Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 850 XVII Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 1 juli 2021
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast met
het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te
brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 10 juni 2021 voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken.
Bij brief van 21 juni 2021 zijn ze door de Minister van Buitenlandse Zaken beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Meijers
1
Kunt u voor de periode 2021–2025 toelichten wat de totale omvang is van de reeds in
de begrotingen opgenomen verplichtingen? Wilt u dit meerjarig toelichten, gespecificeerd
op het niveau van de beleids(sub)artikelen?
Antwoord:
De eerste suppletoire begroting geeft inzicht in de mutaties ten opzichte van de ontwerpbegroting
2021, zoals die met Prinsjesdag aan uw Kamer is gepresenteerd. Deze mutaties zijn,
indien daar sprake van is en voor zover significant, ook meerjarig toegelicht in deze
suppletoire begroting.
In de ontwerpbegroting zijn meerjarig, op het niveau van beleidsartikel, de verplichtingenbudgetten
geraamd zoals die op dat moment nodig werden geacht voor de uitvoering van de in de
ontwerpbegroting gepresenteerde beleidsagenda.
De optelling van de (meerjarige) verplichtingenmutaties uit de eerste suppletoire
begroting en eventuele mutaties als gevolg van Nota van Wijzigingen, moties, amendementen
of incidentele suppletoire begrotingen met de standen uit de ontwerpbegroting 2021
geeft de actuele stand van de verplichtingenramingen per begrotingsjaar. In de eerste
suppletoire begroting is de actuele verplichtingenraming voor het begrotingsjaar zichtbaar
in kolom 5 van de tabellen budgettaire gevolgen van beleid. Onderstaande tabel geeft
de actuele verplichtingenramingen voor de door u gevraagde jaren per beleids(sub)artikel
(bedragen x EUR 1.000).
Artikel
2021
2022
2023
2024
2025
Totaal begroting
2.417.627
3.397.540
1.881.029
1.831.478
2.552.895
1
Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen
498.601
535.216
328.824
302.481
341.239
1.1
Duurzame handels- en investeringssystemen, incl. MVO
31.235
28.103
29.359
26.016
23.924
1.2
Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie
104.316
89.413
88.915
88.415
88.415
1.3
Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden
363.050
417.700
210.550
188.050
228.900
2
Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat
762.192
591.000
750.057
450.667
564.485
2.1
Voedselzekerheid
425.660
253.050
298.800
234.280
304.030
2.2
Water
227.180
106.050
98.500
107.500
123.000
2.3
Klimaat
109.352
231.900
352.757
108.887
137.455
3
Sociale vooruitgang
467.209
856.568
310.630
368.235
712.969
3.1
Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids
281.110
604.918
170.617
232.822
595.611
3.2
Vrouwenrechten en gendergelijkheid
32.100
23.300
15.300
10.300
6.300
3.3
Maatschappelijk middenveld
64.499
69.350
70.713
71.113
57.058
3.4
Onderwijs
89.500
159.000
54.000
54.000
54.000
4
Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling
632.267
932.214
397.560
652.137
643.137
4.1
Humanitaire hulp
293.017
734.017
88.017
288.017
265.017
4.2
Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking
38.000
74.000
162.000
162.000
162.000
4.3
Veiligheid en rechtstaatontwikkeling
301.250
124.197
147.543
202.120
216.120
5
Multilaterale samenwerking en overige inzet
57.358
482.542
93.958
57.958
291.065
5.1
Multilaterale samenwerking
32.250
470.127
17.250
47.250
276.650
5.2
Overig armoedebeleid
25.108
12.415
76.708
10.708
14.415
5.4
Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen
0
0
0
0
0
2
Waaruit bestond de «eerdere verhoging» van het budget voor de tender Power of Voices?
Antwoord:
In 2020 zijn incidenteel de uitgaven voor Versterking Maatschappelijk Middenveld met
EUR 29,5 miljoen verhoogd omdat middelen op Onderwijs vrijvielen als gevolg van het
in 2020 niet doorgaan van International Finance Facility for Education (IFFEd). In
2021 worden deze hogere uitgaven gecorrigeerd. Het meerjarige totale budget voor Power
of Voices blijft ongewijzigd.
3
Kunt u een duidelijk overzicht geven van de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking,
in absolute bedragen, als gevolg van de corona-gerelateerde verlaging van het BNI
ten opzichte van wat oorspronkelijk was verwacht? Bij welke thema's en programma's
slaan deze bezuinigingen grotendeels neer?
Antwoord
Vanwege de daling van het ODA-budget in 2020 als gevolg van het door de COVID-crisis
gedaalde BNI zijn er twee maatregelen op de BHOS-begroting getroffen (naast incidentele
generale compensatie in 2020). De eerste maatregel betrof een kasschuif waarbij in
totaal EUR 464 miljoen uit de jaren 2023–2025 naar de jaren 2020–2022 is verschoven.
Deze maatregel is met Voorjaarsnota 2021 op basis van de nieuwe CPB-raming (CEP) voor
de jaren 2021 t/m 2025 teruggedraaid.
De tweede maatregel betrof de verlaging bij ontwerpbegroting 2021 van het budget op
de beleidsartikelen, zoals hieronder is weergegeven. Deze verlaging van het budget
is verwerkt bij eerste suppletoire begroting 2021. Dit vanwege de beperkte tijd tussen
het moment van de budgetdaling in 2020 en de publicatie van de BHOS-begroting 2021.
