Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Evaluatierapport ‘De nieuwe weg van NWO. Schakel tussen wetenschap en samenleving’ (Kamerstuk 29338-221)
29 338 Wetenschapsbudget
Nr. 248
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 25 juni 2021
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de
brief van 12 oktober 2020 over het Evaluatierapport «De nieuwe weg van NWO. Schakel
tussen wetenschap en samenleving» (Kamerstuk 29 338 , nr. 221).
De vragen en opmerkingen zijn op 3 november 2020 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 22 juni 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Tellegen
Adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
2
Inbreng van de leden van de D66-fractie
2
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
2
Inbreng van de leden van de SP-fractie
4
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
5
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
5
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «de nieuwe weg van
NWO» (Bijlage bij Kamerstuk 29 338, nr. 221) en danken de commissie voor haar onderzoek. De leden zijn dan ook erg benieuwd naar
de reactie van het kabinet.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het eindrapport
van de commissie Rinnooy Kan getiteld «de nieuwe weg van NWO» en zien uit naar de
reactie van de Minister op de aanbevelingen.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het evaluatierapport
over NWO. Deze leden zijn de commissie erkentelijk voor de scherpe analyse en aanbevelingen.
Zij zijn benieuwd naar de reactie van het kabinet op het evaluatierapport en de aanbevelingen
en beoordelen dan of er noodzaak is tot het stellen van vragen.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met bijzondere belangstelling kennisgenomen
van het evaluatierapport «De nieuwe weg van NWO». Voornoemde leden benadrukken dat
het investeren in onderzoek en innovatie van cruciaal belang zijn. De COVID-19 pandemie
illustreert dit zeer duidelijk. Deze leden zijn dan ook positief over de aantoonbare
verbeteringen van de afgelopen jaren bij NWO. Voornoemde leden hebben enkele vragen
over de aanbevelingen van de commissie.
De leden van deze fractie lezen in het evaluatierapport een aantal aanbevelingen die
specifiek gericht zijn aan de Minister. Voornoemde leden zijn benieuwd naar de appreciatie
van de Minister inzake deze aanbevelingen. De commissie-Rinnooy Kan stelt in haar
rapport dat substantiële additionele middelen voor NWO noodzakelijk zijn. De leden
constateren ook dat inmiddels meerdere commissies hebben gepleit voor additionele
middelen voor onderzoek en innovatie. Derhalve vragen deze leden of er inmiddels niet
voldoende aanleiding is om substantiële additionele middelen vrij te maken, en of
de Minister hiertoe bereid is. Zo ja, aan welk bedrag zit de Minister te denken? Zo
nee, waarom niet? Deze leden constateren dat de commissie wijst op de huidige disbalans
tussen thematisch onderzoek en ongebonden onderzoek.1 De leden van de GroenLinks-fractie wijzen al langer op het belang van ongebonden
onderzoek, en pleiten ook al langer voor meer middelen hiervoor. Is de Minister het
met deze leden eens dat huidige situatie betreffende ongebonden onderzoek zeer problematisch
is? Zo nee, waarom niet? Zij vragen of de Minister ook de noodzaak ziet van additionele
middelen om de huidige disbalans te herstellen.
De commissie-Rinnooy Kan beveelt in haar rapport aan dat NWO zijn ongebonden onderzoek
moet structureren en beoordelen op wetenschappelijke excellentie zoals dat gebeurt
in de Excellent Science pijler van de Europese onderzoeksfinanciering; de programma’s
van de European Research Council (ERC).2 De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de brief van dr. Poot, ondertekend door
157 prominente wetenschappers, de aanbeveling voor extra fondsen voor bestaande ongebonden
onderzoeksprogramma’s bij NWO zoals de open competities of de Vernieuwingsimpuls,
programma’s die zijn ingericht volgens dezelfde principes als de ERC, of nieuwe programma’s
zoals bijvoorbeeld een post-VICI programma, analoog aan de ERC advanced subsidie3. Voornoemde leden zijn benieuwd naar de appreciatie van de Minister inzake deze aanbeveling.
