Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bisschop en Ceder over het bericht dat een groep bekeerlingen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) als niet geloofwaardig wordt bestempeld
Vragen van de leden Bisschop (SGP) en Ceder (ChristenUnie) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht dat een groep bekeerlingen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) als niet geloofwaardig wordt bestempeld (ingezonden 3 mei 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 23 juni
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2853.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Stichting Gave: Asielonrecht voor bekeerlingen»
in het Reformatorisch Dagblad van 23 april jl.1, het bijbehorende persbericht van stichting Gave2 en het door stichting Gave gepubliceerde zwartboek «Ongelofelijk. Onrecht in de geloofwaardigheidsbeoordeling
van geloofsovertuiging»3?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 17
In hoeverre deelt u de analyse van stichting Gave dat sprake is van asielonrecht onder
bekeerlingen omdat «de IND er niet in slaagt om in alle individuele zaken van bekeerlingen
recht te doen» en dat in het asielsysteem «onvoldoende waarborgen» zijn dat de vreemdeling
recht wordt gedaan in de rechtspraak?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat in het asielsysteem ook voor deze mensen voldoende waarborgen
zijn, zodat recht wordt gedaan aan hun zaak?
Antwoord 2 en 17
Het zwaartepunt van de beoordeling door de IND ligt op de eigen verklaringen die een
asielzoeker tijdens een gehoor aflegt. De IND behandelt deze zaken met zorgvuldigheid
en de asielzoeker wordt uitgebreid bevraagd over de gestelde bekering. Voor bekeringszaken
geldt dat dit niettemin complexe zaken zijn die – net als alle zaken – altijd individueel
worden beoordeeld. Er is geen uniforme geaccepteerde, objectieve methode om de geloofwaardigheid
van een bekering als vaststaand feit vast te stellen.
In het artikel van het Reformatorisch Dagblad van 24 april 2021 geven stichting Gave
en de commissie-Plaisier ook aan dat de beoordeling van bekeringszaken complex is.
In dit artikel valt verder te lezen dat beide organisaties ook niet de indruk willen
wekken dat er veel fout gaat bij de IND omdat veel zaken door de IND worden ingewilligd
en deze organisaties voornamelijk de afwijzingen zien. Dat de geloofwaardigheid van
de gestelde bekering in individuele zaken soms anders wordt beoordeeld door de IND
dan door stichting Gave leidt echter niet tot de conclusie dat er daarom sprake is
van onrecht.
Het asielsysteem kent meerdere waarborgen om ervoor te zorgen dat de vreemdeling recht
wordt gedaan. Zo wordt elke asielzoeker bijgestaan door een advocaat gedurende de
asielprocedure maar ook gedurende (hoger) beroepszaken. De asielzoeker beschikt over
de mogelijkheid om via zijn advocaat correcties en aanvullingen te maken op de asielgehoren.
Ook heeft elke asielzoeker de mogelijkheid om in beroep te treden tegen elke afwijzing.
Vraag 3
Hoe wordt op dit moment omgegaan met gevallen waarbij voor de IND moeilijk is vast
te stellen of een bekeringsverhaal geloofwaardig is?
Antwoord 3
De geloofwaardigheidsbeoordeling vindt, zoals ook vermeld in antwoord 2, grotendeels
plaats aan de hand van de verklaringen van de asielzoeker. De algemene geloofwaardigheidsindicatoren
zijn ook van toepassing op bekeringszaken. Daarnaast heeft de IND een werkinstructie
met nummer 2019/18 die specifiek ziet op de geloofwaardigheidsbeoordeling in bekeringszaken.
Op basis van die werkinstructie toetst de IND of het aannemelijk is dat de door de
vreemdeling gestelde bekering gebaseerd is op een diepgewortelde innerlijke overtuiging.