Het gaat om de volgende bedragen:
Beleidsartikel
2021
2022
2023
2024
2025
Bedragen x EUR 1.000
1 Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen
– 10.393
– 11.191
– 13.940
– 12.493
0
2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat
– 18.200
– 19.597
– 24.412
– 21.878
0
3 Sociale vooruitgang
– 18.595
– 20.023
– 24.942
– 22.353
0
4 Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling
– 18.674
– 20.108
– 25.048
– 22.448
0
5 Multilaterale samenwerking en overige inzet
– 5.962
– 6.419
– 7.996
– 7.166
– 1.338
Totaal
– 71.824
– 77.338
– 96.338
– 86.338
– 1.338
Dit is als volgt ingevuld:
1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen
De verlaging is opgevangen op de instrumenten voor leningen in de financiële sector,
voor opdrachten op het gebied van jeugdwerkgelegenheid (meerjarig) en voor de RVO
uitvoeringskosten (meerjarig) in het kader van private sector ontwikkeling.
2. Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat
De verlaging is naar verhouding opgevangen op verschillende instrumenten van de thema’s
onder artikel 2. Op artikel 2.1 (voedselzekerheid) is het budget voor het beurzenprogramma
van NUFFIC verlaagd en op artikel 2.2 zijn centrale en decentrale budgetten voor waterbeheer
verlaagd. Op artikel 2.3 is het budget voor klimaat op het instrument «bijdragen klimaat
algemeen» en de bijdrage aan UNEP meerjarig verlaagd.
3. Sociale vooruitgang
De verlaging is naar verhouding verwerkt over de subartikelen. Artikel 3.4 (Onderwijs)
is hierbij ontzien. Deze verhoudingsgewijze verdeling heeft als gevolg dat de verlaging
voornamelijk is verwerkt op SRGR subsidies (artikel 3.1). Zie ook de antwoorden op
vragen 13, 15, 16, 17, 25, 28 en 30 waarin de mutaties op het SRGR budget verder worden
toegelicht.
4. Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling
De verlaging is geheel verwerkt op de instrumenten voor legitieme stabiliteit en functionerende
rechtsorde van artikel 4.3.
5. Multilaterale samenwerking en overige inzet
De verlaging is grotendeels verwerkt op begrotingsartikel 5.1 Multilaterale Samenwerking.
Verlagingen zijn doorgevoerd op de instrumenten voor UNDP, UNICEF, het budget voor
Internationale Financiële Instellingen en het assistent-deskundigenprogramma bijgedragen.
Tot slot is het budget voor schuldverlichtingsactiviteiten beperkt verlaagd.
4
Kunt u toelichten hoe met de verhoging van de verplichtingen binnen de begroting van
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de uitgaven voor een volgend kabinet
al worden vastgelegd?
Antwoord:
De eerste suppletoire begroting geeft per beleidsartikel de raming van de verplichtingenstand
voor 2021. Dit is het bedrag waarvoor in dat jaar meerjarig juridische verplichtingen
(overeenkomsten) worden aangegaan. Uit deze juridische overeenkomsten volgt een bepaalde
verdeling van de uitgaven over de jaren waarvoor de overeenkomst is aangegaan. Deze
verdeling van de uitgaven over de jaren is pas bekend en wordt pas geboekt als juridisch
verplicht op het moment dat de overeenkomsten zijn ondertekend. Nederland gaat meerjarige
verplichtingen aan om een betrouwbare en voorspelbare partner in ontwikkelingssamenwerking
te zijn, alsook om de beheerlast van de uitvoering van het beleid werkbaar te houden.
Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor verplichtingenstanden voor de jaren 2022 tot
en met 2025.
Voor de jaren 2021 tot en met 2025 gelden voor de beleidsartikelen op basis van de
huidige standen de percentages juridisch verplicht uit onderstaande tabel. Deze percentages
zullen oplopen. Het relatief lage percentage voor artikel 4 komt mede doordat de inzet
van humanitaire hulp op dit beleidsartikel wordt geboekt. Dit budget wordt flexibel
ingezet daar waar de nood het hoogst is.
Percentage juridisch verplicht
2021
2022
2023
2024
2025
Artikel 1 – Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen
100
100
27
22
7
Artikel 2 – Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat
100
71
34
11
4
Artikel 3 – Sociale vooruitgang
99
70
50
43
29
Artikel 4 – Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling
98
26
8
2
1
Artikel 5 – Multilaterale samenwerking en overige inzet
99
42
24
17
14
5
Kunt u toelichten voor de periode 2021–2025 wat de totale omvang is van de reeds in
de begrotingen opgenomen verplichtingen? Wilt u dit meerjarig toelichten, gespecificeerd
op het niveau van de beleids(sub)artikelen?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 1.
6
Kunt u de reden van alle in de memorie van toelichting vermelde wijzigingen aangeven?
Kunt u ook aangeven waarom deze wijzigingen nu in de Voorjaarsnota pas doorgevoerd
worden en niet in de oorspronkelijke begroting voor het jaar 2021?
Antwoord:
De eerste suppletoire begroting geeft inzicht in de mutaties ten opzichte van de ontwerpbegroting
2021, zoals die met Prinsjesdag aan uw Kamer is gepresenteerd. Het ODA-budget is gekoppeld
aan de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI) en wordt een aantal keer
per jaar hiervoor bijgesteld op basis van ramingen van het Centraal Planbureau (CPB).
