigd
om het arm’s-lengthbeginsel aan te passen om zo verrekenprijsmismatches tegen te gaan.
Naast deze nationale stappen is er een aantal vraagstukken dat het beste in internationaal
verband kan worden aangepakt. De Europese Commissie heeft hiervoor onlangs weer een
volgende stap gezet.13 Het kabinet blijft inzetten op een internationaal gecoördineerde aanpak. Zo wordt
in OESO-verband actief meegedacht over een minimumniveau aan belasting (pijler 2).14
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.