Daarbij wordt gekeken naar de kennis van het nieuwe geloof, de activiteiten die in
dit kader zijn verricht en de motieven voor, en het proces van, bekering. Het authentieke
verhaal van de asielzoeker staat centraal in deze beoordeling. Een bekering kan aanvullend
worden onderbouwd met bijvoorbeeld verklaringen van derden.
In iedere bekeringszaak raadpleegt de beslismedewerker bovendien een bekeringscoördinator
als extra waarborg en om de eenduidigheid zoveel mogelijk te borgen. Voor alle zaken
– ook niet bekeringszaken – geldt dat indien de IND twijfelt over de geloofwaardigheid
er collegiaal overleg met een senior medewerker mogelijk is. Eventueel kan nader onderzoek
in de vorm van een aanvullend gehoor opgestart worden. Ook kunnen deskundigen, bijvoorbeeld
landenspecialisten, worden geraadpleegd.
Vraag 4, 5 en 15
In hoeverre hebben de betrokken medewerkers van de IND op dit moment voldoende expertise
om zorgvuldig te beslissen ten aanzien van asielaanvragen van bekeerlingen?
Welke rol en betrokkenheid is daarnaast weggelegd voor externe, deskundige partijen
in dit proces?
Hoe kan de expertise van de IND om onderscheid te maken tussen geloofwaardige en ongeloofwaardige
bekeringsverhalen vergroot worden?
Antwoord 4, 5 en 15
Voordat medewerkers zelfstandig een beslissing mogen nemen in asielzaken, doorlopen
zij een intensief opleidingsprogramma. Binnen dit opleidingsprogramma worden onder
andere de EASO trainingen Interviewing Techniques, Interviewing Vulnerable Persons,
Inclusion en Evidence Assessment aangeboden. In de opleidingsprogramma’s is specifiek
aandacht voor de beoordeling van onder andere zaken waarin bekering gesteld wordt.
Daarnaast kan elke medewerker, zoals vermeld in antwoord 3, bij vragen ook terecht
bij een bekeringscoördinator, senior medewerker of landenspecialist. Verder is het
de taak van de bekeringscoördinatoren om de IND medewerkers van actuele informatie
te voorzien over allerlei aspecten die met bekering te maken hebben.
De IND staat open voor presentaties of andere kennisverbreding door externe organisaties.
Zo organiseren de coördinatoren regelmatig lezingen met sprekers uit de academische
wereld of belangenorganisaties. Onder andere stichting Gave heeft in het verleden
een opleiding verzorgd voor IND-medewerkers die veel bekeringszaken behandelen. Momenteel
worden gesprekken gevoerd met stichting Gave om een online training op te zetten die
alle IND medewerkers kunnen volgen. Ten slotte wordt uiteraard rekening gehouden met
de inbreng van externe partijen in individuele zaken.
Vraag 6
In hoeverre wordt hiermee voldaan aan de (internationale) richtlijnen voor deskundigen?
Antwoord 6
De Procedurerichtlijn schrijft voor dat het personeel van de bevoegde beslissingsautoriteit
goed opgeleid moet zijn en de mogelijkheid moet hebben deskundigen om advies te vragen.
De huidige werkwijze van de IND voldoet daarmee aan de eisen uit de Procedurerichtlijn.
Vraag 7
Welke invloed hebben de expertiserapporten van deze partijen en hoe wordt dit gewogen
bij de uiteindelijke beslissing ten aanzien over de asielaanvraag, ook tegen de achtergrond
van de integrale geloofwaardigheidstoets? Vindt u dat het oordeel van de deskundigen
hier altijd voldoende in wordt meegewogen?
Antwoord 7
Verklaringen en waarnemingen van externe, deskundige partijen of derden worden betrokken
bij de beoordeling die wordt verricht door IND-medewerkers die zijn opgeleid in het
beoordelen van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Dit is de kern van hun dagelijks
werk. De IND motiveert in het besluit hoe de verklaringen en waarnemingen van derden
zijn meegewogen. De wijze van beoordeling en de kaders waar binnen deze toets plaatsvindt,
zijn in lijn met internationale normen.
In het asielbesluit moet worden gemotiveerd hoe rekening is gehouden met ingebrachte
verklaringen van derden en waarom deze wel of niet tot een ander oordeel omtrent de
geloofwaardigheid hebben geleid. Op deze wijze wordt inzichtelijk welk gewicht er
aan verklaringen van derden is toegekend. Het gewicht dat aan een expertiserapport
wordt toegekend is echter altijd afhankelijk van de individuele casus.
Vraag 8
Hoe reageert u op de stelling van stichting Gave dat sprake is van een «hoge mate
van willekeur in de besluitvorming én in de jurisprudentie» in zaken waarin de IND
een gestelde bekering tot het christelijke geloof niet geloofwaardig vindt?
Antwoord 8
Zoals uiteengezet in bovenstaande antwoorden zijn bekeringszaken complexe zaken die
altijd individueel worden beoordeeld, waarin het authentieke verhaal van de asielzoeker
centraal staat. De geloofwaardigheidsbeoordeling speelt hierin een belangrijke rol
hetgeen een beoordeling is met een bepaalde onzekerheidsmarge, zeker daar waar het
gaat om een innerlijke overtuiging. De werkinstructies zoals hiervoor genoemd dragen
eraan bij dat individuele zaken volgens dezelfde principes en uitgangspunten worden
beoordeeld. Of in het individuele geval voldoende is gemotiveerd in het besluit of
een bekering ongeloofwaardig is, kan worden getoetst door de rechter.
Ik kan en wil vanuit mijn rechtsstatelijke positie geen oordeel geven over de besluitvorming
van de rechterlijke macht in het algemeen en derhalve evenmin over de stelling dat
er sprake is van willekeur in de jurisprudentie over bekeringszaken.
Vraag 9
Hoe reageert u op de stelling van stichting Gave dat rechters niet eenduidig zijn
in het goed meewegen van tegenbewijs van advocaten, dat de rechtbank een procedurele
toets doet en de IND vervolgens deze rechterlijke uitspraken gebruikt als een onderstreping
van het inhoudelijke oordeel over de geloofwaardigheid van het bekeringsverhaal? Deelt
u de mening dat dit onwenselijk is, en hoe wordt dit in de toekomst voorkomen?
Antwoord 9
Vooropgesteld dient te worden dat het niet aan mij is om te oordelen over het functioneren
van de rechtspraak. Ik herken de stelling dat de rechtbank slechts een procedurele
toets doet niet. De rechter dient gelet op artikel 83a van de Vreemdelingenwet in
asielprocedures het standpunt van de IND volledig en ex nunc te toetsen. De bestuursrechter
zal daarbij door advocaten ingebracht tegenbewijs meewegen en kan mede aan de hand
daarvan toetsen of de IND een standpunt terecht heeft ingenomen. Anders dan de stichting
Gave stelt, is de rechterlijke toetsing derhalve niet een louter procedurele toets.
Vraag 10
Klopt het dat de zogeheten Taskforce ook complexe zaken van bekeerlingen behandelt,
zoals gesteld door Stichting Gave?
Antwoord 10
Alle zaken die door medewerkers van de Taskforce zijn afgedaan vallen onder de verantwoordelijkheid
van de IND. Taskforce medewerkers die extern ingehuurd zijn via adviesbureaus, krijgen
in principe geen zaken toebedeeld met een bekeringsmotief. Het is mogelijk dat een
medewerker van de Taskforce die meer ervaring heeft samen met zijn IND-begeleider
een conceptbesluit op zaken met een bekeringsmotief opstelt. Dit concept wordt dan
altijd door een ervaren IND-medewerker gecontroleerd. Alleen ervaren en daartoe bevoegde
IND-medewerkers nemen definitieve besluiten in Takforce zaken.
Vraag 11
Hoeveel ervaring hebben de medewerkers van deze Taskforce gemiddeld?
Antwoord 11
Alle nieuwe medewerkers van de Taskforce hebben een opleiding gehad om ingezet te
kunnen worden op een deel van de asielprocedure. Zij zijn opgeleid om te horen dan
wel om een concept beschikking voor te bereiden. Gedurende hun werkzaamheden zijn
medewerkers binnen de teams verder begeleid en opgeleid door ervaren IND-medewerkers.
Een aantal van hen is inmiddels zelfstandig inzetbaar op gehoren in het asielproces
maar wordt daar nog altijd door een ervaren IND-medewerker in begeleid. De mate van
intensiteit van deze begeleiding verschilt naarmate iemand meer ervaring bij de Taskforce
heeft opgedaan. Volledigheidshalve merk ik nogmaals op dat alleen ervaren en bevoegde
medewerkers besluiten definitief nemen.
Vraag 12
Klopt het dat als gevolg van de versnelde afhandeling van asielaanvragen door de Taskforce
gesprekken met bekeerlingen worden gevoerd door op dit specifieke punt onervaren medewerkers?
Klopt het voorts dat daarbij in individuele gevallen gebruik wordt gemaakt van middelen
als schriftelijk horen en telehoren? Zo ja, deelt u de mening dat dit onwenselijk
is voor een zorgvuldige beoordeling van deze casussen, en wat gaat u hier dan aan
doen?
Antwoord 12
Zoals aangegeven in antwoord 11, zijn er inderdaad een aantal Taskforce-medewerkers
die zelfstandig op gehoren ingezet kunnen worden. Zij zijn opgeleid om deze specifieke
gehoren te doen en worden te allen tijde begeleid door ervaren IND-medewerkers.
In sommige zaken wordt aan de asielzoeker gevraagd of hij wil deelnemen aan een schriftelijk
gehoor zodat het asielrelaas al bekend is voordat het gehoor met een medewerker plaatsvindt.
Het voordeel van het schriftelijk horen is dat op een efficiëntere manier en meer
doelgericht gehoord kan worden. Asielzoekers worden door hun advocaat voorgelicht
over het schriftelijk gehoor. Elke asielzoeker met een bekeringsmotief krijgt na het
schriftelijk gehoor nog een nader gehoor. De advocaat van de asielzoeker kan zowel
op het schriftelijk gehoor als op het persoonlijk nader gehoor correcties en aanvullingen
indienen.
Telehoren is, met name onder de omstandigheden en maatregelen van en door de COVID-19
crisis, versneld verder ontwikkeld en ingevoerd als hoormethode. Per zaak wordt bekeken
of deze manier van horen een mogelijkheid is. Kwetsbare asielzoekers, zoals bijvoorbeeld
alleenstaande minderjarigen, asielzoekers met psychische klachten of slechthorenden
krijgen in principe geen telegehoor. Indien tijdens het telegehoor blijkt dat de asielzoeker
zijn verhaal niet goed kan vertellen kan altijd besloten worden om de asielzoeker
uit te nodigen voor een fysiek gehoor. Daarbij worden te allen tijde de maatregelen
van het RIVM in acht genomen. Ook bij het instrument telehoren gelden de waarborgen
in de asielprocedure zoals rechtsbijstand en mogelijkheid tot het indienen van correcties
en aanvullingen.
Vraag 13
Klopt het dat door het werk van de Taskforce veel zaken van bekeerlingen niet tijdig
worden afgerond maar dat zij opnieuw te maken krijgen met een nieuwe wachttijd zonder
termijnen? Zo ja, deelt u de mening dat dit onwenselijk is, en wat gaat u hieraan
doen?
Antwoord 13
Het streven is om in elke zaak zo spoedig mogelijk een besluit te nemen. De Taskforce
is immers opgericht om zaken waarin een achterstand is ontstaan af te doen. Net als
in alle andere zaken kan het echter ook in zaken van bekeerlingen voorkomen dat er
in een zaak meer tijd nodig is omdat er bijvoorbeeld nog nader onderzoek nodig is.
Ook kan het voorkomen dat vooraf niet bekend is dat een bekeringsmotief wordt aangedragen
terwijl de zaak wordt gehoord door een Taskforce medewerker die hiervoor niet is toegerust.
In dat geval zal een nieuw gehoor moeten worden ingepland. Een van de redenen om het
schriftelijk gehoor als extra stap in het proces in te bouwen is onder andere gelegen
om voor het vervolg nader gehoor de juiste medewerker met de juiste ervaringsgraad
te kunnen koppelen.
Juist vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid is het van belang dat zaken met een bekeringsmotief
zoveel mogelijk gehoord worden door ervaren IND-medewerkers dan wel daartoe opgeleide
Taskforcemedewerkers en dat de besluitvorming op een juiste manier plaatsvindt.
Vraag 14
Bent u ervan op de hoogte dat het voor advocaten of andere rechtsbijstandsverleners
moeilijk is in procedures van de Taskforce begeleiding en bijstand te bieden? Wat
kunt u hieraan verbeteren?
Antwoord 14
Zoals ik in mijn beantwoording van eerdere vragen van uw Kamer heb aangegeven vindt
er regelmatig overleg plaats met vertegenwoordigers van de advocatuur over de logistiek
en behandeling van zaken door de Taskforce.4 Er zijn daarnaast diverse overleggen geweest met de advocatuur bij de start van de
schriftelijke procedure onder andere over het moment van het indienen van correcties
en aanvullingen. De procedure voor het begeleiden en bijstand bieden aan asielzoekers
is verder vergelijkbaar met zaken waarin niet schriftelijk gehoord wordt en in elke
zaak wordt de aanvrager dan ook bijgestaan door een advocaat of een rechtsbijstandverlener.
Uiteraard staat de IND altijd open om de samenwerking met de advocatuur te verbeteren.
Er vinden in dit verband periodiek gesprekken plaats met diverse vertegenwoordigingen
van de asiel advocatuur.
Vraag 16
Welke rol kunnen externe partijen spelen in het vergroten van de expertise op dit
punt, zodat dit uiteindelijk ook wordt meegewogen bij de besluitvorming door de IND
en de rechter?
Antwoord 16
De IND is gehouden om bewijs dat wordt aangedragen door de asielzoeker in de vorm
van expertiserapporten altijd te beoordelen en hier gemotiveerd op te reageren. Daarnaast
staat de IND, zoals aangegeven in mijn antwoord op vragen 4, 5 en 15, open voor presentaties
of andere kennisverbreding door externe partijen zoals bijvoorbeeld Stichting Gave.
Momenteel bestaat er dus al een mogelijkheid voor externe partijen om een rol te spelen
in het vergroten van de expertise van de IND en kunnen zij ook een rol spelen bij
de besluitvorming.
De rechtspraak is zelf verantwoordelijk voor het bevorderen van de kennis van rechters.
Het is niet aan mij om daar over te oordelen of om dat te beïnvloeden.
Vraag 18
Kunt u bij uw reactie op het rapport «Ongehoord. Onrecht in het vreemdelingenrecht»
ook specifiek ingaan op de door stichting Gave gepubliceerde zwartboek «Ongelofelijk.
Onrecht in de geloofwaardigheidsbeoordeling van geloofsovertuiging» en de daarin benoemde
knelpunten en aanbevelingen bij de behandeling en beoordeling van bekeerlingen?
Antwoord 18
In onderhavige beantwoording van uw vragen is reeds uitvoerig ingegaan op de geloofwaardigheidsbeoordeling
van bekeerlingen en mogelijke knelpunten die daarbij kunnen ontstaan, waaronder punten
die door stichting Gave worden benoemd in het zwartboek. Ik zie daarom geen aanleiding
om daar nogmaals specifiek op in te gaan in mijn reactie op de bundel «Ongehoord.
Onrecht in het vreemdelingenrecht».
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.