Is de Minister het met deze leden eens dat extra fondsen voor bestaande ongebonden
onderzoeksprogramma’s bij NWO in lijn is met de aanbeveling van de commissie en derhalve
noodzakelijk om de huidige situatie te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben hiertoe al naar aanleiding van commissie-Weckhuysen
een motie ingediend, waarin de regering wordt verzocht met relevante stakeholders
in gesprek te gaan om te zorgen voor een betere balans tussen middelen voor ongebonden
onderzoek en strategisch onderzoek bij NWO4. Voornoemde leden vragen de Minister of zij dit advies van de commissie-Rinnooy Kan
kan meenemen in die gesprekken en de Kamer hierover wil informeren.
Honoreringspercentage
De honoreringspercentages bij de door NWO verstrekte subsidies zijn laag, constateert
de commissie.5 De oplossingen worden vaak gezocht in het verminderen van de aanvraagdruk. De leden
van de GroenLinks-fractie zien liever dat de beschikbare middelen hiervoor worden
verhoogd. Voornamelijk in het hoger beroepsonderwijs is de beperkte financiering,
zowel in de eerste geldstroom als via NWO problematisch. Is de Minister het met de
leden eens dat de aanvullende middelen noodzakelijk zijn ten einde de honoreringspercentages
te verhogen? Tevens vragen zij of de Minister bereid is om specifiek met het hoger
beroepsonderwijs in gesprek te gaan over aanvullende middelen hierover.
De leden van de GroenLinks-fractie zien dat in omringende landen, zoals Duitsland
het honoreringspercentage hoger ligt.6 Welke lessen kan de Minister trekken uit de resultaten van onze buurlanden, zo vragen
deze leden. Hoeveel is het honoreringspercentage gemiddeld in Europa? Is dit lager
of hoger dan het percentage in Nederland? Indien laatstgenoemde, kan de Minister uiteenzetten
hoeveel middelen noodzakelijk zijn om de honoreringspercentages op te krikken naar
het Europees gemiddelde? Ten aanzien van het lage honoreringspercentage doet de commissie
het voorstel om te werken met zogeheten rolling grants. Hiertoe is additioneel budget noodzakelijk, aldus de commissie.7 De commissie-Weckhuysen heeft dit voorstel eerder in haar evaluatierapport aangedragen,
waarop de Minister heeft aangegeven het voorstel te verkennen. De leden van de voornoemde
fractie zijn optimistisch over de voordelen. Derhalve zijn de leden benieuwd naar
de stand van zaken betreft de verkenning. Kan de Minister aangeven hoe het hiermee
staat en of zij voornemens is additioneel budget hiervoor vrij te maken, zo vragen
deze leden. Zij vragen wat de bezwaren zijn van de Minister om dit niet te doen.
De leden van de GroenLinks-fractie missen in het evaluatierapport het aspect diversiteit.
Deze leden vinden dit een gemiste kans gezien de maatschappelijke rol die NWO ambieert,
zoals in het evaluatierapport staat beschreven. Daarbij moeten de leden ook constateren
dat de samenstelling van de commissie-Rinnooy Kan te wensen overlaat als het gaat
om vertegenwoordiging van etnische diversiteit. Deelt de Minister de mening dat NWO
een belangrijke rol speelt in het bewerkstelligen van diversiteit in de wetenschappelijke
gemeenschap? Kan de Minister uiteenzetten hoe NWO diversiteit en inclusie beter kan
verankeren, in bijvoorbeeld de beoordeling van onderzoeksvoorstellen en het selecteren
van onderzoekers. Hoe wordt NWO meegenomen in het nationaal actieplan voor diversiteit
en inclusie in wetenschappelijk onderwijs en onderzoek? Tevens vragen zij of er naast
het impulsprogramma voor Nederlandse onderzoekers met een niet-westerse achtergrond
en vluchtelingen andere maatregelen zijn die NWO kan treffen.