Als gevolg van tegenvallende economische omstandigheden door de COVID-19 pandemie
nam het meerjarig ODA-budget in 2020 structureel fors af. In 2020 is dit voor een
deel met incidentele, generale middelen gedekt. De meerjarige afname is bij Miljoenennota
2021 en BHOS Ontwerpbegroting 2021 bij de verschillende beleidsartikelen op het instrument
«nog te verdelen» geboekt vanwege de beperkte tijd tussen het moment van de budgetdaling
in 2020 en de publicatie van de BHOS-begroting 2021. De mutaties zijn vervolgens doorgevoerd
en zijn nu in de eerste suppletoire begroting 2021 binnen het beleidsartikel op instrumentniveau
verwerkt, zoals ook in de begroting 2021 en antwoorden op de Kamervragen aangekondigd.
Daarna is de begroting bijgesteld naar aanleiding van de meest recente ramingen van
het CPB (CEP 2021) over de ontwikkeling van het BNI. Op basis hiervan is het ODA-budget conform de
reguliere systematiek meerjarig naar boven bijgesteld. Ook is, op basis van bijgestelde
in- en uitstroomramingen, de toerekening aan ODA voor eerstejaarsopvang van asielzoekers
uit DAC-landen bijgesteld. De gevolgen van deze ontwikkelingen zijn, naast enkele
reguliere ontwikkelingen waaronder het verwerken van amendementen en moties sinds
Prinsjesdag, in deze eerste suppletoire begroting verwerkt.
7
Kunt u structureel geld vrijmaken voor de bestrijding van kinderprostitutie, met het
oog op de voorspelbaarheid voor maatschappelijke organisaties die hierbij betrokken
zijn?
Antwoord:
Op 14 mei 2021 startte het 1-jarige programma «Down to Zero, Building Back Better
in times of Covid» (DtZ BBB), gericht op het voorkomen van commerciële seksuele exploitatie
van kinderen. Dit programma is deels een continuering van het Strategische Partnerschap
Down to Zero (looptijd 2016–2020) alsook een extra financiering voor 16 maanden aan
dit partnerschap (tot juni 2021), want het betreft dezelfde partners en deels dezelfde
landen. Conform de wens van de Kamer is hiermee uitvoering gegeven aan de Motie Voordewind/Kuik
van 2 december 2020 en wordt ook voortgebouwd op het door uw Kamer in 2019 aangenomen
amendement Voordewind/Kuik.
Na afloop van dit programma is een evaluatie gepland, waarbij gekeken zal worden naar
de resultaten van dit programma en het voorgaande programma (Voice for Change) en
de aansluiting van deze programma’s bij het SRGR-beleid van het Ministerie.
Op basis van deze evaluatie zal eind 2022 besluitvorming plaats kunnen vinden over
eventuele voortzetting van de steun aan het maatschappelijk middenveld tegen kinderprostitutie.
8
Kunt u in een tabel toelichten hoe de bij de begroting 2021 opgenomen kasschuif is
teruggedraaid en hoe de werking van de kasschuif voor het jaar 2020 is opgelost?
Antwoord:
Zie hieronder in tabelvorm de oorspronkelijke kasschuif en het terugdraaien daarvan.
Het in 2020 toegevoegde budget van EUR 40 miljoen voor 2020 moest uiteraard worden
gedekt, en is bij het terugdraaien van de kasschuif verwerkt in 2022. Zoals uit de
tabel blijkt, zijn de bedragen in de overige jaren identiek -maar tegengesteld- aan
de oorspronkelijke kasschuif.
X miljoen EUR
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Oorspronkelijke kasschuif 2020
40
272
152
– 46
– 164
– 254
Terugdraaien kasschuif
– 272
– 192
46
164
254
9
Klopt het dat de inzet op de China-strategie tot nul is gereduceerd? Kunt u dit toelichten?
Antwoord:
Neen, het betreft hier slechts het deel van de Chinastrategie dat betrekking heeft
op duurzame handel en investeringen. Deze inzet op de China-strategie wordt (voor
een groot deel) uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Zo heeft
de RVO in opdracht van BZ een Informatie en Contactpunt voor decentrale overheden
opgericht, waar zij met vragen over China en inkomende delegaties uit China terecht
kunnen. Tevens heeft RVO de informatievoorziening aan het bedrijfsleven geïntensiveerd
door het opzetten van een International Business Academy. Daarnaast wordt nog gewerkt
aan de ontwikkeling van een online risico scan, waarmee bedrijven risico’s voor hun
specifieke sector in kaart kunnen brengen. Het budget dat hiervoor beschikbaar is
gesteld, is daarom overgeheveld naar het budget «bijdrage aan agentschappen, Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland op artikel 1.2».
De volledige inzet wat betreft de Chinastrategie is beschreven in de beleidsnotitie
«Nederland-China: een nieuwe balans» en is uw Kamer toegegaan via «Kamerbrief over
strategie Nederland ten opzichte van China» van 15 mei 2019.
10
Kunt u toelichten uit welke bijdragen de verhoging van de verplichtingen op artikel 1
is opgebouwd? Welk deel betreft de omschreven subsidies en welk deel betreft technische
mutaties?
Antwoord (vraag 10, 12, 27, 36 en 40):
Onderstaande tabel geeft het overzicht van de opbouw van de verplichtingenmutaties
per beleidsartikel naar instrument voor het begrotingsjaar 2021 (verplichtingen bedragen
x EUR 1.000). Het deel «nog te verdelen» betreft de technische tegenboeking in verband
met het verwerken van deze eerder geboekte korting over de verschillende instrumenten,
zoals toegelicht in de memorie van toelichting bij deze eerste suppletoire begroting.
Artikel
Omschrijving instrument
Totaal alle instrumenten alle artikelen
844.302
1
Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen
194.068
subsidies
125.179
opdrachten
12.366
bijdrage aan agentschappen
– 1.500
bijdrage (inter)nationale organisaties
48.200
bijdragen aan ander begrotingshoofdstuk
– 570
nog te verdelen
10.393
2
Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat
247.379
subsidies
64.000
opdrachten
– 15.000
bijdrage (inter)nationale organisaties
180.179
nog te verdelen
18.200
3
Sociale vooruitgang
255.194
subsidies
13.739
opdrachten
49.000
bijdrage aan agentschappen
400
bijdrage (inter)nationale organisaties
173.460
nog te verdelen
18.595
4
Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling
122.699
subsidies
– 22.112
bijdrage (inter)nationale organisaties
126.137
nog te verdelen
18.674
5
Multilaterale samenwerking en overige inzet
24.962
subsidies
810
opdrachten
50
bijdrage (inter)nationale organisaties
18.140
nog te verdelen
5.962
11
Kunt u toelichten waarom er een overheveling plaatsvindt van voedselzekerheid (artikel 2.1)
naar de versterkte private sector (artikel 1.3) in verband met een activiteit van
Agriterra?
Antwoord:
De activiteiten van Agriterra dragen zowel bij aan de indicatoren en resultaten van
artikel 2.1 (voedselzekerheid) als artikel 1.3 (versterkte private sector). Door de
overheveling wordt de samenhang tussen beide beleidsterreinen versterkt.
12
Kunt u toelichten uit welke bijdragen de verhoging van de verplichtingen op artikel 2
is opgebouwd? Welk deel betreft de omschreven subsidies en welk deel betreft technische
mutaties?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 10.
13
Met welk doel worden de subsidies voor Seksuele en Reproductieve Gezondheidsrechten
(SRGR) & hiv/aids in 2021 met 65.875.000 euro verlaagd?
Antwoord:
Het totale budget voor SGRG neemt toe, maar de verdeling over de verschillende instrumenten
is aangepast als gevolg van toenames van het instrument bijdrages en van het instrument
opdrachten voor onder andere: Product Development Partnerships (EUR 26 miljoen), Gavi/International
Finance Facility for Immunization (IFFIm) (EUR 25 miljoen), The Global Financing Facility
for Women, Children and Adolescents (GFF, EUR 10 miljoen) en de West African Health
Organization (WAHO) (EUR 5 miljoen). Daarnaast wordt het saldo onder «nog te verdelen»
zoals toegelicht in de Miljoenennota 2021 en Ontwerpbegroting 2021, voor de jaren
2021 tot en met 2024, gedeeltelijk verwerkt op SRGR subsidies (artikel 3.1). Deze
verwerking wordt tenietgedaan door de overheveling vanuit artikel 3.3 (Maatschappelijk
Middenveld) van jaarlijks EUR 20 miljoen als bijdrage aan de nieuwe SGRG partnerschappen.
14
Wat is de achtergrond van de positieve «nog te verdelen» uitgaven op artikel 3.1 in
2021 tot 2025?
Antwoord:
Dit is een technische tegenboeking van de nog openstaande negatieve saldo’s op «Nog
te verdelen» voor 2021–2025.
15
Met welk doel worden de subsidies voor SRGR &hiv/aids in 2022 met 60.115.000 miljoen
euro verlaagd?
Antwoord:
Het totale budget voor SGRG neemt toe, maar de verdeling over de verschillende instrumenten
is aangepast als gevolg van toenames van het instrument bijdrages en van het instrument
opdrachten voor onder andere: de Product Development Partnerships (PDP’s) (EUR 7 miljoen),
Gavi/International Financing Facility for Immunization (IFFIm) (EUR 25 miljoen), The
Global Financing Facility for Women, Children and Adolescents (GFF, EUR 26 miljoen)
en de West African Health Organization (WAHO) (EUR 5 miljoen). De middelen blijven
dus beschikbaar voor Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR)
16
Waarom worden de uitgaven op artikel 3.1 verlaagd? Gaat dit ten koste van bestaande
programma’s? Zo ja welke?
Antwoord:
De uitgaven op artikel 3.1 worden niet verlaagd. In 2021 komt er EUR 97 miljoen bij
in 2022 en in verdere jaren circa EUR 22 miljoen per jaar.
Deze toename wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door extra bijdragen aan COVID-19 Vaccines
Global Access (COVAX) en Global Fund to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria (GFATM)
in verband met de COVID-19 pandemie. Daarnaast vindt een overheveling plaats voor
de jaren 2021 tot en met 2025 van artikel 3.3 Maatschappelijk Middenveld naar artikel 3.1
Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) en hiv/aids als bijdrage aan
de nieuwe SRGR-partnerschappen.
Zie hiervoor ook de antwoorden op de vragen 13 en 15.
17
Wat is de precieze reden van de verhoging van het budget voor de SRGR-partnerschappen
in artikel 3.1?
Antwoord:
Deze toename wordt in 2021 hoofdzakelijk veroorzaakt door extra bijdragen aan COVID-19
Vaccines Global Access (COVAX) (EUR 65 miljoen) en Global Fund to Fight AIDS, Tuberculosis
and Malaria (GFATM) (EUR 12 miljoen) in verband met de COVID-19 pandemie. Daarnaast
vindt een overheveling van EUR 20 miljoen plaats voor de jaren 2021 tot en met 2025
van artikel 3.3 Maatschappelijk Middenveld naar artikel 3.1 Seksuele en Reproductieve
Gezondheid en Rechten (SRGR) en hiv/aids als bijdrage aan de nieuwe SRGR-partnerschappen.
Zie hiervoor ook de antwoorden op de vragen 13 en 15.
18
Gaat de verlaging van de uitgaven op artikel 3.3 ten koste van bestaande programma’s?
Zo ja, welke?
Antwoord:
Nee, de verlagingen hebben geen gevolgen voor bestaande programma’s. Het betreft een
overheveling van EUR 20 miljoen voor de jaren 2021 tot en met 2025 naar artikel 3.1
SRGR en hiv/aids als bijdrage aan de nieuwe SRGR-partnerschappen. Daarnaast werden
in 2020 middelen die op Onderwijs vrijvielen als gevolg van het in 2020 niet doorgaan
van de International Finance Facility for Education (IFFEd) ingezet voor Versterking
Maatschappelijk Middenveld 2020. In 2021 worden deze hogere uitgaven gecorrigeerd.
Het meerjarige totale budget voor Power of Voices blijft ongewijzigd.
Tenslotte betreft het jaarlijks een verlaging van EUR 3,4 miljoen in 2021, aflopend
naar EUR 1,8 miljoen in 2021 als gevolg van daling van het ODA-budget in 2020. Deze
korting wordt opgevangen binnen de vrije ruimte op dit artikel.
19
Waarom correspondeert de verlaging van de uitgaven op artikel 3.3 zoals weergeven
in de Voorjaarsnota niet met de daling zoals vermeld in de memorie van toelichting?
Antwoord:
Het verschil wordt veroorzaakt door de mutatiereeks van de Twinningsfaciliteit Suriname.
Deze is in de eerste suppletoire begroting van BHOS geboekt onder beleidsartikel 3.3
Maatschappelijk middenveld. In de voorjaarsnota is deze reeks op pagina 184 inzake
de uitgaven van de Homogene Groep Internationale Samenwerking geboekt onder het kopje
«Diversen» en niet onder het kopje «Versterking maatschappelijk middenveld».
20
Van de bijna 53 miljoen euro aan vermindering van het budget voor het maatschappelijk
middenveld op artikel 3.3. gaat 20 miljoen euro naar de multinationale organisaties
(artikel 5.1), maar waar gaat de overige 33 miljoen euro van deze vermindering naartoe?
Antwoord:
EUR 20 miljoen is niet overgeheveld naar artikel 5.1 maar naar artikel 3.1 voor de
nieuwe Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR)-partnerschappen. Daarnaast
wordt nog eens EUR 25 miljoen overgeheveld naar artikel 3.1 voor de extra bijdrage
aan COVID-19 Vaccines Global Access (COVAX). EUR 4,5 miljoen wordt overgeheveld naar
artikel 3.4 ter compensatie van een eerdere overheveling van artikel 3.4 naar 3.3
in 2020. Tenslotte vindt een mutatie plaats van EUR 3,4 miljoen vanwege daling van
het ODA-budget in 2020.
21
Kan het negatieve bedrag van ruim 64 miljoen euro op artikel 3.3 maatschappelijk middenveld
precies worden uitgesplitst? Welke subsidies worden gewijzigd? Wat zijn daarbij de
andere negatieve bedragen naast het nieuwe partnerschap van SRGR en de deelse overheveling
die samenhangt met de International Finance Facility for Education?
Antwoord:
De mutatie van EUR 64 miljoen op subsidies bestaat uit overhevelingen van EUR 20 miljoen
voor de nieuwe Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR)-partnerschappen,
EUR 25 voor COVID-19 Vaccines Global Access (COVAX), EUR 4,5 miljoen naar artikel 3.4
ter compensatie van een eerdere overheveling van artikel 3.4 en EUR 3,4 daling van
het ODA-budget (zie ook vraag 20). De resterende EUR 11,1 miljoen wordt overgeheveld
van subsidies naar opdrachten die onderdeel uitmaken van het beleidskader Versterking
Maatschappelijk Middenveld. Deze overhevelingen hebben geen gevolgen voor de bestaande
programma’s.
22
Met hoeveel euro is het verplichtingenbudget verhoogd om nieuwe contracten te kunnen
sluiten voor Product Development Partnerships (PDP’s)?
Antwoord:
Het verplichtingenbudget voor de nieuwe contracten voor Product Development Partnerships
(PDP’s) is EUR 35 miljoen.
23
Kunt aangeven wat de criteria zijn om gebruik te maken van de PDP-middelen?
Antwoord:
Het doel van de subsidieverlening in het kader van het Fonds Product Development Partnerships
III (PDP III), is het bevorderen van de ontwikkeling van geneesmiddelen, vaccins en
diagnostica om armoede- en Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR)
gerelateerde aandoeningen en ziekten te voorkomen en te bestrijden. Het moet gaan
om de ontwikkeling van producten waarbij sprake is van marktfalen. De toekenning van
de PDP-middelen is middels een aanbesteding gegaan. Voor het verstrekken van de additionele
middelen aan de PDP’s voor het jaar 2021 zijn dezelfde criteria gehanteerd. Daarnaast
dienden de activiteiten betrekking te hebben op het-/dezelfde prioriteitsgebied(en),
en een verdieping of verbreding te zijn van de activiteit waarvoor reeds een subsidie
was verleend.
24
Kunt u aangeven hoe de PDP-middelen in deze begroting zich verhouden tot het onderzoek
naar de PDP's dat in 2020 afgerond zou moeten zijn?
Antwoord:
De looptijd van het Fonds Product Development Partnerships III (PDP III) (2015–2020)
is tot en met 31 december 2021 verlengd, waarbij het budget is verhoogd met EUR 17,26 miljoen
(20 procent). Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 23 zijn de criteria die daarbij
worden gehanteerd onveranderd. Mede ter uitvoering van motie 35 570 XVII, nr. 23 van het lid Kuik vindt dit jaar de geplande externe evaluatie van Product Development
Partnerships (PDP’s) plaats. Dit komt in de plaats van een intern onderzoek om de
PDP’s meer aan te laten sluiten bij de prioriteiten van de BHOS nota. Het eindrapport
wordt in het najaar samen met een beleidsreactie met de Tweede Kamer gedeeld. Mede
op basis van de uitkomst van deze evaluatie zal besluitvorming plaatsvinden over de
toekomstige samenwerking met de PDP’s.
25
Waaruit bestaat de verhoging van het budget voor de SRGR-partnerschappen?
Antwoord:
Onder het beleidskader Samenspraak en Tegenspraak (2016–2020) was Seksuele en Reproductieve
Gezondheid en Rechten (SRGR) een thema waarop binnen het maatschappelijk middenveld
werd ingezet. Binnen Power of Voices is dit niet het geval, omdat er een vergelijkbaar
SRGR Partnerschap fonds is. Om toch vergelijkbare inzet op SRGR te behouden is EUR 20 miljoen
per jaar overgeheveld van Versterking Maatschappelijk Middenveld (artikel 3.3) naar
SRGR (artikel 3.1) ten bate van het SRGR Partnerschap Fonds.
26
Welke programma's worden er naast Power of Voices gefinancierd uit artikel 3.3?
Antwoord:
Naast Power of Voices Partnerschappen worden 1) het Civic Space Fund, 2) Voice, 3)
Civicus, 4) International Centre for Not-for-Profit Law (ICNL), 5) Digitial Defenders
Partnership (DDP), 6) Partos Learning and Innovation Programme en 7) de Twinning faciliteit
Suriname gefinancierd.
27
Kunt u toelichten uit welke bijdragen de verhoging van de verplichtingen op artikel 3
is opgebouwd? Welk deel betreft de omschreven subsidies en bijdragen, en welk deel
betreft technische mutaties?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 10.
28
Waarom wordt het budget voor SRGR met 97 miljoen euro verhoogd en waarom vallen extra
corona-uitgaven onder deze noemer?
Antwoord:
De verhoging van het SRGR budget bestaat uit EUR 77 miljoen corona uitgaven en een
overheveling van EUR 20 miljoen vanuit artikel 3.3 als bijdrage aan het SRGR Partnerschap
Fonds.
Er is gekozen om voor budget voor Corona-bestrijding, die naar verwachting tijdelijk
is, geen nieuw beleidsartikel te introduceren. Het budget is daarom geplaatst op beleidsartikel 3.1
omdat het in geval van COVID-19 ook gaat om het bevorderen van gezondheid.
29
Waarom gaat er 20 miljoen euro af van het budget voor het maatschappelijke middenveld
en gaat dit naar nieuwe SRGR-partnerschappen? Welke zijn dit en wanneer is dit besloten?
Antwoord:
Onder het beleidskader Samenspraak en Tegenspraak (2016–2020) was Seksuele en Reproductieve
Gezondheid en Rechten (SRGR) een thema waarop binnen het maatschappelijk middenveld
werd ingezet. Binnen de Power of Voices partnerschappen is dit niet het geval, omdat
er een vergelijkbaar SRGR Partnerschap Fonds is. Om toch vergelijkbare inzet op SRGR
te behouden is bij het opstellen van de beleidskaders voor de nieuwe partnerschappen
besloten om EUR 20 miljoen per jaar over te hevelen van Versterking Maatschappelijk
Middenveld (Power of Voices Partnerschappen) (artikel 3.3) naar SRGR (SRGR Partnerschap
Fonds) (artikel 3.1).
30
Wat is de reden van de overheveling voor de jaren 2021 t/m 2025 van artikel 3.3 (maatschappelijk
middenveld) naar artikel 3.1 (SRGR) als bijdrage aan de nieuwe partnerschappen?
Antwoord:
Onder het beleidskader Samenspraak en Tegenspraak (2016–2020) was Seksuele en Reproductieve
Gezondheid en Rechten (SRGR) een thema waarop binnen het maatschappelijk middenveld
werd ingezet. Binnen de Power of Voices partnerschappen is dit niet het geval, omdat
er een vergelijkbaar SRGR Partnerschap Fonds is. Om toch vergelijkbare inzet op SRGR
te behouden is bij het opstellen van de beleidskaders voor de nieuwe partnerschappen
besloten om EUR 20 miljoen per jaar over te hevelen van Versterking Maatschappelijk
Middenveld (Power of Voices Partnerschappen) (artikel 3.3) naar SRGR (SRGR Partnerschap
Fonds) (artikel 3.1).
31
Hoe groot is de deelse overheveling die samenhangt met het niet doorgaan van International
Finance Facility for Education?
Antwoord:
In 2020 is van de reservering voor de International Finance Facility for Education
EUR 29,5 miljoen ingezet voor Versterking Maatschappelijk Middenveld.
32
Hoe wordt de extra bijdrage aan COVAX nu precies gedekt?
Antwoord:
De totale extra bijdrage aan COVAX en Global Fund for Aids, Tuberculosis and Malaria
beslaat EUR 77 miljoen. EUR 25 miljoen daarvan is een overheveling van artikel 3.3
naar artikel 3.1. Daarnaast komt EUR 52 miljoen uit vrije ruimte op de ODA-begroting.
33
Waaruit bestond de «eerdere verhoging» van het budget voor de tender Power of Voices?
Antwoord:
In 2020 zijn incidenteel de uitgaven voor Versterking Maatschappelijk Middenveld verhoogd
met EUR 29,5 miljoen omdat middelen op Onderwijs vrijvielen als gevolg van het niet
van start gaan van de International Finance Facility for Education (IFFEd) in 2020.
In 2021 worden deze hogere uitgaven gecorrigeerd. Het meerjarige totale budget voor
Power of Voices blijft ongewijzigd.
34
Kunt u nader ingaan op de sterke afname van uitgaven onder artikel 3.3 (maatschappelijk
middenveld) en daarbij aangeven welk deel van de vermindering van 52.800.00 euro samenhangt
met welke overheveling? En welk deel niet het gevolg is van een overheveling?
Antwoord:
EUR 20 miljoen is overgeheveld naar artikel 3.1 ten bate van het nieuwe Seksuele en
Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) Partnerschap Fonds (2021–2025). Daarnaast
wordt er nog eens EUR 25 miljoen overgeheveld naar artikel 3.1 voor de extra bijdrage
aan COVAX. EUR 4,5 miljoen wordt overgeheveld naar artikel 3.4 ter compensatie van
een eerdere overheveling van artikel 3.4 naar artikel 3.1. Tenslotte vindt er een
mutatie plaats van EUR 3,4 miljoen vanwege een aandeel in de daling van het ODA-budget
in 2020.
35
Wat is de reden van de verlaging van het uitgavenbudget maatschappelijk middenveld
voor de komende jaren? Waarom moet er een eerdere verhoging gecompenseerd worden?
Antwoord:
EUR 20 miljoen is overgeheveld naar artikel 3.1 ten bate van het nieuwe Seksuele en
Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) Partnerschap Fonds (2021–2025) Daarnaast
wordt er nog eens EUR 25 miljoen overgeheveld naar artikel 3.1 voor de extra bijdrage
aan COVAX. EUR 4,5 miljoen wordt overgeheveld naar artikel 3.4 ter compensatie van
een eerdere overheveling van artikel 3.4 naar artikel 3.1. Tenslotte vind er een mutatie
plaats van EUR 3,4 miljoen vanwege een aandeel in de daling van het ODA-budget in
2020.
36
Kunt u toelichten uit welke bijdragen de verhoging van de verplichtingen op artikel 4
is opgebouwd? Welk deel betreft de omschreven subsidies en welk deel betreft technische
mutaties?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 10.
37
Waarom is er een verplichting in een lopend programma voor Mali vanuit 2022 en 2023
naar voren gehaald?
Antwoord:
Voor het aangaan van verplichtingen voor twee nieuwe programma’s in 2021 is een bedrag
van EUR 28 miljoen benodigd. Het beschikbare bedrag was EUR 9 miljoen, daarom is het
verplichtingenbudget van 2022 en 2023 verlaagd en is dit overgeheveld naar 2021. Het
eerste programma betreft het Programme de Gouvernance Local Redevable Phase II uitgevoerd
door SNV. Het tweede programma betreft het nieuw te starten Projet d'appui à la stabilisation
et à la paix au Mali (PROSMED) met UNDP.
38
Welke activiteiten worden concreet niet meer ondersteund als gevolg van de vermindering
van bijna 10 miljoen euro op het onderwerp legitieme stabiliteit onder artikel 4.3?
Antwoord:
De vermindering van EUR 10 miljoen op het artikel 4.3 betrof een reallocatie vanuit
nog niet verplichte middelen en had daarom geen effect op reeds geplande of lopende
activiteiten.
39
Wat is de achtergrond van de positieve «nog te verdelen» uitgaven in 2021 tot 2025?
Antwoord:
De positieve bedragen op het verdeelartikel 5.4 «nog te verdelen in verband met wijzigingen
BNI en/of toerekeningen» hangen samen met het feit dat het ODA-budget wordt gecorrigeerd
voor ontwikkelingen van het BNI. In het kader van behoedzaamheid en stabiliteit in
de begroting worden groei en krimp van het ODA-budget niet direct vertaald in de OS-programmalijnen,
maar verwerkt via het verdeelartikel 5.4. Deze zogeheten BNI-ruimte kan immers weer
toenemen of afnemen als in de loop van het jaar de BNI-raming wordt bijgesteld. Daarom
wordt op het verdeelartikel 5.4 een buffer aangehouden die idealiter ook een stijgend
verloop kent. Daarnaast kan er sprake zijn van een toename van toerekeningen aan het
ODA-budget zoals de uitgaven aan eerstejaars asielzoekers. Om dergelijke fluctuaties
op te vangen is het verdeelartikel in 2017 gecreëerd. Gedurende het begrotingsjaar
worden de middelen op dit artikelonderdeel daarom ingezet om fluctuaties in de BNI-ontwikkeling
en toerekeningen op te vangen. Resterende middelen worden gedurende het jaar binnen
de BHOS-begroting herverdeeld naar de beleidsartikelen. De Kamer ontvangt daarover
op de geëigende begrotingsmomenten informatie.
40
Kunt u toelichten uit welke bijdragen de verhoging van de verplichtingen op artikel 5
is opgebouwd? Welk deel betreft de omschreven subsidies en welk deel betreft technische
mutaties?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 10.
41
Kan in een overzicht precies worden aangegeven met hoeveel het ODA-budget is gestegen
en hoe deze middelen zijn verdeeld om enerzijds de kasschuif van 2021–2025 te repareren
en anderzijds een buffercapaciteit op artikel 5.4 te maken?
Antwoord:
Stijgingen of dalingen van het ODA-budget worden verwerkt op het verdeelartikel 5.4
van de begroting van BHOS. De belangrijkste mutaties tussen de BHOS-begroting 2021
en de Voorjaarsnota op artikel 5.4 zijn hieronder in tabelvorm weergegeven. Alleen
de BNI mutatie CEP 2021 heeft overigens effect op het ODA-budget. De overige mutaties
betreffen mutaties binnen het ODA-budget.
x miljoen EUR
2021
2022
2023
2024
2025
Stand verdeelartikel begroting 2021
69
73
68
49
46
Aanpassing raming eerste jaarsopvang asielzoekers
199
84
66
68
71
BNI mutatie CEP 2021
50
160
206
226
234
HGIS eindejaarsmarge
58
–
–
–
–
subtotaal
376
317
339
343
351
Reparatie kasschuif
– 272
– 192
46
164
254
intensivering COVAX/PRGT
– 72
–
–
–
–
Technische mutaties en overig
– 30
6
– 5
– 5
– 8
Nieuwe stand verdeelartikel 5.4 Voorjaarsnota
2
130
381
502
597
42
Hoe groot is de meerjarige buffercapaciteit nu op artikel 5.4?
Antwoord:
De stand van het verdeelartikel treft u in de eerste suppletoire begroting onder (verdeel)artikel 5.4
en is hieronder in tabelvorm weergegeven.
x miljoen EUR
2021
2022
2023
2024
2025
Stand verdeelartikel 5.4
2
130
381
502
597
43
Kan een precieze berekening worden gegeven van de stijging van het ODA-budget door
de ontwikkeling van het BNI als gevolg van de meest recente ramingen van het Centraal
Planbureau (CEP 2021)?
Antwoord:
De berekeningen van de aanpassingen van het ODA-plafond zijn gestoeld op berekeningen
van het Centraal Planbureau en het Ministerie van Financiën.
De BHOS-begroting en HGIS-nota voor 2021 zijn gebaseerd op de MEV van het CPB van
september 2020. Toen raamde het CPB een BNI over 2021 van EUR 821,6 miljard. Dit is
te zien in Bijlage 3 van de HGIS-nota 2021. Vervolgens heeft het CPB met de CEP 2021
(voorjaar 2021) deze raming naar boven bijgesteld naar EUR 828,7 miljard. Het verschil
van EUR 7,1 miljard verklaart de toename van het ODA-plafond zoals deze in de eerste
suppletoire begroting is vermeld.
Als men het verschil vermenigvuldigt met het basisbedrag van 0,7% van het BNI dan
krijgt men het bedrag waarmee het ODA-plafond wordt verhoogd. De berekening is dus
als volgt: EUR 7,1 miljard * 0,007 = EUR 50 miljoen over 2021.
44
Kan nader worden verklaard hoeveel het ODA-budget is gestegen doordat de toerekening
voor eerste jaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen lager is geworden?
Antwoord:
Het ODA-budget is als gevolg van de aangepaste raming eerstejaarsopvang asielzoekers
in totaal gelijk gebleven. De verlaging van de raming voor eerstejaarsopvang asielzoekers
heeft echter wel een positieve mutatie op het verdeelartikel 5.4 tot gevolg.
45
Waarom wordt de toerekening voor eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen
niet ingezet voor extra uitgaven zoals ook bij Najaarsnota is gedaan?
Antwoord:
Bij Voorjaarsnota 2021 zijn, naast het terugdraaien van de kassschuif, EUR 72 miljoen
extra uitgaven mogelijk gemaakt aan ACT-A en PRGT (Poverty Reduction Growth Trust,
een programma van het IMF). Dit was mogelijk door de gunstige BNI-ontwikkeling en
de gunstige raming van de toerekening voor eerstejaarsopvang van asielzoekers. De
gunstige toerekening voor eerstejaarsopvang van asielzoekers is dus ingezet om beide
mogelijk te maken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier