Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Paternotte over uitwisseling van studenten tijdens corona
Vragen van het lid Paternotte (D66) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de uitwisseling van studenten tijdens corona (ingezonden 2 juni 2021).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
16 juni 2021)
Vraag 1
Hoeveel studenten hebben de afgelopen drie jaar deelgenomen aan een uitwisselingprogramma
van en naar Nederland?
Antwoord 1
In onderstaande tabel zijn de aantallen inkomend en uitgaande studenten in de afgelopen
3 jaar weergegeven. Ten aanzien van Erasmus+ geldt dat de cijfers over 2019 en 2020
nog niet volledig zijn, omdat een deel van de mobiliteitsprojecten nog niet is afgerond
2018–19
2019–20
2020–21
In
Uit
In
Uit
In
Uit
Holland Scholarship
617
742
616
825
454
85
Erasmus+
15.524
14.787
14.733
14.225
6.628
1.900
16.141
15.529
15.349
15.050
7.082
1.985
Vraag 2
Bent u het ermee eens dat het een ontzettend waardevolle ervaring voor een student
is om enige tijd in het buitenland te wonen en te studeren, en het een verrijking
voor Nederland is als ook internationale studenten enige tijd in Nederland studeren?
Antwoord 2
Ja, daar ben ik het mee eens. De inspanningen die instellingen plegen om uitwisselingen
zo veel en veilig mogelijk door te laten gaan waardeer ik dus ook zeer.
Vraag 3
Heeft u overleg met onderwijsinstellingen over de doorgang van uitwisselingprogramma’s
van studenten?
Antwoord 3
Het besluit over deelname aan uitwisselingsprogramma’s is aan instellingen zelf. Mijn
medewerkers hebben wel geregeld overleg met de koepels, Nuffic, het Ministerie van
Buitenlandse Zaken en de IND over coronamaatregelen en de invloed op studentenmobiliteit.
Deze overleggen zijn vooral bedoeld om informatie uit te wisselen en het veld zoveel
mogelijk duidelijkheid te bieden.
Vraag 4
Zijn er hogescholen en universiteiten die, zoals de Universiteit van Amsterdam eerder
voorgenomen had1, op dit moment hebben besloten om voor komend semester generiek, voor alle mogelijke
bestemmingen, uitwisselingen van studenten te annuleren?
Antwoord 4
De wijze waarop instellingen omgaan met uitwisseling in het nieuwe studiejaar verschilt.
Instellingen moeten een afweging maken of mobiliteitsprojecten, binnen de kaders,
doorgang kunnen vinden of niet. De UvA heeft er in eerste instantie voor gekozen om
hierin een generiek besluit te nemen om tijdig duidelijkheid aan haar studenten te
kunnen bieden. Dit besluit is inmiddels in overleg met de medezeggenschap herzien.
Vraag 5
Klopt het dat de meeste hogescholen en universiteiten nog een besluit moeten nemen
over de doorgang van uitwisselingen van studenten?
Antwoord 5
Mijn beeld is dat instellingen, met het oog op het belang dat zij hechten aan uitwisseling,
veel tijd en energie steken in het zoveel en veilig mogelijk laten doorgaan van deze
programma’s. De meeste instellingen hebben hier al wel een besluit over genomen. Gelet
op de onvoorspelbaarheid van epidemiologische omstandigheden, vraagt dit voortdurend
aandacht en eventuele bijstelling van de keuzes die gemaakt worden.
Vraag 6
Welke overwegingen en knelpunten liggen ten grondslag aan het besluit van onderwijsinstellingen
om (mogelijk) generiek te besluiten alle uitwisselingen te annuleren?
Antwoord 6
In deze tijden, waarin het COVID-19 virus nog onvoorspelbaar is, is het lastig om
zekerheden te bieden of vooruit te lopen op de situatie over een aantal maanden. Instellingen
maken daarbij hun eigen afweging over wat zij als veilig en verantwoord beschouwen
voor hun studenten. Bij internationale uitwisselingen speelt deze onzekerheid des
te meer, omdat het, naast de reisadviezen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken,
ook gaat om de regels van andere landen. Hierbij is het ook van belang om studenten
tijdig duidelijkheid te bieden, zodat zij zich kunnen gaan voorbereiden op een alternatief
voor het 1e semester. Daarnaast wordt er door instellingen ook gewerkt aan alternatieven,
zoals uitwisselingen in blended vorm (combinatie van virtuele en fysieke uitwisseling),
die mogelijk uitkomst kunnen bieden voor deze studenten om later in het eerste semester
alsnog naar het buitenland te kunnen gaan.
Vraag 7
Welke maatregelen treft de Europese Commissie om uitwisselingen in het Erasmus+-programma
zoveel mogelijk doorgang te laten vinden?
Antwoord 7
Sinds het uitbreken van de COVID-19-pandemie zijn de lidstaten, de Europese Commissie,
de Nationale Agentschappen Erasmus+ en het veld in nauw contact geweest over de mogelijkheden
en onmogelijkheden van grensoverschrijdende mobiliteit vanwege de reisbeperkingen
en COVID-maatregelen. Binnen het Erasmus+-programma heeft Nederland met andere lidstaten
bij de Commissie gepleit voor meer flexibiliteit in de uitvoering van Erasmus+. Zo
kunnen de contracten van mobiliteitsprojecten worden verlengd en zijn de regels rond
mogelijkheden voor virtuele mobiliteit verruimd. Daarnaast heeft het Nationaal Agentschap
Erasmus+ voor het Nederlandse onderwijsveld een groot aantal online bijeenkomsten
georganiseerd waarbij instellingen onderling hun ervaringen met en kennis van online
internationale activiteiten konden uitwisselen. Bovendien werd het veld geïnformeerd
over de ontwikkelingen rond mobiliteit i.r.t. de reisbeperkingen. Het reisadvies van
het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de bredere Europese afspraken over reizen
zijn hierbij leidend. Tot slot is het aan de onderwijsinstellingen zelf om te bepalen
of mobiliteitsprojecten, binnen de kaders, doorgang kunnen vinden of niet.
Vraag 8
Op welke wijze ondersteunt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en/of
het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderwijsinstellingen om een goede afweging
te kunnen maken ten aanzien van studentenuitwisselingprogramma’s?
Antwoord 8
Zie ook mijn antwoord op vraag 3.
Vraag 9
Valt het volgen van een deel van de studie, in het kader van een uitwisselingsprogramma,
in het buitenland een essentiële of een niet-essentiële reis in de reisadviezen van
het Ministerie van Buitenlandse Zaken?
Antwoord 9
Sinds mei jl. adviseert het kabinet om alleen op reis te gaan naar groene of gele
landen en alleen voor noodzakelijke reizen naar oranje gebied en het is in principe
aan de reiziger zelf om die noodzakelijkheid in te schatten. Bij uitwisseling in het
kader van studie of stage geldt echter dat het ook tot de verantwoordelijkheid van
een instelling is om vanuit haar zorgplicht de educatieve waarde voor de student en
de opleiding af te wegen bij het besluit of mobiliteitsprojecten, binnen de kaders,
doorgang kunnen vinden of niet.
Vraag 10
Klopt het dat een «oranje» reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken niet
per definitie betekent dat er meer coronabesmettingen in die regio of dat land zijn
dan in Nederland?
Antwoord 10
In landen waarvoor een oranje reisadvies geldt is het inderdaad niet zo dat er per
definitie meer coronabesmettingen zijn dan in Nederland. Het reisadvies geeft de situatie
ter plaatse weer. Het RIVM komt wekelijks met een advies voor welke landen er binnen
de EU een verhoogd risico geldt. Dit hangt niet af van de situatie in Nederland, maar
er wordt naar factoren gekeken als besmettingsgraad, aantal testen en percentage positieve
testen in het betreffende land. Landen die door VWS als gevolg van het RIVM-advies
tot hoog of zeer hoog risico worden aangewezen krijgen een oranje reisadvies. Het
kan daarnaast ook zijn dat een land veilig is, maar het land alle inkomende reizigers
(dus ook studenten) weert, bijvoorbeeld Noorwegen. In dat geval wordt de kleurcode
van het reisadvies ook oranje, Nederlanders kunnen er immers niet naartoe. Voor landen
buiten de EU hanteren we de EU-veilige landenlijst. Landen die daar niet op staan
zijn oranje. Vanwege de toenemende vaccinaties zien we de situatie wereldwijd verbeteren,
en het aankomende Digital COVID-19 Certificate van de EU zorgt er hopelijk voor dat
reizen in de toekomst weer makkelijker wordt. Reizen tijdens de COVID-19-pandemie
blijft echter gepaard gaan met risico’s. De ontwikkelingen van het virus zijn niet
voorspelbaar, met als gevolg dat de kleurcodes van de reisadviezen kunnen veranderen
als het RIVM-advies daar aanleiding toe geeft.
Vraag 11
Deelt u de stelling dat het voor studenten erg wrang is als zij medio zomer – door
het Europees vaccinatiebewijs en de voortgang van het vaccinatieprogramma in Nederland
en elders – wel allerlei mogelijkheden hebben om in de zomer in het buitenland op
vakantie te gaan maar niet om daar te studeren?
Antwoord 11
Ik kan me voorstellen dat dit in sommige gevallen tot teleurstelling leidt. Sinds
mei jl. adviseert het kabinet om alleen op reis te gaan naar groene of gele landen
en alleen voor noodzakelijke reizen naar oranje gebied. Het is aan de reiziger zelf
om die noodzakelijkheid in te schatten. Bij uitwisseling in het kader van studie geldt
echter dat ook een instelling vanuit haar zorgplicht zal moeten afwegen of mobiliteitsprojecten,
binnen de kaders, doorgang kunnen vinden of niet.
Vraag 12
Deelt u de stelling dat het wenselijk is dat hogescholen en universiteiten per regio
of land beoordelen of uitwisselingen veilig door kunnen gaan?
Antwoord 12
Ja, dat deel ik en dit gebeurt ook al vaak. Ik wil daarbij wel opmerken dat dit veel
meerwerk vergt van instellingen in een jaar waarin zij al een enorme extra inspanning
hebben moeten plegen om het onderwijs doorgang te laten vinden.
Vraag 13
Acht u het voor elke hogeschool en universiteit mogelijk om – zonder aanvullende ondersteuning
van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie van Buitenlandse
Zaken – per regio of land te beoordelen of uitwisselingen veilig kunnen doorgaan?
Antwoord 13
Ja. Ik acht instellingen in staat om deze afweging te maken op basis van de reisadviezen
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, hun eigen zorgplicht en andere voor hen
relevante overwegingen. Zie ook mijn antwoord op vraag 3.
Vraag 14
Hoe beoordeelt u de suggestie van de indiener om tijdelijk een taskforce in te stellen
om hogescholen en universiteiten te ondersteunen bij het beoordelen of een regio of
land veilig is voor de doorgang van een uitwisseling?
Antwoord 14
Ik onderschrijf deze suggestie niet. Met de instellingen is geregeld overleg over
de gevolgen van de pandemie voor het onderwijs. In die overleggen zijn geen vragen
gesteld over extra ondersteuning rondom uitwisseling.
Vraag 15
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het Verantwoordingsdebat van de Vaste Kamercommissie
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 17 juni?
Antwoord 15
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.