De voornoemde leden lezen dat NWO jaarlijks 40 miljoen euro misloopt, omdat de budgetten
voor NWO – voor zover afkomstig van de begroting van OCW – in 2018 en 2019 niet zijn
geïndexeerd8. Kan de Minister toelichten waarom deze budgetten niet worden geïndexeerd en deze
alsnog indexeren? Zo nee, waarom niet, zo vragen zij.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van «De nieuwe weg van NWO. Schakel
tussen wetenschap en samenleving». De leden twijfelen aan de manier waarop NWO kwaliteit
stimuleert en onderzoeksvoorstellen selecteert en subsidieert. Zij hebben hierover
nog enkele vragen en opmerkingen.
De evaluatiecommissie stelt dat de honoreringspercentages laag zijn, de beoordelingsprocedures
ondoorzichtig en nodeloos bureaucratisch. De complexiteit van het aanvraagproces staat
niet altijd in verhouding tot de honoreringskans en de omvang van de subsidie. Onlangs
heeft NWO samen met VSNU9 een actieplan met maatregelen opgesteld. De commissie twijfelt aan de bepleite maatregelen
van voorselectie. Zij stellen dat dit het probleem van aanvraagdruk niet zal oplossen.
De leden vragen hoe de Minister hierover denkt.
De leden vragen of het niet doelmatiger is om NWO af te schalen en het geld dat daarbij
vrijkomt toe te voegen aan de eerste geldstroom of direct uit te keren aan wetenschappers.
De wetenschappers Krist Vaesen en Joel Katzav onderzochten of een basisbeurs voor
wetenschappers mogelijk zou zijn.10 Deze basisbeurs voor wetenschappers zou uitkomen op ongeveer 500.000 euro voor vijf
jaar voor een onderzoeker. Dit zou betekenen dat onderzoekers geen projectvoorstellen
hoeven te schrijven en in commissies hoeven te zitten om die van anderen te beoordelen,
waardoor wetenschappers meer tijd en geld hebben voor hun onderzoek. Afschaling van
NWO zou tevens kunnen leiden tot meer mankracht op de werkvloer, daling van de frustratie
bij wetenschappers, minder competitie en meer samenwerking. De leden vragen in hoeverre
de Minister openstaat voor dit idee.
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het evaluatierapport
over de NWO.
De leden vragen een reactie op de wenselijke verhouding tussen ongebonden en strategisch
onderzoek, mede in het licht van de verhouding die bij de ERC11. Deze leden constateren dat deze verhouding in Nederland met de meest gunstige presentatie
1:2,5, terwijl dit bij de ERC ongeveer 1:2 zou zijn. Vindt het kabinet het ook wenselijk
dat duidelijker gepresenteerd wordt wat die verhouding op basis van de bestaande budgetten
in Nederland is en of een streefnorm als toekomstperspectief zou moeten gelden.
De leden van de SGP-fractie constateren dat nog steeds veel onvrede bestaat bij onderzoekers
over de hoge aanvraagdruk. De veranderingen van de afgelopen jaren bieden voor dat
probleem geen wezenlijke oplossing. Deze leden vragen of het kabinet vanuit de gedachte
in het rapport dat NWO duidelijker als nationaal instituut geprofileerd kan worden
het niet voor de hand ligt de toekenning van middelen door NWO meer te richten op
de voorstellen die door de beoordelaars als kennelijk excellent gelden en de andere
voorstellen meer op basis van loting of buiten NWO af te doen. Eveneens vragen deze
leden in hoeverre het kabinet actief instellingen voor hoger onderwijs ondersteunt
bij het zoeken naar methoden voor eerlijke selectie in eigen huis.
De leden van de SGP-fractie vragen een reactie op de aanbeveling in het rapport om
NWO een prominenter rol te laten vervullen als boegbeeld van wetenschap en onderzoek.
Deze leden vragen in hoeverre het kabinet in deze begrijpelijke suggestie ook risico’s
onderkent voor het onafhankelijke imago van NWO.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ik dank de leden voor hun inbreng. Allereerst vragen de VVD-, CDA-, D66- en GroenLinks-fracties
naar de kabinetsreactie op het evaluatierapport. Deze stuur ik gelijktijdig naar de
Kamer.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er inmiddels niet voldoende aanleiding
is om additionele middelen vrij te maken, al dan niet specifiek voor ongebonden onderzoek,
het verhogen van de honoreringspercentages en rolling grants. Dit vraagt om budgettaire
afwegingen. Die dienen door het volgende kabinet te worden gemaakt.
Ook vragen de leden van de GroenLinks-fractie, evenals de leden van de SGP-fractie,
naar de balans tussen ongebonden en strategisch onderzoek. De SGP-fractie vraagt daarnaast
of er een streefnorm zou moeten gelden en verwijst naar de balans bij de European
Research Council. Ik acht een goede balans van belang. De commissie Weckhuysen12 adviseert om in te zetten op gelijkwaardige balans (incl. gelijke omvang in budget)
tussen ongebonden en strategisch onderzoek, maar geeft ook aan dat hiervoor extra
investeringen noodzakelijk zijn. Ik acht een sterke basis van vrij en ongebonden onderzoek
onverminderd van belang. Wetenschap staat daarbij niet op zichzelf, maar is ingebed
in een onderzoeks- en innovatie-ecosysteem. Daarbij is de hele kennisketen van belang.
Voor wetenschappelijke, technologische en maatschappelijke doorbraken zijn zowel ongebonden
als thematisch onderzoek belangrijk, en zowel toegepast als fundamenteel onderzoek.
Een wijziging in de huidige geldstromen vraagt om budgettaire afwegingen, dat is aan
een volgend kabinet.
Verder wordt gevraagd naar de uitvoering van de motie Westerveld13 over de balans tussen middelen voor ongebonden en strategisch onderzoek bij NWO.
Zij verzoekt daarin de regering zo spoedig mogelijk met relevante stakeholders in
gesprek te gaan over de vraag hoe de aanbeveling van de commissie Weckhuysen te implementeren.
Zoals aangegeven in de bijlage van de voortgangsrapportage van de Strategische Agenda
Hoger Onderwijs en Onderzoek en de Wetenschapsbrief14 is invulling gegeven aan deze motie tijdens het vervolgtraject van de commissie Weckhuysen.
Met NWO en de universiteiten heb ik reeds vaker gesproken over de balans tussen middelen
voor ongebonden en strategisch onderzoek. Die gesprekken hebben ook naar aanleiding
van dit rapport plaatsgevonden. Het is echter aan een nieuw kabinet om te besluiten
over de financiële implicaties hiervan.
Op het gebied van rolling grants vragen de leden van de GroenLinks-fractie naar de
status van de verkenning. Dit tweede rapport van de commissie Weckhuysen – dat is
opgesteld samen met de veldpartijen – is reeds aan de Kamer gezonden en besproken
met de Kamer tijdens een technische briefing.15 Zoals hierboven aangegeven dient een volgend kabinet te besluiten over de financiële
implicaties.
De commissie Weckhuysen heeft in dit rapport aangegeven dat universiteiten de eerstaangewezen
partij in de selectie en begeleiding van wetenschappelijk talent zouden moeten zijn.
Aanvullend stellen zij dat een toename van 1e geldstroommiddelen universiteiten in
staat zou stellen die verantwoordelijkheid ten volle op te pakken. Zij adviseren hiertoe
een fonds van permanente «rolling grants» in de 1e geldstroom zodat wetenschappers
gedurende hun gehele loopbaan ondersteund kunnen worden met deze middelen.16 Ik sta nog steeds positief tegenover het idee van «rolling grants». Het rolling grantfonds
voorziet onderzoekers vanaf het begin van hun carrière van een eigen werkkapitaal
in de vorm van – niet competitieve – onderzoeksbeurzen, zodat een stabiele financiering
van onderzoek in de eerste geldstroom en doorlopende onderzoekslijnen ontstaan. Het
is een eenvoudig en effectief instrument dat bijdraagt aan een oplossing voor de disbalans
in de basisfinanciering t.a.v. middelen voor onderzoek die wordt veroorzaakt door
de grote groei van het aantal studenten en wetenschappelijk personeel17. Het gaat tevens het aantal tijdelijke contracten tegen, omdat alleen UD’s, UHD’s
en hoogleraren met een vaste aanstelling in aanmerking komen voor een grant.
De leden vragen voorts naar de lessen die getrokken kunnen worden uit de resultaten
van onze buurlanden, onder andere op het gebied van honoreringspercentages. NWO staat
in goed contact met andere Europese wetenschapsfinanciers en wisselt ook best practices uit, maar een eenduidige vergelijking van wetenschapsfinanciering is niet direct mogelijk.
De nationale systematiek van wetenschapsfinanciering is in de verschillende Europese
landen vaak zeer verschillend ingericht. Een van de weinig beschikbare rapporten op
dit vlak is van de Oostenrijkse financier WIFO.18 Dit rapport laat ook zien dat er veel onderlinge verschillen zijn die een goede vergelijking
lastig maken: genoemde wetenschapsfinanciers hebben veelal verschillende doelen (sommige
financieren bijvoorbeeld geen thematisch onderzoek) en ook de vergeleken instrumenten
streven niet altijd eenzelfde doel na.
De leden vragen ook naar diversiteit en inclusie. Ik onderschrijf dat NWO een grote
rol kan spelen in het bewerkstelligen van meer diversiteit en inclusie. NWO is dan
ook een belangrijke partner in de uitvoering van het nationale actieplan diversiteit.
Het verankeren van diversiteit en inclusie in bestaande programma’s, zoals die van
NWO, is één van de vijf ambities van het actieplan. De adviescommissie die is ingesteld
naar aanleiding van het actieplan diversiteit zal OCW, NWO en andere veldpartijen
adviseren over de praktische invulling van deze ambitie. Zodra dit advies gereed is,
informeer ik uw Kamer hierover. Op basis daarvan worden verder stappen ondernomen.
Tot slot vragen de leden naar de indexatie van budgetten. Het klopt dat de bijdragen
aan NWO voor 2018 en 2019 niet volledig zijn geïndexeerd. De reden hiervan is dat
het niet-verplichte deel van de loon- en prijsontwikkeling (lpo)19 is ingezet voor tegenvallers op de begroting van OCW in die jaren. Dit ging om tegenvallers
op de leerlingen- en studentenontwikkeling en studiefinanciering in 2018 en de tegenvaller
bij onderhoud en vervangingen van de ICT-systemen bij DUO. De bijdragen aan NWO voor
2018 en 2019 zullen niet meer geïndexeerd worden, omdat daarvoor in latere jaren geen
dekking is.
De leden van de SP-fractie stellen dat de evaluatiecommissie Rinnooy Kan twijfelt
over het nut van voorselectie als instrument om de aanvraagdruk te verminderen en
vragen naar mijn mening. Ook de SGP-fractie vraagt hier naar, inclusief de mogelijkheid
om te loten. Op mijn verzoek hebben NWO en de VSNU een «Integraal plan verlagen druk
op het wetenschapssysteem» opgesteld20waarin zij gezamenlijke maatregelen aankondigen om de aanvraagdruk en de grote werkdruk
bij het wetenschappelijk personeel te kunnen reduceren en te beheersen. Dit komt bovenop
maatregelen die NWO in het verleden al heeft ingevoerd, zoals een «vooraanmelding
op basis van cv» in de Veni-ronde om de werklast in het veld te reduceren. Als onderdeel
van de nieuwe maatregelen onderzoeken NWO en VSNU onder andere wat het effect van
aanvraagquota kan zijn om de aanvraagdruk verder te reduceren. Voor NWO gaat het dan
om NWO-instrumenten met een bijzonder hoge aanvraagdruk. Er kan dan bijvoorbeeld naar
analogie met het instrument Zwaartekracht een gemaximeerd aantal (consortium)aanvragen
per instelling worden opgelegd. Randvoorwaarde is dat er geen sprake mag zijn van
verschuiving van de druk van NWO naar de universiteiten en de quotumregel geen afbreuk
doet aan de doelen van een betreffend financieringsinstrument. De universiteiten kijken
of zij een rol kunnen spelen bij de voorselectie van voorstellen of indieners. Ook
kijken ze of zij in hun beoordeling minder waarde kunnen hechten aan het verkrijgen
van beurzen. Dit past binnen de cultuuromslag van erkennen en waarderen. Daar horen
ook meer diverse carrièrepaden bij die de universiteiten als nieuw talentbeleid ontwikkelen.
Afhankelijk van de ontwikkelingen kan dit nieuw ontwikkelde talentbeleid op de middellange termijn dus ook als een vorm
van voorselectie gezien worden. Ik volg deze experimenten met interesse en als blijkt
dat nieuwe vormen van voorselectie bijdragen aan het oplossen van de aanvraagdruk,
dan verken ik die mogelijkheden graag.
In enkele andere landen wordt nagedacht over loting, als onderdeel van de selectieprocedure.
NWO is van deze ontwikkelingen op de hoogte en neemt deel aan RoRI, het Research on
Research Institute, een internationaal samenwerkingsverband van onderzoeksfinanciers
met als doel de eigen werkwijze te (laten) onderzoeken om deze te kunnen verbeteren.
Eén project van RoRI richt zich op «randomisation» in het selectieproces. Publieke
en private onderzoeksfinanciers uit verschillende landen die loting toepassen of daar
in geïnteresseerd zijn wisselen in dit project hun ervaringen uit. Inzet van «randomisation»
gebeurt met uiteenlopende doelstellingen en op verschillende momenten in het selectieproces;
de eerste resultaten van het project worden eind 2021 verwacht. NWO wacht de uitkomsten
van dit project af en zal de verschillende opties meewegen in hun aanpak van de aanvraagdruk.
Ook vragen de leden van de SP-fractie naar de mogelijkheid om de financiële bijdrage
aan NWO af te schalen. Hier sta ik niet voor open. NWO zorgt ervoor dat de kwaliteit
van onderzoek op topniveau blijft, door onafhankelijke beoordeling en de openheid
van de competitie. Op deze manier kunnen onze wetenschappers meedoen in de wereldtop.
Een onafhankelijke beoordeling op nationaal niveau zorgt voor de hoogste wetenschappelijke
kwaliteit en impact, aangezien op deze manier over de verschillende kennisinstituten
en universiteiten heen gekeken kan worden. Daarbij maakt een beoordeling op nationaal
niveau het mogelijk om andere belangrijke uitdagingen te adresseren, zoals het stimuleren
van een interdisciplinaire aanpak; het ontsluiten van wetenschappelijke onderzoeksresultaten
(open science); het verbinden van wetenschappelijk onderzoek aan maatschappelijke
uitdagingen; het wetenschapsbreed bevorderen van het nieuwe erkennen en waarderen
en het stimuleren van diversiteit en inclusie. NWO bevordert de samenwerking in onderzoek
tussen veel verschillende spelers in het wetenschapsveld en daarbuiten. Deze conclusie
volgt ook uit het evaluatierapport van de commissie Rinnooy Kan. Ten slotte draagt
een beoordeling op nationaal niveau bij aan gelijke kansen voor iedereen, buiten de
onderzoekslijnen bij universiteiten, zoals het evaluatierapport ook aangeeft. Geen
enkele universiteit of instelling alleen kan diezelfde mate van onafhankelijkheid
en kwaliteit borgen.
De leden van de SGP-fractie vragen naar de profilering van NWO als nationaal instituut
en als boegbeeld van wetenschap en onderzoek, inclusief de mogelijke risico’s. Ik
ben NWO erkentelijk voor de manier hoe zij haar «nexusrol» oppakt binnen onderzoek
en wetenschap. Dit gebeurt bijvoorbeeld in het stimuleren van de transitie in Open
Science en het bevorderen van het nieuwe erkennen en waarderen. Mede dankzij NWO is
Nederland hierbij een gidsland voor andere landen. Er zijn mij geen signalen bekend
dat deze rol risico’s met zich meebrengt voor het onafhankelijke imago van NWO. Juist
door de onafhankelijke positie van NWO en de vaststelling van haar wettelijke taken
kan zij bij uitstek fungeren als «nexus» binnen wetenschap en onderzoek. Het is daarom
nu en in de toekomst van groot belang om de wettelijke taken van NWO te borgen en
de rol van NWO niet af te schalen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier